Als Jezus aan het kruis hangt, zijn er allerlei voorbijgangers. Dat kan blijkbaar: aan Hem voorbijgaan. Erger nog: er wordt gespot met Jezus, de koning der Joden. De overpriesters en schriftgeleerden bespotten en vernederen Jezus door niet tegen Hem, maar óver Hem te spreken. De satan is uit op de val van Christus. Maar Gode zij dank heeft Christus, vertrouwend op de goedheid Gods, het werk volbracht. En daarom is het vandaag toch een Goede Vrijdag.
Oog in oog met Jezus op de vloekheuvel
Drie groepen (en wij staan daar ook ergens):
- De voorbijgangers
- De oudsten van Israël: de overpriesters en schriftgeleerden
- De misdadigers
Samen hebben ze de lofzang gezongen. Ze zijn geëindigd met wat wij psalm 118 noemen. Gij zijt mijn God, U zal ik loven. God is goed. Zijn goedheid duurt in eeuwigheid. Zo waren ze de paaszaal uitgegaan. Wellicht een beetje verward van dat onbekende van wat er was gebeurt. Daar had Jezus het brood gebroken en gezegd: dit is Mijn lichaam. En Hij had gesproken van verraad. Iedereen had gezegd: ben ik het, Heere?
En toen waren ze op weg gegaan. Want, hij die Mij verraad, is nabij. En: Mijn uur is nu gekomen. Toen hebben ze Hem zien en horen worstelen in Getsemane. Ze waren in slaap gevallen. Ze konden niet een uur met Hem waken. En toen kwam die schare, met stokken en zwaarden. En een van hen was bij hen. En toen hebben ze Hem allemaal in de steek gelaten. Jezus.
Gebonden, geboeid is Hij van hand tot hand gegaan. Uit handen van de discipelen (bedacht op hun eigen veiligheid), gevallen in handen van de bende. Gebracht, naar Kajafas, Herodes. Uiteindelijk naar Pilatus. Hij werd doorgegeven, deze Jezus. Uit handen gegeven, in de handen van Zijn moordenaars.
En nu? Nu is Hij veroordeeld. Pilatus heeft drie keer gezegd: ik vind geen schuld in deze Mens. Maar eigenbelang gaf de doorslag. Liever een vriend van de keizer dan een vriend van Jezus. Zo zijn ze de Via Dolorosa gegaan. Dragend de dwarsbalk. Ze zijn aangekomen op de vloekheuvel. En daar is de dwarsbalk gehesen op de al staande paal. Sommige zeggen: een boom die van zijn kruin ontheven is. Een dode boomstam, die nooit meer vrucht kan dragen. Daarop wordt de dwarsbalk gelegd. Daar hangt Jezus. En met Hem twee misdadigers.
Ziet u ze? Want er loopt een weg over Golgotha. Misschien een smal pad: dan moest je er een voor een voorbij. Ze hebben Hem in de ogen gezien. Op ooghoogte hing Hij daar. Met die beschuldiging daar: Jezus, de koning der Joden.
1. De voorbijgangers
De voorbijgangers. Hoort u dat? Voorbijgangers. Ze gaan aan Hem voorbij. Dat kan dus. Dat je voorbijganger bent. Voorbij het kruis. Voorbij Jezus. Misschien heb je oog in oog met Hem gestaan. Maar heb je, net als deze voorbijgangers, je hoofd geschud. Heb je Hem gelasterd. Blasfemie staat er in het Grieks. Wil zeggen: dat je de tong uitsteekt, hoofd schudt, Hem uitlacht. Hé, U die de tempel afbreekt. Grote woorden, maar wat is ervan terechtgekomen? Daar hang Je nou… Aan een vloekhout van een kruis. Een spotkoning.
Ook wij staan oog in oog met Jezus. En we staan oog in oog met de wereld waarin we leven. En velen van u hebben beleden: Hij is het, voor mij. Toch?! Deze Jezus, deze spotkoning. Hij is mijn koning, mijn Heer, mijn Zaligmaker, mijn alles! En als dan ogen van spotters op je gericht zijn, de maatschappij, de wereld? U die van Christus geworden bent.
Want, deze vijanden spreken straks de waarheid aangaande Hem. Hij kan Zichzelf niet verlossen. Hij verlost anderen. Daartoe is Hij gekomen. Daarin heeft de Vader de liefde geopenbaard. Zijn Zoon overgegeven tot de vloek (dan dat Hij u, mij verloren zou laten gaan). Dat heeft Hij toch getoond in die 3 jaar, toen Hij rond ging. In dat Galilea der heidenen? Daar is toch dat licht opgegaan? Wonderlijke dingen! Bruiloftsfeest is er begonnen, als teken. Het is blij evangelie. Deze Jezus! Hij is het licht. Hij is het leven.
