Een overspelige vrouw wordt bij Jezus gebracht door de Farizeeërs en Schriftgeleerden. Zij willen Jezus in de val lokken, de vrouw is slechts lokaas. Jezus schrijft met de vinger in de aarde – daarmee verwijzend naar een tekst uit Jeremia dat wie God verlaat, uitgewist zal worden als zand. Jezus laat de wet volkomen overeind staan en treft de Farizeeërs en Schriftgeleerden, maar ook de vrouw, in hun geweten. Hij laat hen zien dat we allen schuldig staan aan Gods geboden. Jezus is Zelf de Zondeloze die de straf van zondaren op Zich heeft genomen.
Heeft niemand u beschuldigd? Dan beschuldig Ik u ook niet.
Weet u wat genade is? Als u het wilt weten, moet je dichtbij komen. Echte genade, bedoel ik. Royaal en radicaal. Amazing grace. John Newton voegde daaraan toe: How sweet the sound. Hoe zoet is mij genade. Apart he. Om genade zoet te noemen. Daarmee geeft hij aan dat genade hem zo kostbaar is. Daar leeft hij van. Daarom: ‘sweet’. Echt. Als je het wilt weten wat het is, kom dan in de kring bij Jezus. Hij is in het tempelcomplex. Hij voert het woord. Geef je oren de kost! Dit tafereel is van unieke betekenis. Wat kosteloze genade is.
Het is nog vroeg. Jezus bracht de nacht door op de Olijfberg. Hij was daar in gebed – aan het hart van Zijn Vader. ’s Morgens vroeg in het Huis van Zijn Vader. De tempel. Jezus zit. De omstanders staan. Precies andersom dan hier – wij zijn dat niet meer gewend. Jezus voert het woord en zit. Zo is het lang geweest – ook bij Augustinus. Die zat op zijn cathedra. De mensen stonden, soms wel erg lang. Zo was het ook daar op het tempelplein, waar Jezus aan het woord was. Ik denk dat die mensen ademloos geluisterd hebben. De aandacht is strak gespannen. Gefascineerd. Hij spreekt niet zoals anderen. Zo hebben wij nog nooit iemand horen spreken! Dit is uniek. Niet als de Schriftgeleerden. Hij heeft een heel uniek gezag. Dus ik denk dat het stil geweest is.
Plotseling wordt de rust verstoort. Bruut. Wat gebeurt er?! Een opstootje, relletje? Tumult. In deze gewijde omgeving. Bij nader inzien lijkt het mee te vallen. Eerbiedwaardige mannenbroeders gaan voorop. Dat stelt gerust. Een plechtstatig gezelschap. Vanwaar dat rumoer? Ze slepen een vrouw met zich mee. Een vrouw die vreemdging. Geen twijfel aan. Op heterdaad betrapt. Terwijl ze zich met een andere man af gaf. Ze deponeerden haar in de kring.
Wat beweegt hen? Geen genade. Ongenadig. Zonder het minste mededogen. Ze zetten haar te kijk. Duwen haar naar voren. Aan de schandpaal. Zijn ze zo bezorgd om de ernst van de zonde? En de heiligheid van God geboden? Was het maar waar… In de verste verte niet. Ze smeden een geraffineerd complot. Een ding beweegt ze: Jezus een val te zetten. Die rabbi, die ze niet konden uitstaan. Hij prikte door hun vroomheid heen. Een vriend van hoeren, tollenaren en gespuis. Hij misleidt het volk. Vandaag zullen ze Hem strikken en in de val lokken.
Vanmorgen een gelegenheid hiervoor. Kijk, een overspelige, betrapt. En die man dan? Die was toch ook in het spel? Die blijft buiten beeld. Is verder niet van belang voor de heren. Interesseert ze niet. Het gaat om de reactie van Jezus. Wat wij ervan vinden is duidelijk. Wij weten dat. Mozes heeft ons, althans ons, geboden dat zulken gestenigd moeten worden. Niet: zulken vrouwen, zoals in onze vertaling. Maar: zulken. Lieden van lichte zeden. Met triomf voegen ze eraan toe: en U, wat zegt U?
