Boaz is een type van de Heere Jezus Christus. Hij trekt zich het lot van Ruth, een vreemdeling uit Moab en weduwe, aan. Ruth ontving het tegenovergestelde van wat ze verdiende of verwachte. In Boaz’ ogen zien we iets van hoe God is. We horen over genadige ogen: een genadige akker, genade voor een Moabitische en genade in de ogen van Boaz.

Genadige ogen

  1. Een genadige akker;
  2. Genade voor een Moabitische;
  3. Genade in de ogen van Boaz.

1. Een genadige akker

Ogen zijn de spiegel van de ziel. Dat spreekwoord ken je. Stel, je wordt jarig. Je hebt een verlanglijstje. Tot op de dag dat je echt jarig bent, je wordt wakker, je stormt de keuken binnen en wat je dan ziet… Je voelt je ogen groter en groter worden. Zo’n groot cadeau! Dat had je niet op je lijstje durven zetten. Aan je ogen kunnen je ouders zien hoe blij je bent. Of als je vriendinnetje wilde niet gaan zwemmen, die wilde iets anders, je komt thuis en je moeder zegt, hoe was het? Nou, leuk hoor. Dan zien ze aan je ogen dat dat niet zo was.

Aan de ogen kan je zien wat er van binnen leeft. Drie keer staat er iets over de ogen van Boaz. Vers 2, 10 en 13. Wat is die genade precies? Waar is die te vinden?

Genade op de akker. Ruth en Naomi zijn Bethlehem binnengekomen. Ruth als een vreemde. Naomi als iemand die veel is kwijtgeraakt. Ze hebben een onderkomen gevonden. Ruth is gaan werken op de akker. Het krioelt daar van de mensen. Akkers naast elkaar. Een drukte van jewelste. Boeren en maaiers werken van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Bedelaars zitten er ook. Er zijn mannen die maaien. Vrouwen lopen er achter, in de hoop iets op te rapen. Tussen al die boeren en maaiers valt Ruth op.

Qua uiterlijk valt ze op. Ze is net iets anders. Ze komt uit Moab. Dit is Ruth. De Moabitische. Als je kijkt, zie je het aan alles. Ze is getekend door het leven. Afscheid moeten nemen van haar ouders. Haar ouders. Het gemis van haar man draagt ze elke dag mee. Het leven van haar staat in het teken van rouw en verdriet. De enige steun (nou ja…) is Naomi, die zichzelf Mara noemt.

Ruth is een eenzame, een vreemdeling. Je vraagt je af of het wel goed gaat. Is dit wel veilig? Ze doet haar werk op de akker. Het is de tijd van Richteren. Een ieder doet in die tijd waarin iedereen denkt wat goed is. Een tijd van vervaging van morele grenzen. Gevaar van onrecht, uitsluiting, misbruik, seksueel misbruik.

Alleen, kijk, daar is de eigenaar. Vers 4. Met een grote armzwaai begroet hij de maaiers. De Heere zij met u! Zie je hem? Je kunt hem bijna niet missen? In hem is kracht. Hij is geweldig van vermogen. Een herenboer. Uit een koninklijk geslacht.

Als je goed kijkt, zie je dat hij leeft met de God van Israël. Zijn groet, zijn woorden. Ook zijn handen zijn er vol van. Als je in het hart kijkt van Boaz, kijk je in het hart van God. We lazen Deuteronomium 24. God komt op voor het recht van de vreemdeling, weduwe, wees, slaven. Hij zorgt dat ze te eten en drinken hebben. Levensonderhoud voor kwetsbare mensen. Hij is de HEERE. De God van het recht. God zorgt voor Ruth.

Boaz beschermt Ruth. Tot drie keer staat het er: vers 9, vers 15 en vers 16. Boaz zorgt ervoor dat Ruth in alle vrijheid aren kan rapen. Voor Ruth, in dagelijks brood en levensonderhoud. Wat een genade hè!

Voor Ruth is het genade dat ze aren mag rapen en ongestoord haar werk mag doen. Vers 2: dat ik aren mag rapen achter hem in wiens ogen ik genade mag vinden. Ze kwam op de akker, achter de maaiers. Dat ze weer een boterham kan eten.

Mag ik eens vragen, is dit ook hoe u ’s ochtends uw boterham eet? Hoe jij naar je lunch kijkt? Naar je werk? Genade! Ja, zeg je, ik ben toch geen vreemdeling. Mijn situatie is toch totaal anders dan Ruth? Nou, dank God ervoor. Helemaal anders is het niet. Ruth kwam er in de dagen van de Richters. Oorlog, onderdrukking, hongersnood. Lees Richteren er maar op na. Een ieder doet wat goed is in eigen oog. Als ik maar genoeg heb. Een tijd van gevaren. Van dreigingen. Zeg nu zelf… Dat heeft best iets weg van onze tijd?

