Hersteld Hervormde Gemeente Driebruggen, 9.30 uur, ochtenddienst
Afkondigingen
Votum+groet
Psalm 143:10
Wet des Heeren (http://www.biblija.net/biblija.cgi?m=Ex+20&id35=1&l=nl&set=10)
Psalm 119:18
Gebed (“verootmoedigen wij ons voor het aangezicht des Heeren”)
Schriftlezing “van hedenochtend is uit brief van apostel Paulus aan gemeente van de Galaten”: Galaten 3: 15-29 (http://www.biblija.net/biblija.cgi?m=Galaten+3%3A15-29&id47=1&l=nl&set=10)
Psalm 139: 1,2 (collectezang)
Prediking
Psalm 34:9
Dankgebed
Psalm 147:2
Zegen
Preekaantekeningen
- Met de hulp des Heeren en indachtig de werking van de Heilige Geest zullen wij vanmorgen nader ingaan op Galaten 3, vers 24-26.
God ziet het hart aan
- De tucht der wet
- De komst van het geloof
- Het kindschap Gods
- Gemeente, de Heere ziet het hart aan. Wij zijn voor God wat wij in ons hart zijn. Wij kunnen ons uiterlijk anders tonen.
- Als we ons onder de wet stellen, vallen we in uiterlijke vroomheid met innerlijke besmeurdheid. De mensen en de wereld en onszelf kunnen we daarmee bedriegen, soms jaren achtereen.
- Zoals het innerlijk met ons gesteld is, zo zijn wij voor God.
- De ziel die zondigt, zal sterven. Gods wet toont ons Gods eis en gerechtigheid, waaraan wij nooit kunnen zullen voldoen. Hoe zwak is ons hart? zegt Ezechiël.
- Door de wet is de kennis der zonde. Vrijspraak daarvan is niet mogelijk op grond van enige eigen verdienste, maar slechts mogelijk op grond van Christus verdienste.
- De tucht der wet toont ons finale onvermogen. Zij slaat elke eigen grond, waarop wij nog zouden kunnen rusten, onder ons vandaan.
- De veroordelende kracht van de wet heeft gelovige ontvankelijk te maken voor de bevrijdende kracht van het evangelie van genade.
- Het is zo moeilijk om in de uiterlijke praktijk te kunnen ervaren dat onze rechtvaardigheid voor God niet is door enige werken of verdienste van onze kant, maar alleen door de Heere Jezus Christus. Uit genade verleend. Tegenstelling tussen uiterlijk en innerlijk leven worden opgeheven, want dan hebben we het niet meer nodig, om ons anders voor te doen. Dan leven we niet meer onder de wet, maar uit het evangelie.
- De innerlijke verscheurdheid die ons terneerslaat, die ons tot wanhoop kan drijven, is er dan niet meer.
- Door de wettische prediking van enige niet met name genoemde in Galaten, zijn ze gaan twijfelen aan de zaligheid door het geloof in Christus alleen. Die leraren predikten dat men slechts door de wet tot geloof kon komen. Paulus juist geleerd niet uit juk van de wet, maar belofte van het evangelie te leven.
- Bij Paulus was het ook niet zonder slag of stoot gegaan.
- Paulus wil de gemeente tot iedere prijs bewaren, vandaar dat hij aan het begin van het derde hoofdstuk, zo uitvalt: gij uitzinnige Galaten! [citaat]
- Is de Heilige Geest soms in uw harten gekomen, omdat u aan de wet tegemoet trachtte te komen of door de prediking van Christus? Zijt gij uitzinnig? Bent u soms gek geworden?
- (…)
- Goddelijke verbond komt op een letter aan: Genesis 22 vers 18. Geen meervoudsvorm, daar staat ‘in uw zaad’, niet ‘in uw zaden’. Zo spreekt de Heere daar tot Abraham, nadat deze zich bereid had gesteld zijn zoon te offeren. God heeft Abrahams zoon Izak nog willen sparen, maar Zijn eniggeboren Zoon niet gespaard. Zo de belofte ook gestand gedaan, in volmaakt en onbestraffelijk Godslam.
- In Christus wordt het verbond bevestigd, door de wet die 400 jaren na Abraham gekomen is, niet krachteloos. De erfenis van Abraham is niet beperkt tot zijn vleselijk nageslacht, maar deze erfenis is uit de belofte van het Evangelie.
- (…)
- Hoe godsdienstig we menen te zijn, hoe groot we denken te zijn, het zal ons niet baten, gemeente. Want God ziet ons hart aan. Zoals wij in ons hart zijn, zo zijn wij voor God. Al hebben we een bibliotheek met vrome boeken, een kathedraal opgebouwd, onze naam nog een eeuw na ons overlijden nog worden vermeld, het doet ons niets. Het maakt niet uit hoe zeer of hoe veel we ons nog inspannen om zelf aan Gods gerechtigheid voldoen. Onze weg is door de val in Adam afgesneden. De wet door de zonde krachteloos geworden!
- De rechtvaardigheid is niet uit de wet, maar uit Christus!
- Doch eer, doch voordat, het geloof kwam, door de wet in bewaring gesteld. Voordat Christus, die het fundament is, in het vlees in de wereld kwam, Gods volk in bewaring gesteld om der overtredingen wil.
