David bewijst goedertierenheid en trouw aan Mefiboseth. Mefiboseth is een kleinzoon van Saul. Bevreesd als hij was om uit de weg te worden geruimd, valt hij voor David neer. David laat hem echter niet ombrengen, maar geeft hem bezit en aanzien. Zo denkt David aan het verbond met Jonathan. David is hierin een type van Christus die zondaren het leven schenkt.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, u heeft vast deze week wel het Wilhelmus gezongen. Anders krijgt u straks na de dienst een herkansing. Misschien keek u ook naar de andere verzen van het Wilhelmus, anders dan 1 en 5. Er wordt telkens een link gelegd naar David. Bijvoorbeeld in dit vers:

Als David moeste vluchten
voor Saul den tiran,
zo heb ik moeten zuchten
als menig edelman.
Maar God heeft hem verheven,
verlost uit alder nood,
een koninkrijk gegeven
in Israël zeer groot.

Het lijkt erop dat in de ogen van de dichter David een voorbeeld was van onze vader des vaderlands, Willem van Oranje. Daarom staan we stil bij David in deze week van Koningsdag en bevrijdingsdag.

In 2 Samuel 9 een serie van portretten: er komen goede en slechte dingen naar voren. Een mooi beeld van hoe David was. Het eerste portret. Het begint in de troonzaal. David denkt na over Saul en Jonathan. Wat de Heere aan hem gedaan heeft. Dat hij nu koning is. De vraag komt op: is er nog iemand overgebleven van het huis van Saul? Wil hij dat weten? Wil hij die misschien doden. Zoals toen gebruikelijk was. Familieleden van de oude koning werden gedood, meestal. Stel je voor dat die op de troon uit was.

Nee, dat is David niet van plan. David zegt: zodat ik goedertierenheid kan bewijzen vanwege Jonathan. Geen kwaad bewijzen, maar goed. Jonathan was Davids vriend. Jonathan had David gered. Die vriendschap was heel hecht. Een persoonlijk verbond. Ze zouden elkaar helpen. David had een belofte gedaan. Aan Saul, toen hij op de vlucht was bij Engedi: Saul erkent dat God het koningschap aan David over geeft. Als ik er straks niet meer ben, wil je dan niet al mijn familieleden doden? Dat mijn naam niet wordt uitgeroeid.

David gebruikt het woord goedertierenheid. Dat heeft te maken met het verbond. ‘Geseth’ is het woord dat in de Hebreeuwse Bijbel wordt gebruikt. Liefde, genade, trouw. Engels: ‘steadfast love’. Trouwe liefde. Liefde die trouwt blijft, ook als het moeilijk is. Die heeft allereerst te maken met de Heere zelf. Trouw aan Zijn volk. Over gaat tot verlossing van Zijn volk. Ook als ze die nodig hebben vanwege eigen zonde en schuld. In de Psalmen wordt daarop gepleit. Dat de Heere trouw is in de liefde. Denk aan Uw goedertierenheid. Zie naar mij om!

De Heere vraagt ook dat wij deze liefde en trouw aan de dag brengen. Tussen man en vrouw. Ouders en kinderen. Collega’s, mensen in de kerk. We moeten de ander liefhebben, ook als het moeilijk is. Dat gaat niet zomaar vanzelf. Hosea 4, God klaagt het volk aan vanwege het ontbreken van die trouw, liefde, goedertierenheid. De Heere vindt die goedertierenheid erg belangrijk. Er moet die liefde en trouw zijn in het leven van Zijn kinderen. Het moet weerspiegelt worden in onze relaties. In Hosea gaat het er verder ook over: God heeft die goedertierenheid liever dan de offer. Zonder de liefde is alles ijdel, zegt Paulus. Belijdenis, trouwen, doop, bevestiging ambtsdragers. U beloofde trouw om te gaan met de Heere, man, ambt. Omgaan in liefde. Zo de weg met de Heere te gaan.

Hoe lukt dat? Lukt dat? Om te doen wat u beloofd? Het is maar goed dat de Heere wel trouw blijft. Als we eerlijk zijn: wij kiezen toch vaak voor onszelf. Als het ons iets gaat kosten. Of moeilijk wordt. God roept ons op in het leven van de dankbaarheid trouw te zijn. Laten we als David barmhartigheid bewijzen.

Hoe gaat David dat doen? Er volgen 3 gesprekken. Die dienaren rondom de troon horen de vraag. Ze weten iemand die antwoord kan geven: Ziba. Ze laten hem halen. David herhaalt zijn vraag. Ziba geeft antwoord na wat plichtplegingen. Ja, zegt hij daarna, de zoon van Jonathan leeft nog.

Hij raakte invalide bij een vluchtpoging. Hij was 5. Hij brak zijn benen. In het vervolg kon hij nooit meer lopen. Je groeit op als prins. Opa koning, vader kroonprins. Jij bent de prins. En dan, dan gaat alles fout. Je hoort het nieuws: je vader en opa zijn gestorven. En dan moet je op de vlucht. Je huis verlaten. Je kan misschien nog net je lievelingsknuffel meenemen. En dan laat je oppasmoeder je vallen. Je breekt je benen. Je belt de ambulance? Nee, nee. Er waren wel dokters, maar kon nooit zijn benen meer gebruiken. Altijd geholpen moest worden. Ergens heen, spelen, eten. Hij moest zitten op de grond, in het stof.

