Bij ons is er geen plaats voor Christus – maar bij Hem is er wel plaats voor ons. Dat is de ernstige betekenis van het kerstfeest. Wij zijn als de herbergier die (met onze volle huizen, garderobes en koelkasten) Christus doorverwijzen naar een stalletje of een schuurtje. Christus wordt toch geboren. Zo maakt Hij plaats voor Zichzelf, ook voor u en mij.
Geroepen gemeente van Christus, jarenlang stond op de Dam een kerstboom geschonken door Trondheim uit Noorwegen. Een gezelschap was ooit gastvrij welkom geheten. Sindsdien kwam er een kerstboom uit het hoge noorden. Wel werd die boom steeds kleiner en uiteindelijk kon niemand zich meer herinneren waren het voor was. Was een ritueel geworden. Dam werd gerestaureerd en toen besloot gemeente het af te schaffen. Traditie functioneerde niet meer. En soms moet je het dan inderdaad maar afschaffen. Is natuurlijk niet zo erg.
Maar zou zoiets ook niet aan de hand zijn met het kerstfeest? Zeker, je viert het wel. Maar het zegt je steeds minder. Het wordt kleiner en kleiner. Uiteindelijk geen ruimte. Dat je zelfs op eerste kerstdag niet meer naar de kerk gaat. Vullen we het op onze eigen manier in. Zonder te denken aan het geschenk waarmee het begonnen is.
Dan hebben we het dus over kind in de kribbe. Om ons heen gaat het overal over, ook over de kerstgedachte. Maar niet over Hem. Dat is tragisch. Steeds minder plaats voor Hem. Met eigen invulling krijgen we de oorspronkelijke vreugde niet terug. Het blijft behelpen. Jammer als we met het grote geschenk geen raad weten.
Laten we ons er ook niet teveel over verwonderen. Is nooit anders geweest. Er is geen plaats geweest op aarde. Dat zien we in de tekst. Toen Hij nog niet geboren was, was er geen plaats voor Hem onder de mensen. In de stal (of grot) wel.
Hoe komt dat? Waarom is Hij zelden of nooit welkom? Nou, laten we kijken in Bethlehem. Een ding is duidelijk: niet omdat die mensen ontzettend vijandig waren. Dat denken ze wel eens. Dat Jozef en Maria na een lange reis aankomen en dan met laatste krachten op de deur kloppen. Bits toe snauwt, die herbergier: ‘vind maar iets anders?!’ Zou op zich kunnen. Maar ik lees het nergens. Ik denk dat het er vriendelijker aan toe ging. Herbergiers waren middenstanders. Dat zijn vriendelijke mensen. Hebt u nog een onderkomen? Ach, lieve mensen. Wat spijt me dat. Ik zit helemaal vol. Probeer het eens bij mijn collega. Vriendelijk doet hij de deur weer dicht. Maar twee straten verderop zit het ook vol. Helemaal vol in Bethlehem. Het spijt me. Geef ze maar eens ongelijk.
Totdat ze bij herbergier komen die een creatieve gedachte heeft. Vriendelijkheid of commercieel ingesteld? ‘Jullie kunnen logeren in de stal. Dieren staan toch buiten’ (Christus is in de zomer geboren, niet in december). Misschien aantrekkelijke korting berekend.
Die mensen wisten niet wie Jozef en Maria waren. Het was geen onwil. Alleen ze zaten gewoon vol. Dat was het punt. Zo ging dat in Bethlehem.
Zou dat niet typerend zijn voor, nou ja, voor hoe het vandaag gaat. Echte vijandschap kom je niet zoveel tegen. Gelukkig maar. Jegens de kerk of kerkmensen. Maar over persoon Jezus oordeelt men vaak positiever. Nobel mens met hoogstaande moraal. Maar bij veel mensen geen plaats voor Jezus. Waarom? Alle kamers van hun levenshuis bezet. Ze? Eerlijker om vanmorgen ‘we’ te zeggen. Wij zitten vol. Wat wij doen met kerst, steken we gunstig af bij anderen. Met een vinger naar ander wijzen, dan met vier naar onszelf. Ligt het bij ons anders?