Ze zijn bezig het recht van de wet te handhaven. Zonder maar iets te weten wat de wet bedoelt. Liefde tot God en elkaar. Achter de mantel van religie en degelijkheid gaat een dodelijke dosis schuil. Het gaat het niet om de eer van God. Die vrouw is lokaas om Jezus klem te zetten. Hij moet aan de schandpaal. Hun vraag was enkel en alleen bedoeld om Jezus aan de tand te voelen, om Hem te testen.
Dat wordt een lastige test. Voelt u dat? Heel lastig. Die test is eigenlijk niet te doorstaan voor Jezus. Zie je die triomfantelijke grijns op het gezicht van de aanklagers. Contrast met die vrouw he! Ze zou wel willen vluchten. Let vooral op Jezus. Wat zal nu Zijn reactie zijn? De strik is duivels sluw gespannen. Nooit lijkt de situatie zo precair als nu.
De beschuldiging is even zwaar als waar. Geen twijfel aan. De beklaagde is aanwezig, de getuigen zijn present. De strafmaat ligt al vast. Het hele protocol is volstrekt correct. Wat nu? Ik zei, een lastige test. Gemeente, u voelt toch wel, als Jezus partij kiest voor die vrouw die vreemdging, dan komt Hij in conflict met de wet. Kiest Hij voor de wet, dan laat Hij de vrouw vallen – dat klopt niet met Zijn reputatie als vriend van zondaren en redder van verlorenen. Jezus zit dus klem. Het vangnet lijkt al dichtgeklapt. Jezus is dus de beklaagde hier. Hij bij uitstek. Het volk houdt de adem in. De spanning is om te snijden. De Farizeeërs hebben binnenpret. Maar ze lachen te vroeg. Veel te vroeg. Ze hebben het al verloren! Hoe dan?
Ze denken Jezus te ontmaskeren en uit te kunnen schakelen. Maar Jezus oefent hier Zijn eigenlijke ambt uit. Het liefste werk wat Hij verricht! Welkom heten wat verloren en verwerpelijk is. Dat doet Jezus het liefst. Zul je het onthouden? Al wat tot Hij komt, werpt Hij niet uit. Moet u horen: wat tot Hem komt, al is het op die vreemde manier zoals de vrouw, komt tot Hem als door de Vader getrokken (vorige hoofdstuk lazen we dat). Hier is een vrouw tot Jezus gebracht. Hoe kwam ze daar?
Ze zocht Jezus niet. Heel iets anders; dat is duidelijk. Ze is tegen wil en dank getrokken. Door de Vader…! Getrokken, tot Jezus. Die Farizeeërs wisten niet wat ze deden. Zondaren die tot Jezus getrokken worden – daar vinden onverwachte dingen plaats. Kijk maar.
Meester, wat zegt Gij! Val nu maar door de mand. Maar Hij zegt geen woord. Niets. Tenminste, niet met hoorbare woorden. Het wordt stil in de kring. Hij doet wat anders. Hij maakt een beweging en bukt Zich. Met Zijn vinger schrijft Hij in de aarde. Dat is alles. Ja, zeg dat wel. Alles.
