Het volk Israël wordt opgeroepen om niet halsstarrig te zijn, maar de HEERE de hand te geven. Een uitdrukking die we alleen in 2 Kronieken 30 tegenkomen. De HEERE de hand geven, dat wil zeggen het met Hem eens te zijn. Eens met het oordeel over ons leven maar ook met het heil in Christus. Zijn handen werden doorboord opdat Hij ons de hand kan geven en ons Zijn vriendschap kan bieden, terwijl wij in het paradijs in Adam en Eva de duivel een hand gaven. 

Geef de HEERE de hand

Gemeente, Gods Woord wordt u deze morgen bediend aan de hand van 2 Kronieken 30. Het thema is: Geef de HEERE de hand. Dat staat in het 8e vers. De oproep die vanmorgen tot u en jou komt, deze eerste zondag van het nieuwe jaar. In de prediking drie punten:

  1. Je nek niet verhard; niet halsstarrig zijn
  2. Je hart gericht
  3. Je stem gehoord

Nou, eerst dat je nek niet verharden. We lazen de tekst uit 2 Kronieken. Kronieken is de aanduiding voor een verslag. Daarin lees je een soort opsomming van gebeurtenissen in het verleden; vaak in chronologische volgorde. Vanmorgen gaat het in de Kronieken om de geschiedenis van Israël en van de koningen van Israël. En hoe God daarin heeft gehandeld. En hoe het volk daarop heeft gereageerd. Heel veel van wat we in 2 Kronieken lezen kan je met andere accenten, maar veel komt eroverheen, in 1 en 2 Koningen. Gedeelten daarvan kan je ook lezen in Jesaja. Wat we vanochtend hebben gelezen is echt uniek, dat komt alleen hier voor. Het staat alleen hier in de Bijbel.

Aan 2 Kronieken 30, daar gaat iets aan vooraf, dan gaat het over de regering van Salomo. De tempel is gebouwd en ingewijd. En dan volgen de koningen van Juda. Kronieken gaat over het tweestammenrijk. Dat wat er rond Jeruzalem gebeurd. Er komen reformaties aan de orde. Hizkia en Jehizkia, die namen komen allebei voor, daar lezen we over: die doet wat recht is in de ogen van de HEERE. Hij is het die de tempel weer heeft heropend. Want ja, het is zo vreemd gegaan in Israël, Juda, Jeruzalem. Achaz heeft de tempel gesloten. Die moest daar niets van hebben. Zijn zoon gaat het weer openen, heiligen en reinigen. Er kan geofferd worden, muziek, offer, gebed. We lezen aan het slot van 2 Kronieken 29: het volk verblijdt zich over wat er tot stand is gebracht.

Daarmee is die reformatie niet afgerond, niet klaar. Want bij die tempeldienst hoort ook dat het Pascha gehouden gaat worden. Daarover gaat het in 2 Kronieken 30. Dat het Paasfeest weer gevierd gaat worden. Wat gebeurt er dan? Hizkia stuurt gezanten uit met de uitnodiging: kom naar het Paasfeest. Die boden worden uitgezonden naar heel Israël. Niet alleen naar de twee stammen, ook het tienstammenrijk krijgt de uitnodiging. Kom naar het huis van de HEERE. Het gaat hem om heel Israël. Al die 12 stammen.

Nou ja, voor ja voordat die boden uitgestuurd worden, moet er nog wel wat vergaderd worden. Op grond van de Bijbel moet het Pascha gehouden worden op de 14e dag van de 1e maand (Leviticus). Die datum halen ze gewoon niet. De priesters zijn nog niet genoeg geheiligd. Die zijn nog onrein. Ze hebben pas nog sterke drank gedronken of in aanraking geweest met een dode, bijvoorbeeld. Ze waren zo druk met het bouwen van de tempel of inwijding. Hoe het ook zij, er zijn niet genoeg reine priesters om dat werk te kunnen doen.

