Judas, een van de twaalf apostelen, verraadt Jezus met een kus. De satan was in hem gevaren, een aspect dat de evangelist Lukas benadrukt. Net als alle andere discipelen zijn ook wij vatbaar voor het kwaad. Wij moeten niet denken beter te zijn of te denken dat het ons niet zal overkomen, dat we Jezus verlaten of verraden. Jezus is echter gekomen voor mensen die gezondigd hebben en verloren zijn. Zijn redding is nodig, omdat wij onszelf niet kunnen redden. Jezus is Gods kus voor de mensheid. Hij hield vol, toen de machten van de duisternis op Hem aankwamen.
‘En Jezus zei tegen hem: Judas, verraadt u de Zoon des mensen met een kus?’
Verraad door een kus
Gemeente, een kus is niet zomaar iets. Je kust niet zomaar iedereen – zeker niet in tijden van Corona, maar daar buiten ook niet. Een kus is iets intiems. Het is wel cultureel, in Zuid-Frankrijk kussen mensen en elkaar en omhelzen. Judas kust Jezus. Als markeringsstrategie. Dat is Hém! Er bestonden nog geen foto’s. Judas zei: ik zal Hem kussen. Verraad door een kus. Wij horen bij elkaar. Een teken van verraad. Thema voor de preek is: Verraad door een kus.
- Judas en wij
- Jezus en wij
1. Judas en wij
Ja, Judas. Als je zijn naam hoort, weet je het al. Dé verrader. Astrid Holleeder schreef een boek over de topcrimineel. Ze noemde het boek Judas. Dé verrader bij uitstek. Degene die je niet kunt vertrouwen. Als je de naam hoort, weet je het al.
Maar dan is het goed, in het Grieks heet hij Judas, maar dat is in Hebreeuws hetzelfde als Juda. Dan klinkt het opeens heel anders. Juda. Dat is de stamvader van David, van de Messias. Juda, dat is degene die het opnam toen het erop aankwam, hij ging voor zijn broers staan en stelde zich borg. Juda betekent Godlover. Dan klinkt het opeens heel anders. Jezus werd door Juda verraden. Diegene die je in het OT tegenkomt als degene die het goed doet. Die verraadt Jezus.
Judas was waarschijnlijk de enige uit Judea. De anderen kwamen uit Galilea. Uit Karioth. De vertrouwensfiguur onder de figuren. Hij mocht de kas houden. Je maakt niet zomaar iedereen penningsmeester. Hij ging Jezus uiteindelijk verraden.
Lukas markeert hem zo vanaf het begin. De eerste keer (hoofdstuk 6:16) introduceert hij hem: Judas, degene die Hem zou verraden. Waarom hij dat doet, wordt in Lukas niet duidelijk. In de andere evangeliën lees je de geschiedenis van de vrouw die Jezus zalfde. Een ontzettend duur product daarbij nodig, kostte tienduizenden euro’s, zouden wij zeggen. Judas vond dat maar verspilling. Hij had het geld lief. En teleurstelling, geen opstand tegen de Romeinen. Niets daarvan lees je bij Lukas. Wat je leest in dit hoofdstuk: toen voer de satan in Judas. Die de bijnaam Iskarioth had, die bij het getal van de twaalf behoorde.
Dat roept allerlei vragen op. Hoe kan dat dan? De satan varen in Juda, in een van de discipelen? Meer verklaring geeft Lukas niet. Het was de satan die hem aangreep. Maar hoe dan? Is hij een willoos figuur , zo meegesleurd? Toch is dat wat Lukas schrijft. Dit is uw uur en de macht van de duisternis, zegt Jezus. Dit is de macht van de duisternis.
En voor ons is dat totaal onbevredigend. We willen reportages lezen over Judas hoe hij dat beleefde. Hoe dat ging. Hoe het moment was dat hij dacht: nee, ik doe niet meer mee. Je wilt een verklaring lezen. Dat je het mee kunt maken en begrijpen. Er moet toch een reden zijn. Je verraadt Jezus toch niet zomaar? Lukas geeft geen andere reden dan de macht van de duisternis. Het is kwaad. En kwaad is zonder grond. Kwaad, dat heeft geen verklaring. Verklaar het maar waarom Adam en Eva zondigde. En waarom wij zondigen. Waarom wij weggaan bij God die het leven biedt. Wij zeggen: geef ons maar de dood. Je kunt redenen bedenken, maar het verklaart het niet. Geldzucht, teleurstelling, zeggen de andere evangelisten. Maar uiteindelijk begrijp je het niet.
