Waar brengt onze levensreis ons?

Onze levensreis heeft een bestemming, een eeuwige bestemming. Wij zijn allemaal onderweg. Is het naar de hemelse heerlijkheid waar we eeuwig met God zullen zijn of is het naar de buitenste duisternis waar we eeuwig aan onszelf zijn overgeleverd zonder de genieting van Gods aanwezigheid? De weg naar de hemel is alleen geopend in Christus Jezus die Zijn leven gaf op Golgotha. Het is de poort des levens, de poort van de genade. God roept ons toe: volg Mij en u zult leven. Is ons oog op Hem gericht? Hij is oneindig barmhartig en wil onze zonden vergeven. Haast u om uws levens wil. Het is de welaangename dag, de dag der zaligheid. Nog is er genadetijd. Zie op Hem, op Hem alleen.

“[…] Heere, wilt U zo ook zijn met ons land. We leven in een land dat ver van u is afgedwaald. We leven in een land waarin nog steeds meer en meer kerken gesloten worden. Mensen zich vervreemden van U. Heere wilt U nog geven dat ook in ons land een keer mag komen, een opwekking, een reveil. En Heere dat daar ook nieuw leven mag komen. Want we zijn op weg naar de eeuwigheid. Heere wilt U ons land nog geven dat het een land mag zijn waarin nog veranderingen mag plaatsvinden. Wilt U de overheid zegenen. Wilt U hen, zowel plaatselijk, als provinciaal, als landelijk zegenen die Uw Woord willen volgen. En zullen uitspreken: zo zegt de Heere der heirscharen. En hetgeen dat niet is naar Uw Woord, dat dat verworpen mag worden. Heere, wilt U zo zijn met de jongeren van de gemeente die leven in een wereld zo vol van verleidingen. Heere, wilt U hen beschermen, nabij zijn, vertroosten. Wilt U hen ook geven dat dat wat de wereld biedt dat vergaat maar Uw Woord heeft eeuwigheidswaarde. Wilt U al het onderwijs zegenen dat gedaan wordt in Uw Naam. Wilt U de jongeren en de kinderen zegenen. Wilt U met de ouders zijn dat ze de kinderen Godvruchtig mogen opvoeden. Wilt U ook zijn met allen die zorgen hebben, verdriet hebben. Wilt U ook hen nabij zijn. Wilt U met de zieken zijn, wilt U met de rouwdragende zijn. Ach Heere, we leggen alle noden voor Uw aangezicht. Wilt U geven dat we vertroost de kerk mogen verlaten. Wilt U met hen zijn die op een andere wijze de kerkdienst mogen meeleven. Wilt U ook met hen zijn. U bent niet aan tijd of plaats gebonden. U kunt tot de kleinste kamer komen. Wilt U dan ook geven dat een ieder getroost mag worden. Wilt U zo met de kerkenraad zijn. Wilt U de kerkenraad wijsheid geven dat ze zo de gemeente mogen begeleiden met de voorganger, met de predikant. Dat het goede voor de gemeente gezocht mag worden. Wilt U zo vanmorgen door de rijen gaan. Wilt U onze harten aanraken. Wilt U geven dat dat Woord mag indringen in zondaarsharten. Wilt U ook geven dat het Woord zo een uitwerking mag hebben. Wilt U zo met ons zijn. De prediker van vanmorgen kan het niet verder brengen dan de oren maar wilt U het door de Heilige Geest brengen tot in onze harten. Opdat de hoorders en de prediker door Uw Geest geraakt worden. Wilt U de satan weren die niets liever wil dan Uw Woord weg te nemen. Wilt U zo een gezegende dienst geven. Dat vragen wij van U alleen uit genade. Amen.” [gebed voorafgaand aan de preek]

Exodus 13 vers 22: ‘Hij nam de wolkkolom des daags, noch de vuurkolom des nachts niet weg van het aangezicht des volks’.