Er is nog een praktische reden, het is zo kortdag, dat het eigenlijk onmogelijk is dat iedereen uit het land op tijd in Jeruzalem zou zijn. In deze coronatijd is het lastig, maar als je dinsdag op een bruiloft in Duitsland moet zijn, dat haal je gewoon niet. Wat dan? Pascha, nog maar een jaar uitstellen? De 14e van de eerste maand in het volgende jaar? Dat duurt toch wel erg lang? Het Pascha is al zo lang niet gehouden! Terwijl het jaarlijks gehouden moet worden.

Druk overleg tussen de leiders, gemeente, koning. Het is net de coronatijd: er moet veel vergaderd en geregeld worden. Er moet gekozen worden uit verschillende kwaden: niets doen, uitstellen of anders doen? Nou daar in Jeruzalem wordt besloten om het in de 2e maand te houden. Dat doen ze niet zomaar. Er was een uitzonderingsbepaling (zie Numeri): als het niet in de eerste maand lukt, dan in de tweede. Zo wordt besloten. Zo gaan ze het doen.

Die lopers, die ijlboden trekken erop. Van Dan tot Berseba: van noord tot zuid. Bekeer je tot de HEERE! Die boodschap krijgt iedereen te horen die nog niet door de koning van Assyrië is weggevoerd. En dan staat er dat het volk wordt opgeroepen om zich te bekeren en dat de HEERE zich tot hen zal keren. In het Hebreeuws staat er één woord: keer nou terug tot de God van Abraham, Izak en Jacob, dan zal Hij ook terugkeren. Een klemmende oproep. In het 7e vers een streep eronder: doe nou niet als je vader en broeders, die ontrouw waren. Doe niet zoals zij gedaan hebben. Daardoor zijn ze tot verwoesting overgegeven. Dat zie je toch, weet je toch! Een deel van het tienstammenrijk is dan al in ballingschap, vanwege de zonde. Een oproep in vers 6, een streep in vers 7.

En in vers 8: wees niet halsstarrig. Verhard je nek niet (letterlijk). Wat is dat dan? Je nek verharden? Wat is dat concreet? Nou, dan zeg ik, luister maar: dat is niet iets uit het verleden, uit de oude doos. Dat is niet alleen dat in Israël gebeurd. Nee, dat is ook actueel. Het kan zomaar over jou, u, mij gaan. Hard van nek zijn. Halsstarrig, koppig, onverzettelijk. Niet willen buigen voor de wil van een ander. Niet willen buigen voor de wil van dé Ander. Dat doe ik niet zomaar. Ik doe liever mijn eigen zin. Daar ga ik liever mee door. En dan kan je gewaarschuwd worden, streng of vol liefde: maar ik hoor het wel, maar ik luister niet, ik weet het toch beter. Daarom wordt in de Bijbel het volk Israël nogal eens een hardnekkig volk genoemd. Dat heeft te maken met het ongeloof: niet willen geloven. In 2 Koningen gaat het daarover: dat ze het hoorden, maar niet luisterden. Dat ze hun nek verhardden. Dat ze niet geloven. Halsstarrigheid heeft met ongeloof te maken. Ongeloof heeft te maken met: niet willen luisteren. Geen tucht, vermaning ter harte nemen.

Laten we eerlijk zijn, daar is toch op z’n minst iets van herkenbaar? Dat is toch wel actueel? Niet willen luisteren? Naar wat de HEERE zegt in Zijn geboden. Ook niet door je HEERE je laten leiden. Als je eerlijk bent, als je daar iets van herkent, moet je eens luisteren wat de Spreukendichter zegt: een man die zijn nek verhardt, die halsstarrig is, die wordt opeen gebroken en er zal geen genezing meer zijn. Als je zo doorgaat, staat daar, dan ga je ten onder. Uiteindelijk voor eeuwig. De Nieuwe Bijbelvertaling zegt: zonder kans op redding. Nou, dat oordeel op onbekeerlijkheid, dat is waar, dat zal er komen. Maar ik hoef u niet te zeggen dat alleen dat in de Bijbel staat, maar vanmorgen horen we als tegengeluid: geef nou de HEERE de hand! Als je nou Zijn stem hoort, verhard je niet. Laat je leiden! Hoor naar de stem van de HEERE. Zoals die hier zondag aan zondag klinkt. Als je je bijbeltje open doet en je daarin leest. Verhard je nek niet! Maar ook bij dat laatste, die overbekende oproep blijft het niet: het blijft niet alleen bij wat het niet is, niet alleen het negatieve komt aan de orde, ook het positieve komt aan de orde? Wat dan wel?

