Op de jongste dag zal de tijd overgaan in de eeuwigheid. We worden erbij bepaald op Eeuwigheidszondag dat God zal komen en Zijn tent zal opslaan bij de mensen die in Christus zijn. Dan zullen alle tranen van de ogen worden afgewist en de dood, verdriet en moeite zal er niet meer zijn. God met Zijn volk bij hen wonend en ook hen vertroostend.

Openbaring 21 vers 3-4: ‘En ik hoorde een grote stem uit den hemel, zeggende: Ziet, de tabernakel Gods is bij de mensen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen en hun God zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn; noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan‘.

God met Zijn volk

  1. Bij hen wonend;
  2. En hen ook troostend.

1. Bij hen wonend

Het is gemeente vandaag de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Vorig jaar eerste Advent, volgende week ook weer Advent. Ook wel Eeuwigheidszondag genoemd. Oudjaarsdag. En dan nieuwjaar. Waar blijft de tijd? Weer een jaar dichterbij de eeuwigheid.

Zonde leed voortgebracht. Bij de Heere te zijn leed en verdriet over in de eeuwigheid. Het staat geschreven in het Woord en daarom is het waar. Van Hem te verwachten. Ik wil het vanmiddag hebben over vers 3 en 4 en ook moet wat gezegd worden over de andere verzen. Laatste hoofdstuk van Openbaring.

Veel gruwelen. God Zijn Woord waarmaakt. In vers 1. Staat bijna letterlijk in Jesaja 65. Het positieve. Wat ziet Johannes? De heilige stad uit de hemel. Als bruid als voor haar versierd is. Contrast met Openbaring 17. Babel de hoer. Ieder die wil betalen. Maar de bruid alleen voor haar man.

Niet om onszelf te plagen. Met alle regeltjes en wetten. Maar versierd zijn voor de Heere. Hem toebehoort. Tot Zijn eer. Wij klimmen niet op, Hij daalt neer. Het nieuwe Jeruzalem. En dan komt vers 3.

Nu wordt duidelijk wat de grootste heerlijkheid is van Jeruzalem. Rijke troost voor mensen als ze het moeilijk hadden. Ziet de tabernakel Gods is bij de mensen en Hij zal hun God zijn. Tabernakel was een tent in de woestijn dat een teken was. Ging op reis mee van Egypte naar het beloofde land Kanaän. God was bij hen.

Ooit was Hij in de gedaante in de wolk. Hij is erbij. Zeker waar dat er in die woestijnreis veel gebeurd is wat verkeerd was. Heere vertoornd was. Lag niet aan de Heere, lag niet aan de tent, maar aan Zijn volk. Het beste met Zijn volk op het oog. Tent klein plekje op aarde. 15 meter bij 5 meter. Toch rijk getuigenis op aarde.

Nu daalt in onze tekst de tent van God. Wonen is meer logeren. Neemt intrek. Komt om nooit meer van hen weg te gaan. Op aarde zijn ze vreemdeling, bijwoner. Eerste plaats Israël. En ook de andere volken. Zaad van Abraham alle volken gezegend zullen worden. Hier lezen we het terug. Welke taal, afkomst. Werelddeel. Een Godsvolk. Joden en heidenen een.

God kwam wonen. Waar we ervan lezen? Johannes 1. Woord van God heeft bij ons gewoond. In het Grieks staat daar getabernakeld. Wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd. De eerste hemelbewoner. En de mens uit het paradijs door onze val. En die komt bij de aarde, bij de Zijnen.

Volgende week mag het daarover gaan. Is ooit de vervulling van Openbaring al begonnen. En straks volmaakt vervuld. Komt onder het licht van Zijn heerlijkheid te staan. Oud leven voorbij, heel mooi nieuw leven. Ligt iets achter deze woorden.

Waar mensen mee kunnen worstelen. Laatste vers dat we hebben gelezen. Niet de tekst maar toch kijken we er even naar. Vers 8: ‘Maar den vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al den leugenaars, is hun deel in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood‘. 