Gemeente, wij zijn allemaal geboren. Dat zal toch niemand betwijfelen. En met de geboorte begint onze levensreis hier op aarde. En die levensreis kan kort zijn maar die kan ook heel lang zijn. Maar eenmaal zullen we toch moeten sterven zolang de Heere Jezus niet is teruggekomen. Dat is de ernst van het leven. Dan zult u zich afvragen: heeft God daarvoor de mens geschapen? We lezen in het begin van de Bijbel hoe God Adam en Eva schiep om God te loven en te dienen in het paradijs. Maar de mens is gevallen in zonden door de verleiding van de satan. Breuk gekomen. Straf dat de mens moet sterven.

Wij die op reis zijn op de aarde. Waar laten wij ons door leiden? We leven in een moderne tijd. We worden geleid door navigatiesystemen. Tomtom, iPad. Kijk maar om u heen. Putten en Nijkerk niet anders. Apparaat in hun handen. Helemaal van in de ban. In de auto, op de fiets, achter een buggy. Je ziet waar de mens mee bezig is. Willen wij ons laten leiden op de smalle weg?

Jaren geleden was het de gewoonte op Schiphol dat als de motoren werden gestart en een busje bracht het vliegtuig naar de goede startbaan. ‘Follow me’ stond er achterop. Zo ook met ons leven. De Heere Jezus zegt: volg Mij. Kon Israël wel op reis gaan? Zonder God zou het een mislukking worden. Gevallen Adamskinderen zijn in handen van de satan van nature. De woestijn in vol dreigingen en gevaren. Kunnen wij de reis wel aan? Zo voor de Israëlieten als voor ons? Ons leven wordt bedreigd door de satan. Ach laten we toch eerlijk zijn. Wat kunnen er een zorgen zijn bij ouders, grootouders als het gaat over de kinderen, kleinkinderen. Je ziet kinderen en kleinkinderen wegen gaan die niet de onze zijn. Wat een zorgen. Als ze niet meer naar de kerk gaan. Waar zal hun leven op uitlopen. Want heel ons leven is een levensreis. Waar gaat die reis naartoe? Want elke reis die we maken heeft een eindbestemming. Vandaag en in de toekomst.

De reis zal uiteindelijk eindigen met het sterven. Dat is wat. Dan komt die cruciale vraag: wat zal die eindbestemming zijn? Wat kunnen wij ons druk maken om het tijdelijke. Alles om ons heen van deze wereld vergaat. Maar het eeuwige vergaat niet. Eeuwige zaligheid of eeuwige rampzaligheid. Het een of het ander. Beide zijn eeuwig. Zie, is het niet de moeite waard daar bij stil te staan? Paulus: merendeel van het volk van Israël niet in het beloofde land gekomen, gestorven in de woestijn. Had God hen daarvoor niet bevrijd uit het slavenhuis van Egypte om te brengen in het beloofde land? Ze zijn er niet gekomen, het merendeel. Paulus in 1 Korinthe 10: ziet dat wij niet vallen. Wij zijn op reis. Zullen wij in het beloofde land uitkomen? En ziet gemeente, wat een genade. We moeten omhoog kijken. We hebben niets voor niets Psalm 121 gelezen. Ik sla de ogen naar het gebergte heen. Mijn hulp is van de Heere.