Wat heeft dat te betekenen? Het wordt nogal eens voorgesteld alsof Hij de volslagen onbelangrijkheid van Zijn tegenstanders ermee wil aangeven. Augustinus maar ook Ambrosius hebben dat anders uitgelegd. Die zeiden, kijk, dat gebaar van Jezus. Dat is inderdaad gebarentaal. Hij zegt iets met gebaren. Dit is tekentaal. Hij schrijft in de aarde. En in de aarde geschreven worden dat is een gebaar dat de Schriftgeleerden bekend kon voorkomen. Doorkneed als ze waren in de heilige boeken. Wie van Mij afwijken, zullen in de aarde worden geschreven, zei Jeremia. Die zullen niet beklijven. Uitgewist zullen ze worden als zand. Ze verlaten de Heere. Jezus had ze uitdrukkelijk genodigd (Johannes 7): kom tot Mij, als de Springader. Wat verbeeldt Hij zich wel?! Ze hadden het wel gehoord. Wie die bron versmaadt, zegt Jezus, die wordt in de aarde geschreven. En verwaait als letters in het zand. Begrijpt u? Jezus zegt hier met dit stilzwijgende gebaar alles. Zijn zwijgende tekentaal zegt meer dan een omhaal van woorden.
In een keer zijn de rollen omgedraaid. Jullie deugen niet! Wie Mij verlaat, wordt in het zand geschreven. Heb je aan het strand wel eens kasteeltje gemaakt? Wat mooi! Dan komt de vloed op en de golven spoelen erover heen. Wat is er nog van te zien? Niets. Weg kasteel. Verwaaien als letters in het zand. Horen jullie dat. Jullie willen Jezus vangen. Wie Hem verlaat wordt in het zand geschreven. De aanklagers zijn in een teken beklaagden geworden. Ze komen in de beklaagdenbank terecht. Jezus maar in de aarde schrijven…
Vallen die mensen voor dit vonnis? Nee. Nee. Ze blijven stokstijf op de been. Ze zetten zich schrap. Blijven vragen. Wat is Uw antwoord? Bij dat zichtbare antwoord zullen ze ook een hoorbaar antwoord krijgen. Ondubbelzinnig. Jezus richt Zich op. Wie van jullie – de hele kring rond – zonder zonde is… Een woordje staat er: zondeloze is. Wie van jullie de zondeloze is. Laat die zijn gang gaan. Neem een steen op en gooi… Ik denk dat het nog stiller wordt dan het al was.
Wat een wending, wat een woord. Wie de wet toch ernstig neemt, moet het goed doen en grondig. Radicaal. Wie staat er compleet aan de kant van de wet: zondeloze. Wie kan dan zijn vinger opsteken? Ook vandaag hier. Ik, ik ben de zondeloze?! Dan gaan we toch voor de bijl. Gemeente, wat is zonde? Nou, dat weet ik wel, zoiets als wat met die vrouw gebeurd was. Niet alleen de daad. Ook de gedachte, begeerte, de neiging. Zoals Jezus het gebod radicaliseert in de Bergrede: wie met begerige ogen naar een vrouw kijkt, die is al een overspeler. Het is geen misstap, maar een virus, dat in je bloed actief is, in je binnenste woelt.
Jullie komen wel met die vrouw aanzetten, zogenaamd verontrust over het zevende gebod, maar er zijn er nog negen, mijne heren. Hoe staat het met die negen?! En wat doet u met de hoofdsom van de wet. Liefde. Wie van u is zuiver op de graad? Laat die zich melden. Gooi de eerste steen.
Dan bukt Jezus opnieuw. Hij schrijft opnieuw. Hij heeft het ook nu in hun geweten gekerfd. Ze gaan. In hun geweten overtuigd. De lust om te stenigen is vergaan. De list om Jezus te vangen is verijdeld. Het vangnet is dichtgeklapt – over hun eigen geweten. Helaas niet voor lang, hoor. Als u het slot leest van het hoofdstuk, leest u dat ze aanstalten maken Hem te stenigen. Hem. Nu, nu druipen ze af. Nu hebben ze even geen weerwoord. Ze blazen de een na de ander de aftocht. Oh, waren ze maar gebleven he! Want weet u, er is geen veiliger grond dan vlakbij Jezus. Waren ze maar gebleven. Dan hadden ze wat beleefd.
