Gods geboden raken niet alleen wat we doen, maar ook wat we willen. Dat geldt zeker bij het tiende gebod, ‘Gij zult niet begeren’. God verbiedt een sterke gerichtheid op iets van een ander. Begeerten op zich zijn niet verkeerd, er kunnen ook goede begeerten zijn. Begeerten leiden wel snel tot zonde, ze zijn als het ware de invalspoort. Wie kan zeggen dat hij of zij vrij is hiervan? Als we God hebben leren kennen, kan er wel het verlangen zijn om Hem volkomen te dienen. In dit leven staan zelfs de allerheiligsten nog maar aan het begin, maar in het eeuwige leven zullen we God volkomen dienen.

Gemeente van Christus, het gaat vanavond vooral over onze binnenkant. Ons hart. Wat voor een ander niet te zien is. Wat God wel ziet. Over begeren. Dan gaat het over wat er in ons hart zich afspeelt. Begeren gaat toch vaak aan handelen vooraf? Ja, niemand hoeft dat te zien. Al kun je als omgeving dat misschien wel merken. Dit of dat wil diegene heel sterk. Komt het hart als het ware naar buiten. Bij tiende gebod gaat het dus om het binnenste.

Gods geboden raken niet alleen wat we doen, ook het willen. Niet alleen daden, ook denken. Wat in ons hart omgaat. Buitenkant kan heel mooi zijn. Maar wat zit er van binnen? Wij zien graag aan wat voor ogen is. Maar het gaat God om meer. Hij kijkt dieper. Hij keert ons binnenstebuiten. Het gaat Hem vooral om ons hart.

U zult niet begeren het huis van uw naaste. Begin van deze dienst te zeggen, dat Bijbel begeren op zich niet veroordeeld. Je moet, om zo te zeggen, goed doorlezen. En verder luisteren. Alleen maar hoort: niet begeren, denk je misschien: iets sterk wensen mag blijkbaar niet?! Toch kom je dat tegen in de bijbel. Wijsheid die Salomo verlangde. Gezonde begeren dat je uitziet naar verjaardag, dat je als jongere om later dit of dat te worden, dat je verlangt naar een relatie. En waarom zou je er niet naar mogen streven om meer verantwoordelijkheid te krijgen in je werk, meer uitdaging, meer verdienen? Op zich niet mis.

Genesis 2, voor de zondeval, lezen we: Adam en Eva genieten van de vruchten. Alleen van een boom mogen ze de vruchten niet wensen, begeren. En na de zondeval lezen we dat Salomo wijsheid verlangt. En krijgt. Paulus schrijft dat iemand mag verlangen naar taken in de gemeente. Oudste zijn bijvoorbeeld. Goede en mooie naar verlangen, dat niet onderdrukken. Gebod dus helemaal lezen.

… wat van je naaste is! Wat van de ander is. Alles betreft zaken van naaste. Vrouw, huis, personeel, bedrijf, enzovoort. Daarbij goed om te weten, Hebreeuwse woord voor begeren, wat hier staat. Is een sterk begeren. Ergens je zinnen op zetten. Is sterker dan verlangen of wensen. Je bent bereid actie te ondernemen. Houd je sterk bezig. Je wilt het echt hebben.Verlangen zet zich dan om in een plan om doel te bereiken. Dat zit in dat woord.

Het begint vaak bij een opkomende begeerte. Ineens. Kan in je boven komen. Is vervolgens belangrijk, wat je begeert om dat helder te krijgen. En wat je daarmee doet. Jacobus zegt: begeerte kan makkelijk tot zonde brengen. Soms, of misschien vaak, laat die begeerte zich moeilijk bedwingen. Dan de invalspoort voor allerlei zonden. Kiem waaruit verboden vruchten vloeien: diefstal, bedrog, echtbreuk. Fraude. Waarom niet toch een beetje sjoemelen met de administratie? Dan moet je zeggen: dan worden begeerten niet bij wortel afgesneden, dan kunnen we verstrikt raken. Niet alleen de daden zijn zonde. Niet alleen wat we doen. Maar verkeerde begeerte is dat al. Jezus zei: al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft overspel gepleegd. Pittige woorden. Daarbij: voeding geeft aan een begeerte, dan kan het schaden, in de weg gaan zitten. Nog voordat je het in daden omzet. Vervuld met begeerte. Meer gericht op bezit van ander dan om ander op zich. Gaat om bezit. Raakt relatie. Staat in de weg. Ik wil hebben wat jij hebt. Ik ben niet tevreden wat ik nu heb. Werkt door. Voelt de ander. Doet schaden. Begeerte kan je sterk bezig houden. Ongeoorloofde wegen zoeken om het echt te krijgen. Links- of rechtsom.