Nee, we zijn niet vijandig toch? Anders was u hier niet. Doen we met elkaar: kerstfeest vieren. Maar kerstfeest vieren is ernstig. Grote kans dat er bij ons geen plaats is. Ons levenshuis lang en breed vol zit. Onze huizen vol met eten en drinken. Past het in de koelkast? Grotere vriezer? Het past er niet meer in. Onze garderobe. XBox, PlayStation, iPad, laptops, vuurwerk? Onze stallen zijn bezet met onze heilige koeien? Mag een mens dan niet?! Jawel. Ik doe er ook aan mee. Maar het kindje, toen dat groot geworden was, zei Hij: ‘Hoe moeilijk gaan degenen die goederen hebben, in het Koninkrijk.’ Wil die rijke dan niet? Jawel. Maar die rijke zit gewoon vol. Zoals die rijke jongeling.
Het gaat niet alleen om ons huis. Het gaat ook om ons hart. Misschien vol met wat er in ons hart staat. Ons huis een spiegel van ons hart?! Welke poster hangt er op je kamer? Spiegel van je hart. Waar is je hart vol van: idealen, kennissen, vrienden, verantwoordelijkheden, verborgen verlangens? Boordevol! Zelfs met kerst is er de kerststress (kent u dat woord?). Is er nog plaats voor Jezus?
Laten we heel eerlijk zijn, gewoon maar zeggen: nee. Vol is vol. Wij lossen het vaak net zo op als die laatste herbergier. We bedenken een plekje aan de rand van ons leven. Dan heeft Hij toch nog wat. Uurtje op zondagmorgen (hoewel, soms wil je toch een keer uitslapen!). De schuur. De stal van ons leven is voor Hem. Is dat niet waar? Hem geen plek gunt in je centrum van je leven. Zelfs als je theoloog bent zoals ik, en er dus de hele dag mee bezig bent, is dat gevaar er.
Het gaat er om dat je dit ontdekt als schuld. Ik ben niet vijandig. Ik zal iet verzinnen voor Hem. Schijn ophouden. Maar mijn hart gaat naar iets anders uit. Daar heb ik meer dan genoeg aan.
Dit is triest. Zo wordt het geen kerstfeest. Het stalletje voor Hem is niet in overeenstemming met Zijn grote betekenis en waarde! Dat Hij je leven in komt. Hij wil op de goede plaats terechtkomen. Hij heeft het voor het zeggen, als Koning.
Er moet plaats gemaakt worden. Zo zeiden ze dat vroeger. Dat is waar. Die plaats moet er komen. We moeten voor Hem ingewonnen raken. Gaat meestal niet van een op andere dag. Als het maar gebeurt! Vergt keuzes maken. Dat wat in de weg staat, moet weg. Mensen uit je levenshuis zetten. Slechte vrienden. Herbergiers konden dat niet maken. Mensen wegsturen. Maar van ons wordt het wel gevraagd. Of bij mij geen plaats?
Onze afwijzing is erger dan die van de herbergier, want zij wisten niet wie het waren. Ouders van de meest invloedrijke mens uit de wereldgeschiedenis! Stond op punt geboren te worden. Als ze het wisten, hadden ze plaats gemaakt. Misschien kregen ze dan de bruidssuite. Wij weten het wel. Hoeveelste kerstpreek zal dit zijn? We weten precies wie Hij is (zou ik zeggen). Maar we laten Hem voor de deur staan of verwijzen Hem door.
Ik las een verhaal over een vrijgezelle boer. Hij had joodse onderduikers in de oorlog. Na de oorlog, vroeg een meisje: ‘wat kan ik je geven als dank?’ ‘Geef me niet iets, maar jezelf’, zei die boer. En ze zijn meer dan een halve eeuw getrouwd.