Dat lijden hield niet op. Paar jaar later wordt ook zijn oom vermoord. Die oom was koning geworden over 11 stammen. Vermoord door 2 sluipmoordenaars. Na die moord kozen de 11 stammen partij voor David. Mefiboseth leefde in onzekerheid. Zouden er sluipmoordenaars voor mij komen? Erg om toen (en nu) invalide te zijn. Je moest in de poort zitten om te bedelen. Invalide mensen stonden er slecht op. Mensen werden geconfronteerd met hen. Geïrriteerd. Smijten verwensingen haar hen toe. De Heere benadrukt dat dat niet de weg is die we moeten gaan. Job. Voor de blinde was ik als ogen en voor de kreupele als voeten. Het is goed dat mensen zich inzetten voor gehandicapten en revalidatie. God geeft een rijke belofte: de kreupele zal springen als een hert. Zie Ik maak alle dingen nieuw. Een wereld dan, zonder lijden.

David hoort dat Mefiboseth nog leeft. Hij wil direct weten waar hij is. Ziba wordt weggestuurd. Het eerste gesprek is voorbij. De eerste vraag is beantwoord. David wil nu zijn goedertierenheid laten zien. David stuurt zijn dienaar naar Lodebar. Waarschijnlijk aan de rechterkant van de Jordaan. Weten niet precies waar het was. Hij wordt opgehaald. Is hij bang geweest? Hij wordt opgehaald. Naar David gebracht. Hij wist hoe het er in die tijd aan toeging bij wisseling koningschap. Mefiboseth wist al van die oom. David had niet veel moeite om andere kinderen van Saul te doen (1 Samuel 21). Misschien was dit al eerder. De opsomming in Samuel is niet chronologisch maar theologisch.

Hij wordt de troonzaal binnengedragen. Hij valt op zijn aangezicht. Heer, uw dienaar. Zegt hij. We moeten hier meer in lezen dan alleen ceremonie. Wie ligt hier? De kleinzoon van de oude koning Saul. Hij ligt aan de voeten van David. Ik ben uw slaaf. Hij zou zelf ooit op die troon zitten!

David spreekt verlossende woorden: ik wil je niet doden. Maar ik wil je goedertierenheid bewijzen. Omdat Jonathan mijn vriend was. Hoe gaat David dat doen? Op twee manieren. Het eerste: David geeft hem het huis en de landerijen. En het tweede: hij geeft hem een plek aan de tafel van de koning. Hij geeft hem dus bezit en status. David neemt de zorg over Mefiboseth over. Hij behandelt hem als een van zijn kinderen.

Mefiboseth is verbaasd. Hij vindt zichzelf dat niet waard. Ik ben een dode hond. Honden werden gezien als ongedierte. Niet als huisdieren. Nog erger: een dode hond. Heb je helemaal niks aan. Zegt misschien ook iets over het zelfbeeld. Hoe zijn handicap en jaren als onderduiker hem somber gemaakt hebben. De dingen van het leven kunnen ons doen twijfelen aan onszelf. Hoe fijn als mensen ons bemoedigen en zeggen: jij doet er toe!

Mefiboseth kan niet zelf zorgen voor het landgoed. Hij laat Ziba opnieuw komen. Jij moet voor Mefiboseth gaan werken! De opbrengst moet je aan Mefiboseth geve. Ziba kan niet weigeren. Maar het is niet oprecht. Later wil hij zelf meester worden van het landgoed.

De schrijver sluit af met een beschrijving van het leven van Mefiboseth. Zijn leven komt op de rit. Hij krijgt aanzien, geld en roem. Zelfs een vrouw en kind! Een zoon: Micha. De krijgt een grote familie. Die familie heeft een belangrijke rol gespeeld in Israël, in de stam van Benjamin.

David is trouw, barmhartig, doet wat hij beloofd. Ook als het hem iets kost. Het was makkelijk om Mefiboseth uit de weg te ruimen.

Hiermee laat David iets zien wat wat groter en rijker tevoorschijn zou komen in zijn grote zoon: Jezus Christus. Hij genas lammen. Hij gaf het leven terug. Bij Hem zijn de beloften ja en amen. Hij bleef trouw. Het kostte Hem zijn leven. Niet voor mensen die Hem aardig vonden. Nee. Voor zondaren.

Hij nodigt ons uit aan Zijn tafel. Hij wil ons voeden met brood en wijn. Hij wil ons al het goede geven. Laten we ons voor Hem neerbuigen. Hij ziet naar ons om. Laten we zeggen: zie Uw knecht! Laten we vanuit de liefde die we ontvingen, trouw zijn aan anderen. Laten we van deze Koning zingen:

’t Behoeftig volk, in hunne noden,
In hun ellend’ en pijn,
Gans hulpeloos tot Hem gevloden,
Zal Hij ten redder zijn.

Amen.

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 2 mei 2021, 9:30 uur. Schriftlezing 2 Samuel 4:4 (‘als achtergrond bij het hoofdgedeelte’) en 2 Samuel 9:1-13. Dienst met beperkingen i.v.m. covid-19.