Misschien is dat de boodschap. Wij willen autonome en verantwoordelijke mensen zijn. Je zet de opties op een rij. En dan kies je. Je weet niet alles – met de kennis van nu. Hoe het virus zich ontwikkeld.. Toen was het een verstandige keuze. Zo zijn wij mensen. Mensen die rustig, afgewogen keuzes maken. Verstandig zijn. Maar in feite zijn we vaak zwak, zijn we vaak willoos, weten we niet waarom we doen wat we doen, laten we ons meeslepen door de massa en ja, door het kwaad. Wij zijn niet de mensen die de opties overzien en dan een keus maken. Wij maken geen keus: wij laten ons meeslepen, door de massa, door de opinie. En door het kwaad.
Ik las ergens: ik kan eigenlijk overal tegen, behalve tegen verleiding. Dan kun je dus nergens tegen. De wereld barst van verleiding. We kunnen niet tegen verleiding. De een door dit, de ander door dat. De macht van de duisternis is het.
Maar om dat het de macht van de duisternis is, komt Judas (Juda) ons veel dichterbij. Als het geldzucht was, zeggen wij: dat hebben wij niet op die manier. Of onbetrouwbaar: nee, zo ben ik niet. Maar die andere discipelen zijn net zo vatbaar. Vers 46: sta op en bid dat u niet in verzoeking komt. Jullie moeten bidden, anders kom je in diezelfde verzoeking waar Judas in terecht kwam. Judas was één van de twaalf. Hij deed echt mee. Door dik en dun. Toen de massa kwam en weer wegging. Judas bleek vatbaar te zijn.
In vers 31 lezen we: Simon, Simon, de satan heeft u allen opgeëist om te ziften als de tarwe. Wat blijft er dan van je over? Als de satan zegt: die is van mij! Zijn wij sterk genoeg om weerstand te bieden? Iedereen zal vallen, maar wij niet?! Die discipel had je ook. Die dacht dat het op hem geen vat had. Dat anderen vatbaar waren voor het kwaad, maar hij niet. Dat zei Petrus. Petrus heeft Jezus verraden. Ja, dat noemen we verloochenen, maar het komt toch op hetzelfde neer. Simon, Simon, de satan heeft u allen opgeëist om te ziften als de tarwe. De macht van de duisternis is zo groot dat die mensen kan aangrijpen. Er is een strijd tussen Jezus en de machten van de duisternis. Dat was al in het begin van het evangelie: verzoeking in de woestijn. Je ziet het doorgaan. Dit is uw uur. Later opnieuw in de christelijke gemeente, met Ananias en Saffira. Judas, verblindt door het kwaad, verraadt Jezus door een kus. Het ziet eruit als liefde, maar het is verraad.
Het heeft ons iets te zeggen – over de macht van de duisternis. Als we het nog niet wisten de afgelopen weken: de wereld is niet maakbaar. Wij zijn niet de mens die zelf zijn pad uitstippelt. We zijn vatbaar voor het kwaad. Omdat wíj het kwaad hebben binnengelaten. Wij hebben gezondigd. Wij zijn vatbaar voor verleidingen. Waarom? Niet omdat wij zo graag het kwade willen. Maar omdat we het goede zoeken, denken we. Denken we! Maar het goede dat we zoeken, lijkt het kwade te zijn.
Augustinus zegt: wij willen het kwade niet omdat het kwaad is, maar omdat het goed lijkt. Het lijkt ons goed, maar we dienen de duisternis. Zo was het bij Juda, Judas. Zo kan het dus ook bij ons zijn. Wij zijn hier niet te goed voor. Juist wij niet. Wij mensen die bij Jezus Christus horen. Kerkmensen, gelovigen. Juist mensen dichtbij kunnen Jezus verraden.
Verraad kan niet op afstand gepleegd worden. Verraad heeft te maken met dat er vertrouwen en nabijheid was, en dat opeens stuk lijkt te zijn. Dat gevaar lopen wij. Niemand van ons blijft staande, tenzij door Jezus Christus. Toen Jezus zei: Simon… Maar Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet zou ophouden. Daar moeten we het van hebben. Niet van onze eigen kracht en volharding. Maar van Jezus’ gebed, van de weg die Hij gaat. Ons hart is verraderlijk. Hebben we dat wel ontdekt? Dat we niet te goed zijn van zo’n Judas? Maar dat ook wij in staat zijn tot verraad, tot kwaad? Omdat we vatbaar zijn voor de macht van de duisternis? Wij mensen maken alles stuk.