Hoe vaak wordt deze Psalm niet gelezen. Onze reis, ons oog moet gericht zijn op de Heere. Bij Hem is verlossing. Ach als we de Bijbel lezen dan lezen we veel geschiedenissen waar het ellendig afliep. Zondvloed. Ondergang van Sodom en Gomorra, volk van Israël in de woestijn merendeel omgekomen. Woestijn is de reis van de afhankelijkheid van God. De Heere wil op reis gaan met de gevallen mens. Wil laten zien: volg Mij nou! En je zult aankomen in het land der belofte. Het is genade dat de Heere wil omzien naar die gevallen mens. De Heere weet wat voor maaksel wij zijn. De Heere weet wat ons leven beheerst. Psalm 139: Heere U kent mij, doorgrondt mij, kent mijn zwakke plekken, U weet wat gaat gebeuren. De nood van Israël: diep in hun hart verlangden zij weer naar Egypte, naar de duisternis. Terwijl het Licht hun voorging! Dat is die gevallen mens, daartoe zijn wij in staat. Niemand uitgezonderd. Psalm 103 laat het zien. Hij weet wat voor maaksel wij zijn en waartoe wij in staat zijn. De Heere heeft hen bevrijd uit Egypte. Wat Israël niet al een wonderen gezien in Egypte. Scheiding maakte tussen Israël en de Egyptenaren. Zij bevrijd, Egyptenaren in de ellende. De Heere liet zien: als je Mij volgt, zul je een goed leven hebben, Ik zal je uit de hand van de vijanden houden.

De Heere nam al hun zwakheden en noden op Zich, uit Zijn oneindige barmhartige genade. Kom naar Mij, Ik zal je leiden. Uiteindelijk leidt die reis door de woestijn naar Golgotha. Daar zal Ik verzoening doen. De reis in de woestijn een voorspel voor onze reis. Dan komt de vraag vanmorgen: bent u, ben jij, op je levensweg, op je levensreis al bij Golgotha aangekomen? Daar is verzoening en buiten het kruis is het oordeel. De Israëlieten hebben de bevrijding niet meegemaakt. Maar de ware bevrijding. Bevrijding uit Egypte, lammetje geslacht, bloed aan de deurpost smeren. Bloed uit een schaal. Vader smeert het op de posten. Jij had moeten sterven maar Hij stierf. In Christus ligt onze verlossing. De Heere laat zien: Ik ga met je op reis.

In een wolk- en een vuurkolom. De Heere God daalt af en laat zien Ik ga met jullie mee. Maar follow me, volg mij. Buiten Mij is de ellende. Het was een deksel boven de Israëlieten. Dat is wat. In de Bijbel wordt ons meegedeeld dat 600.000 mannen Egypte verlieten, vrouwen en kinderen nog bij dat maakt zo’n 2 miljoen. Mantel over hen. Zware hitte van de woestijn konden dragen. Zo groot was Gods genade en ontferming over Zijn volk. Dat is wat. Daar voor die vuurkolom. De Engel des Heeren, de Zoon van God die het volk beschermde. Volg mij met al je zonden, al je nood. Volg mij. En je zult op de plaats komen waar ik je wil hebben. Dat is genade.

Nu gemeente, we kennen allemaal de geschiedenis. De reis van Israël door Egypte, door de woestijn. De Israëlieten hadden beproevingen nodig. Telkens weer nodig om te leren van genade te leven. Dankbaarheid naar voren laten komen. De Heere God moet ze van tijd tot tijd beproeven. Ook wij hebben beproevingen nodig willen we uitkomen op de weg des levens. Daar zitten wij niet op te wachten maar dat hebben we nodig. Dat is wat. Want de weg naar de hemel is geen rechtstreekse weg. Heel wat ontberingen tegenkomen. Maar juist die tegenslagen moet ons leiden naar de poort der zaligheid. Asaf was ook zo’n man die keek naar degenen die de Heere niet dienden. Totdat Hij kwam in het huis des Heeren. Toen ging hij het zien. Je hebt dit nodig om bij Mij uit te komen. Kijk niet naar de wereld maar kijk omhoog.

