Prediker laat zien dat Gods hand in deze wereld is. Wat er in het leven en de Schepping gebeurt is als een cyclus, aangename zaken wisselen onaangename af. Het loopt God echter niet uit de hand, ook niet nu we te maken hebben met de Coronacrisis. Paulus sluit daarbij aan: de Schepping is aan zinloosheid onderworpen. Paulus wijst op het reikhalzend uitzien en verlangen naar Gods verlossende werk. Prediker wijst op het vrezen van God. In die weg moeten en mogen we door deze crisis. De Heere stelt niet teleur die Hem ernstig zoeken. In en door levensstormen die ons teisteren. 

… een tijd om te omhelzen en een tijd om zich ver te houden van omhelzen … – Prediker 3:5b

Het aanstekelijk effect van Corona

Geliefde gemeente, we zijn verspreid, maar toch met elkaar verbonden. Straks merken we dat ook in de voorbede.

We lazen twee gedeelten. Wij volgen thuis een Bijbelleesrooster van het Nederlands Bijbel Genootschap. Dit gedeelte stond op het rooster. Met het woordje: tijdgeest. Op 12 maart. Toen was er al sprake van het Coronavirus, maar nog niet van de impact. De tekst spreekt me uit. God loopt het in goede en kwade dagen niet uit de hand. Het is bedoelt om ons naar Hem toe te trekken. Ik hoop dat we dat mogen delen met elkaar aan het einde van de preek. En zo met elkaar mogen bidden.

Goed. We zijn inmiddels onder de indruk van wat dat virusje teweegbrengt. Het hele openbare leven is stilgevallen. De koning sprak over het virus van eenzaamheid. We moeten afstand van elkaar houden, hier en thuis. Ik hoop nog even dat die eenzaamheid meevalt. Let op het initiatief van de diaconie om naar elkaar om te zien. Eenzaamheid moet niet een plek krijgen. Stap over schaamte en het verleden heen.

Niet alleen eenzaamheid is een extra virus, maar ook een hand, knuffel of schouderklop. De afstand, dat is heftig.

Ik kon op 12 maart na het lezen van vers 5b, als ik dat koppel aan vers 1. Er is een tijd om te omhelzen en een tijd om zich ver te houden van omhelzen. Daar zitten we nu midden in. Dit is geen RIVM-advies. Als we dit lezen, dat we ineens op een afstand kijken. Wat is dit eigenlijk?

Vanaf vers 2 wordt onze hele levensloop geschetst. Niet alleen mooie dingen. Achterover leunen en een glas wijn. Nee. Zo mooi is het niet. Het is een cyclus. Er wordt gehuild. Er is ziekte. Er is rouw. Dit hoofdstuk, zo bijzonder, maakt het heel persoonlijk. We delen in levenservaringen. Je weet ervan. Iedereen kan ergens van 1 tot 15 iets oppikken. Ik ken dat, zeg je dan.

Prediker is niet alleen maar over het mooie en de rest wegrelativeert. Maar als je het leest, krijg je waarom-vragen. Geeft Prediker de antwoorden? Hebben we nog wel invloed? Zijn we robots? Alles komt over ons heen? Wil God hier iets mee zeggen? Hoort dit in de Bijbel thuis? Ingewikkelde vragen.

Hier worden tegenstellingen genoemd. Over de zin ervan. Als je ze apart leest zijn ze een op een wel te volgen. Want ja geboren worden en een moment van sterven. Dat is wel te begrijpen. Maar het geheel bij elkaar, krijg je vragen: wat is hier nou de bedoeling van? Wij zullen minder moeite hebben met de positieve uitspraken (feest, lachen, vrede). Maar oorlog, haat (is ook een vorm van afstand houden), zwijgen, scheuren? Nee daar hebben we moeite mee.

Dit treft ons allemaal, het Coronavirus. Waarom ik, hij, zij? Iemand stelde scherp: we lijken veel op orde te hebben, de wereld ligt aan onze voeten en dan is daar een onzichtbare vijand die zich onaangekondigd verspreid. De hele economie ligt plat. Een virusje. Met blote oog kan je het niet zien.

Het is te simpel om te zeggen: het is de schuld van een eetcultuur van een Aziatisch land. Maar de epidemie van 10 jaar terug; hypotheken, banken, geld. Hebben wij niet iets met dat geldvirusje? Ik wil maar zeggen: bij dat kwaad en ellende hebben we vaak zelf mee te maken. We dragen eraan bij. Niet zomaar schuld bij een ander leggen. Kijk naar ons milieugedrag. Paulus schrijft over een schepping die zucht. De luchtkwaliteit gaat nu beter, omdat de economie plat ligt. Dit zijn maar gewoon wat inleidende gedachten.

