De profeet Zacharia profeteert over het zwaard dat tegen de Herder gebruikt wordt om Die te slaan. Niet tegen de verstrooide schapen die het verdiend hadden, tegen mensen die God van Zijn eer beroofd hebben. Het is de Heere Jezus Christus, Gods Zoon, die geslagen is. En Hij liet Zich vrijwillig slaan. Om de toorn van God over de zonden te dragen. Hij werd als een valse profeet behandeld én Hij liet Zich vrijwillig zo behandelen. Hij gaf Zijn dierbaar bloed tot reiniging van zonden. Hij liet Zijn handen die niets dan zegen hebben voortgebracht doornagelen aan het kruishout op Golgotha om daar Zijn leven te geven voor zondaren. Hij in onze plaats opdat wij nooit door God geslagen zullen worden. Hij wendt Zijn hand tot de kleinen. Hij vernedert die zich verhoogt en verhoogt die zich vernedert.
Zacharia 13 vers 7: ‘Zwaard! ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man, Die Mijn Metgezel is, spreekt de Heere der heirscharen; sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid worden; maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden‘.
Gemeente, met de hulp van de Heere en indachtig de werking van Zijn Geest gaan wij vanmorgen op deze eerste zondag van de lijdenstijd nader in op Zacharia 13 vers 7.
De weg van de Herder
1. Het zwaard tegen de Herder;
2. De verstrooide schapen;
3. De hand van de Heere tot de kleinen.
Alles wat wij in dit leven nog van de Heere hebben ontvangen is alleen maar Zijn verdienste. Daarom kan alles wat in onszelf is alleen maar schuld zijn. Zondaren. In ons zelf aan de dag komen. Wanneer wij door de werking van Gods Geest en Gods Woord tot onszelf worden ingekeerd. Maar in Christus heeft deze Heere der heerscharen voor Zijn huis Davids, voor Zijn volk en kerk een fontein een geopend tegen de zonden en onreinigheid. Daarmee heeft de Heere Zijn Evangelie aan ons bekendgemaakt. Uit Zijn genade wil Hij nog geven want ons ontbreekt alles. Zijn kracht wordt in onze zwakheid volbracht. Dat wij kunnen geven wat Hij beveelt. Dit Evangelie zo ook nog in woord en daad, in deze wereld uit te dragen en hebben te doen en bekend te maken. Als lichten in deze wereld te midden van een verdraaid en verkeerd geslacht. Alles wat ons daarin zal ontbreken wil deze Heere nog overvloedig schenken zo wij Hem daar ootmoedig om smeken. God heeft door de profeten gesproken in Juda en nog steeds tot Zijn kerk en daarmee tot ons. Zo komen wij aan het eerste punt, het zwaard tegen de Herder.
1. Het zwaard tegen de Herder
De profeet Zacharia moest zware wegen voor het volk aankondigen. Niet alleen profetisch oordeel in zijn tijd nauwelijks vijftig jaar geleden van het volk uit de ballingschap gekomen, maar tegen alle volkeren van de aarde. Zo sprak Zacharia eens tot het uit de ballingschap teruggekeerde volk, zo spreekt hij ook tot ons. Gods Woord is niet aan tijd of plaats gebonden. Het is eeuwig.
Ook wij behoren tot de volken van de aarde. Door Zijn voorzienigheid geleid uit de ballingschap van de wereld en heidendom. Om deel uit te maken van Zijn kerk. Zijn geestelijke Israël van eeuwigheid. Daarin zijn wij gelijk Israël, dat was en is nog steeds. Kinderen des verbonds die in plaats van de besnijdenis het teken van de doop hebben ontvangen. De doop betekent geen zaligheid of deel uit te maken van een kerk. Maar daarmee heeft de Heere wel bewerkt dat wij uit het ballingschap van de wereld heeft afgezonderd of terug heeft willen leiden.
Hij heeft met ons nog onderscheid willen maken waar van nature geen onderscheid is. Dat Hij zo nog onder de beademing van het Woord, het waarachtige Licht een iegelijk willen leiden. Daarmee heeft de Heere voor u nog een fontein willen oprichten. Tegen de zonden en onreinheid. Hij laat het vanmorgen verkondigen. Deze Heere Jezus Christus en Die gekruisigd algenoegzaam is om u te kunnen en ook te willen reinigen. Te reinigen van alle zonden. Schoon wassen van de smerigste onreinheid. Dat de grootste zonde verzoend kan worden.