Is dit vers niet als een soort anticlimax? Zo ervaar ik dat althans. Vers 1-7. De Heere geeft met de ene hand en neemt terug in vers 8. Hij weet meer zonden van mij dan ik van mijzelf. Roept ter verantwoording. Het kan alleen door het werk van Christus. Helemaal aan Hem toevertrouwen. Bij het Woord de vinger leggen. Daarmee wagen. Wat Hij heeft gedaan. De liefde die Hij had tot deze wereld in zonden en schuld. De Zoon het eens was met de Vader om Zijn leven te geven. Zijn kruis op deze aarde opgericht. Hij de Zoon bij de Vader was. Naar de aarde gekomen. Zijn heerlijkheid getoond.

Die wetenschap zou ons klein moeten maken. Dat dit nu nodig was voor mijn zonden. Om voor mij te lijden en te sterven. Geeft dat in ons leven een plek voor schuldbelijdenis. Zo’n ongelovige, gruwelijke. Waar het altijd om gaat of wij willen erkennen zondaar te zijn of naast ons neerleggen. Als zo’n vers ons aangrijpt. Dat de Heere kwam om ons te zoeken. Geboren worden in de stal van Bethlehem. Ieder die in Hem gelooft niet verloren zal gaan maar behouden zou worden. Gelooft u dat en ik? Dat geloof moeten wij elkaar toe oproepen.

Sommige mensen vaak zo bang. Bedrieg ik mij niet? Nee. Wie zich toevertrouwd aan de woorden van God. Die Zich uit liefde wilde overgeven in de vloekdood. Komt tot Mij die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Wie dat doet, doet niet iets wat verboden is.

U bent geen God die met de ene hand geeft en met de andere hand terughoudt. Niet het aanbod van genade en dan ja maar. Als God definitief bij Zijn volk komt wonen voor eeuwig en altijd. In blijdschap en verrukking. God met ons. Nooit meer van Hem gescheiden.

Mensen die als vreemdeling op aarde moest wonen. Elke christen. Deze woorden zijn getrouw. Hij gaat iets doen. Gaat hen troosten.

2. En hen ook troostend

Als Hij bij hen komt, neemt Hij alle nood weg. Want de eerste dingen zijn weggedaan. Nood, gekrijt. Zijn dingen die we allemaal mee gaan maken in dit leven. De ene meer dan de ander, maar het gaat niemand voorbij. Maar eens is het voorbij.

Kind gevallen. Tand door de lip. Bloed van gezicht. En moeder die troost, alle tranen van de ogen zal afwissen.

Ik wil iets doorgeven. Van dominee Jac van Dijk. Misschien nog wel gekend, hier gepreekt. Stond in Monster. In dagboekje: bij een geboorte van een baby is iedereen blij maar mag de baby huilen. Bij het sterven is het omgekeerd. Iedereen verdrietig behalve degene die sterft. Zeker, ook kinderen van God gaan soms door in donkerheid. En toch aan de andere kant in leven en licht. Komt aan met tranen. Er staat geschreven en God zal alle tranen van de ogen wissen. Als kerk, christen op aarde een strijd te voeren. Johannes op Patmos zo’n balling. Viel niet mee. Jonge vrouwen in de tijd van de Reformatie. Op de brandstapel. Gaven misschien wel een rijk getuigenis. Maar toch een strijd. Nog strijd. Kop vermorzeld van de satan. Maar roert zijn staart nog wel geducht.

Misschien wel mee te maken hebben in de plaats waar de Heere ons geplaatst heeft. Op werk. School. Met spot. Soms zeggen ouderen, ik zeg niet alles tegen m’n kinderen want dan krijg ik de wind van voren. Dan komen ze niet meer. En overblijvende zonden. Zou wel willen. Dolgraag zelfs. Maar krijg die zonden niet weg.

Drukkend nog neervallend van de wangen, schrijft Van Dijk. Die tranen van de zonden. Van moeite en pijn. Het is straks allemaal weg. Met ziekte, handicap, eenzaamheid. Levens door anderen verwoest. Maar de Heere veegt ze weg.

Van Dijk: met drup van traan op de ogen. Hebben wij weleens leren huilen, om zo te zeggen. Dat de Heere wel tranen heeft af te drogen. De ene emotioneler dan de ander. Bij een ander schreit het hart.

