In de wijze waarop in het oude Israël het brandoffer moest worden gebracht, zitten diepe lessen voor ons. Christenen zijn priesters, naar het woord van Petrus dat we een koninklijk priesterdom zijn. Willen we missionair zijn (als gemeente, maar ook persoonlijk) dan zal het vuur voor de Heiland in ons moeten branden. De teloorgang van de kerk (en maatschappij) heeft te maken met de teloorgang van de persoonlijke omgang met God. Van het brandoffer leren we dat we ons leven mogen en moeten toewijden als een ‘cadeau’ aan God. God ziet ons aan in Christus: heilig en onbevlekt. Daar móeten we uit leven, niet dat we onszelf zien als zondaars of mislukkelingen. God schakelt ons juist ook in de heiliging in. Het vuur moet brandende worden gehouden door de verborgen omgang; verder moeten we, net zoals bij het brandoffer, de as van ons leven (namelijk egoïsme, hoogmoed en meer) opruimen en moeten we vol overgave leven.

Houd het vuur voortdurend brandend

Ik denk dat we de uitdrukking wel eens hebben gehoord: de kerk moet in vuur en vlam staan voor de Heiland. Heb jij een brandend hart voor Jezus? Die man, die vrouw heeft dat? Ik zou die vraag ook aan u en jou willen stellen. Hebben wij dat? Dat hebben we nodig. We willen graag missionair zijn, in de PKN, maar hoe bereiken we mensen als we zelf geen brandend hart hebben? Daar begint het. We zien vanavond hoe de Heere dat wil bewerken. Dat we overal waar we komen Zijn grootheid mogen openbaren.

Vanavond gaat het over de offerdienst. De zonde maakt scheiding tussen God en de ziel. Vlak na de zondeval moest er al een lam geslacht worden (voor de kleding van Adam en Eva). Alleen op grond van bloed! Kaïn en Abel ook. Abel beseft: ik kan alleen tot God komen op basis van de dood van een onschuldig dier. Daar zien we dat al. We zien de offerdienst. In heel de tabernakeldienst. Offers moesten gebeuren en geschieden. Het is als een foto. Een foto geeft een beeld van iets wat is gebeurd. Het wijst heen naar de Heere Jezus.

In de offerdienst waren er drie belangrijke activiteiten. De handoplegging. De hand op de kop van het brandoffer. Iemand had gezondigd. Die ging naar de kudde. Zocht een onschuldig lam, onder gebrek. Doet dat lam aan een touwtje. Komt bij de tempel. Belijd de zonden bij de priester. En dan met heel het lichaamsgewicht op het lam. Hij draagt de zonden over op dat lam. In NT noemen we dat geloofsvertrouwen. Leunen en steunen op Christus.

Het tweede was plaatsvervanging. Als een vader bewust was van zijn zonden: eigenlijk moet ik zelf de dood krijgen. Maar nu gaat een onschuldig lam op het altaar in mijn plaats. Welke vriend is onze Jezus, die in onze plaats wil staan. Luther sprak over een vrolijke ruil. Geloven is Jezus heeft te maken met een vrolijke ruil. Ik mag ruilen. Met mijn zonden en fouten vluchten naar Jezus en aan Hem overgeven. Hij wil mij Zijn vergeving geven. Jouw zonden liggen of in jouw nek of op het hoofd van het Lam van God, zegt Luther. Soms worstelen we daarmee. Kohlbrügge liep in een bos, dacht ik, de Heere sprak in zijn geest: Kohlbrügge, ben jij met het Lam tevreden? Daar moest hij over nadenken. Hij zei, ja Heere, ik ben met het Lam tevreden. En toen zei de Heere: dan ben Ik met jou tevreden. Aan het Lam hebben we genoeg, broeders en zusters! Wij hebben de eeuwige dood verdiend. Hij kwam om te betalen. Ik ben tevreden met dat ene offer? Genoeg te hebben aan de Heere Jezus.

Het derde was de bloedstorting. Je komt daar bij die priester. En dan staat er in vers 5: dan moet hij, die vader, het jonge rund slachten. Alsjeblieft, hier heb je het mes. Snijd de keel van het lam maar door. Bloed werd opgevangen. Aanschouwelijk onderwijs. Dat rode bloed moest vloeien! Ook die OT-gelovigen moesten erachter komen: zonder bloedstorting geen vergeving. Het Lam is leeggebloed op Golgotha.