2. Richt je hart op God; de redding komt bij Hem vandaan

Het positieve, de uitnodiging: geef de HEERE de hand. Dat die mogelijkheid geboden worden. Geef hem je hart, je leven, je liefde. Dat horen we best vaak, denk ik. Geef de HEERE de hand, ik vraag het aan de jongens en meisjes: heeft iemand dat wel eens tegen je gezegd? Anne, geef nou de HEERE de hand. Of joh, Jonathan, doe dat nou. Wat? De HEERE de hand geven. Misschien heeft nog nooit iemand dat tegen je gezegd. Ik zeg het vanmorgen. Geef nou de HEERE de hand! Wie je ook bent.

Dit staat dus alleen hier in 2 Kronieken. Dat lees je nergens in Bijbel, die oproep. Maar ja, zegt iemand, hoe doe je dat nou? Hoe geef je de HEERE de hand? Maak dat eens concreet. Ik zeg eerst: het is het tegenovergestelde van je nek verharden. Het is heel letterlijk vertaald hier. In de Engelse bijbel staat er: geef je zelf over. Andere vertalingen: beloof weer trouw.

Wanneer geven mensen elkaar een hand? Nu nooit, zeg je. Maar in een gewone tijd. Nou, als begroeting. Jongeren geven elkaar eerder een high five. Als je weggaat, weer een hand. Dat heeft iets van jezelf voorstellen. Je noemt dan een naam om jezelf voor te stellen. Je kijkt de ander aan. Een stevige hand geven hoor, zegt je moeder. Geen slap handje. Om te feliciteren, ook om te condoleren. Een hand geven is ook een teken om iets te bevestigen.

Hoe is dat bedoel: vroeger op de veemarkt. Over en weer werden er prijzen genoemd. Als je het eens was, dan gaf je een handdruk. Dat gebeurt nog wel, denk ik, als je een koop hebt gesloten: gekocht! Of als een ruzie voorbij is: geef je een hand. Aan die hand voel je wel of het afgedwongen is, of dat het echt vrede is. Sporters geven elkaar een hand voor of na de wedstrijd. Daar spreekt een zeker respect uit.

Hier in vers 8 gaat het over de HEERE een hand geven. Geen begroeting, geen afscheid nemen, geen feliciteren. Maar: bevestiging, onderstrepen. Dat je het met elkaar eens bent. Dat de onenigheid is opgelost. Dat het gaat om respect. Een teken van trouw. Een teken dat je de HEERE echt wilt dienen. Hand erop!

Geef de HEERE de hand. De onenigheid is opgelost. Ja, hoe dan? Wat is er dan voor onenigheid? Die is gekomen in het paradijs. De HEERE had alles geschapen, het was zeer goed. Toen kwam de satan met zijn leugens. Eva, jij mag zeker van geen ene boom eten? Nee, zei Eva. Behalve van die in het midden van de hof, dan zullen we sterven. Sterven, zei de satan, dat gebeurt niet. Jullie zullen alles begrijpen – kennis hebben van goed en kwaad. Velen weten van ons wat er toen gebeurd is. Eva heeft haar hand uitgestrekt. En die heeft van die vrucht genomen. Toen heeft Eva de duivel de hand gegeven. En met diezelfde hand heeft ze van die vrucht ook aan Adam gegeven. Ze zijn het daar met hem eens geworden. Geen respect meer voor de HEERE, maar wel voor de duivel. Onze ziel en lichaam verkocht. Sindsdien is er moeite en verdriet – dat lezen we uit de Bijbel, maar weten we ook uit de praktijk. Smart, doornen en distels, in het zweet van je aanschijns je brood eten. En als we verder kijken in Genesis, lezen we: de mens is geworden als Een van ons, zegt de HEERE, maar laat hij zijn hand niet uitsteken om van de boom des levens te eten. En daarom wordt de mens uitgedreven uit het paradijs.