Daartoe moest het zwaard dat tegen ons was, en buiten Jezus ook zal blijken, tegen Hem gesteld. Als metgezel in de liefde heeft Hij Zich laten verbrijzelen. Hij heeft zo laag willen afdalen. Deze allerhoogste Profeet, niet uit mensen of meest nabije volk, als zodanig zou worden erkend, geeerd en worden verstaan. Met dat doel voor ogen heeft de Heere Jezus het lot van de valse profeet, zoals kanttekeningen op Zacharia 13 vers 3, zo heeft Hij dat lot nog willen delen. Dat lot willen delen. Met de misdadigers gerekend. Als een die van een ieder veracht was. Hij werd uit de synagoge in Nazareth uitgeworpen en ze wilde Hem van de steilte werpen. Hij heeft de dodelijke haat en afkeer van de hele toenmalige godsdienst op zich willen nemen. Nagenoeg iedereen die Zijn pad kruisten zochten Hem te doden en te verdoemen. Die zeiden: U zult niet leven en zeiden kruis Hem, kruis Hem. Omwille van alle valse profeten en alle eigen afgoderijen heeft deze allerhoogste Profeet nog willen worden als een die liegt, als een valse profeet.
Omwille van Zijn Evangelie voor verloren zondaren, heeft Hij die de Weg, de Waarheid en het Leven is, willen worden als een die wilde sterven. Hij heeft Zich laten beschamen vanwege Zijn profetisch gezicht. Waartoe Hij geroepen was. Hij heeft geen profetenmantel om schouder of rug gedaan. Maar in plaats daarvan een purperen spotkleed. Om Zijn opengereten rug te laten leggen. Het kruis op Zich genomen om Zich daaraan te laten nagelen. Omwille onze verloocheningen heeft Hij Zich nog willen laten verloochenen. In de hof van Gethsemané, niet als een man, maar als een worm, die daar de aarde doordrenkte met Zijn bloedige zweet.
Vanaf Zijn geboorte is Hij daartoe geworven. Opdat Hij die haat, van die buiten Hem hopeloos verloren mensen, heeft willen vrijmaken met Zijn kruisoffer van alle zonden. Daartoe is Hij mens onder de mensen geworden. Metgezel. Om door mensen te worden verworpen. Gemarteld. Gedood. Dat is de weg van de Herder geweest. De weg van de Herder die Zijn leven heeft gesteld voor de schapen. En zo iemand tot Hem zal zeggen, wat zijn deze wonden in Uw handen. Zo zal Hij zeggen: de wonden waarmee Ik geslagen ben in het huis mijner liefhebbers. Hen zo heb liefgehad dat Ik voor hen de dood ben ingegaan. Om voor hen Mijn bloed dat reinigt van alle zonden. Om te sterven aan het kruishout. De godverlatenheid. Opdat zij die Ik liefgehad heb met een eeuwige liefde opdat zij de eeuwige Godverlatenheid nooit zullen proeven.
Toen Ik daar uitriep met luider stem ‘Het is volbracht’ opdat Ik mijn liefde voor Mijn volk Israël van eeuwigheid, voor Mijn kerk van eeuwigheid, voor hen zou geven. Wat zijn deze wonden in Uw handen? Dat zijn de wonden van het zwaard dat tegen de Heere ontwaakte. De wonden waarmee Zijn handen, kunt u het zich voorstellen, die niets dan zegen hebben gegeven, met nagels zijn doorboord. Het zwaard is tegen deze Herder ontwaakt. De man van smarten. Metgezel en in onze plaats Gods toorn over de zonden heeft willen dragen. Toen deze Herder werd geslagen werden de schapen verstrooid.
2. De verstrooide schapen
Gemeente, toen de Heere Jezus werd overgeleverd, toen Hij werd gekruisigd, toen raakten Zijn discipelen, Zijn volgelingen verward en verstrooid. Sommigen volgden de gebeurtenissen op een afstand, anderen namen de vlucht. Niemand wist hoe het verder moest. Petrus wilde Jezus nog verdedigen. Sloeg het oor van een dienstknecht van de hogepriester af. Ging nog in het huis van Kajafas. Die eens zo moedige Petrus, die zei ik zal U niet verloochenen, heeft op een laffe manier Hem verloochend. Met vloeken en zweren. Door satan aangevallen. Het lot van Judas zou hem wachten als niet Jezus hem opzocht. Doodsschaap dat gered werd voor de dood.
Maria van de Magdalena die kon door haar tranen Hem niet eens meer herkennen. Die nota bene voor haar stond. Ze moest als door een droom gewekt worden. Meisje toch. Kléopas en een niet met naam genoemde metgezel namen haastig de vlucht naar Emmaüs moesten ook als verstrooiden schapen opgezocht worden. Ze konden Hem niet eens herkennen vanwege hun ongeloof. Daarna de drieduizend in Jeruzalem. En Paulus die haat en dreiging blies. Die ook als een verstrooid schaap werd tegengekomen. Saul, Saul wat vervolgd u mij. Toen Paulus de apostel der heidenen geworden. Deze Herder had ook nog andere schapen die tot de kudde worden toegebracht. Opdat het zal worden een kudde en een Herder. Johannes 10 vers 16.
