De Heere Jezus vertelt de gelijkenis van de Farizeeër en Tollenaar die allebei opgaan naar de tempel om te bidden. Het gebed van de Farizeeër is gericht op zichzelf zonder dat hij iets van God nodig heeft. De Tollenaar daarentegen weet dat hij zondaar is en verzoening voor zijn zonden nodig heeft. We horen over het geloof van de farizeeër en tollenaar dat zo verschillend is en de verootmoedigende les van de Heere Jezus.

Lukas 18 vers 14: ‘Ik zeg ulieden: Deze ging af gerechtvaardigd in zijn huis, meer dan die; want een ieder, die zichzelven verhoogt, zal vernederd worden, en die zichzelven vernedert, zal verhoogd worden’.

Het geloof dat voor God kan bestaan

  1. Het geloof van de Farizeeër;
  2. Het geloof van de Tollenaar;
  3. De verootmoedigende les van de Heere Jezus.

1. Het geloof van de Farizeeër

Doch de Zoon des Mensen als Hij komt, zal Hij nog geloof vinden? Geloof is blijkbaar geen vanzelfsprekendheid. Dat laat de Zaligmaker in vers 8 duidelijk merken. Zal Ik nog geloof vinden discipelen, mensen, als Ik terugkom? Ja geloof is er, van alle soort. Maar de Heere is op zoek naar het ware geloof. Heeft u dat, heb jij dat? Het zaligmakende geloof. Daarbij wil de Heere helpen om te onderzoeken of u dat hebt.

De Heere wordt omringd door mensen. De Joden die het nauw nemen. Maar de Heere ziet het hart aan. Of daar echt geloof gevonden wordt. Nu ziet de Heere in vers 9 veel mensen om zich heen staan, Farizeeën. Ze denken binnen te gaan maar blijven buiten staan omdat ze het ware geloof missen. Hij sprak deze gelijkenis.

Dat is toch wat, die Farizeeën zo minachtend over mensen om zich heen. Ook nog dachten het geloof te bezitten. Laten we oppassen met oordelen. Kan maar zo meer Farizeeën in ons zijn dan ons lief is.

Twee gaan op. Farizeeën en Tollenaar. Ziet u ze opgaan de trappen van de tempel? Farizeeër zoekt een mooi plekje vooraan. En die Tollenaar schuifelt en zoekt een plekje achteraan. Die Farizeeën bad: ‘De Farizeër, staande, bad dit bij zichzelven: O God! ik dank U, dat ik niet ben gelijk de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, overspelers; of ook gelijk deze tollenaar. Ik vast tweemaal per week; ik geef tienden van alles, wat ik bezit’

Daarmee zitten we middenin ons eerste punt. Het geloof van die Farizeeër. Wat gelooft die man eigenlijk? ‘Ik vast tweemaal per week; ik geef tienden van alles, wat ik bezit.’

Het persoonlijk gebed is een thermometer voor het geestelijk leven. Kijk u maar in mijn hart Heere, u weet het veel beter. Hij legt zijn hart open, houdt niets achter. Dankpsalm op Gods grote daden. Maar niks daarvan. Loflied van zichzelf. Dat hij zich niet schuldig maakt als die rovers, overspelers en die tollenaar.

Deze man heeft veel gerechtigheid. Veel goede werken. Doet veel meer dan de wet voorschrijft, dat kunnen we niet ontkennen. Maandag en donderdag vasten. Veel meer dan was voorgeschreven, alleen op de Grote Verzoendag. De wet van Mozes schreef voor dat een tiende deel van de gewassen, maar gingen verder ook tienden van tuinkruiden, moeskruiden. Alles wat deze man over zichzelf zegt is waar. Overvloed van gerechtigheid maar de geest van zijn gebed helemaal verkeerd. Hij denkt dat zijn gebed een zegen is voor de Heere. De Heere moet wel heel blij zijn met mij. Door mij moet het koninkrijk wel heel snel dichtbij komen. Maar met zijn hart vertrouwt op zichzelf, gelooft in zichzelf. Ik dank God dat ik zo geweldig ben. Deze man heeft niets van God nodig, helemaal niets.