Bijzonder dus deze sterke gerichtheid op iets van de ander. Dat verbiedt God hier. Evenals dat je het onrechtmatig verkrijgt. Moeten we natuurlijk, dat zullen we weten, ook het woord jaloezie noemen. Mensen daardoor geplaagd en gedreven. Gevoelens heeft, wordt er zelf door geplaagd. Merkt die ander het. Op wie men jaloers is. Wat kan dat relaties verpesten! Iemand die jaloers is, kan niet oprecht zeggen: wat fijn dat jij dit hebt. Kan je dan niet. Je wilt het zelf hebben. Je bent bezig met denken, hoe krijg ik het. Waarom heb ik het niet? Zeker ook bij dit tiende gebod (wat ik bij andere geboden al noemde), dat een gevoeliger is dan de ander. Of tijden in je leven. Er zijn mensen die gebukt gaan onder jaloezie. Voelen zich erdoor beheerst.

Iets begeren wat de ander heeft, voelen we denk ik aan, heeft ook te maken met of je geloven wilt en kunt dat God de machtige Vader en ook de Goede Herder, met ieder mens een unieke weg gaat. Dat God het is die ieders leven leidt. Als je gelooft dat God de Hemelse Vader je toedeelt wat je krijgt en hebt, dat Hij dat in Zijn wijsheid en goedheid doet, dan kun je makkelijker of tevreden zijn met wat jij hebt. Van de Goede Herder gekregen. Weg van de anderen eveneens leidt. Hem of haar dat andere toebedeeld. Ervoor danken zelfs. Met die ander blij mee zijn. Zo komt er vrede met God en vrede met de weg die God met jou en de ander gaat. En ga je de ander dingen gunnen.

Naast en bij dat alles is er ook de duivel. Die onze gevoelens en begeerten weet aan te wakkeren. Ontzettend op begeren appelleert. Reclame. Ik zeg niet dat de duivel bij alle reclame betrokken is. Duivel weet dat ook wel, juist ook wel op begeerten te mikken. Op te wekken op verkeerde begeerten. Om te laten zetten tot daden. Duivel in paradijs mee begonnen. Wakkerde bij Eva begeren aan naar vrucht van verboden boom. Toch die eten! Begeerte om als God te zijn. Ook in kennis. Zo is die tegenstander nog mee bezig.

Vaak ons oog bij gebruikt. Daar begint het meestal meteen bij. Zien is dan heel sterk verbonden met begeren. Zien van iets moois. Iets van die ander, zien om te begeren. Kom je tegen in de Bijbel, oog boos (kwaad) kan zijn. Zien en rol van de duivel, voorbeeld, verzoeking van Jezus in de woestijn. Duivel laat al de koninkrijken zien. Wat krijgt Jezus prachtige dingen te zien. Een knieval voor de duivel, zou Jezus bezitter ervan maken. Heiland bezweek niet. Dat geeft tegelijk bij dit tiende gebod (als wij wel bezwijken) troost. Iemand heeft de kracht. En Hij geeft die kracht om vrij te blijven van sterke begeerten die het samenleven bedreigen. In die kracht, van Jezus en de Geest, kunnen mensen staande blijven. Zoals Jezus zelf deed.

Opvallend in dit catechismusantwoord is dat de catechismus bij dit tiende gebod niet zozeer ingaat op tiende gebod. Catechismus strekt dit uit ook naar andere 9 geboden. Spreekt over goede begeerten. Daarmee raakt catechismus aan dat voor God niet alleen daden zonden zijn, maar ook de wilt tot zondigen. Je kunt zeggen, de Bijbel kent geen scheiding. Geen strakke scheiding. Tussen daad en aard en daad en binnenste. God wil dat we Hem van binnen dienen. Dat liefde de bron is van alles. Dat we rein zijn. Hem willen behagen, Hem naar de zin maken. God wil pure, totale liefde. Geen dubbelheid. Zoals in een relatie. Beide tot totaliteit daarin verlangen, als het goed is. Helemaal, van harte voor mij gaat. En ik voor jou.Iemand schrijf het wel mooi: met deze woorden jaagt dit gebod ons uit onze schuilhoeken, je zult de zonde niet willen! Je zult er vijand van zijn. En het tegenovergestelde (gerechtigheid) verlangen. Weer gaat het om het hart. Binnenste. Van buiten de zonde laten, maar van binnen naar verlangen. Mee bezig zijn en van genieten?! Dan geen vijand zijn. Dan is er dubbelheid. Dan is er uiterlijk slaafse gehoorzaamheid. Die is er dan niet van harte.