Gemeente, het Evangelie van deze goede Herder die Zijn schapen roept is de wereld rondgegaan. Talloze zijn gekomen. Het verhaal van deze afzonderlijke mensen die als verstrooide, als dwalende schapen, die door de stem van de Herder zijn toegebracht. Het verhaal kan in enkele minuten verteld worden. Maar de eeuwigheid zal niet genoeg zijn wat daarin de weg van de Herder is geweest. Want toen het zwaard van de toorn over de zonden over de Herder ontwaakte, heeft de Heere Jezus Christus Zich in onze plaats voor de Vader gesteld. Om Zijn toorn te stillen. Zwaard ontwaak tegen de Herder. Hij heeft Zich daarmee willen opofferen aan het hout van het kruis. Zijn dierbaar bloed tot reiniging van al onze zonden. Avondmaalsformulier. Hij is als een kwaaddoener, als een valse profeet veroordeeld. Door Zijn eigen volk. Hoewel een landvoogd uit de Romeinen, Pontius Pilatus, geen schuld kon vinden.
Hij heeft teruggegeven wat Hij niet geroofd had. De eer van God die wij door de val in Adam hebben geroofd. Die waarachtig God en mens is die met Zijn sterven aan het kruis aan God teruggegeven. Wat zijn deze wonden in Uw handen. Dat Zijn de wonden waarmee Hij in onze plaats omdat Hij ons lief heeft met een eeuwige liefde. Als wij dan zo met een Thomas het niet willen geloven, tenzij wij zijn handen zien, dan strekt deze Herder Zijn handen nog uit in de prediking. Opdat wij dan alsnog op de knieën zullen vallen en zeggen: mijn Heere en mijn God. Zie dan op deze handen. Op de wonden waarmee Hij geslagen is. Wat onze zonden en ongerechtigheden Hem hebben gekost. Tegen de Man die onze Metgezel is. Zie dan wat de weg van de goede Herder is geweest om de verstrooide schapen toe te brengen. In deze weg de Deur der schapen heeft willen worden. Als wij door Hem zullen in en uitgaan. Ingaan, zo zullen wij behouden worden. Vrijelijk in- en uitgaan door die Deur der schapen om weide te vinden.
Kom en zie dan gemeente hoe wij allerlei vertroosting kunnen vinden in de handen van deze geslagen Herder. Wanneer u zich dan nog als een verstrooide schaap ziet, of onbedacht van deze Herder bent afgedwaald, of dat u zich ervan bewust bent geworden dat uw zonden een scheiding maken tussen u en God de Vader. Dat er in u geen enkel eigen werk te vinden is dat ooit in staat zal zijn om deze scheidsmuur tussen God en u te kunnen doorbreken. Dan gaat de stem van deze geslagen Herder in dit uur ook nog tot u en jou uit. Om u in Zijn Evangeliewoord dat Hij u metgezel heeft willen worden. Waarachtig God en mens. De man van smarten. In onze plaats heeft gesteld. Het zwaard tegen Hem ontwaakte. In onze plaats heeft willen dragen. Dat God de Zoon zo de scheidsmuur tussen God de Vader en ons die wij op geen enkele manier ooit kunnen doorbreken, geheel en al heeft doorbroken. Die is er niet meer. In deze weg roept Hij Zijn verstrooide schapen naar de kudde. Met dit Evangelie wendt Hij Zijn hand ook tot de kleinen. Zo komen we bij het derde punt, de hand van de Heere tot de kleinen.
3. De hand van de Heere tot de kleinen
Gemeente, de Heere Jezus heeft met Zijn kruisoffer een krachtig werk gedaan door Zijn arm. Hij heeft de hoogmoedigen verstrooid in de gedachten hunner harten. Hij wendt Zich tot de kleine, nederige, tot de onaanzienlijke. Degenen die door de wereld en Zijn gezindheid gesmaad, gehoond, veracht, vervolgd. Twee delen zullen uitgeroeid worden. En de Geest geve maar het derde deel. Zacharia 13 vers 8 en 9. Het derde deel dat verkoren is van eeuwigheid zal overblijven. In het vuur brengen. Het vuur van de haat, de hoon, vervolging van de wereld. Hij zal het louteren gelijk men zilver loutert en goud beproefd. Dit derde deel zal Zijn Naam te midden van vervolgingen van de wereld en haar gezindheid, het zal Hem blijven aanroepen. De Heere zal horen. Hij zal zeggen: het is Mijn volk. En het volk zal zeggen: de Heere is mijn God.