Eén kan niet weg. Die vrouw. Niet frank en fier. Omdat haar onschuld zou zijn gebleken. Onschuld? Wat dacht u. Dat woord, zondeloze, joeg het schaamrood naar de kaken. Een brok zonde. Doodschuldig. Beschaamd. Met de wet op gespannen voet. Ook verbaasd, perplex, verwonderd. De man die geen stenen gooit. Geen vinger uitsteekt, maar in de aarde schrijft. Twee blijven over. De misera (erbarmelijke) en de misericordia (de barmhartigheid zelf), zegt Augustinus. Twee. De vrouw in het midden. In het midden van het tempelplein. Maar vooral: in het midden van de gerichtsplaats. Op het snijlijn van vonnis en vrijspraak. Ze staat daar bij de Zondeloze. Dus iemand die het recht heeft om de eerste en laatste steen te gooien. De Zondeloze; dat is Hij. Hij heeft het recht om die steen te werpen. Hij staat volkomen aan de kant van het wet. Ook als geen ander aan de kant van die vrouw. Als geen ander heeft Hij recht de zonden te vergeven. En de eerste tot en met de laatste steen op te vangen. Hij vangt ze op, steen voor steen, in het vangnet van Zijn woorden – die haar als een schild bedekken, die haar bergen onder de woorden van mededogen en genade.
Jezus richt zich op. Hij ziet alleen die vrouw en die vrouw ziet alleen Jezus. Vrouw, waar zijn ze, die beschuldigers van je. Vrouw! Niet: je bent een slet, een schandvlek. Nee, vrouw! Waardig he. Vriendelijk toch, respectvol! Nu schrijft Hij niet langer in het stof, maar in de akker van haar ziel. Vrouw. We dachten even dat het proces al voorbij was. Maar het doorslaggevende komt nog. Niet over haar, maar tot haar. Oog in oog. Heeft niemand je veroordeeld?! Niemand, Heere. Niemand. Inderdaad. Allemaal afgedropen. Weggeslopen. Nu is er nog maar een beoordelaar. En bevoegd om haar vrij te spraken. De uitspraak is vrijspraak. Amazing grace. Amnestie. Dan veroordeel Ik u ook niet. Ik veroordeel u niet. Wie is die u? Die vrouw. Ja, maar, sta je er nog bij?! Ik had u genodigd. Jij staat daar bij! Even schuldig en strafwaardig als die vrouw. Nou, nou, zegt u, weet u dat zeker? Ik heb niet gedaan wat die vrouw misdeed… Dat kan wezen, maar Jacobus zegt: wie aan één gebod schuldig staat, staat schuldig aan alle. Sta je er nog? Ik bedoel, niet boven die vrouw. Nee. Naast die vrouw. Wie van u is zonder zonde? Even schuldig als die vrouw. En: even dicht bij Jezus. Hoor wat Hij zegt. Dan veroordeel Ik u ook niet. Hoe is het mogelijk he! Zomaar, onvermoed. En vooral: onverdiend. Alsof Jezus haar aankijkt en zegt: je bent zwart, maar lieflijk. Erbarmelijk, maar gered door mijn erbarmen. De Rechter die vrijspreekt is die redder. Ging dat zomaar? Zijn reddingsactie? Hij is de voorspraak en plaatsbekleder; die de zonde veroordeelt en de zondaar redt. Hij spreekt vrij.
