Het volk Israël – de inwoners van Jeruzalem – hebben de HEERE op het hart getrapt. Zij hebben Zijn oordeel verdiend. God wendt zich echter niet van het volk af, maar keert zich naar het volk toe en wijdt zich aan het volk. De HEERE verheugt zich in het redden van zijn volk, wonder van genade. Hij geeft de vreze des HEEREN in hun harten zodat zij zich ook niet meer van Hem zullen afwenden. In onszelf is er geen hoop of redding of perspectief, ook niet als we om ons heen kijken, wel als we op de HEERE zien en Zijn eeuwig verbond der genade.
Toewending en toewijding
Gemeente, wonderen horen… Dan werkt het niet zoals de vragen die we gezongen hebben, dat ze voorzien worden van een automatisch antwoord. Zou de HEERE niet goedgunstig zijn voortaan? Natuurlijk wel. Niet meer gadeslaan? Natuurlijk wel. Zouden die beloften dan niet meer in vervulling gaan? Natuurlijk wel.
Gemeente, dat is de dood in de pot. Wat is er dan nog te horen als je op deze manier je pijnstiller slikt? Als je een verdoving inslikt tegen pijnlijke vragen. Dat kan he. Daar kunnen we ons in de kerk ook schuldig aan maken. Pijnstillers in plaats van tegenwicht. De werkelijkheid wordt niet anders. De vragen zijn misschien net zo fel. Maar er komt wel een tegenwicht, een antwoord. Waardoor je toch weer verder kunt. Geen wegstrepen van het een tegen het ander.
Dat gevaar lopen we vanmorgen ook. Het eerste stukje van de schriftlezing – dreigend. Het tweede – positief. Tel het op: de eindstreep is ruim voldoende. Dan zijn we geneigd het eerste weg te strepen tegen het tweede. Zo werkt het niet. Zo werkt God toch niet!
Welnu…! Daarom. Eerste ding. Met heel Mijn hart en heel Mijn ziel. Slot van tweede deel. En wat zit daar tussen? Dat is wat God doet: wonderen doen en wonderen horen. Twee trefwoorden: toewending en toewijding.
Welnu, daarom. Ja, dat welnu is natuurlijk: je kunt dat platslaan, zo werkt dat in het leven. Je zet er zo’n woord neer, dan zijn de perikopen aan elkaar gekoppeld. Laten we dat toch echt doen. Het tweede deel, vers 36 en volgende, wel dus nadrukkelijk verbinden wat er voorafgaand.
Je hoeft je geen enkele illusie te maken. Het oordeel is onafwendbaar. Is dat binnen? Dat kan niet anders? Want dat welnu, is verbonden met het hele voorgaande, voorafgaande. Welnu… Na alles wat Ik gezien heb. Wat heeft God gezien?
Ouders die hun kinderen opofferen aan hun eigen verlangens. Hij zag Zijn gemeente, jazeker: volk van Israël, maar we wijzen vanmorgen niet naar Israël, we doen straks voorbede – Hij ziet een volk bijeen in Zijn huis en die houden er goden op na. Wie moeten hier aanbeden worden? Wat aanbidden wij? En als wij even op de foto zouden gaan, vanmorgen, hoeveel van ons – en ik hoop, werkelijk uit het diepst van mijn hart zal zijn: niemand meer – maar die eigenlijk zijn stoel richting de uitgang zou moeten zetten. Als je eerlijk bent, kijk je deze kant op. Maar zolang je je nek naar God toekeert, zit je achterstevoren in de kerkbank – je grondhouding is niet goed.
Je hebt tegenwoordig van die sessies in het bedrijfsleven. Dan moet je je stoel omdraaien en zelf omgedraaid gaan zitten. Gemeente, ja, ik ga het doen.
Welnu, na alles wat Ik gezien heb. Al het voorafgaande in ons leven, in de achterliggende week. Hoe zit u er bij? Zo gaat de HEERE door. Tot Hij gewoon klip en klaar zegt over het Jeruzalem van toen (in het jaar 587), ze hoefden zich geen illusie te maken: we zitten helemaal klem, in de wurggreep van de vijanden. Ze konden proberen te dromen, maar dat hielp niets meer.