De Heere zal booswichten met opgeblazen harten van de hoge tronen stoten, maar de kleinen tot wie Hij Zijn hand richt, zal Hij verheffen. De Heere maakt het kleine groot, het zwakke groot. Deze goede Herder, deze Heere Jezus Christus, houdt Zich ook nu nog met niets anders bezig dan te vernederen wat hoog is en te verhogen wat nederig is. Te helen wat verbroken is. Uit de verstrooide schapen die de goede Herder met Zijn stem roept toegebracht. Het volk van het kleinen. Gods volk op deze aarde zijn de kleinen. Hij zal ze tot Hem roepen wanneer de stem van deze goede Herder uitgaat. Zijn barmhartigheid zal uitgaan van geslacht tot geslacht. Die Zich verbreken. Met de levende Christus, deze verslagen Herder, verbonden te weten. Het weet Zich verbonden te zijn met deze goede Herder. Met deze Heere Jezus Christus die de wereld overwonnen heeft. Want het zwaard van Gods toorn is in de plaats van die volk tegen de Herder ontwaakt. Omdat Hij Zijn ziel moest uitstorten tot in de dood. Met de overtreders gesteld.
God heeft Zijn geliefde Zoon in Welke Hij Zijn welbehagen heeft, een deel gegeven. Twee delen zullen worden uitgeroeid worden en de geest geven, maar het derde deel zal overblijven. Dit volk. Gelouterd, beproefd. Het zal Zijn Naam aanroepen en Hij zal dit volk verhoren. Hij zal zeggen: dit is Mijn volk. En zij zullen zeggen: de Heere is mijn God. Wat zijn de wonden in Zijn handen? Dat zijn de wonden van Christus die Zich in onze plaats heeft laten slaan. Opdat wij door God niet over de zonden zullen worden geslagen. Want er is een fontein opgericht tegen de zonden en onreinheid.
Gemeente, wanneer angst en zorgen over de toekomst, en er is zoveel om angst en zorgen over te maken. U doet wanhopen, ja dat kan. Weet dan gemeente. Weet dan jongere, broeder, zuster. Dat het zwaard tegen de zonden reeds tegen de Herder is ontwaakt. Opdat Zijn bloed aan het kruis is vergoten. Ik zeg het nog een keer. Avondmaalsformulier. Tot een volkomen verzoening van al onze zonden. De aardse en helse machten die u zoeken te verslinden zijn uitgeroeid. Niet meer gedacht zullen worden. De onreine geest uit het land weggedaan. Opdat zij u niet meer kunnen belagen, ombrengen. Voor tijd en eeuwigheid niet.
Zie het is alles nieuw geworden. Twee derde deel zal omkomen en de geest geven. Maar een derde deel zal overblijven. Gemeente, tot welk deel zal u behoren? De stem van de goede Herder gaat ook vanmorgen weer tot u uit om de verstrooide schapen te roepen. Soms al vele jaren uitgegaan. Waarom? Opdat u tot Zijn deel zult behoren. Want de Heere, deze Herder, Hij wil niet dat wij verloren zouden gaan maar dat wij tot kennis der waarheid zullen komen. Over Hem die ook de Weg, de Waarheid, het Leven is. Zonder deze Waarheid blijven wij onwetend, zonder deze Weg zullen wij als verstrooide schapen verdwalen, en zonder het Leven in Hem zullen wij in de eeuwige dood omkomen.
Bieden kunnen wij de Heere niks. Bidden kunnen wij de Heere en aanbidden moeten wij de Heere. Opent uwen mond, en eist van Mij, van Hem vrijmoedig. Al wat u van Hem begeert om zalig te worden, tot Zijn eer, zal Hij overvloedig geven. Want Zijn eer is ermee gemoeid. Zijn grootheid zal blijken uit het getal van Zijn onderdanen. Grote dingen heeft Hij gedaan en wil Hij nog steeds doen. Hij die machtig is. Wend u naar Hem toe en wordt behouden. Lof zij u Heere nu en tot in alle eeuwigheid. Amen.
“O Heere God in de hemel aan het einde van deze eredienst naderen wij nog opnieuw tot Uw heilig aangezicht in gebed. Dan past het ons om U de lof en dank te geven. Dat U het nog heeft willen verlenen. In alle gebrek Uw Woord te horen en te verkondigen. Wilt U nog genadig verzoening doen over alles wat niet was naar Uw heilige wet. Ach Heere mag het niet tegen ons getuigen. Het onze kan voor U niet bestaan. Maar wilt U het Uwe dat daarin was achtervolgen met Uw genade en kronen met Uw heerlijkheid. Wilt u ons geleiden naar huis en later deze dag samenbrengen rond Uw getuigenis. Uw Evangelie. Zo bidden wij U, uit genade niet uit verdienste, om Jezus’ Christus wil. Amen.”
Gebed na de preek
Zondag 23 februari 2020 – Hersteld Hervormde Kerk Putten – kand. W.H. Hoorn – Schriftlezing Zacharia 13 – eerste lijdenszondag