Zouden die mensen hier ook in de kerk zitten? Trotse mensen. Zou hier iemand zitten die hetzelfde zegt, dat niet. Die zijn leven inricht zoals een Farizeeër. Nee, dat doen wij niet. Dat in uw hart datzelfde Farizeese zuurdesem zit te gisten. Dat u zichzelf aan het rechtvaardigen bent voor God. Hoogmoed in het hart. Farizeeëse leven ons op het hart geschreven is.

Eigenlijk het gebed uitspreken ik ben dankbaar dat ik niet ben als die farizeeër. Doe jij dat ook: neerkijkt op een ander. Of naar een andere kerk. Gaan naar Evangelische kerk, ‘s middags naar het strand.

Wij gaan tenminste twee keer naar de kerk. De Farizeeër. Ben je ‘m al tegengekomen in je eigen hart. Ik merk dat ik veel meer bezig met God en Christus. Nu meer, veel meer dan vroeger. Maar vertel eens hoe bent u op God gericht?

Dat ik mag komen zoals ik ben. Dat Christus gekomen is om voor zondaren te sterven. Het geeft me zoveel vreugde. Dan hebben we vanmorgen we toch een vraag aan u: is er iets wat God aan u kan doen, hebt u iets dat Christus aan u kwijt kan.

Dan lijkt er ook iets van de Farizeeër in u. Maar heeft u iets van de schuld? Kan ook op een andere manier, heel subtiel. U hebt iets geleerd van dat verdorven hart. Ik ben zondaar en sta schuldig voor God. Brug naar de wereld opgehaald.

Ik hoor zo graag een prediking dat de mens op het diepst wordt vernederd en God op het hoogst wordt verhoogd. Weet u wat ook zo is veranderd. De Heere ootmoedig te smeken. Gebeden verhoord.

Aan u hebben we ook een vraag: wie is God voor u, wie is Christus voor u? Het heeft er alles van weg dat u nog fier overeind staat. Kan God Christus aan u kwijt? Is een leven uw schat? Mag niemand iets van zeggen, als een ambtsdrager er iets van probeert te zeggen, o wee.

U bent rijk en hebt geen ding gebrek, maar u bent arm en jammerlijk en naakt. Farizeeëse godsdienst is er in allerlei soorten en maten. Ze hebben iets gemeen dat ze vertrouwen op zichzelf. Wat een verschil, tussen dood en leven.

2. Het geloof van de Tollenaar

Maar de Tollenaar willende zijn hoofd niet eens opheffen. Wat doet die man in de tempel? Die verraderlijke dief. Zo’n man hoort hier helemaal niet. Die tollenaar merkt die afkerende blikken. Zo is het precies: ik ben de schandvlek. Het enige wat ik heb is ongerechtigheid. Ik ben een dief. Heb de mensen afgeperst. Van dat geld gefeest met mijn vrienden en de hoeren.

Daarom staat de tollenaar van verre. In een hoekje. Uit het zicht van mensen. Wilde zijn hoofd niet eens opheffen. Kon de man niet. Gelooft dat God vertoornd is over zijn zondige leven. De hemel kan mij niet ontvangen. Kan de Heere niet recht in de ogen kijken. Die God op z’n hart getrapt. Ik besneden kind van het verbond. Ik heb al mijn rechten verspeeld.

Deze man is door Gods Geest overtuigd van zijn zonden. Bent u dat ook, jij dat ook? Overtuigd dat God rechtvaardig is. Al zou die man geen woord uitbrengen, we zien dat hij vervuld is met intens verdriet. Slaat zich op de borst. Hij blijft er staan staat er in het Grieks.