De tekst dan. Een tijd om te omhelzen en een tijd om ver te zijn van omhelzen. Waar brengt ons dat naar toe? Ik zou er iets dieper op in willen gaan. Er zit zeker een zin in. We worden naar God toe getrokken.

Als ik bij dit ene vers zou stilstaan en de zin zou willen ontdekken, zou je niet lukken. In plaats van inzoomen ging ik uit uitzoomen.

Ik sta stil bij de perikoop en met name bij het eerste en laatste tekst. De omhulling. Vers 1, vers 14-15: ‘Ik weet dat alles wat God doet, voor eeuwig blijft; niets is eraan toe te voegen, niets ervan af te doen, en God doet het opdat men vreest voor Zijn aangezicht. Wat er is, was er al, en wat er zijn zal, is er al geweest. God zoekt wat voorbijgegaan is.’

Ten eerste. In het eerste vers valt op: vastgestelde tijd. En in het laatste proef je een soort cyclus. Dingen die komen en gaan. Wij voegen daar niet zoveel aan toe. God haalt terug wat er voorbijgegaan is. Een levenscyclus. God schiep uit niets. Hij schiep. En een ander moment: een nieuwe hemel en aarde. En daar tussen een levenscyclus. Er is niets nieuws onder de zon, als spreekwoord.

Als ik dit zo las, moest ik denken aan een klok. Je ziet die wijzer gaan. Het is vijf voor twaalf. Even de tijd. Let wel even op om de goede keuzes maken. Nu actie. Ik zeg maar vrij: alsof God die klok draait en elke keer zegt, het is vijf voor twaalf. Wat een geweldige genade! God zegt dat niet een keer. Maar Hij is trouw aan wat Zijn hand begon. Iedere keer weer vijf voor twaalf.

Een andere vorm van cyclus is van lente tot en met winter. De lente is gisteren begonnen! Zou je bijna vergeten door Corona. In de schepping zie je die cyclus. God heeft dat zo gemaakt. Hij is daarin met ons in gesprek. Via de seizoenen. Maar de moeilijke dingen die erbij horen vinden we moeilijk om te vatten. De winter. Maar ook de dingen in het gedeelte.

Ook het begrijpen heeft een plek, vers 11. Wij kunnen niet alles begrijpen. We zijn allemaal ingenieurtjes die onze toren onder controle willen hebben. Het wordt afgebroken maar we bouwen het gewoon weer op. Hou er maar rekening mee. Werkelijk, God begrijpen, wat Hij doet, daar komen wij niet bij.

Wat kan het gevolg daarvan zijn? Dat je passief wordt. Dat je er niet aan kunt. Een vastgestelde tijd? O ja, gaat God zo met ons om? Ik wil er niet aan, aan die onbegrepen dingen. Ik wil de winter van het bestaan niet. Mensen worden passief in deze tijden.

Het kan ook anders zijn. Er mag relativering zijn. We hebben niet echt invloed op het bestaan. Maar het heeft wel zin! In het geheel, een vastgestelde tijd, een cyclus. God heeft het in de hand. Wie is God?

We zingen straks Psalm 31. Mijn tijden zijn in Uw hand. Dat heb je niet te begrijpen als jojo-spelletje. Niet dat het Hem niet uitmaakt. Een vader die met mededogen omziet, zoals Psalm 103. Mijn tijden in Uw hand. Veilig. Een cyclus van dingen die mooi zijn en die tegen zitten.

Het tweede is: waar loopt het op uit? In vers 14 lezen we: ‘Ik weet dat alles wat God doet, voor eeuwig blijft; niets is eraan toe te voegen, niets ervan af te doen, en God doet het opdat men vreest voor Zijn aangezicht.’

Opdat. Let op dat woordje. Opdat men vreest voor Zijn aangezicht. Zonder dat we het kunnen begrijpen en doorgronden. Die cyclus geeft Hij – met het kwade.

Vrezen voor Zijn aanzicht. Vrezen is niet angstvallig bang zijn en weg kruipen. Zo heeft God het niet bedoeld. Respect, geloof, vertrouwen, proeven dat Hij goed is, ontzag. Dat we ons helemaal op Hem richten. Het van Hem verwachten. Dat Hij God is.

Ook dat staat in Psalm 31. Maar, ik vertrouw op U Heere! U bent mijn God. Dat is die vreze voor God. Die Psalm 31 eindigt: heb de Heere lief, Zijn gunstelingen. Hij beschermt de gelovigen. Maar de hoogmoedigen doet Hij weg. Als je je eigen kroon, corona, op wilt zetten. Vertrouwen, liefhebben, hoop.