Een stroom van ongerechtigheden
Had d’ overhand op mij;
Maar ons weerspannig overtreden
Verzoent en zuivert Gij.

Dat is de blijde boodschap. Misschien zeg je: die stroom had een overhand op mij. Maar Hij wil dat verzoenen. Hij wil verheven op grond van bloed.

Wat is de betekenis van het brandoffer? Wat ik nu uitlegde, was het zondoffer. Wat was er uniek aan het zondoffer. Stel je voor, die vader gaat terug naar zijn tent, mediteert nog na. Nadenken over de grootheid en majesteit van God. Wat dien ik een barmhartig en genadig God! Weet je, ik ga nog een keer terug. En dan ga ik een spontaan cadeau brengen. Een brandoffer. Uit dankbaarheid dat God barmhartig is.

Stel je voor, in je huwelijk, meningsverschillen, soms heilig ruzie, vanuit het vlees. Aan het begin van de dag, je vraagt wat om te doen, nee geen tijd, dan reageer je verkeerd naar je vrouw. En dan ga je naar je werk, de Geest praat tegen je: jij was fout. Je denkt: ja, Heere. Ik vraag u om vergeving. ’s Middags ga je naar de bloemist. Wil je me vergeven? Alsjeblieft hier een attentie. Een zondoffer.

Kan ook zo zijn, dat je denkt over je huwelijk, je bent dankbaar voor de vrouw die God je gegeven heeft. Je rijdt even langs de supermarkt of bloemist. Even een attentie voor haar. Je komt thuis. En je geeft het. Lieverd, ik geef het omdat ik van je houd. Om wie je bent als persoon. Een brandoffer. Niet omdat je een fout hebt gemaakt, maar spontaan.

God een cadeau geven omdat je dankbaar bent voor Zijn vriendelijkheid en genade.

Het hele dier was voor God bestemd. Met uitzondering van de huid. In een brandoffer; helemaal voor God. Je leest dat hele ritueel. Alles op het altaar. De huid moet er af en in stukken verdelen. Het brandoffer is voedsel voor God. Een welbehaaglijke geur. In het Hebreeuws: een rustgevend offer. Het offer verheerlijkt Hem!

Waarom kwam Jezus naar de wereld? Om van zonden te verlossen?! Niet in de eerste plaats. Om Zijn Vader te verheerlijken! Efeze 5 vers 2. Een aangename geur voor God. Ik kan dat niet bevatten. Hoe weerzinwekkend was de kruisdood. Hoe verschrikkelijk was dat voor de Vader. Zondigen is niet goedkoop! Hij vond rust in dat ene offer van Zijn Zoon. De Vader rust daarin; waarom wij niet? Waarom zoeken we zekerheid van geloof in onszelf, emoties of overtuigingen?

Het gaat om de eer en glorie van de Vader. Daar gaat het om. Het gaat niet om ons! John Piper: God wordt het meest verheerlijkt als wij onze voldoening in Hem vinden. Aan Hem genoeg hebben.

In het brandoffer zit nog een geweldige les. Van het aangenaam kunnen zijn voor God. Een welgevallen (SV). Dat wij in Christus voor God kunnen bestaan. Dat heeft met die huid te maken. Die vader belijdt zijn zonden, de huid is er af gehaald, met een gedeelte van de huid gaat hij naar huis. Een geweldige betekenis! Die huid mocht de priester behouden. Of meegeven aan de offeraar. NT zegt dat wij een koninklijk priesterdom zijn. Van die huid kon je een mooie jas maken. Die huid bepaalde bij het feit dat God hem aanziet in die huid. ‘Ik ben zeer vrolijk in den Heere, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, den mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan’, Jesaja 61.

Wat betekent dat voor ons? We moeten ons er voortdurend van bewust zijn, dat God ons aanziet in Christus. Wij worden, met eerbied gesproken, in de huid van Christus. Als volmaakt, heilig. Hij wil dat we daarvan genieten. Uit leven. Efeze 1 vers 6.

Wij kunnen door opvoeding sterk in onze mindset leven met: ik ben en blijf een arme zondaar. Wij blijven struikelen tot aan onze dood. Maar God ziet u in Christus als een heilige. Als u denkt: ik ben en blijf een zondaar. Dan leef je als een zondaar. Als het Nieuwe Testament zegt: geliefde heiligen! Als u in Christus geheiligd en volmaakt ben (Kol. 2 vers 10), hoe gaat u dan leven? Natuurlijk struikelen we allen in zonde. Maar we mogen vanuit vreugde leven. In Christus zijn we aangenaam voor God. Dat is een brandoffer voor de Heere. Ik ben een koninklijk kind, door de Vader bemind. Komen we daartoe?

Dat we geaccepteerd worden door God. Dat is de rechtvaardigmaking. In Christus ben ik God welbehaaglijk! Ik ben begenadigd door Hem. Een Koningszoon en -dochter. Met dezelfde liefde Mij heeft liefgehad, heb Ik ook u lief, zegt Jezus.

Als we het hebben over een brandend hart en in vuur en vlam staan, dat raken we nooit als we weten dat we een groot zondaar zijn. Maar als we in verwondering en aanbidding zijn voor Zijn Zoon. Een levensstijl van verwondering, dankbare aanbidding. Niet alleen op zondag in de dienst. Een leven van overgave. Elke dag naar de Vader terug gaan en Hem danken voor het offer. En weten: in Christus geliefd te zijn. Dat is een aangename geur die opstijgt naar de hemel. Daar wordt de Vader blij van.

Is dat niet de grootste nood waar we mee worstelen? Die geestelijke gearriveerd. Dat het wonder eruit is. Het is zo mat en tam en lauw. Vinden we moeilijk om met buren erover te spreken, omdat het van binnen niet leeft.

Het doet me denken aan Simeon. De vertroosting van Israël verwachtte hij. De Geest was op hem! Hij had een brandend hart. Een maranatha-christen. Hij komt voordat ik sterf. En toen Jezus binnen werd gebracht, nam bij Het op zijn armen. Vader, dankuwel voor het offer van Uw Zoon. Ik mag weten een verloste zondaar te zijn. Ik kom ik de auto, thuis, alleen met Uw Zoon naar U toe. Dank uitspreken richting de Vader.

Doen we dat? Is er op de bodem van je hart een verlangen om Hem te prijzen? Missionair begint niet met beleidsplannen en stappenplannen. Maar het begint in onze mindset. Ik Golgotha is een geweldig wonder gebeurd. Je bent in Christus geliefd! Leef daaruit en blijf eruit leven. Ik mag weten een koninklijk kind te zijn.

We gaan nog een stap verder. We lazen Leviticus 8. De priesters moeten het vuur brandend houden. Wie had het aangestoken (9:24)? Het is geweldig om te zien: God. De ware godsdienst begint van boven naar beneden (Henk Binnendijk). Romeinen 5:5, de liefde is in onze harten uitgestort. Er brandt dan een wederliefde op de bodem van ons hart.

De priesters worden verantwoordelijk gehouden om die vuurhaard in de gaten te houden. Bij teveel as moet het weggehaald worden. Of opstoken. Wie zijn de priesters van het nieuwe verbond? Dat zijn wij. 1 Petrus 2 vers 9: jullie zijn een koninklijk priesterdom. Elke christen is een priester. Wij moeten lofoffers brengen.

Wij zijn geen stokken en blokken. God schakelt ons in! Sommigen reformatorischen zeggen: het wordt nooit wat met mij. Werkt uzelfs zaligheid met vreze en beven. Maar het is God die het in u werkt. Een wonderlijke samenwerking. Het kernwoord is geloofsgehoorzaamheid. Daar zit vertrouwen en gehoorzamen in.

God daagt ons uit. Er wordt geappelleerd aan onze wil. God pakt niet alles aan, tegelijk. De volgende keer weer dat. Dan weer iets in je huwelijk, stille tijd of wijze waarop je met je vrije tijd om gaat. Wij zijn consumenten. Vrijblijvend. Maar dan zijn we als die dwaze bouwer: wel horen, maar niet doen. Geestelijke groei komt waar we gehoorzamen. Dan gaat God je gebruiken. Opwekking begint bij ons zelf. Heb ik een brandend hart voor Jezus? Ik mis het vuur? Op welke terreinen moet ik mij bekeren? Heel vaak zegt de Heere: je schiet te kort, je hebt geen omgaan met Mij! Daar begint het vaak. Geen omgang met de Heere, we leven in een wereld vol verzoeking en verleiding. We moeten verlangen naar Hem. Hij verlangt meer naar u dan u naar Hem!

Omgang met het woord is belangrijk! Twee mannen zijn moedeloos, ze gaan naar huis. Er komt een man bij hen lopen. Die opent Mozes en de profeten. Er ontstaat hoop. Was ons hart niet brandend in ons toen Hij de Schrift opende?! Misschien ben je moedeloos naar de kerk gekomen. Die verslaving nog steeds niet onder de knie. Maar de Bijbel gaat open! Hij spreekt je aan en bemoedigt je. Temidden van je strijd. Zie niet op jezelf maar op het Lam! De Heere zegt: richt je oog op Jezus. Voor Mij ben je heilig en vlekkeloos. Dan mag je gerechtvaardigd naar huis gaan. Omdat de Bijbel opengaat. Maandag en dinsdag en woensdag heb je dat ook nodig. Alleen zondag is te weinig. De teloorgang van de kerk heeft te maken met de teloorgang van de verborgen omgang met God (prof. De Reuver). We moeten ’s ochtends eerst bij de Heere zijn. Gewoon een kwartier. Het het woord van God de dag ingaan. We moeten proberen als ouders onze kinderen te stimuleren. Met het woord op weg gaan.

Wij moeten as ruimen in ons leven. Elke dag. As? Hout dat verpulverd tot as, stof, niks. Verteerd tot niets. Wat is er met Jezus gebeurd? Hij heeft zichzelf honderd procent gegeven (Gerald Troost; Fil. 2:6). Hij heeft in niets Zijn eigen wil te doen. Hij was bereid zich weg te cijferen. Het draaide om Zijn Vader. Hij leidde een overgegeven leven. Dat was voedsel voor God. Het was God aangenaam. Daarom moest Hij ook de berg op, elke dag, om het aangezicht van Zijn Vader te zoeken. Hij wil dat wij diezelfde weg gaan. Zelfverloochening. Het kruis opnemen. Sterven aan jezelf. Uw wil geschiedde. As is ons zelf, ego. Ikke, ikke, ikke. Dat moeten we bij het kruis ruimen. Dan gaat het vuur branden. Hij moet wassen en ik moet minder worden. Die oudste zoon uit Lukas 15 had geen brandend hart. Hij zit vol met zelf. Trost, jaloers, hardleers, wettisch. Geen feest, niet blij. Welke as moet er verwijderd worden in ons leven? Waar het draait om onszelf. God wil niets liever dan overvloed van blijdschap uitdelen. In een weg van gehoorzaamheid, overgave, sterven aan je zelf, ontlediging. Ik verlang ernaar verlost te worden van mezelf (bestudeer Romeinen 6 nog eens; gekruisigd worden met Christus).

Die as moest naar een reine plaats gebracht worden. Wat ze in California doen bij een bosbrand is een gebied van een hectare in de omgeving in brand steken. Waar de brand geweest is, kan de brand niet nog een keer komen. De vuurbrand was 2.000 jaar geleden. Dank U dat U gestorven ben! En ik weet met U gekruisigd te zijn. Ik wil niet van het kruis afkomen. Maar reageren vanuit de gezondheid van Christus.

Dat vraagt algehele overgave. Ik roep u ertoe op om lichamen toe te wijden aan God als een levend brandoffer. Ik verlang ernaar ambassadeur te zijn. Welke gebieden moet u opruimen? Hobby, geld, werk? Wat staat op 1? Wijd je opnieuw aan de Heere toe! Wijd je lichaam aan God. Algehele overgave. Dat geeft een brandend hart. Neem mijn leven, laat het Heer, toegewijd zijn aan Uw eer. Amen.

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 10 november 2019, 17 uur. Schriftlezing Leviticus 1:1-9, 13a en 6:8-13.