En toch, ik heb me geen dag druk hoeven maken of ik wel een boterham zou hebben. Elke dag voedt God mij. Ook vanmorgen weer. Weer gaf Hij me eten. Hij schoof Zijn hand onder mijn leven. Hij draagt mij, weer een dag. Wat een genade hè. De boterham vertelt me: God is genadig. Hij draagt me. Ik was op visite bij iemand, die zei, ik ken iemand die voor elk glas water de Heere dankte. Ik was deze preek aan het voorbereiden. En dacht, misschien is dat normaler dan hoe ik eet en drink. Elk eten en drinken is puur genade.

2. Genade voor een Moabitische

Ruth beseft dat het genade is. Zij is een Moabitische. Dat staat er zeven keer. Ken je de Moabieten? Niet? Hou dat maar zo dan, zou een Israëliet zeggen. Deuteronomium 23 vers 3. Zo! Zij mogen niet in de vergadering van de HEERE komen. Met andere woorden, geen volledig burgerschap. Tot in het tiende geslacht, tot in eeuwigheid dus. Dat heeft met het verleden te maken. Dat heeft niets te maken met discriminatie. Ze kwamen Israël niet tegemoet met brood en water. Als het aan de Moabieten lag, kregen ze geen water en brood. Israël zou zijn uitgestorven. Het zijn aartsvijanden. Uit dat geslacht komt Ruth. Moab is de plek waar ze is opgevoed. Ze kreeg er onderwijs. In Israël getuigt heel haar verleden tegen haar. Heel haar afkomst. Alleen wordt zij beschermd door een Israëlitische herenboer. Ze mag drinken en eten. Zie je dat? Ruth krijgt water en brood. Precies dat wat Moab Israël onthield.

Ze boog zich ter aarde. En zei: waarom heb ik genade gevonden in uw ogen? Terwijl ik een vreemdeling ben. Ik begrijp die reactie heel goed, zegt u? Ze mag niet in de vergadering komen, maar ze wordt hier behandeld alsof ze de koningin is? Hoe kan dat? Maar dat is nu genade. Dat is genade. Je krijgt precies het tegenovergestelde van wat je verdient. Bij God wordt niemand uitgesloten. Wie je bent, wat je verleden is, al getuigt het allemaal tegen je.. onder de vleugels van de HEERE mag je schuilen (er is een toevlucht, vers 12). Nergens vind je zoveel liefde als in de kerk.

Alleen, als je leeft met Israëls God, dan gaan je banden met je verleden door. Je kunt niet bij je verleden blijven leven. Kijk maar, vers 10. Alles is mij verteld, zegt Boaz. Zie je dat? Een leven onder de vleugels van Israëls God. Dat betekent dat er een streep gaat door je oude leven. Voor u en jou is dat niets anders: een leven met Hem of zonder Hem. Je kunt niet je oude leven blijven leven.

Wat bedoel je? Ook u hebt een verleden.  U komt uit een bepaald geslacht. Niet uit een Moabitisch gezin, maar niet veel beter. Tot hun schande stonden je ouders bij het doopvont. In zonden ontvangen en geboren. Daarom rust de toorn van God op ons. Geboren in een zondig geslacht. Zo. Nou ja, zeg nu zelf, je bent er helemaal door beïnvloed toch? Je neemt je geschiedenis toch altijd met je mee? Het stempelt je leven. Je handen zijn bezig met graaien. Wat kijken mijn ogen genadeloos van zich af. Wat is mijn hart vol van mezelf… Is het bij u anders? In mijn hart is er iets dat mij bindt aan deze wereld. Ik kom uit het geslacht van Adam. Geboren buiten het rijk van God, buiten het beloofde land. Daarom stonden je ouders bij het Doopvont. Wij staan hier met lege handen, wij redden het niet. Verlos U ons. Bevrijd hem/haar. Zodat hij/zij zich van de wereld afkeert. Leert u ze leven in een levend geloof.

Bij de HEERE is zoveel genade, joh. Hij kwam direct met genadewoorden. Ik verlos je. Ik zal het doen. Alleen zeg eens, leef je hier ook bij? Bij Gods beloften? Bij de verlossing van je oude leven? Ik merk dat ik aan het afhaken ben… Dat eerste punt ging nog wel, ik werk hard, ik geniet ervan, maar zonde, verlossing, oude leven … Nee, dat staat ver van me af. Het bevalt me opperbest. Ik heb een vraag. Hoe ga je dat doen als de gerstenoogst voorbij is? Zo eindigt hoofdstuk 2?

Ze heeft meer opgehaald dan ze had durven dromen. Namoi is ook onder de indruk. Alleen daarna is het voorbij. Het leven van Ruth is nog niet klaar, hè. Het gaat via verlossing toe naar een bruiloft (hoofdstuk 3 en 4). Hoe is dat bij jou? Als je tevreden bent met je dagelijkse boterham en werk? Hoe ga je dat doen als de hoogtijdagen voorbij zijn? Er komt een dag dat de oogst dag voorbij is. Als je alleen dankbaar bent of geleerd hebt dat te zijn voor eten en drinken en niet geleerd hebt te schuilen, dan eindigt het in een eeuwige ramp. Laat het zover niet komen.

Hoe moet dat? Een leven met God, maar daar heb ik geen recht op? Soms heb ik er zoveel moeite mee dat oude leven achter me te laten. Ik heb er zoveel moeite mee.