Wij zijn niet zo uitbundig met gebaren. Van diepe smart, van berouw. Niet van o wat ben ik toch dom geweest. Bron van zonden. Komt niet anders uit.

Wees mij zondaar genadig. Is dat nou alles? Daar heeft een overtuigde zondaar alles mee gezegd. Meer hoeft ook niet. Wat een verschil met die Farizeeër. Die man kan wel voor God bestaan. Zo’n bekeerde man. Beseft niet dat die verdoemelijk is voor God. Mist het belangrijkste: liefde tot God.

De tollenaar gelooft het wel dat hij niet kan bestaan voor God. De tollenaar heeft maar enkele woorden. Zet zich in de juiste verhouding tot God. Niet van we zijn allemaal zondaren, helaas ben ik er ook eentje van.

De tollenaar ziet maar een zondaar in de tempel. Grieks letterlijk: Mij dé zondaar. Paulus: voornaamste der zondaren, mij barmhartigheid geschiedt.

De onverzoende staat voor God is de grootste nood waarmee je bezet bent. Het lukt je niet, wat je ook maar probeert, om de schone schijn op te houden. Zou wel onder de bank willen wegkruipen. Schaam je je dan voor de mensen? Dat ook.

Is dat niet wat overdreven? Nee dat is het niet: als zonde zonde wordt. En schuld schuld. Dan verliest het leven z’n glans. Rouwrandje. Afgelopen week met mooie najaarsweer misschien wel rondje gewandeld. In de sloot schrijvertjes krioelen over dat water. Die vertellen de heerlijkheid van God. Die hebben niet gezondigd. Ik wel gezondigd.

Naar het eeuwige verderf. Daar hoeven die diertjes niet heen. Ik wel, ik heb een ziel. Wees mij zondaar genadig.

Daaruit blijkt ook dat hij niet thuis kon blijven. Heeft dat offer nodig. Waar dat dier wordt geslacht door de priester. Farizeeër staat er misschien met neus bovenop, maar begrijpt het niet. Tollenaar achterin kan het misschien

Wees mij zondaar genadig, wees met mij verzoend. Dit zeggen wij de tollenaar gemakkelijk na. Maar als de Geest van God neerzet voor Hem. Als Gods Geest ontdekt. Gebeden, tranen. Radeloos. Kunt nergens heen. Dan ene weg naar boven, naar de hemel.

Als U mij voorbij gaat, dan doet U het niet verkeerd. Maar je kunt de Heere niet loslaten. Die Tollenaar kon niet weggaan. Volgende dag stond hij er weer. We komen bij het derde punt.

3. De verootmoedigende les van de Heere Jezus

Vers 14: ‘Ik zeg ulieden: Deze ging af gerechtvaardigd in zijn huis, meer dan die; want een ieder, die zichzelven verhoogt, zal vernederd worden, en die zichzelven vernedert, zal verhoogd worden’.

Wat de Heere Jezus hier zegt klinkt ons heel vertrouwd in de oren. Maar voor de Joden hier horen is ongehoord. De Tollenaar gaat hier verzoend naar huis?! En de Farizeeër heeft de Heere verworpen.

Al eerder gezegd. Hoofdstuk 16. Dat jullie jezelf rechtvaardigen voor God. Jezelf verhogen. Lees het in de Psalmen, Spreuken. Dit is een grondtrek die je in heel de Schrift tegenkomt.

De tollenaar heeft God gerechtvaardigd. Heeft God erkend. Hoe? Door te buigen voor Gods rechtvaardigheid en tegelijkertijd te pleiten op Gods barmhartigheid. Deze tollenaar heeft een verbrijzeld hart. En daarmee staat hij in de juiste verhouding tot God.