Afgelopen donderdag Hemelvaart gevierd. Deze zondag wordt wel wezenzondag genoemd. De discipelen hebben de Heere Jezus zien omvaren naar de hemel met doorboorde handen en voeten. Op dezelfde wijze komt Hij weder. Jezus bidt dag en nacht voor de gemeente die eeuwig bij Hem zullen komen. De Heere Jezus ziet onze levensweg. Wij hebben die beproevingen nodig in ons leven. Als dat niet was gebeurd, zou ik nooit bij de Heere uitgekomen zijn. Ik zou het niet gezocht hebben. Maar omdat het gebeurd is, is daar de verandering geweest. Zoals ik al zei bij het begin van de preek over de zorgen voor kinderen en kleinkinderen. Een ding is de handen vouwen. Opdat er iets mag gebeuren. Weg gekeerd mag worden. Mijn hulp komt van de Heere. God is de getrouwe Bewaarder van Zijn volk. Psalm 121 kunnen we wel leggen op het volk van Israël in de woestijn. Dag en nacht is de Heere een Bewaarder van Zijn volk. Hij waakt dag en nacht. Hij waakt dag en nacht over het ongeboren kind wat nog de levensreis moet aanvangen. Hij waakt dag en nacht over de wieg van de pasgeborene. Hij waakt dag en nacht over de kleuters, jongeren, volwassenen. Hij is genadig, Hij waakt. En wij?

Is ons oog gericht op Hem? Want als ons oog niet gericht is op Hem zullen we niet uitkomen bij de Heere. De Psalm laat ons zien dat Hij waakt tot in der eeuwigheid. Hij nam, desondanks van de zonden die het volk van Israël deed, de wolkkolom en vuurkolom niet weg. Want de Heere weet wat de gevolgen zijn als we niet bij Hem uitkomen. Trouw en genade. Trouw komt van de Heere. Tegenover Zijn trouw staat onze ontrouw. Dat is wat. Ook vandaag. Want de Heere is een God die trouw is tot in eeuwigheid, gemeente. De Heere waakt ook over onze ontrouw. Afgelopen maand hebben wij stilgestaan bij de dodenherdenking. Ik moet eerlijk bekennen, als je dan naar zo’n oorlogsbegraafplaats gaat, dan zie je op die witte stenen jonge leeftijden. Hun leven gegeven om ons land te bevrijden. Dat is wat. Ons te bevrijden! Als je ons nu kijkt in ons land wat een onethische praktijken. Dan komt de gedachte bij mij boven: was het daarvoor de moeite je leven te geven?

Zoals Jezus: Hij Zijn leven gegeven heeft opdat u het leven zou hebben. Velen leven op de levensreis zonder de Heere. Laten Zijn offer links liggen. Onze ontrouw. Dan is het toch genade dat God zich ontfermd over de zondaar hier op aarde. Van nature zijn wij zondaars, zijn wij verloren. De Heere is niet uit op onze verlorenheid maar onze waarachtige bekering. Keren tot de Heere. Want de Heere weet wat de gevolgen zijn als we Hem verlaten. Ga weg van Mij want Ik ken u niet. En Hij roept. Ook in de woestijn van ons leven. Hij roept: volg mij. Verlaat de wereld. Verlaat de afgoderij. Verlaat de hoererij. Volg mij. Dat is het woord van de Heere. Hij roept totdat de genadetijd voorbij is. Willen wij bij de Heere uitkomen, dan zullen wij ons dagelijks moeten bekeren. Ik moet denken, Roemenië, weleens vaker gezegd, tegen het noorden aan de grens met de Oekraïne. Fresco’s aan de buitenkant, gevels zijn beschilderd. Eén onderwerp, welke kerk je ook bezoekt: de hel en de hemel. Aan de linkerkant de hel. Zoals in de gelijkenis van de rijke man en Lazarus. Links de mensen in het vuur en de handen naar het hoofd. En aan de rechterkant de hemel.