Met die verbreding naar alle geboden, geeft dit tiende gebod verdieping. Dat je wilt zondigen?! Maakt ons misschien somber. Kunnen wij dan wel de wil van God doen?! Hoe kunnen wij zo leven en zijn dat we werkelijk in een zijn, een persoon zijn in willen en doen, helemaal op God gericht?

Je merkt het al, de catechismus rondt hier de behandeling van de tien geboden af (doen wij vanavond ook). Komen we bij vraag en antwoord 114. Geboden volkomen houden? Valt op in die vraag, woord bekering. Klinkt meteen: onbekeerde mensen kunnen zo niet leven, een in wil en daad op God gericht. Hun onbekeerd-zijn is dat ze de geboden niet willen houden. Raakt aan het punt, ja maar van buiten zien ze er toch keurig uit?! Kan grote onwil zijn. Nou ja, dat onbekeerde mensen God niet radicaal willen dienen, dat is te begrijpen. Maar als je nou toch de Heere Jezus leerde kennen en de Vader leerde kennen, en als je weet dat je het hebben moet van de vergeving en Zijn kracht en als de Geest je door geloof vernieuwt, kun je Hem dan dienen zoals Hij het van je verlangt? Soms of misschien wel vaak zou je dat toch willen?! Of niet? Hem liefhebben en dienen. Eerste liefde van het geloof. Ik wil voor God gaan. Ontdekt hebt, hoe akelig de zonde is. Gevolgen zonde hebben kan. Ik wil er van af. Nu zijn er mensen geweest (en nog), die zeggen: het is mogelijk dat je als kind van God niet meer zondigt. Zó vervult met de Heilige Geest dat je je losmaakt van de zonde. Beroep op 1 Johannes 3:9. Ieder die uit God geboren is, doet de zonde niet, want Gods zaad blijft in hem. Hij kan niet zondigen omdat hij uit God geboren is. En toch, hoe mooi het zou zijn, dat het waar is, maar die visie, dat een christen niet meer kan zondigen, is niet vol te houden. Johannes heeft dat niet bedoeld. Johannes bedoelde: dat de macht van de zonde niet meer over hem heerst.  Zonde niet doet, maar helaas nog wel doet. Als je als kind van God zondigt, dan heb je er spijt van. Ken je daar verdriet over. Daarom schrijft Johannes ook: als wij onze zonden belijden, God is getrouw en rechtvaardig om onze zonden te vergeven. Ook 1:1:10, zeggen dat als we niet gezondigd hebben, maken we God tot een leugenaar. Paulus in Romeinen 7: goede dat ik wil (wil!) doen, doe ik niet. Maar het kwade dat ik niet wil, doe ik. Dit gaat over iemand die niet bekeerd is?! Paulus schrijft dit na bekering. Niet willen zondigen en toch doen.

De catechismus zegt: wij kunnen de geboden niet volkomen houden. Allerheiligsten hebben slechts een klein beginsel. Kunnen de wet van God niet houden. Een hard woord. Wat moet je dit ook leren en leren aanvaarden! Kan strijd geven. Waar is die kracht van God? Ik doe toch die zonde… Iemand die dat in geschiedenis christendom heel bijzonder heeft geleerd, is Kohlbrügge. Zegt twee keer bekeerd te zijn. Eerste keer van ongerechtigheid. Tweede keer van eigengerechtigheid. Van het nu zelf goed willen doen. Ook daar moest Hij me van bekeren. Tweede keer bekering was, toen hij las: Romeinen 7:14. Toen leerde hij deze tekst verstaan. Ik ben in mezelf, blijf in deze wereld, verkocht onder de zonde.

Ontdekking die einde maakte aan triomfantelijk christen-zijn. Einde aan hoogmoed: ik ben beter dan ander?! Zet een christen naast en onder alle zondaars. Bijbel laat de waarheid ervan zien. Bijbel laat zien: christen vleselijk is en zondig. Noach: bedronk zich. David: overspel, moord. Petrus: verloochende Jezus. Paulus: maakte ruzie. Bijbel meldt het. Dat heilig leven, wat komt er van?! Hoeveel stelt het voor? Het is een klein begin, staat er. En dat laat God je leren. Zoals iemand zei: ik word een steeds groter zondaar, in mijn eigen oog. Dat is wat ik leer. En dat is meteen een onderdeel, aspect van de heiliging. Afhankelijker van God. Genade dieper verstaan, meer nodig krijgen. Ik moet opletten ook, geen misbruik van maak. Ligt op de loer. Dat we denken, nou ja, we kunnen die geboden toch niet houden. Waarom mijn best doen? Vakantie van de geboden? Antwoord 114: ernstig, serieus voornemen om naar alle geboden van God te leven. Al breng je van het dienen van God weinig terecht, er is wel het verlangen (goede begeerte) er wel wat van terecht te brengen. Petrus, na de verloochening, houd je van mij? Toen liet Petrus in zijn hart kijken. U weet alle dingen. U weet dat ik U lief heb. Herken je die belijdenis. Wel het verlangen heb.