Judas maakt het getal van de twaalf stuk. Die twaalf, uitgekozen tot vertegenwoordigers van Israël. Adam is ermee begonnen, wij gaan ermee door. Is er dan geen hoop? Jawel. Maar die is er alleen als we ons laten redden. We kunnen onszelf niet redden. Wij staan machteloos tegenover de macht van de duisternis. Maar Jezus is er ook nog.
2. Jezus en wij
Jezus werd gekust. Teken van genegenheid. Dat kreeg Hij niet altijd. In hoofdstuk 7 ging het over het huis van Simon. Een zondares kuste Jezus’ voeten. Die keurige mensen kijken: dat hoort toch niet. Jezus zegt: Simon, toen Ik bij jou in huis kwam, heb je Mij niet gekust. Maar deze vrouw houdt niet op Mijn voeten te kussen. Ze heeft Mij lief! Alleen Lukas vermeldt dit. Dat die zondares de voeten kuste. Wat een teken van liefde. Een andere kus is die van Judas.
Ja, nog een kus waar Lukas over schrijft, als je die kus ziet, dan weet je hoe erg dit is wat hier gebeurt. Lukas schrijft over een kus in een gelijkenis. Twee zonen, die allebei verloren zijn. Die jongste leeft erop los. Op een gegeven moment is het geld op. Hij komt achter de varkens terecht. Onreine beesten. Had ik maar te eten. Dan gaat hij terug naar zijn vader. Hij heeft alles verspeeld. Wat moet hij zoeken bij zijn vader? Hij heeft gedaan alsof zijn vader dood was. De meeste van ons kennen de gelijkenis. Hij komt er aan. Hij is nog ver weg. Maar hij rent naar hem toe (oude mensen rennen niet, maar deze wel), hij omhelst hem en kust hem. Welkom thuis!
Waarom vertelt Jezus die gelijkenis? Omdat er mensen zijn die er niet mee eens zijn dat Hij met hoeren en tollenaren eet. Jezus moet zich niet met hen inlaten. Maar God is zo – in Christus. God komt in Jezus naar ons toerennen, omhelst ons en kust ons. Jezus Christus is Gods kus van liefde voor verloren zonen en dochters, voor verloren schapen, verloren mensen. Zo is Jezus. Gods liefdeskus voor Jezus.
Die Jezus wordt hier verraden met een kus. In de grondtekst valt op: met een kús. Een kús. Teken van liefde. Markeringsteken. Het is goed om erop te letten dat in onze tekst en daaromtrent Judas wordt genoemd (vers 47): die Judas heette. In de grondtekst: hij werd Judas genoemd. Hij wordt dan wel Juda genoemd, maar dat is hij natuurlijk eigenlijk niet. Hij wordt ook genoemd: een van de twaalf. Jezus was jarenlang met die groep van twaalf discipelen opgetrokken. Er was ook een bredere groep van 70. Maar de kern, de harde kern: de twaalf discipelen. Judas was een van de twaalf. Zoals Juda een van de twaalf zonen van Jacob was. Judas valt er nu tussen uit.
We kunnen ons voorstellen wat dat betekent. Een club mensen, een kring van intimi. Je raakt op elkaar ingespeeld. Je weet wat de ander belangrijk vindt. Je kent mekaar. Er blijkt er een te zijn die er tussen uitvalt: door verraad. Juist Juda. Degene die in de bres sprong. Desfunctioneert, afvalt, verraad pleegt. Wat blijft er over?
Jezus. Jezus alleen. Jezus zegt niet: verraad je je vriend met een kus? Nee: de Zoon des Mensen. De pijn is niet alleen de pijn van de vriendschap, maar het gaat dieper. De Zoon van God, de Mensenzoon. Degene die komen zou. De hoop van Israël. Juda, hoe kan je nou de hoop van Israël verraden met een kus? Ja, die diepe laag heeft het. Het herstel van Israël is in gevaar. Juda, Israël wil de Messias niet. Maar daardoor gaat het stuk. De twaalf moeten er zijn. En nu?