Waar maak je een keuze voor? Wil je naar de hel? Dan moet je de Heere verlaten. Wil je bij de Heere uitkomen? Daar is verzoening. Paulus laat het zien in 1 Korinthe 10. De Heere God is een ernstig God. Hij is rijk in Zijn genade en ontferming. De Heere waarschuwt ook, gemeente. Heel het volk Israël is door de zee gegaan. Allemaal onder de wolk van genade. Niemand uitgezonderd. Maar het ligt aan de mens. Ze hebben allemaal uit de geestelijke steenrots, dat is Christus, gedronken. De Heere was hun genadig. Hun kleren versleten niet. Hun voetzolen versleten niet. Hij gaf ze dagelijks brood uit de hemel. Hij voedde ze lichamelijk en geestelijk. En zie, God is getrouw. Kom nou bij Mij en je zult leven. Verlaat deze wereld en vlucht tot Christus. Opdat Zijn bloed ons zal reinigen van alle zonden. Maar Israël, ach ze vielen telkens weer in de zonden. De Heere was bij hen. Een groot teken. Wolkkolom en vuurkolom dag en nacht. De Heere week niet van hen. Toch gingen zij de afgoderij na en vielen in de grootste zonden.

Zo moest de Heere laten zien als een voorbeeld laten zien. Koperen slang door Mozes geplaatst die schitterende in de zon. Zo is ook de verhoogde Christus. Hij is in de hemel en bidt dag en nacht. Totdat uw en jouw en mijn genadetijd voorbij is. Het wees naar het kruis van Christus. Daar is redding voor de grootste zondaar. Opdat onze zonden door Zijn bloed gereinigd zal worden. We zijn op reis daar begon ik met de preek. We zijn allemaal op reis. Waar zal die reis van ons nu uitkomen? En er zijn velen verleidingen in deze wereld. Tot op de dag van vandaag. Maar zalig zijn zij die bij de poort des levens zullen uitkomen. En dan komt weer die vraag, zoals te midden van het volk in de woestijn, stond de koperen slang op een staak. Die keek naar de koperen slang die werd behouden. Wie niet keek die stierf. Die kwam niet uit in het beloofde land. Paulus wijst daarop: kijkt u, kijk jij, elke dag naar dat kruis? Hij heeft voor u, voor jou gehangen. Opdat u zult uitkomen bij de poort van genade.

Afgelopen donderdag was Hemelvaart. En de Heere Jezus bidt: Ik ben verhoogd voor u, voor jou. En Ik bid. Neem de les over die Paulus ons geeft: niet geheel Israël is aangekomen. Ook dat geldt voor ons. Kijk naar het kruis. Daar is genade. Het is nog genadetijd. Hij roept: kom tot Mij. Mag Ik met u de levensreis maken? We hebben het Woord van God gekregen. Bezint u op dat Woord. Laat dat Woord u leiden tot de eeuwigheid. De satan wil niet dat we tijd hebben voor het Woord. Dat bevreest mij hoe we in de ban zijn van de technologie. Kijk maar om u heen. De satan weet dat de tijd kort is. En Hij, de Heere, roept u: buigt u over tot het weg van het Woord, de weg der zaligheid. Opdat wij niet verleid zullen worden. Hij roept wat. Aanstaande zondag is het Pinksteren. Dan zullen we weer stilstaan dat de Heilige Geest is uitgestort. En ik zie dat u ook weer de gelegenheid krijgt om uw gaven te geven voor de zending.

Wij hebben drie jaren gewerkt in Suriname. Indianen. Leefden in twee werelden. Wereld van afgoderij, heidendom. En andere wereld zaten ze in de kerk. Voor je het weet heb je de wereld lief. Kunnen de keuze niet maken. De Heere laat zien: er is maar één weg. Om ons te brengen op de weg der zaligheid. Dat is het ware systeem. Gods Woord die ons leiden moet tot de zaligheid. Gemeente, wees waakzaam. Want Hij roept: volg Mij. Amen.

 

Zondag 2 juni 2019 – Hersteld Hervormde Kerk Putten – kand. Joh. Fekkes – Exodus 13 vers 22