- De Heere heeft de wet door Mozes aan het volk gegeven. Om in de volheid des tijds, een hekwerk te maken, een omheining, tussen het uitverkoren volk en het van hen omringende heidendom. Om hen door de wet in verzekerde bewaring te stellen. Tot de tijd dat de belofte wordt vervuld.
- Tot die tijd, zegt Paulus, was de wet de grens. En dat heeft ons ook wat te zeggen, gemeente. Waardoor worden wij zalig? Wij kunnen slechts zalig worden door het geloof. Maar niemand, niemand komt tot geloof door het louter prediken van de wet. Ja, deze wet moet gepredikt worden. Deze wet vertegenwoordigt Gods recht en heiligheid en zegt de zondaar de dood aan. Ze kan ons terneerslaan, ons laten beven voor het oordeel, ontneemt ons iedere grond, leert ons om alles van onszelf als schade en drek te achten. Kan ons niet bekeren en ons niet vrijspreken. Alleen maar aanklagen. En op deze manier is ze een tuchtmeester tot Christus. Opdat wij niet uit de wet, maar uit het geloof gerechtvaardigd worden. De wet kan ons doen sidderen, kan ons hart verbreken, kan ons geen nieuw hart geven. Het enige wat ons kan bekeren, ons nieuw hart kan geven, is het geloof en de inhoud van het geloof, welke is Christus.
- Als het geloof gekomen is, leven wij niet meer uit het vlees, maar uit de Geest. Leven we niet meer onder de wet, die de kracht en het loon der zonde is, maar leven wij uit het evangelie, dat levend maakt en dat leven geeft tot in der eeuwigheid. Als het geloof gekomen is, gemeente, dan is het gedaan met de huichelarij en zielsverwoestende tegenstelling (tussen datgene wat in ons hart leeft en de rol die we naar buiten toe spelen).
- Dan bent u een leesbare brief, zowel voor God als de mensen.
- Zo moeten ook wij het leren, het aannemen om ons met ons hele hart toe te vertrouwen aan de belofte van dit evangeliewoord. Troost, troost mijn volk. Dit is Zijn liefde, verbond, belofte. Hij maakt het vast voor u. Onwrikbaar als de steenrots, in het bloed van het Lam.
- De dood is overwinnen. Het graf zal u niet prijzen. De levende, de levende zal u loven, gelijk ik u heden doe.
- [3] Het kindschap [‘kind-skap’] Gods. Gij zijt geen kinderen Gods krachtens de verkondiging van de wet. Niet tot mislukken gedoemd om aan Gods recht te voldoen. Want door de werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden. Geen kinderen Gods door geveinsdheid (de Farizeïsche dubbelhartigheid), door de zielsverwoestende innerlijke verscheurdheid (die de geveinsdheid werkt).
- God ziet het hart aan, gemeente. Uw hart, jouw hart, mijn hart.
- De wet een tuchtmeester: ons hart verbroken. Zien we in dat we krachtens onze val nooit aan Gods eis kunnen beantwoorden en dat iedere poging daartoe de zonde alleen maar groter en de schuld zwaarder maakt. Zelfs onze beste werken met zonde bevlekt. Geeft geen vrede met God.
- Een hart dat krachteloos is, in gebedsleven, gelijk een Jozua, met gescheurde klederen, geknield in tabernakel blijven liggen zonder op te staan, tegen wereld en de zonde te kunnen strijden. Een verscheurd hart, dat de ziel van haar bezitter het tot een donkere spelonk maakt.
- Een hart dat zichzelf dat uiteindelijk zichzelf zal vernietigen, tenzij Christus de ziel komt te balsemen.
- God ziet het hart aan, al het andere doet er niet toe. Hij wil ook dat uw ziel wordt gered. Hij wil vanuit de duisternis brengen tot Zijn wonderbaar licht.
- Gods kinderen hebben geen geest ontvangen der dienstbaarheid, maar ontvangen de geest der aanneming tot kinderen. Gods kinderen zullen weten dat de Heere dit uit liefde en gemeente
- Voor zover er hier nog mensen zitten, ik ken u niet, die menen dat dit niet voor hen bestemd is, vanwege boosheid en zonde, krachtens de wet beklaagd, weet dan dat God uw hart aan ziet en dat Hij van u af weet (we hebben er net nog van gezongen). Weet dan, broeder, zuster, jongen, meisjes, God is meerder dan ons hart. Niet ons gemoed, niet ons vrezen, niet ons beven, wat er ook allemaal uit ons eigen hart kan opkomen is bepalend voor het kindschap Gods. Ook dat doet er allemaal niet toe. Wat er toe doet is Zijn genade en Zijn ontferming.
- Hij laat het u verkondigen: dat de weg der verlossing, door Hem, in Zijn raad, van eeuwigheid besloten en vast als de steenrots is, dat Hij daarbij ook bij de prediking van dit evangelie de kracht Zijner opstanding, de Geest zal vermogen te schenken opdat doden in zichzelf de stem van de Levende, de Opgestane Zoon te horen, vermogen te horen. En dat het daarom heet: ontwaakt gij die slaapt en staat op uit de doden en Christus zal over u lichten. Lof zij u, Heere Jezus Christus. Nu en in der eeuwigheid. [10.52]
Geef een reactie