2 Korinthe 6. Tranen van droefheid tot God. De grote Tranenafdroger. Als iemand het niet meer ziet zitten. Als hij eens overkomt en zegt. Niet verwacht. Vreest niet. Ontzet u niet. Als Hij Zijn Woord vastmaakt in je hart. Dan kun je zo blij zijn. Bemoediging krijgt. Een voorsmaak zeg maar. Straks doet Hij het volmaakt.

Alle tranen. Alle kennis. Ervaringskennis. Die God die alles vergeven heeft door Christus dat er vrede is tussen God en mij. Bij Hem mag ik zijn in allesomvattende vrede. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. Dit wordt ook al gezegd in Jesaja 25.

De dood die begraven ligt op de begraafplaats. Afgelopen maandag iemand begraven. De dood die zich niet aankondigt. Ik spreek menselijk. De dood die zich zomaar aandient. De dood zal er niet meer zijn. Nergens meer te vinden. En rouw niet meer. Die scherpe pijn van iemand te moeten missen. Mensen zeggen je staat er mee op en gaat ermee naar bed.

Geen moeite zal er meer zijn. Werk is mijn hobby. Dat is fijn. In die tijd slaven. Kregen die mensen slaag. Werk niet over rozen gaat. Arbeidsconflicten die diep kunnen ingrijpen. Zal eens voorbij zijn, weg voor altijd. Wat is het die heerlijkheid dat samenwonen met God.

Eeuwigheidszondag. Mag dat onze hoop zijn. Bij Hem zullen zijn. Als we dat zo bij elkaar vragen. Misschien bij de een of ander. Zijn wel hele grote dingen. Ik weet dat nou zo niet of dat ook voor mij zal zijn? Kijk wat hier staat is nog niet de volle werkelijkheid. Nog steeds moeten mensen huilen. Komt wel, maar is er nog niet.

Waarom wacht de Heere dan? Misschien wel daarom. Mensen die nog in onzekerheid zijn. Geeft genadetijd. Nog steeds is die tijd. Die tijd is wel nabij. Nog een ogenblik. Tijd voor genade die is te krijgen bij Jezus Christus. Te zoeken en zalig te maken dat verloren is. Hij die triomfeert. Zie Ik maak alle dingen nieuw. Hij zei: schrijf. Deze woorden zijn waarachtig en getrouw. Ze zijn gelovenswaardig. Geschreven dat u en ik onze hoop gevestigd houden op Hem.

Daar waag ik het mee. Daar kan een mens op aan. Niet omdat het van de kansel wordt gezegd en iemand daar die het zo graag wil. God wil het Zelf. Geschiedt met de Alfa en Omega. Zijn raad. Hij brengt de geschiedenis tot Zijn doel. Alles omspant. Bewust breekt die grote dag nog niet aan. Hij stelt het nog uit. Waarom? Omdat Hij het behoud van velen op het oog heeft. U, mij. Hoor maar:

Erfgenaam van het eeuwige leven. De tijd dringt. Maar nog tijd. Hij stelt nog uit. Leggen de vinger bij het laatste vers. Eens zullen zij niet meer zijn. Eens vijanden weg. Je zult maar in een christen zijn in Nigeria. Wij in het veilige Westen. Wij moeten ons door het vers niet bang laten maken door zonde en schuld. Als het wel zo is, dat wil ik zeggen Hij Zijn komst nog uitgesteld. Genade bij de Heere. Schep maar moed. Dorstige geeft uit de fonteinen van het heil, gratis en helemaal voor niets. Dat Hij uw Redder en Zaligmaker wil zijn.

Nou die vraag op Eeuwigheidszondag: zullen we elkaar daar weer zullen zien. En daar mogen zeggen: kijk daar is Hij, mijn Zaligmaker. Zie Ik maak alle dingen nieuw. Schrijf deze dingen zijn waarachtig en getrouw tot uw zaligheid.

Amen.

 

Eeuwigheidszondag 24 november 2024 – Rehoboth Hersteld Hervormde Gemeente Voorschoten – kand. M. Diepeveen – Schriftlezing Jesaja 25 vers 6-12 en Openbaring 21 vers 1-8