Hier spreekt: geef de HEERE de hand. Steek die hand uit naar Hem. Naar Zijn belofte. Dat mag en dat kan. Het is niet bij die uitdrijving uit het paradijs gebleven. Nog voordat de HEERE ze wegdreef, heeft Hij Zijn Zoon beloofd dat die de duivel zou overwinnen. Het is mogelijk om met God verzoend te worden. In Christus, in Gods eniggeboren Zoon.

Geef Hem de hand! Hoe dan? Door Zijn Woord te geloven. De weg te gaan die je bij de zaligheid brengt. Vergeving is er in Christus. In Hem alleen. Voor de joden was dat een ergernis en voor de Grieken een dwaasheid. Ga jij die weg? De HEERE de hand te geven is amen te zeggen op het oordeel over mijn leven én op het heil in Christus. Bekering, je hele hart richten op Hem (vers 19).  De HEERE is genadig en barmhartig. Zoek daarom de HEERE met heel je hart. Richt je leven op Hem. En op Zijn dienst. Want, het is ook waar, je kunt niet met één hand de HEERE de hand geven en met de andere hand de wereld vasthouden. Je kunt niet twee heren dienen. Niet God en de mammon (het geld). Belijd de HEERE wie je echt bent. Hij weet het toch wel! Als je je tot Hem wendt; Hij wendt zich niet van je af. Als je de HEERE de hand geeft, trekt Hij Zijn hand niet terug. Dat zal de HEERE nooit doen. Tussen mensen zou dat kunnen, maar bij Hem nóóit. Nog sterker: uiteindelijk is Hij het die Zijn handen uitgestrekt. Hij strekt Zijn handen uit naar een ongehoorzaam en tegensprekend volk. Je vol verwondering overgeven aan de HEERE. Verbaasd zijn dat Hij je vriendschap biedt (zoals we zingen met Psalm 103). Hij handelt nooit met ons naar onze zonden. Hij straft ons, maar naar onze zonden niet. Buig je voor Hem neer. Wie ben je nou eigenlijk om de HEERE de hand te geven? Hier komt het respect van één kant: van onze kant. Voorstellen hoef je je niet aan de HEERE. Hij weet wie je bent. Je bent geen vreemde of nummer. Hij kent je naam. Hij verbond Zijn Naam aan die van jou, toen je gedoopt werd. Hij weet wie we zijn, beter dan dat je dat zelf weet. Hij neemt jouw hand in de Zijne. Het initiatief gaat van Hem uit.

Ik dacht aan een drenkeling. Je komt in zee terecht. Door een mui meegezogen. Je dreigt te verdrinken. Maar dan komt de reddingsbrigade. Er wordt een hand naar je uitgestrekt. Je komt op het strand aan. Je vrienden, mensen, anderen van de reddingsbrigade. Dan zeg je niet: ik ben gered omdat ik mijn hand uitstrekte. Het was toch die hand van die jongen van de reddingsbrigade. Zo gaat het in het geestelijke ook. Je geeft de HEERE een lege hand. Je hoeft Hem geen geschenk aan te bieden. Het is het bloed van Jezus Christus dat redt van alle zonden. Dat alleen! Een onreine hand, in een reine hand. Al heb je geen zin om gered te worden, Hij houdt je hand ook vast. Hij laat niet varen het werk van Zijn handen. Hij brengt je ook veilig aan de overkant. Als er overgestoken moet worden, langs een afgrond, dan pakt je vader je hand. Zo gaat het ook in je leven als je aan de hand van de HEERE loopt. Letterlijk kan dat natuurlijk niet, figuurlijk kan het wel. Zo wordt er in de Bijbel veel over God gesproken: maar wel over de praktijk van elke dag. Hem verheerlijken, Hem prijzen. Goed van Hem spreken!