Jezus laat dit gebeuren. Hij laat Zich verraden. Het zwaard moet worden weggegaan. Een van de discipelen is al te haastig, hij slaat een oor af, wat Hij dan geneest. Geen zwaard, weg ermee. Niet door kracht of geweld? Nee. Door de Geest. Hoe is God in de wereld? Als zwakke, gebroken. Als de kring is gebroken, de kring van Israël. Er blijft er nog Eén over. Jezus Christus. Zo is Hij hier.
Dit is uw uur. Nu gaat het gebeuren. Hij gaat de duisternis in om de macht van de duisternis te breken. Hij blijft trouw aan Zijn roeping. Hij wel. We verwonderen ons des te meer dat Hij voor zúlke mensen die weg gaat. Voor mensen zoals Judas. Misschien vindt u dat aanstootgevend. Kunt u dat zeggen?! Nou, neem Petrus. Was dat anders dan? Judas had niet op hoge toon gezegd dat hij dat niet zou doen. Petrus zei: ik heb niets met Hem te maken. Hij verliet Hem. Trouwens, allemaal. Er was er niet een die kon waken.
Zo is het met ons ook. Wij kunnen denken dat we die ene uitzondering zijn die Jezus niet verlaten, maar we doen het wel. We zijn echt zondaren. Nou zou de Heere God kunnen zeggen: Ik wil niets met dat volk te maken hebben. Dat volk dat kiest voor het eigen hachje. Je moet je eerst bekeren, dan ben je bij Mij welkom. Dat had de Heere het hele Oude Testament geprobeerd. Je moet anders zijn, je moet je bekeren, kom tot Mij. Telkens een opleving, telkens viel het tegen. Je ziet het hier ook. Bij Juda en Petrus.
Voor zulke mensen zond Hij zijn Zoon. Omdat wij zo vatbaar zijn voor de duisternis. Hij kon wel tegen de duisternis. Hij zou de duisternis breken en het licht maken. En Hij hield vol. Je zou toch zeggen: voor zulke mensen doe je dat toch niet? Dan denk je: ga maar. Maar Hij hield vol, Hij liet niet los. Als jullie Mij zoeken, laat deze gaan. De Vader heeft Hem voor dit stelletje ongeregeld over. Hij houdt vol tot het einde toe.
Dit is het evangelie. We worden gered niet omdat wij zo goed bij Jezus kunnen blijven of omdat wij kunnen volhouden, maar alleen omdat Hij volhoudt. Omdat Hij bad: Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet zou ophouden.
Hoe is het met Judas afgelopen? Voor altijd verloren? Hij had toch de Heere verloren? Wee degene door wie Hij (de Zoon des Mensen) heengaat. Het oordeel komt ons niet toe. Al hebben we geen grond voor een goede afloop. Als we nieuwsgierig zijn, laten we dan nieuwsgierig zijn naar onszelf. Zouden we niet bidden om niet in verzoeking te komen? Want we zijn zo zwak. Waar we dat leren inzien, dat we van onszelf niet beter en sterker of krachtiger zijn, daar ontstaat de ruimte voor Gods genade. Daar kan Hij Zijn genade aan ons kwijt. Zolang hij zich op zijn borst klopte, toen had hij aan zijn eigen ijver genoeg. Maar toen hij daardoor heen was gezakt, en zag: ik ben niet beter, ik ben er ook zo een, ik kan Jezus ook verraden, toen heeft de Heere hem opgezocht. Een nieuwe taak gegeven als apostel. Zo werkt de Heere. Beseffen wij het ook, dat we het van genade moeten hebben? Kijken we dan naar Jezus Christus? Die ondanks dit alles (ómdat dit alles) volhoudt en Zijn leven geeft en zondaren redt? Amen.
De HEER is aan de spits getreden
Dergenen, die mij hulpe biên;
Ik zal, gered uit zwarigheden,
Mijn lust aan mijne haat’ren zien.
’t Is beter, als w’ om redding wensen,
Te vluchten tot des HEEREN macht,
Dan dat men ooit vertrouw’ op mensen,
Of zelfs van prinsen hulp verwacht’.– Psalm 118 vers 4 (berijmd)
Chr. Geref. Kerk Veendaal (Pniëlkerk), zondag 29 maart 2020, 9:30 uur. Online kerkdienst i.v.m. Coronacrisis. Schriftlezing Lukas 22:39-53.