U zegt, het gaat mij te snel? Het is niet goedkoop alsof het niets is. Jezus is onderweg – altijd in het evangelie. Naar Jeruzalem. Naar Golgotha. Besef dat wel. Hem wacht daar de schandpaal. De kruispaal. Hij zal daar als de Zondeloze, de enige, als het onbestraffelijk Lam de zonden dragen. De zonden van de wereld – mensen zoals u, jij en ik. Schuldig aan alle geboden. Weet u zich aangesproken? Kijk dan eens goed op die heuvel Golgotha. Jezus wordt daar toch nog de beklaagde. In onze plaats. Daar hangt Hij. Ik mag Hem hoog voor u oprichten. Hem tekenen in de woorden van het evangelie. Zoals Mozes de slang verhoogd… Hoe je ook door het gif bent gebeten, kijk omhoog, je zult eeuwig leven hebben indien je op Hem ziet. Jezus in het midden, tussen twee moordenaars. Midden in het gericht voor doodschuldigen, beladen met de zonden. Van wat voor soort mensen? Ja, waar Hij een vriend van was. Hoeren, tollenaren en ja ook van Farizeeërs. En wat zegt Gij… .Hier is het antwoord. Hier op Golgotha klinkt het antwoord. Ik zeg: Amen, Vader. Hier ben ik. Mozes heeft gelijk. U hebt gelijk. Vervloekt die niet gebleven is in het boek der wet om dat te doen. Hier ben Ik, Vader. Ik draag de vloek. Ik geef Mijn leven voor doodschuldigen. Tot zo’n zondaar zeg Ik: Ik voor u, voor jou, anders moest je het met de dood bekopen.
Gemeente, dat is genade, genade Gods zo rijk en vrij. Die poort staat open ook voor mij. Genade is gewoon een ander woord voor Jezus en die gekruisigd. Die geen zonde gekend heeft – maar tot zonde gemaakt. Opdat wij rechtvaardigheid Gods zouden worden door Hem.
Tot slot; Zijn claim en aanspraak. Hij maakt aanspraak op ons leven. Genade is kosteloos – maar nooit goedkoop of vrijblijvend. Het laat het nooit bij het oude. Hij schept een nieuw begin. Hij verbindt aan het bewind van Zijn genade. Ik veroordeel u niet. Ga heen en zondig niet meer. Niet: zet je schrap, op voorwaarden vrij. Geen appel op haar eigen vermogens. Maar een koninklijk bevel dat de kracht heeft van een belofte. Je bent van Mij, niet van jezelf. Ga nu en sta in de vrijheid van Mijn vrijspraak en bewind. Wie in Christus is, is een nieuw schepsel. Die overmacht van de zonde is gebroken. Heb Ik gebroken. De zonde zal niet meer over je heersen. Er is kracht, kracht, wonderbare kracht in het bloed van het Lam. Ga nu maar vrouw. Van de schandpaal naar de vrijheid. Ik droeg uw schuld. Ga nu en zondig niet meer. Het hoeft niet meer. Het kan niet meer. Ik sta ervoor in. Want: Ik ben het licht der wereld. Wie in dit licht wandelt, wie Mij volgt en dicht bij Mij blijft (niet zoals vandaag: dicht bij zichzelf blijven, zoals de mensen zeggen, alsof dat zou zeggen)… wie dicht bij Jezus blijft, het licht der wereld, die wandelt in het licht en dwaalt niet in het duister van de zonde.
Kijk, daar gaat ze. Ja, nog met een blos van schaamte denk ik. Niet parmantig of lichtvaardig. Wel lichtvoetig. Ze is van een loden last bevrijd. En steen van haar hart. Als een kind zo licht. Daar gaat ze. Ik begon de preek met de vraag: wat is genade? Zullen we het aan die vrouw vragen. Vrouw, kunt u me vertellen wat genade is? Genade, zegt ze, dat is Jezus. Die met Zijn vinger in de aarde schreef, die me van de schandpaal in de vrijheid sprak. Genade is Jezus, Hij, helemaal. En ik stem ermee in. U toch ook. Amazing grace. How sweet the sound. That saved a wretch like me. Mij gered heeft. O wondere genade, hoe zoet is mij die klank. Jezus, die een wrak als mij gezocht heeft en gekocht heeft. Hem alleen zij alle lof.
Amen.
Protestantse Gemeente Gorinchem, zondag 31 juli 2022, 9.30 uur (uitzending via YouTube). Schriftlezing: Jeremia 17:9-13 en Johannes 7:37- 8:12.