Je geeft de HEERE een hand door naar Zin heiligdom te komen, door mee te luisteren, door naar het avondmaal te komen, door afgoden uit je leven weg te doen, je hart, leven, gezondheid aan Hem te geven. Aan Hem, die daar recht op heeft. Je ontving alles uit Zijn hand. Je geeft de HEERE ook de hand door voor je naaste te zorgen. Jezus heeft het gezegd. Wanneer hebben we U hongerig gezien? Voor zover u het aan de minste van de broederen hebt gedaan, hebt u het aan Mij gedaan. Je nek niet verharden,

3. Je stem wordt gehoord; God hoort ons zuchten, ook als we geen woorden meer hebben

Je stem wordt gehoord. De HEERE wijst je hand niet af. Hij hoort je stem ook, dat lazen we aan het slot. Alles wordt in gereedheid gebracht. Uiteindelijk komt er een grote gemeente samen. Niet alles blijkt op orde: het volk lijkt niet geheiligd. Lijkt alsof ze spontaan op reis gingen. Ze hebben niet precies geweten hoe de regels waren voor het Paasfeest. Ze mogen zelf niet slachten; de vaders niet voor de gezinnen. Er wordt ook dan weer een uitzondering gemaakt. De priesters gaan slachten. We lazen: God staat dat toe. Hoewel het dan niet is als het zou moeten. Hizkia bidt om vergeving en verzoening. Maar dan wordt het hart van die mensen aangezien. De HEERE keurt dat goed, ook al wordt niet aan alle regeltjes worden gedaan. Al klopt het niet allemaal in je leven, de HEERE ziet je hart aan!

Dan houden ze dat feest met grote blijdschap. Ze verheugen zich. Het geeft ze veel genoegen. Een feest dat 7 dagen duurt. Die blijdschap is zo groot, dat het feest wordt verlengd. Een grote blijdschap. En dan worden ze gezegend, staat er aan het slot. De priesters zegenden het volk. Met de zegen die wij kennen.

Vers 27, dan staat er: de HEERE hoort Zijn stem. Woorden die ze in opdracht van Hem spreken. De HEERE hoort en verhoort als je om genade, bekering bidt. Als je Hem aanroept in de nood, vind je Zijn gunst oneindig groot. Laat Hem je stem horen! Hij verhoort. Geef de HEERE de hand; laat je stem horen. In bidden en smeken. In prijzen. In danken. En dat kan hier, dat kan thuis zijn, dat kan overal zijn. Hij hoort het. De HEERE hoort je stem.

Of hoort de HEERE je nooit? Ik kan overal praten maar behalve wie Hij voor mij is?! Hoort de HEERE je stem niet omdat je niets te vragen hebt? Omdat je het zelf beter weet? Omdat je niets verwacht? Hoort de HEERE je stem, alleen als je vloekt? De HEERE hoort je stem, ook als je stil wordt, als je geen woorden meer hebt. De stem werd gehoord. Die stem steeg op, als wierook. Door de Geest werd het in de hemel gebracht.

Geef de HEERE de hand. Als misverstanden uit de weg zijn, omhelzing, je geeft iemand een hand. En dan bij de HEERE: mijn hart is op U gericht. Ik steek mijn handen uit. Ik voel aan de handen van U hoe het is, dat het goed gekomen is tussen U en mij, om Jezus’ wil. Vanwege Zijn doorboorde handen. Als dat zo is zal Hij Zijn brandende toorn van je afkeren. Geef de HEERE je hand. Nu. Spontaan. Doe het overtuigd. Met kracht. Geef een stevige hand, geen halfslachtige. Verwonder je erover dat Hij jouw hand wil hebben. Weet je niet hoe het moet? Neem HEERE mijn beide handen!

In de Bijbel gaat het over die man met die verschrompelde hand. Hij strekte zijn hand uit en werd genezen. Strek zo uw hand uit. En u wordt genezen. Dat leven zal eenmaal eeuwig volmaakt zijn.

Amen.

Als ik, omringd door tegenspoed,
Bezwijken moet,
Schenkt Gij mij leven;
Is ’t, dat mijns vijands gramschap brandt,
Uw rechterhand
Zal redding geven.
De HEER is zo getrouw, als sterk;
Hij zal Zijn werk
Voor mij volen – den,
Verlaat niet wat Uw hand begon,
O Levensbron,
Wil bijstand zenden.

Psalm 138 vers 4 (berijming 1773)

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 3 januari 2021. Schriftlezing 2 Kronieken 30.