Wat ik daarmee aangeven? De cyclus is niet alleen maar mooi. We worden er doorheen tot God getrokken. Niet passief. Niet wachten tot de bui over is. Het leven is een soep en wij zijn de balletjes, zeiden wij vroeger. Nee. Wij worden tot God toegetrokken. Ook in Coronatijd. Ziekte en eenzaamheid. Verwarring. Te beseffen: een onogelijk virusje zet God in voor hen die Hem liefhebben.

Dus nee geen zinloosheid. Maar er is een zin. Goed om zo samen te komen. Dat in zichzelf er zinloosheid wordt geproefd, maar het geheel als middel wordt gebruikt door God om op te roepen en kriebelen. Zie je wat je doet in de wereld (duurzaamheid, portemonnee, naaste)? Zoeken we de Heere? Het kan spannend worden. Dat heel dit gebeuren niet vruchteloos zal zijn.

Romeinen 8, daar wil ik nog even bij stilstaan. Bij Paulus moet je het ook een paar keer lezen. Dan gaat het meer resoneren. Paulus geeft een heerlijk vergezicht. Nu mag het al verlichten. Waar we zitten in deze tijd? Ik lees vers 18 tot en met vers 21: ‘Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden. Met reikhalzend verlangen immers verwacht de schepping het openbaar worden van de kinderen van God. Want de schepping is aan de zinloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar door hem die haar daaraan onderworpen heeft, in de hoop dat ook de schepping zelf zal bevrijd worden van de slavernij van het verderf om te komen tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God.’ Je kunt zuchten en verlangen naar de verlossen. Vanuit de winter naar de lente.

Prediker laat zien dat Gods hand in deze wereld is. Het loopt Hem niet uit de hand. Paulus sluit daarbij aan. Paulus gebruikt het woord zinloosheid, kan je ook vertalen met leegte. Mensen zoeken nu naar invulling. De agenda wordt leger. Lezen en zinvolle tijdsbesteding is moeilijker geworden, hebben we afgeleerd. Leegte, dat kunnen we ons aantrekken. God gebruikt het. Hij heeft de schepping eraan onderwerpen.

Grijp je het aan om er naar te verlangen? Mag het Coronavirus zo aanstekelijk werken dat ons verlangen groeit naar de Heere. Dat we ook tot inkeer komen. Wie ben ik? Wat doe ik? Hoe werkt het uit in mijn bestaan? Hoe zijn we op de Heere gericht.

Ik ga naar een afronding. Ik verwijs naar de middagdienst. Dan lezen we de woorden van de lijdende Jezus. Over een graankorrel die moet sterven. Er moet iets losgelaten worden om te kunnen groeien. Misschien moeten wij bepaalde gewoonten loslaten. En dan komt er vrucht.

We hebben een geweldig voorbeeld. Hij de graankorrel die stierf. Om ons met ons lek en gebrek voor te gaan. Hou je aan Mij vast!

Jezus is in Zijn lijden ons voorgegaan. Waartoe? Prediker: om te vrezen voor Zijn aangezicht. Bij Hem uit te komen. Paulus ziet ook zinloosheid en leegte. Reikhalzend verlangt naar Gods verlossende werk. Zullen we zo verder gaan? De Heere stelt niet teleur die Hem ernstig zoeken. In en door levensstormen heen. We horen van mensen die op de IC liggen. Mensen die niet geholpen kunnen worden. De storm komt dichtbij. De Heere roept. Om met Hem in gesprek te gaan. Neem die tien geboden door. Hoe kunnen we dat doen, in gesprek gaan? Straks. Thuis. Een wandeling. De lente zet aan het denken. Leg je leven voor Hem neer – in de ik-vorm. En samen tot opbouw van de gemeente. Met de Heere spreken, thuis en onderweg.

Een paar accenten uit Psalm 31. Vers 1: op U betrouw ik, Heere! Vers 12: in Uwe hand zijn mijne tijden. Ik verlaat mij in mijn leed op U alleen die weet de maat en einde van mijn lijden (hier zie je de cyclus). Vers 15; hoe groot het goed is dat U geeft aan wie U vrezen. Naar U verlangen. Vers 17: Zijn oog slaat mij in liefde gade. Ook ons als gemeente. Hij wil mijn heil bereiden. Veiligheid. Deze God gaat boven alles uit.

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 22 maart 2020. Aangepaste kerkdienst (online) i.v.m. Coronacrisis. Schriftlezing Prediker 3: 1-15 en Romeinen 8: 18-23. Wetslezing uit Deuteronomium 5.