Welnu, daarom. Want deze stad is Mij tot toorn en grimmigheid geweest. Zelfs vanaf het prilste begin. Vanaf de dag dat ze haar gebouwd hadden. Zodat Ik haar moet wegdoen… Uit Mijn ogen, jij! Is dat verbazingwekkend, gemeente? Als de HEERE dat tegen u, jou en mij zegt vanmorgen?
Gemeente, de belegering is voltooid in de dagen van Jeremia. Dit zijn de woorden die onderdeel uitmaken van een antwoord op de worsteling van Jeremia. U valt er zomaar midden in. Het is een troostboekje, Jeremia. Bij Jesaja heb je ook een troostboek, u weet dat. Hier ook weer. Lees die hoofdstukken 30-33 eens rustig door. Je kunt het bijna niet op wat de HEERE van Zichzelf zegt wat Hij gaat doen. Troostboek! Maar dus niet om het allemaal een beetje glad te poetsen. U wilt toch geen fletse God, met eerbied gesproken? Hij tekent Zich in contrasten. Juist dat maakt het voor het geloof zo ongelofelijk moeilijk.
Want dan Jeremia, begin van hoofdstuk 32, het is goed om dat mee te maken: hij heeft net zijn handtekening van het geloof gezet. Wat jullie deden, toen je geloofsbelijdenis deed. Een handtekening onder een koopakte van een akker van een familielid. Dat is een akker, platgewalst door het legertuig van de Babyloniërs. Ik word eigenaar. In geloof de handtekening gezet – buiten de stad lag die akker. Daar komt niets van terecht, man! Laat het tot je doordringen, je hoeft geen illusie te maken. Dan komt Jeremia in gebed tot de HEERE. Vers 17, prachtig. Hij gaat bidden nadat hij zijn handtekening gezet. Dat is mooi. Ach, HEERE, HEERE, U hebt de hemel en de aarde gemaakt. Niets is voor U te wonderlijk. Wat een machtige belijdenis! Woorden om tot je door te laten dringen.
Maar dat gebed eindigt met een soort verzuchting, vers 25. U hebt Zelf tegen mij gezegd: koop een akker voor geld en laat het bevestigen door getuigen. Maar de stad is in handen van de Chaldeeën gegeven. Een prachtige belijdenis – en ineens overvalt je de werkelijkheid en de situatie en je denkt: wat komt ervan terecht. En dan gaat de HEERE antwoorden. Weet u wat zo mooi is? De HEERE gaat niet zeggen: Jeremia, man, je hoeft niet zo te somberen. Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw. Nee. De HEERE gaat zelfs niet iets nieuws zeggen. Weet u wat een voorrecht dat is? Ik hoop dat dat het is wat u iedere keer in de kerk brengt. Gewoon nog weer eens horen. Kijk, gewoon heel rationeel bekeken: als u in hoofdstuk 30 begint, kan je in hoofdstuk 31 zeggen: dat hebt U toch al gezegd. En hoofdstuk 32: wat valt die profeet in herhaling. En met eerbied gesproken: wat valt de HEERE in herhaling. Had Hij toch allemaal allang gezegd. Zeg eens wat nieuws, alsjeblieft! Dat vinden we mooi he, maar is dat waarbij we leven. HEERE, zeg het nog eens? En dat doet Hij!
Maar, dus niet om weg te strepen. Het blijft duidelijk. Welnu, daarom… De HEERE bevestigt wat Hij ziet. Deze stad, waarvan u zegt: ze is door de honger en de pest in de handen van de koning van Babel gegeven. Daar gaat geen woord van af. Wat kun je dan nog verwachten? Als God met ons doet naar hoe wij met Hem omgaan…
Gemeente, er is maar een mogelijkheid en dat is waar Jeremia zijn leven aan gegeven heeft: bekering van het volk. Omkeer. En dat is er niet. Als dan bekering de enige weg is, richting de toekomst en dat is er niet…?! En je ziet dat het net zich om je heen sluit, de wurggreep van de machten die zullen zorgen dat Jeruzalem ten gronde gaat.