Al zou ik het het zo graag anders en beter zien, tegelijk vind ik het een troost dat de catechismus eerlijk zegt dat de allerheiligste nog zoveel zondigt. Gode zij dank. Paulus schreef al: het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade. Hoe moeilijk en akelig ook. Akelig om te horen en vertellen? Maar is wel een troost. Maar ergens wel een schrale troost.

Tot slot. Catechismus stelt te vraag: waarom laat God de geboden streng prediken? Gebeurt dat, streng? Beter om te stoppen met lezen van de tien geboden? Helpt zo weinig. Onverschillige mensen worden er onverschilliger van. Kwetsbaarder van. Toch klinken 3 redenen waarom wet belangrijk blijft.

  1. Blijkt een middel te zijn om je zelf beter, realistischer te leren kennen. Beide benen op te grond. Bewaard te blijven voor hoogmoed. Eerlijk voor God. Geen afgoden en beelden. Gods naam verheerlijken. Gods dag eren. Niet liegen, niet begeren. Wie denkt: ik ben een heel eind gekomen? Neerkijken op anderen? Dan rijtje goed nalopen. En dan daarbij bedenken, wat we hoorden, dat God wil dat we het met ons hart doen. Met ons hele hart. Liefde tot de naaste. Doet je toch telkens zondaar worden voor God. Afhankelijk van genade. Amazing Grace. Genade van God zo prijzen!
  2. En dan de tweede reden. Naar wet moeten blijven luisteren. Het maakt begerig naar vergeving. Naar gerechtigheid van Christus. Je krijgt Jezus steeds meer nodig: vergeving, gerechtigheid, vernieuwing van je leven. Door Zijn Geest. Soms is die ontwikkeling duidelijk waarneembaar. Waren mensen eerst hard en wettisch, zij wisten zo goed hoe het moest, maar toen leerden ze zichzelf beter kennen, in het licht van God, toen vielen ze zichzelf tegen, bleef minder van zichzelf over, maakte mild richting zondaren.
  3. Derde reden. Het is, zegt de catechismus, ons zonder ophouden beijveren om God om genade bidden dat we naar Zijn beeld vernieuwd worden. Wet brengt ook tot bidden. Je zou God zo graag meer willen dienen. Meer leven door de Geest. Meer Zijn getuige zijn. Hoe zal het ooit zover komen? Vrucht van de Geest groeit en doorgroeit. Daarin is een leven van binnen van betekenis.

Als je naar de opbouw catechismus kijkt, zie je dat, daar eindigt catechismus mee: juist met bidden. Ik las het wel treffend. Als christen eindig je niet op de eretribune. Maar biddend. Op de knieën. In geloof: God laat niet los het werk van Zijn handen, wat Hij begon. Het zal in het leven altijd zo zijn, tegelijk merken we dat in dit antwoord van de catechismus, dat we God ten dele dienen. In dit leven. Maar na dit leven volkomen. Soms daarnaar verlangen. Nooit meer zondigen. Helemaal transparant. Een in willen en doen. Wat zal dat geweldig zijn! Amen.

Hervormde gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 1 julij 2018, 18.30 uur. Schriftlezing Mattheus 5:27-30, Jacobus 1:12-18. Belijdenis van het geloof met Apostolicum en Zondag 44 Heidelbergse Catechismus.

Zondag 44 Heidelbergse Catechismus

  • Vraag 113, Wat eist van ons het tiende gebod?
    Dat ook de de minste lust of gedachte tegen enig gebod Gods in ons hart nimmermeer kome, maar dat wij ten allen tijde van ganser harte aller zonden vijand zijn en kust tot alle gerechtigheid hebben.
  • Vraag 114, Maar kunnen degenen, die tot God bekeerd zijn, deze geboden volkomenlijk houden?
    Neen zij; maar ook de allerheiligsten, zolang als zij in dit leven zijn, hebben maar een klein beginsel dezer gehoorzaamheid ; doch alzo, dat zij met een ernstig voornemen niet alleen naar sommige, maar naar al de geboden Gods beginnen te leven.
  • Vraag 115, Waarom laat ons dan God alzo scherpelijk de tien geboden prediken, zo ze toch niemand in dit leven houden kan?
    Eerstelijk, opdat wij ons leven lang onzen zondigen aard hoe langer hoe meer leren kennen , en des te begeriger zijn, om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken. Daarna, opdat wij zonder ophouden ons benaarstigen, en God bidden om de genade des Heiligen Geestes, opdat wij hoe langer hoe meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden, totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken.