Als het kampgevecht tussen de Filistijn Goliath en David, de gezalfde van de Heere, plaatsvindt, dan strijdt Goliath tegen de Heere. Het is de strijd van de Heere. Wat onmogelijk was voor de Filistijnen gebeurde: met een klein steentje werd de grote reus verslagen. God had hulp besteld bij zijn gezalfde. Zo is de grote Zoon van David, de Heere Jezus Christus, het kampgevecht aangegaan en heeft Hij alleen de kop van de duivel vermorzeld op Golgotha. Niet met een slinger en een klein steentje, Zijn liefde was Zijn wapen. Hebben wij ons al voor Hem neergebogen en onze wapens ingeleverd? Dan zijn wij in Hem meer dan overwinnaars. Houd aan, grijpt moed, Zijn koninkrijk is een eeuwig Koninkrijk: eeuwig bloeit de gloriekroon op het hoofd van Davids grote Zoon.

1 Samuël 17 vers 49: ‘En David stak zijn hand in de tas, en hij nam een steen daaruit, en hij slingerde, en trof den Filistijn in zijn voorhoofd; zodat de steen zonk in zijn voorhoofd, en hij viel op zijn aangezicht ter aarde‘.

Het kampgevecht tussen Goliath de Filistijn en David de gezalfde
1. De grote gevolgen van dat kleine steentje;
2. De overwinning van David en de verlossing voor Israël;
3. De overwinning van David en het oordeel over de Filistijnen.

Gemeente, jongeren, ouderen, in gedachten verplaatsen wij ons vanmiddag naar het eikendal. Aan de ene kant zien we dat leger van de Filistijnen. Opgesteld bij Socho. Aan de andere kant het leger van Israël. In dat dal is de spanning om te snijden. Al veertig dagen komt die grote reus elke morgen en avond.

Drie meter hoog. Harnas van 57 kilo. Voor hem loopt een wapendrager. Het is angstaanjagend. Al veertig dagen lang, dat is dus tachtig keer, komt hij in dat dal. Een kampgevecht. Een plaatsvervangend gevecht. Beiden strijden voor de achterban. Plaatsvervangend, dat is wat gebeurd.

De spanning is om te snijden. Als ik win, had Goliath gezegd, zal Israël ons tot slaaf zijn. Achter Goliath lacht de satan. Hij moest niets hebben van Israël en wilde hen in slavernij brengen. De duivel moet niets hebben van het verbond van de God van Israël.

De soldaten hebben nog even het nagekeken. Ze zien het wel zitten. Kijk eens wat een kerel. De trots van de Filistijnen. Een fluitje van de cent voor hen. Ze zien uit naar het moment hoe hij hen zal gaan verslaan. Nota bene die herdersjongen. Als een speelbal in de lucht slingeren.

Ze bedenken geen moment dat Goliath kan verliezen. Goliath is toch vele malen sterker. En kijk naar de wapens. Die stok en steentjes van David. Als we in dat dal kijken, zien we ook David. Met die stok en herderstas met vijf steentjes erin. In het legerkamp erachter is de euforie ver te zoeken. Ze hebben de reus horen vloeken.

Hij vloekte David bij zijn goden. Dat is wat. Ongetwijfeld zijn ze teruggedeinsd. David, waar begin je aan. Deze Goliath is te groot. Die is onoverwinnelijk. De stilte in het kamp van Israël getuigt van angst en geestelijke armoede. Angstig voor de reus.

Zo kijken de beide legers toe hoe het kampgevecht gaat plaatsvinden. Goliath nadert tergend langzaam. Hij loopt er makkelijk bij. Hij heeft het zwaard niet eens in de hand. Hij kijkt nauwelijks. Ach ja, misschien had hij liever een grotere vijand gezien om meer van zijn macht te tonen, het zij zo.

En daar zien we David. Snel, accuraat. Hij rent op Goliath op hem af. Slingert met zijn slinger een steen. Raak! Op het hoofd van Goliath. Hij wankelt en hij wankelt. Met een dreun valt hij neder. David snelt naar Goliath en pakt zijn zwaard. David had geen zwaard. En neemt het eigen zwaard van Goliath en doodt hem door hem te onthoofden. Het is over en uit.

Dit is de dag van de Heere. God grijpt in. God heeft een held bestelt, David is zijn naam. Hij is de verlosser van Israël. Wat moet dat een geweldige deceptie geweest zijn voor die soldaten die achter Goliath stonden. Laten we eens proberen terug te keren naar het leger van de Filistijnen. Wat voor hen onmogelijk was, gebeurde. Dit had nooit kunnen gebeuren. Dat door een herdersjongen. Wat een vernedering. Door slechts een klein steentje.

1. De grote gevolgen van dat kleine steentje

Eigenlijk is het toch niet te geloven. En toch is het zo. En dat brengt ons bij het eerste punt van de preek. Dat kleine steentje. David had het uit de beek opgeraapt. Is dat toevallig? Was het lukraak en toevallig dat het steentje op het hoofd van Goliath kwam? Nee.

Door David geslingerd en door God bestuurd. Precies daar waar Hij het hebben willen: in het hoofd van Goliath. Voor het oog ongevaarlijke steentje wordt de reus Goliath geveld. Hoogdravend volk de Filistijnen. Niet te gering over denken. IJzer hadden ze. De vijf grote steden. Die hadden een verbond gesloten om samen tegen Israël te strijden.

Als je het vooraf verteld had, dan hadden ze het niet gelooft. Gaat niet gebeuren. Wij zijn toch onoverwinnelijk. God gebruikt het ene kleine steentje. Hij toont Zijn almacht. Het staat toch in het Woord: hoogmoed komt voor de val.

Goliath strijde tegen de Heere. Hij vloekte David bij zijn goden. Hij strijde tegen David Zijn gezalfde. Daarin toont God Zijn almacht. Mag God valt niet te spotten. De grootste reus op aarde heeft niets in te brengen tegen de almachtige God. Dat God met zo’n klein steentje Goliath velt.

Laten we die hoogmoed eens dichterbij brengen. Ik moest denken aan de tijd waarin wij leven. Covid-19 raast rond over de wereld. Wie had het vorig jaar kunnen bedenken? Een klein virusje waarvan we de naam niet eens wisten en met het oog niet eens kunnen zien.

Wij hadden toch de kennis? De wetenschap? De gezondheidszorg? Dat kan ons toch niet overkomen. Zelfs toen duizenden mensen in China omkwamen dachten we nog dat gebeurt in China en overkomt ons in Europa niet. Ja in China, ja in Afrika maar niet in Europa. Laat God niet zien dat Hij Zijn almacht toont met een klein steentje?

Ook in deze tijd. Dat God Zijn almacht toont. Dat Hij spreekt er het is er. God toont in het eikendal en ook in onze tijd Zijn almacht. De Heere die is, die was en die komen zal. De Almachtige. We gaan terug naar het eikendal. Zie je hem daar liggen, die grote sterke reus? Het is over en uit. Niemand had ooit kunnen bedenken dat zo’n grote reus zou sterven door een klein steentje.

Er is niets over van zijn macht en kracht. Die val van Goliath is een val van de tijd in de eeuwigheid. Als die grote reus zijn laatste ademtocht uitblaast, dan blijft zijn lichaam in het eikendal liggen. Met zijn zwaard, speer, helm, al zijn macht. En dan klimt daar zijn ziel op tot Gods rechterstoel. Dat kleine steentje brengt grote gevolgen. God brengt Goliath met een klein steentje voor het gericht.

Wat een waarschuwing ligt daar voor ons in. Wij zijn kwetsbaar. Het leven is een damp en de dood wenkt ieder uur. Er is geen adamskind die is sterker dan de dood. Denken we er weleens aan? Dat we een ziel voor de eeuwigheid. ‘Eenmaal als de stonde slaat, dat dit lichaam sterven gaat, als mijn ziel uit de aardse woon opklimt tot des rechters troon’.

Daar ligt Goliath. Hij neemt niets mee. Onze aardse schatten gaan mee het graf in. Wat moet dat geweest zijn, daar voor Gods rechterstoel staat, gevloekt bij zijn goden, maar Dragon en Astartes horen niet, hij kan roepen tot hij een ons weegt. Laat Goliath tot voorbeeld zijn als u en jij nog onbekeerd voortleeft. Laat het zover niet komen. Denk aan dat ene kleine steentje.

U strijdt toch niet tegen de Heere en Zijn gezalfde? Dat kan ook in de kerkbank. Iemand die met een gedoopt voorhoofd zit onder de bediening der verzoening zit, over hoogmoed gesproken, buig dan en kniel voor Koning Jezus. Hij smeekt zondaren: geef je over, leg je zwaard neer voor de voeten van Koning Jezus. Voordat dat ene steentje komt. Gemeente, laten we terugkeren naar het kamp van Israël. Dat brengt ons bij onze tweede gedachte.

2. De overwinning van David en de verlossing voor Israël

Na veertig dagen had God een held bestelt. Niemand had het lef niet. Ze laten het allemaal gebeuren. Ook de gelovige Jonathan niet. Ze zagen de mogelijkheid niet. De grens van de grote reus en de duivel erachter. De vraag was niet of maar wanneer de reus hen zou verslaan. En dan komt daar de jongste zoon van Isaï. David treedt naar voren, plaatsvervangend.

En Eliab, zijn oudste broer, had cynisch gereageerd. Was bij de schapen gebleven. Koning Saul in vers 33. Je bent een jongeling, die grote reus is van zijn jeugd af een krijgsman. David doe het niet. Niemand ziet het zitten. Als ze hem aanzagen, was er niemand die hem zou begeren.

David was door ijver aangespoord. Hij wist dat het niet zijn strijd was maar de strijd van de Heere. God staat er boven. David wint niet en Goliath verliest niet, de Heere wint. Op die dag. Op de dag van de Heere. God grijpt in.

Precies op tijd. Geen moment eerder en later. De dag van het handelend ingrijpen van de Heere. Weet u wat het wonder is? Dat niemand van het volk van Israël kan zeggen dat verwacht te hebben. Het is vanwege Gods trouw en Zijn verbond. En dan grijpt God in als alles donker is. Wonderlijk he. Als je denkt dat het niet meer gaat. Als het angstig stil is dan breekt God zelf die stilte.

Wonderlijk gemeente, als er reuzen in uw leven opstaan. Als de duivel u zift als de tarwe en hij tekeer gaat en u bang bent om te bezwijken. God grijpt in. Daar staat David. Hij gaat tussen het volk van Israël staan en die grote reus. De middelaar.

Zie je hem staan, David? De gezalfde. In het Hebreeuws staat er messias, de redder. Hij staat daar met het hoofd van die reus in de hand. Onverdiende genade. Het volk deelt mee in die overwinning van David. God toont Zijn trouw en goedheid. Het is vrije gunst. Het is door U door U alleen om het eeuwig welbehagen.

David door God uitverkoren. De gezalfde, de messias. In David schittert al iets van de grote Zoon van David. De Messias. We kunnen dat Oude Testament nooit lezen zonder Jezus. Het brengt ons zo’n duizend jaar later bij de Heere Jezus Christus.

David is een herder, de Heere Jezus is een Herder. Wat horen we Hem zeggen? Ik ben de goede Herder. Ik stel mijn leven voor de schapen. Plaatsvervangend. Zoals David plaatsvervangend streed tegen Goliath, zo heeft de Messias gestreden tegen de duivel.

Het brengt ons bij het allesbeslissende kampgevecht op Golgotha. Toen die grote Zoon van David, de Heere Jezus Christus, het kampgevecht aanging met de satan. Deze Herder is geslagen. David heeft er geen schrammetje aan over gehouden. Deze Koning droeg een doornenkroon.

Hij hing als een vloek. David had nog kleren aan. Deze Herder hangt naakt aan het kruis. Deze Herder is als een Lam ter slachting geleid. David had nog een slinger. Jezus had slechts doorboorde Middelaarshanden. Zo is die grote Zoon van David de strijd aangegaan. Zonder wapens. Geen slinger, geen steen.

Weet je wat Zijn wapen is? Zijn liefde. Zijn opofferende zondaarsliefde. Daar hangt Hij tussen hemel en aarde. Van God verlaten. Nameloos arm geworden om u en jou te verlossen. Deze verlossing is dat al uw verlossing? Deelt u al mee in deze verlossing van de grote Davidszoon? Tot in de hel toe neergedaald.

Alleen heeft Hij de strijd gestreden. Zoals David alleen ging. Toen Jezus drie uur lang van God verlaten en door de mensen belaagd, toen de duivel tierde op Zijn lichaam. Klonk daar de grote kreet: Tetelestai. Het is volbracht!

Zo heeft de leeuw uit Juda’s stam de kop vermorzeld van satan. Hij is Overwinnaar. Zijn heerschappij is eeuwig. Zijn troon is onwankelbaar. Jezus is Overwinnaar. Dan gaan we terug naar het eikendal, nog een keer.

Wat een afschrikwekkend beeld moet het geweest zijn toen David daar het hoofd van Goliath afhakte. Zijn kleren zijn ongetwijfeld bevlekt door het opspattende bloed. U moet bedenken dat verlossing en oordeel heel dicht bij elkaar liggen. David is voor het verbondsvolk een verlosser. Tegelijkertijd is dat voor de Filistijnen het oordeel tegen allen die tegen de Heere en Zijn gezalfde strijden.

3. De overwinning van David en het oordeel over de Filistijnen

Jesaja 63. Houd dat beeld van David, al is het een afschrikwekkend beeld, van dat besmeurde herderskleed voor u. Jesaja 63 vers 1-4: ‘Wie is Deze, Die van Edom komt met besprenkelde klederen, van Bozra? Deze, Die versierd is in Zijn gewaad? Die voorttrekt in Zijn grote kracht? Ik ben het, Die in gerechtigheid spreek, Die machtig ben te verlossen. Waarom zijt Gij rood aan Uw gewaad, en Uw klederen als van een, die in de wijnpers treedt? Ik heb de pers alleen getreden, en er was niemand van de volken met Mij; en Ik heb hen getreden in Mijn toorn, en heb hen vertrapt in Mijn grimmigheid; en hun kracht is gesprengd op Mijn klederen [letterlijk uit het Hebreeuws: bloed op mijn klederen gespat], en al Mijn gewaad heb Ik bezoedeld. Want de dag der wraak was in Mijn hart, en het jaar Mijner verlosten was gekomen’. Gemeente daar staat David met een bespat herderskleed. Als een teken van Gods rechtvaardig oordeel. Ook dat is de consequentie van de overwinning van de grote Zoon van David. Hij komt nu als Zaligmaker, als Redder. Als die dag komt als hij wederkomt, en dat hebben we toch beleden, dan komt Hij als Rechter.

Als iemand de wijnpersbak betreedt, die stampte erop net zolang tot de wijn eruit kwam. Zo heeft Jezus alleen de wijnpersbak betreden. Hij is Overwinnaar. Gemeente, wat een waarschuwing. Als God ingrijpt, laat het zover niet komen. Alstublieft. Als u in het heden der genade leeft en het bloed van het Lam hoort verkondigen, buigt dan voor Hem neer.

Laat het niet tot een oordeel zijn. Laat de overwinning van Jezus Christus niet tot uw oordeel zijn. God heeft geen lust in de dood van de zondaar. Breek met uw verzet. Leg uw zwaard aan Zijn voeten. Voor de dag van de wraak komen zal. Openbaring 19 vers 11-16. Als het gaat over die grote Zoon van David en daarmee ook het oordeel die tegen de Heere en Zijn gezalfde strijden.

Openbaring 19 vers 11-16: ‘En ik zag den hemel geopend; en ziet, een wit paard, en Die op hetzelve zat, was genaamd Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert krijg in gerechtigheid. En Zijn ogen waren als een vlam vuurs, en op Zijn hoofd waren vele koninklijke hoeden; en Hij had een naam geschreven, die niemand wist, dan Hij Zelf. Hij was bekleed met een kleed, dat met bloed geverfd was; en Zijn naam wordt genoemd het Woord Gods. En de heirlegers in den hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed met wit en rein fijn lijnwaad. En uit Zijn mond ging een scherp zwaard, opdat Hij daarmede de heidenen slaan zou. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren roede; en Hij treedt den wijnpersbak van den wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods. En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij dezen Naam geschreven: Koning der koningen, en Heere der heren’.

Zo mogen wij voortgaan gemeente. Nu is het de vraag: deelt u, deel jij, deel ik in de overwinning van Christus? In Hem zijn we meer dan overwinnaars. Houd moed. Buiten Christus zullen we voor eeuwig verloren gaan. Als we voor Gods rechterstoel staan zonder het bloed van het Lam, zullen veroordeeld worden. We hebben het gelezen.

De duivel kan ik het eikendal van uw leven nog zo’n grote reus neerzetten maar het zal de poorten van de hel niet overweldigen. De grote Davidszoon heeft overwonnen, heeft de kop van de satan vermorzeld.

Houd aan, grijpt moed. Want het koninkrijk van David zal eeuwig zijn. Straks zult u eeuwig met Christus wonen. Hem zien van aangezicht tot aangezicht. Wat een overwinning. Deelt u in de overwinning van Davids grote Zoon? Ja, eeuwig bloeit de gloriekroon op het hoofd van Davids grote Zoon. Amen.

 

Zondag 15 november 2020 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – kand. L.G. de Deugd – Schriftlezing 1 Samuël 17 vers 48-53