En toch maar even vrij vertaald, de lijnen doorgetrokken: en wij? De kerk? Ja, u kunt zeggen: het gaat altijd goed met de kerk. Maar pas op dat het geen pijnstiller is. Wat voltrekt zich in Nederland over ons kerkelijk leven? In hoeveel gemeenten is diabolos niet bezig om als het enigszins kan de boel kapot te maken. Moet ik doorgaan? Ik bedoel maar gemeente: we dromen toch niet? De enige weg tot behoud, toekomst, perspectief: is dat we niet langer achterstevoren op de stoel zitten. Maar ons tot God bekering. Maar als dat uitblijft – en Jeremia ziet dat – wat kan je dan nog verwachten? Welnu, daarom… ga Ik, zal Ik…
Nou, dat kan je zelf wel invullen. Pest, honger, zwaard, grimmigheid, toorn. De Bijbel is geen kleurboek, dat weet ik wel. En toch zou je een mooi bijbeltje mogen hebben waarin je woorden waarvan je zegt: dat is net of de lucht heel donker wordt. Die geef je een donker kleurtje. En ook woorden die je fel geel maakt. Die donkere woorden, daar komen soms gele woordjes doorheen. Als die zon gaat schijnen is het: toewending en toewijding. Bekering. Door wie?
Nu ga ik iets zeggen waarvan ik dacht, ga ik dat hardop zeggen of schrijf ik het alleen op? Ik ga het toch hardop zeggen. De HEERE bekeert zich! Dat is het geheim. En voor alle duidelijkheid: dat betekent niet dat de HEERE Israël een beetje beter moet gaan begrijpen. Ja, als de HEERE ons maar eens een beetje beter begrijpt. En ja, God bekeert zich, Hij is niet zo rechtlijnig als Hij was, Ik moet ook wel een beetje naar dat volk toebuigen, Ik begrijp ook wel dat ze in zo’n belegerde situatie, in de 21e eeuw, ja, nee dat gaat dus niet. Dat is dus onzin. Het staat er ook gewoon he, dat God zich bekeert, omkeert. Ik zal het u lezen uit vers 40: Ik zal een eeuwig verbond met Mij sluiten – en dan komt het, Gods bekering: dat Ik mij van achter hen niet zal afwenden.
De HEERE riep met eerbied gesproken bij het volk vandaan. Omdat het volk Hem de nek toekeerde, kon God niet anders, wil Hij ze tot de orde te roepen om bij hen vandaan te gaan en zij tegen Zijn nek aankeken – met eerbied gesproken. Als God verlaat, wat kan je dan verwachten? Helemaal niets.
Maar omgekeerd, als de HEERE zegt: Ik ga niet meer achter hen vandaan. En dan staat er een woord dat gebruikt wordt voor ommekeer, terugkeer, bekering. Eerst: afwenden. Ik móet deze stad van voor Mijn ogen wegdoen. Maar dan: omkeert. Ik ga…! Ik zal…! En dan komt er een belofte die zijn weerga niet ken. Ik zal hun tot een God zijn. Ik ga niet meer achter hen vandaan. Want Ik wil hen goed doen. Gemeente, is dat niet wat juist genade is? Hopen en het verwachten. En dan mag je het verwachting. Van de toewending van God.
Gaat u niet zitten alstublieft zitten redeneren: God kan zich toch niet bedenken en bekering? Er is wel sprake dat God zich omdraait. Zijn ingewanden, dat staat in de Bijbel. De HEERE kan niet doen wat Hij moet doen – Hoe zal Ik u overgeven? Ik kan bijna geen afstand van u doen, daar zit al zoveel liefde in. Hier gaat het hart open van wie God is. Ik ga niet meer achter hen vandaan. Dat doet de HEERE dus van harte. Dat zijn die laatste woorden van dit gedeelte. Welnu, daarom… ga ik – wonder boven wonder – niet meer achter hen vandaan. Want Ik wil hen goed doen. En dat doe Ik niet van: nou ja, vooruit dan maar. Weet u, en dat zijn van die woorden, ik weet niet goed hoe je ze uit moet leggen, lees en bewonder ze: met heel Mijn hart en heel Mijn ziel ga Ik het volk planten! De puinhoop, een paradijs. Je gelooft je oren niet. Waar is de helemaal aan toegewijd? Met heel Zijn hart en ziel? Gemeente, de HEERE verlost niet tegen Zijn zin in, hoor. Hoort u dat? De HEERE verlost geen volk omdat dat dan maar eenmaal moet. Maar omdat dat Zijn hele hart heeft. Hij geeft zichzelf helemaal aan dat volk. En daar kun je een woordenboek bij halen. Dat kan je een verbond noemen of een eeuwig verbond. Een troostboek, of niet? God geeft zich helemaal aan dit volk!