Jezus wil jou. In centrum van je leven. Het is onontkoombaar: die plaats is er niet. In de wereld, media niet. En in mijn leven niet. Althans, de plaats die Hem toe komt. Geen plaats in de herberg. ‘Jezus is altijd eenzaam gebleven op aarde’, zegt de Franse denker Blaise Pascal.
Hoe kan het kerstfeest worden? Kunnen we het feest wel vieren? Toch, het kan wel. Nu de omslag in de preek. Van slot van de tekst terug naar het begin.
En zij baarde haar eerstgeboren Zoon. Hij laat zich niet wegdringen. Niet door de keizer, stadhouder, herbergier. Dan maar vanuit de stal de wereld veroveren. Wond Hem in doeken en legde Hem in de kribbe. Al honderd keer gehoord. Op je in laat werken: dan krijg je toch tranen in je ogen. Hij komt gewoon toch! Niet gebaseerd op dat wij uiteindelijk zo ver kwamen, dat we een plaatsje inruimden. Niemand zoekt of wenst Hem. Hij had best in de hemel kunnen blijven.
Maar God zet Zijn plan door. Puur een daad van God alleen. Niemand heeft God geholpen om Jezus te laten geboren worden. Iedereen werkte tegen. Maar Hij dacht aan Zijn genade! Een armzalig hoekje. Ja, het kruis. Hij schrikt er niet voor terug. Daar is Hij voor gekomen: om plaats te maken bij ons. Diepe kloof overbruggen. Immanuel. God met ons.
Die lange weg gegaan, van kribbe naar kruis. Bij Hem was er wel plaats voor ons. Dat is evangelie. Dat geeft hoop. De wereld en alles loopt uit de hand (klimaat, oorlog, dreiging). Als het van ons afhangt, wordt het nooit iets. Maar God begint. Hij zet door! Heel het heil en de zaligheid is een eenzijdig Godswerk. Als je dat ziet, gaat het kerstfeest worden. Een wonder dat Hij wilde komen. Naar ons, die zo vol zitten. We hebben meer dan genoeg aan het volle leven. Maar Hij gaat niet aan ons voorbij. Hij gaat niet aan het fort Europa voorbij. Maar Hij wilde komen – in bittere armoede.
Of het in die stal koel was, in de zomer? En dat die kribbe wel stevig was als wieg? Maar het was niet normaal. Ook toen niet. Baby op de deel ter wereld kwam. Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt. Bij u is geen plaats voor Mij, maar bij Mij wel voor u.
Laten we ons niet mooier voordoen dan we zijn. Belijden: er is geen plaats bij mij voor U. Zou u willen komen in de stal van mijn leven? Het is er een bende. Ik kan u geen herberg bieden. De leegte en zonde, laat die U niet verhinderen. Kamer voor kamer laten vullen met Uw liefde. Genadige aanwezigheid. Zo mag je gaan. Door kind te laten overtuigen. Er is plaats voor u bij Hem. Zou het voor mij zijn? Ja. Er is plaats. Hij is laag genoeg afgedaald. Als Heere, Heiland, Redder en Koning. Bij Hem is er vergeving, vernieuwing, uitzicht. Stel het niet langer uit. Kom naar Hem toe. Met het volle – maar als het erop aankomt, het lege leven van u. Ik dank U duizendmaal. Ik mag geloven dat er plaats bij U is. Neem mij in genade aan. Zo wordt het kerstfeest. De plaats wordt niet steeds kleiner, maar groter, die Hij inneemt. Ere zij God. In de mensen een welbehagen. Amen.
Hervormde gemeente Reeuwijk, Dorpskerk, dinsdag 25 december 2018 (Eerste Kerstdag), 9:30 uur. Schriftlezing Lukas 2:1-11. Gebodslezing (als regel om te leven) uit Titus 2 en 3.