3. Genade in de ogen van Boaz

Kijk eens in de ogen van Boaz. Wat zie je dan? Alsof je in het hart van God kijkt, is het niet? Het is alsof Deuteronomium 24 volmaakt wordt uitgewerkt. Hij komt op voor de wees en vreemdeling. Hij gedenkt zijn verlossing. En vergeet het verleden niet. God staat in voor de vreemdeling, wees, weduwe. Het staat in Zijn wet. Hij gebiedt het Zijn volk. Niet zomaar, maar met een reden (Deuteronomium 24 vers 18 en 22). U moet gedenken dat u zelf slaaf geweest bent. Daarom gebied ik u dit te doen.

U bent zelf slaaf geweest. U bent eruit verlost. Boaz gedenkt. Hij vergeet zijn verlossing niet. Hij brengt het in herinnering. O ja, eens waren we zelf slaven. We moesten dienen als slaven. Maar God verloste. God bracht Israël tot in het beloofde land. Dit is het volk van de HEERE. Hier zal de HEERE laten zien wat leven is. Zelfs de vreemdeling moet het goed hebben.

Voor hem is het bijzonder, maar hij is er ook uit genade bij gekomen. Uit die heidense vrouw, Rachab. Mattheus 1. Denk even goed na. De geschiedenis van de verspieders. Ze overnachtten bij Rachab. Rachab werd getrokken. Ze verborg de verspieders. Door het geloof bleef ze in leven. En werd ze ingelijfd in Israël. Ze leerde schuilen. Ze trouwde en kreeg een kind.

Boaz gedenkt zijn verlossing en is zijn eigen geschiedenis niet vergeten. Bij iemand verlossing? Dan bij Boaz. Heel zijn leven getuigt ervan: hij wil de vreemdeling beschermen. Er was ook nog een andere wet om mensen die in ellendige omstandigheden zijn, te helpen (Leviticus 25). Dat moest een vermogend man zijn. In de geslachtslijn van de mannelijke Israëliet. Naomi had een bloedverwant aan de kant van haar man, een vermogend man. Dit biedt kans op lossing, op verlossing.

Boaz heeft echt iets weg van de Grote Davidszoon. Hij werd geboren uit het nageslacht van Ruth. En Rachab. Een voorgeslacht om je voor te schamen. Hij kwam om zondaren te verlossen. Hij moest direct vluchten. Niet toevallig naar Egypte. Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen. Opdat de verlossing uit Egypte gestalte zou krijgen. Hij komt in Israël aan. Hij dient Zijn Vader. Hij laat zien wat er in het hart van God leeft. Gods bedoeling wordt door Jezus in praktijk gebracht. Hongerige monden geeft Hij te eten. Hij preekt. Hij geeft mensen te eten en te drinken. Wie in Mij gelooft, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Hij deelt de maaltijd met mensen die buiten de maatschappij vallen. Hij eet met hoeren en tollenaren.

Waarom doet Hij dat? Om het hart van God open te leggen. Om te laten zien wat er in het hart van God leeft. Genade. Genade om zondaren zalig te maken. Om mensen van buiten erbij te trekken. Dat ging niet zomaar. Dat heeft Hem alles gekost. In de lijdenstijd staan we daarbij stil. Hij diende zich dood. Daar hangt Hij. Verlaten door iedereen, zelfs Zijn God. Daar draagt Hij heel mijn verloren bestaan weg. Die keer dat ik mij oog, handen, mond, verlangen verkeerd gebruik… Heel mijn zondige bestaan draagt Hij weg. Hij vervult de weg van God, tot op de komma. Helemaal en volledig. Nog een keer verzamelt Hij Zijn krachten: het is volbracht. Gods wet is vervuld. De bevrijding is doorgezet. De verlossing is voltooid. Het brood des levens is gebroken en in de verkondiging wordt het u aangeboden.

Gemeente, daarom, kom, laten we naar de akker gaan. Aren rapen, achter Hem, in wiens ogen we genade zullen vinden. Waar dat is? Ik ben het Brood des levens. Kom, gemeente. Laten we drinken uit de watervaten van wat de knechten zullen scheppen. Hoor. Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen. En drinken. Wie in Mij gelooft, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Laten we naar Hem gaan. Wie zich vanmorgen naar Hem gaat, luistert zich vrij. Wie zich laat voeden, ziet zichzelf vanmorgen (ik bedoel vanmiddag) verlost worden.

Kijk nog eens naar Zijn ogen. Die branden van liefde. Je ziet ze niet? Ze zien jou wel. Omdat er vanmorgen weer een boterham op je bord lag. Heel je verleden getuigt tegen je. God schoof Zijn hand onder je leven. Niet zomaar. Maar om je te verlossen opdat je erbij zult zijn op de dag van de bruiloft. Geloof in Hem. Zodat je erbij zult zijn op de dag van de bruiloft. Dan zul je je een eeuwigheid verwonderen over: waarom heb ik genade gevonden, die een vreemdeling ben? Ik heb er geen antwoord op. Ik kan slechts zingen, psalm 31 vers 17.

Amen.

(Psalm 31 vers 17, berijming 1773)