En dan zegt Hij: Ik zal Mij over hen verblijden! Is dat geen kortsluiting, gemeente. Over dat volk, waarvan Hij zegt: eigenlijk had deze stad niet gebouwd moeten worden. Ze hadden eigen gedachten, zinnen. Ze hebben Hem op het hart getrapt. Als God nou anders was… Kun je je over zulke mensen verblijden? Kan God zich daarin verheugen? Dat Hij straks dat soort volk tot Zijn volk heeft…? Kunt u zich voorstellen dat de HEERE over je leven zegt: Ik ben er zo blij mee…
Kijk, een vader of moeder zal dat best eens tegen een kind zeggen. Niet als beloning voor goed gedrag – alsjeblieft, juist niet. Maar wel op die momenten dat de liefde een weg zoekt. Ik ben zo blij met je. Dat zit niet in dat kind, maar dat zit in het hart.
Als God zich gaat verblijden over dat stelletje daar uit Jeruzalem – en dat moet Hij dus ook in de ballingschap brengen om te leren te worden wat ze niet zijn. Hoe gaat de HEERE dat doen? Dat vertelt Hij erbij. Vanuit Zijn toewending en toewijding, vanuit heel Zijn hart en ziel. Er zit geen dubbele boodschap achter de boodschap van het heil. De HEERE meent het vanuit het diepst van Zijn hart.
Er wordt niemand tegen zijn zin in zalig, zeggen we wel eens. Dan kijken we naar onszelf. Het is heerlijker waar vanuit God: Hij heeft er zin in. Had je zin naar de kerk te gaan vanmorgen? De HEERE had er zin in. Met heel Mijn hart en ziel. Ik heb dat volk daar in Apeldoorn daar zitten. Nee, die ontlopen het oordeel niet. Maar Ik zal Mij tot hen wenden. Ze mogen hoop hebben omdat Ik Me niet zal afwenden. Ik zal Mijn beloften genadig vervullen?
Hoe dan? Dan blijf het niet hetzelfde. De ballingschap wordt geen vakantie. Ga maar even afkoelen, dan word je eruit gestuurd. Als je dan weer terug bent, is er niets veranderd. Je moet even praten. Dat gebeurt dus ook. God stuurt ze niet weg en haalt ze terug en zegt: ga maar verder. Nee, natuurlijk niet. God gaat het hart veranderen. Als je het hart van God hoort kloppen, gaat er van binnen wat veranderen. Eerst: Ik ga achter hen niet vandaan. Dat is één. En dan? Ik zal Mijn vreze in hun hart geven zodat ze niet van Mij afwijken. Ik ga niet meer bij hen vandaan en Ik zorg ervoor dat zij niet meer bij Mij vandaan gaan.
Is dat evangelie, gemeente? Wie heeft hier dringend behoefte aan? Dat je zegt: u mag de preek verder laten, maar dit heb ik nodig. Dat de HEERE niet meer bij hen vandaan gaat. Dat dat de bron zal zijn voor ons bidden, leven met de HEERE. HEERE, als U dat doet, alstublieft… Ik kies zo een afslag in mijn leven, waarvan ik denk: dat lijkt mij een leuke afslag. Rechtdoor lijkt me moeilijk. Afslaan leidt tot hetzelfde. En dan tot de ontdekking komen dat je ernaast zat. En dan terugkomen – dat is moeilijk.
Ik zal Mijn vreze in hun hart geven. Gemeente, het is niet zo ingewikkeld. De HEERE zegt: Ik zorg dat ze weer ontzag hebben. Niet ontzag, niet maar van oneindige afstand. Nee, die wonderlijke mengeling: dat de HEERE indrukwekkend is zonder afschrikwekkend te zijn. Liefde en diep ontzag. Vreze des HEEREN. Het geheim is dus een hele eenvoudige, eigenlijk. Je hebt grote dingen die klein lijken. Je kunt aan allerlei situaties denken. Je ziet een dorpstoren, je denkt: het is maar een dingetje. Het moment waarop je beseft dat je denkt, die toren is toch wel hoog, is als je er tegenaan staat, erbij staat. Oppassen dat je dan niet achterover valt.