Hij is waarachtig God en mens. Zo wordt Hij verkondigd en verheven. Opdat we oog voor Hem zullen krijgen. Oog in oog met Hem komen staan. En, bij Hem stilstaan. Geen voorbijganger meer zullen zijn, maar iemand die oog en hart krijgt voor Hem, die daar hangt. Voor Hem, die u hebt leren kennen. Die u belijdt in deze wereld. Dat is toch de roeping van de kerk(mensen)? Uitgaan, de wereld in? Belijden: ik ben van Hem geworden. Hij heeft voor mij betaald. U hebt dat gisteren toch gevierd, aan Zijn tafel? U hebt beloofd: totdat Hij komt zult u Zijn dood verkondigen. Dat wonderlijke: dat deze dood het leven betekent tot in eeuwigheid.
Het zal duidelijk zijn, als je voorbijganger bent, heb je dat niet in de gaten. Zit je alleen maar vol van je eigen mening. Zelfhandhaving, met lastertaal.
En dan wordt het nog een graadje erger, daar op Golgotha. Daar staan de mannen met het Oude Testament onder de armen. Met de daden en profetieën van God! Met Jesaja. Ze hebben het gelezen, gehoord. En wat doen ze? Ze zeggen het niet een tot en tegen Hem. Maar vanuit het Grieks moet ik zeggen: ze hebben het over Hem. Over Hem. Dat is het meest pijnlijke wat je overkomen kan. Waar je bij bent, waar je oren en ogen hebt, dat daar een groep mensen staat, die het over je heeft. Dat is het meest venijnige, het meest pijnlijke wat mensen je kunnen aandoen. Het net zo zeggen dat degene over wie je het hebt, het nét nog kan horen, zonder dat die zich kan verweren.
2. De oudsten van Israël: overpriesters en schriftgeleerden
Dan die overpriesters, oudsten, farizeeën en schriftgeleerden. Anderen heeft Hij verlost, maar Zichzelf kan Hij niet verlossen…! Anderen heeft Hij verlost. Dat moeten ze toch wel toegeven. Dat er inderdaad wonderlijke dingen zijn gebeurd. Maar ja, wat heb je eraan, als je een ander verlost, voorthelpt, maar nu zelf daar machteloos hangt aan het vloekhout? Je komt toch eerst voor jezelf op en dan pas voor anderen? Je veegt toch je straatje schoon, het vuil op het straatje van de ander. Er zijn altijd argumenten om de ander de laan uit te poetsen. Met de bijbel in de hand. Met het evangelie in je oren. Praten over.
Kom van het kruis af. Als je Gods Zoon bent. Dit herinnert eigenlijk aan het begin van het evangelie van Markus [=dit moet zijn: Mattheus, red.]. Daar gebeurde iets dergelijks. Daar was het de satan. Mattheus 4. De satan verleidde Hem met brood, toen Hij honger had. De satan vroeg om een keer voor hem te knielen. En dan zou Hij een koning zijn zonder kruis. Kniel voor mij en ik zal je geven, de koninkrijken van de wereld. Jezus, de koning der Joden. Hier een spotkoning. Maar als Hij geluisterd had… Dan had Hij voor zichzelf kunnen zorgen. Werp U van te tempel, er zullen engelen zijn die U dragen. Kom af van het kruis. Hoort u hoe bij monde van schriftgeleerden en bijbeluitleggers de satan aan het woord is? Hij heeft belang bij de val van Jezus. Zijn grote tegenpool. Hij zet altijd vraagtekens bij wat God gezegd heeft.
Hoe vaak zetten wij een vraagteken achter Gods beloften? Hoe vaak worden we niet verleid om de Heere God voor ons karretje te spannen en Hem te zeggen wat Hij moet doen. Help mij van het kruis. Of: doe dit. Of: als U dat doet, dan… Met de bijbel in de hand. De overpriesters, schriftgeleerden. Oog in oog met Jezus. Van jongs af onderwezen in de schriften. En toch: spotten met Jezus.
Een mens gelooft niet zo makkelijk, toch? Wat moet de Heere God een werk doen in het horen van het woord, door de Geest. Om het toe te vertrouwen aan deze kruiskoning! Hoe zwart de zonden ook zijn. Maar door de roodheid van het bloed is er de vrijspraak van de genade. Is er het goud van de heerlijkheid. Zo is God. Daarom blijft Hij hangen. Daarom wil Hij een spotkoning zijn. Daarom is deze dag een Goede dag. Voor u en mij.