Jesaja 66. Op deze zal Ik zien. De armen en verslagen van geest. De tollenaar kwam als een goddeloze in de tempel en ging er als gerechtvaardigde uit. Wat deed hij daarna thuis? Daar gaat deze gelijkenis niet over. Maar volgende

Dit staat in volgende hoofdstuk Zaccheüs. Die ik onrecht heb gedaan betaal ik vierdubbel weder. Dat geloof heeft gevolgen. Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 24. Guido de Brès. Geheiligde geloof maakt je tot een nieuw mens.

Dat geloof is een geloof dat door de liefde werkt. Geoefend in de goede werken. Maar we moeten terug naar de gelijkenis. Het is de bedoeling van de Heere Jezus om ons leven te ontmaskeren. Om ons ootmoedig en nederig te maken. Dat we leren geloven in Gods vrije ontferming.

Wat u niet kunt, kan God wel. Van een Farizeeër en een Tollenaar worden. Filippenzenbrief.

Paulus: Maar hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus’ wil schade geacht. Opdat ik Christus moge gewinnen.

Wie als zondaar, gruwelijk overtreder van de wet, zo tot God komt, die wordt vrijgesproken voor God. Waarom? Omdat Christus is gestorven voor zulken. Dan handelt de Heere, en dat is niet voor te stellen, alsof je nooit een zonde had gedaan.

Zo gaat de Heere om die met hun eigen doodsvonnis komen. En zich neerleggen. O God wees mij zondaar genadig. Dat geloof waarmee we voor God kunnen bestaan. We verdienen niet meer dan dat de Heere ons verwerpt.

De Heere wijst dat gebed niet af. In Hem die een vloek geworden is. Het is het welbehagen van God om zulke goddelozen vrij te spreken. Farizeeër had veel meer, dat moeten we moeten hem nageven. Blinkende zonden in de ogen van God.

Die tollenaar kwam in zijn goddeloosheid. Die heeft veel meer, de gerechtigheid door het geloof. Die man werd in Christus gevonden. Die ging rechtvaardig naar zijn huis, meer dan die.

Nu kan het zijn dat er nog een vraag leven. Toch maar stellen. Heeft die tollenaar dat nu geweten? Bewust geloofd. Ik ben verlost van al mijn zonden en schuld. In Gods oog is die man vrijgesproken. Is ook niet het belangrijkste dat die man het zelf weet. Dat die man niet weet. Vast gelooft.

Die uit diepten van ellenden roept met mond en hart, zal verlossing ontvangen. Al hebt u maar een gebedje van een paar woorden. Gaat u gerechtvaardigd naar huis. Farizeeën hebben daar geen last van.

Nu is er een soort Farizeeën die als een tollenaar door het leven gaan. Op de lippen. Van binnen Farizeeër. Als er een ware boetvaardige ergens ver in een hoekje staat. Dan komen de Farizeeëse ‘tollenaren’ in het geweer. Dan mis ik alles.

Waar God werkt komt scheiding. Duisternis kan het licht niet verdragen. Dit tollenaarsgebed verleerd de kerk op aarde nou nooit. Al komt u voor de honderdste keer. Wees mij de zondaar genadig. Verdiept zich steeds meer. Maar ook die barmhartigheid van God steeds meer kennen in uw leven.

Verslagen zondaren hier of thuis, vroeg of laat zal de hemel dit verlossende woord in uw ziel schrijven. Deze ging af rechtvaardig. Dit is de troost van Christus. Met minder kun je het niet doen, niet rusten. Al sta je nu van verre. Kun je niets anders dan pleiten op zijn barmhartigheid. Want Christus bepleit Zelf uw zaak. Hij zal als Hogepriester uw zaligheid volkomen volbrengen.

Als dit gebed op uw stervende lippen verstomd, dan zult u opgenomen in de hemel, gaat u verlost op. Dan gaat u niet meer af, maar op. Dan gaat u op tot Gods altaren. Dan gaat u op in Zijn eeuwig huis.

Amen.

 

Zondag 17 september 2023 – Hersteld Hervormde Gemeente Emst-Epe – kand. J.H. van der Velden – Schriftlezing Lukas 18 vers 1-14