Ik val achterover – of voorover – van wie God is. Als we pleisters plakken en een wegstreeptheologie (er is oordeel, er is genade, eind goed, al goed) – dan doen we de HEERE tekort mee. Ontzag voor Hem. Heilig leven wordt opgeroepen juist door diepe verwondering. Om te kijken dat God zichzelf helemaal geeft. Als u denkt, wanneer komt het?
God heeft Zichzelf helemaal gegeven. Omdat Hij Zichzelf afwendde van Zichzelf. In Zijn Zoon. Jazeker. Deze belofte krijgt dieper kleur en glans als je het houdt in het licht van het Nieuwe Testament. Voor Israël staat het als een huis. Moet je nu naar Israël kijken, moet je deze woorden lezen. Dat krijg je niet bij elkaar. God wel. Hij zal Zich toewenden tot dat volk en toewijden aan dat volk.
In Jezus heeft Hij dat aan het licht gebracht. Heel zijn hart en ziel heeft Hij gelegd in het werk van Zijn Zoon. In deze Verlosser. Diep ontzag en liefde wordt geboren. Je raakt je hart kwijt aan Hem. Ik zal zorgen dat ze niet meer bij Mij vandaan gaan. Ik zal hun een hart en een weg geven. Een hart uit een stuk. Dat is het enige wat bij de HEERE past. Als Hij een verlangen heeft – is het enige passende antwoord: verenig mijn hart tot de vreze van Uw Naam. Om zo de HEERE kinderlijk lief te hebben. Al hun dagen, hen ten goede, en hun kinderen.
Deze lijn dan misschien nog ook, ik heb even genoemd de kerk van nu, in de 21e eeuw. Dat we niet te snel moeten denken: het komt wel goed. Dat is niet de houding van een christen. God is goed! Hij wendt zich toe. Hij wijdt zich aan Zijn eigen verbond. En dat is de enige verwachting, dat uw kinderen en kleinkinderen ook in de 21e eeuw, waar ze ook zijn en hoe ze er ook aan toe zijn, dit is het woord van de levende. Ik zal hun tot een God zijn. En zij zullen Mij tot een volk zijn. Dat gaat niet vanzelf – daar is de Geest toe gegeven. En Christus heeft zichzelf gegeven. De woorden staan zwart op wit. De toewending geeft een toewijding. Als wij het niet zien, als je denkt: ik hoef me geen illusie te maken. Dan zegt de HEERE: je hoeft je inderdaad geen illusie te maken. Maar: Ik zal. Zij zullen mij tot een volk zijn. En Ik zal hen tot een God zijn.
U maakt de preek zelf maar af. Waar gaat u heen? Deze woorden: Ik zal hen tot een God zijn en zij zullen tot Mijn volk zijn. Dan ben je in het nieuwe Jeruzalem. Geloof het of niet: God zal zich verblijden en verheugen. Het heeft Zijn hart. En zo zal Hij dat volk, wat niet om aan te zien was, door Zijn ogen zien. En de liefde zal op hen afstralen – en Zijn heiligheid zal op hen afstralen. Dat is het geheim. Zo is er verwachting. Gods toewijding. Zijn toewijding.
Amen.
Gelijk een duif, door ’t zilverwit,
En ’t goud, dat op haar veed’ren zit,
Bij ’t licht der zonnestralen
Ver boven and’re voog’len pronkt,
Zult gij, door ’t Godd’lijk oog belonkt,
Weer met uw schoonheid pralen.
Wanneer Gods onweerstaanb’re hand
De vorsten uit het ganse land
Verstrooid had en verdreven,
Ontving zijn erfdeel eed’ler schoon,
Dan sneeuw, hoe wit zij zich vertoon’,
Aan Salmon ooit kon geven.
– Psalm 68 vers 7 (berijming 1773)
Hersteld Hervormde Gemeente Apeldoorn, zondag 11 juni 2023, 9.30 uur. Schriftlezing Jeremia 32:26-41. Via YouTube.