3. De misdadigers
Ja, en dan zijn er ook nog die twee misdadigers. Aan Zijn linker- en rechterhand. Vindt u het vreemd dat ze graag van het kruis af willen? Wellicht gehoord van de macht van deze Jezus. Van Zijn wonderen en tekenen. Verlos ons! Zo Gij de Zoon van God zijt, schrijft een ander evangelie. Ze voegen zich in het koor van de spot en hoon. En dan weet ik wel, in een ander evangelie wordt verteld dat het voor die ene anders wordt. Van een spotter een believer. Iemand die door de knieën gaat, zelfs aan het kruis. Dat is de macht van God. Ja! De joden en de heidenen, Gods volk en de volkeren, zijn hier rondom het kruis verenigd in de hoon en spot om deze koning.
En van Zijn discipelen is hier niets te merken. Ze stonden erbij, de moeder en die andere Maria en die discipel die Jezus liefhad, en ze keken ernaar.
En wij? En wij? Temidden van deze totale en radicale afwijzing, deze hoon op God en Zijn gezalfde. Er is er Een die blijft getrouw. Zelfs als Hij de totale eenzaamheid en verlatenheid van God en mensen ervaart. Mijn God, mijn God, waarom?
Jezus. Eenzaam. Deze maatschappij met zijn drukte barst van de eenzame mensen. Ga maar eens kijken in de nieuwe Reehorst. De eenzaamheid op die vernieuwde kamertjes. Ga maar eens kijken in de huizen. Eenzaamheid. Als ik kom zeggen ze: dominee, ik heb in twee dagen nog niemand gesproken. De thee wordt door het luikje gezet. Hier is uw thee! En dan zitten ze in de rolstoel… Eenzaamheid wordt hier doorleden. Van God en mensen verlaten. Jezus. Hoe eenzaam ook, waar dan ook, nooit alleen! Want God is met ons. Hij verlaten opdat wij nimmermeer verlaten zouden worden. Wij radeloos; Hij in vertrouwen. Hij is gestorven als een kind: Ik ga slapen ik ben moe. Het joodse kindergebed. Dat bidden ze als ze slapen gaan. Ik heb dat vaker gezegd. Er vast op vertrouwend dat Zijn goedheid tot in eeuwigheid is. En dat Hij het werk heeft voleindigd. Dat het volbracht is, af is, doel is bereikt. Dat er zaligheid, leven is, dwars door de dood.
Hij heeft het voor u verworven. Voor u als toeschouwer, voor u als kenner van de schriften, voor u als iemand die veel vraagtekens hebt bij alles. Hij laat niet los. Zelfs niet wanneer Hij wordt weggelegd in een graf. Echt niet. Zelfs in dit sterven toont Hij Zijn goddelijke macht en kracht. Dan zijn er aardbevingen en schudt de wereld. Er breekt een nieuwe periode aan. De graven gaan open. Dan komen daar mensen tot leven, nadat Hij is opgewekt.
En dan is daar een heiden, samen met hen die Hem bewaakten, die zegt: waarlijk, deze was Gods Zoon. Zo is deze dag Goed. Doordat God voor ons sterft in Zijn Zoon. Omdat God dwars door de dood het leven geeft tot in eeuwigheid. Zouden we dan niet zingen? Niet langer voorbijganger zijn? Zouden we niet de lof aanheffen op deze God?! Zouden we Hem niet liefhebben, bovenal! Oog hebben voor degenen om ons heen. Voor die eenzame; voor die vrouw in die rolstoel; voor die zieke. God geeft er ogen en handen voor. We mogen Zijn handen en voeten zijn. En met barmhartigheid bewogen worden. Omdat die Ene, Zijn ingewanden rommelden van barmhartigheid. Hij verlost niet alleen van de dood – Hij staat naast ons. Hij gaat met ons. Zijn kracht wordt in onze zwakheid volbracht. Goede Vrijdag roept om Pasen, om een nieuwe hemel. Waar een grote schare, die niemand tellen kan, Hem de lof en de dank zal toebrengen voor dit offer. Hij is naar waarde nooit te danken! Kom dan, zingen we: ‘Geloofd zij God met diepst ontzag! Hij overlaadt ons, dag aan dag, Met Zijne gunstbewijzen.’ Amen.
Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, vrijdag 19 april 2019 (Goede Vrijdag), 19.30 uur. Schriftlezing Mattheus 27:33-54. Profetisch woord (in plaats van wetslezing c.q. geloofsbelijdenis): Jesaja 52:13 – 53:6.