De gelovigen te Laodicea hadden een verkeerd beeld van zichzelf: ze dachten dat ze rijk waren, maar ze waren – geestelijk – arm. Laodicea was een rijke stad. Christus schrijft er een brief aan, de laatste in de rij – en de meest scherpe brief. Hij wil hen niet laten stikken in het moeras van de wereld. Nog klopt Hij op de deur. Hij waarschuwt ook ons – nog even en Ik zal je uit Mijn mond spuwen.

In deze brief aan Laodicea zien we veel van de barmhartigheid en geduld van de Heere. We zingen na de preek Psalm 103 vers 4 en 5. De Heere is groot aan goedertierenheid! Als antwoord op de preek.

Gemeente, met enige regelmaat wordt er via giro 555 geld ingezameld. Op dit moment voor Oekraïne. Met name als er een grote natuurramp is geweest. Overstroming of aardbeving. Soms liggen hele gebieden in puin. Er wordt dan geld ingezameld. Ook via christelijke organisaties.

Rampen zijn er altijd geweest. Ook in Klein-Azie. Daar konden ze er over meepraten. Jezus richt Zijn brief eraan. Het hoort bij Turkije nu. Het gebied met twee aardplaten. Van tijd tot tijd vindt er een aardbeving plaats. Soms een hele zware. In het jaar 60 ook. Een ontzettend zware aardbeving. Sommige steden waren in een klap verwoest. Ook Laodicea kwam er niet goed van af. Theater, rechtbank, badhuis; in puin. Er kwam snel hulp op gang. Ook financiële hulp. Om op te bouwen en in glorie te herstellen. Het geld moest uit Rome komen, uit de schatkist van de keizer. Met bedoeling ook dat de loyaliteit tot de keizer zou toenemen. Er wordt geïnventariseerd wat er nodig is. In Laodicea een onverwachte reactie. De keizer heeft gehoord van uw nood. Hij wil u dit en dat schenken. Dat geld hoeven wij zegt, zeggen de Laodicenzen. Wij zijn rijk. Aan geen ding gebrek. We bouwen de stad zelf op, uit eigen middelen. Zo mooi, dat de mensen zullen zeggen: het is goed dat die aardbeving er is geweest want nu is de stad mooier.

Nou ja, zeg je, is dat geen politiek spel? Grootspraak? Doen ze zich niet rijker voor? Nee. Laodicea is een puissant rijke stad. Geld als water. De stad heel veel pluspunten. Kruispunt van handelswegen. Dag en nacht handel. Bankensysteem. Handelskaravanen overnachten hier. De Laodicenzen dragen hun steentje bij. Goede kwaliteit van kleding. Prachtige diep zwarte stof van de schapen. Zelfs in Rome dragen ze dat. Ook de medische ontwikkeling. Een medische hogeschool. Rijk waren ze van de behandeling van oogziekten. Een stofje (prygisch poeder?) ontdekten ze. Mensen genazen dan. Dus: keizer, we hebben uw geld niet nodig.

Ze hebben veel op trots op te zijn. Rijk, kleding, wereldberoemd. Wat een stad hè. Een lustoord! En toch… Zoals overal is het leven er niet volmaakt. De stad stond ook bekend om de kwaliteit van het water. Dat is minder negatief. Een goede plaats voor een nederzetting: er wordt eerst gekeken naar water. Dat is daar en hier van levensbelang. Laodicea lag daar vanwege die handelsroute. Water is een probleem. Er was geen water in de buurt. In de winter wel een riviertje. Dat ligt diep in het dal. Een andere oplossing; een aquaduct. Water van enkele kilometers werd aangevoerd. Dat is water van warmwaterbronnen. Het was dan wel wat afgekoeld, maar het was lauw. Een flesje dat lang in de auto heeft gelegen. Ook als het water hard is, met kalk. Je spuugt het snel uit. De Laodicenzen moesten het eerst in een koude kelder zetten in de hoop dat het zou afkoelen. Het water in Kolossen, dat was smeltwater, uit de bergen. Dat lag ook lager dan Laodicea. En naar het noorden, Hierapolis. Warmwaterbronnen. Kuuroord. Vandaag de dag nog. Daar kan je wat mee. Omdat het een vermoeid en krakend lijf ontspanning biedt. En het andere omdat het verfrist. Het water in Laodicea, daar kan je niets mee. Laodicea heeft dus ook een paar nadelen.

Er is ook een christelijke gemeente. Net als aan de andere zes, stuurt Jezus een brief. Als je die brieven leest, trek je de conclusie: deze gemeente wordt het scherpst toegesproken. Het meest streng. In de andere brieven kom je ook andere dingen tegen. Efeze: u hebt uw eerste liefde verlaten.  Of Pergamus: u hebt dwaalleraars onder u. En Sardis: u bent dood.

En Laodicea nog scherper, harder, indringender? Waarom. Jezus kijkt en het doet Hem denken aan de watervoorziening. Lauw. Ongeschikt als drinkwater. Je spuugt het uit. Ik ken uw werken en waardeloos. Het is walgelijk. Ik sta op het punt jullie uit Mijn mond te spuwen. Jullie zijn tevreden over jezelf. Voor het oog een bloeiende gemeente. Jezus ziet iets anders. Jullie zijn hetzelfde als je stadsgenoten. Je zegt net zo, ik ben rijk en steeds rijker en heb geen hulp nodig. We redden het zelf wel. Natuurlijk, zoiets zeg je niet hardop. Zeker niet tegen de Heere zelf.

Het klinkt wel! Het is wat ongemerkt kan gaan. Zo langzaam. Zo langzaam kunnen de dingen van de Heere ons uit de handen glippen. Zo langzaam dat het vuur langzaam dooft. Die gemeente heeft iets overgenomen van de stemming in die stad. Lichte zelfgenoegzaamheid, maar nog net niet hinderlijk. Een glimlach van gezapigheid. Ze zijn als alle anderen.

Deze brief doet mij denken aan de kerk in Nederland. En rijke westen? Of minder breed, wij als gemeente. Wat zijn wij dan wereldgelijkvormig geworden. Je denkt aan jongeren die gaan stappen of festivals bezoeken. Het gaat veel dieper en is subtieler. De tijdgeest sijpelt ons leven in. Onze huid en kleding doortrekt. De opgewekte sfeer, die zelfvoldaanheid. Natuurlijk gaan de diensten gewoon door. Natuurlijk gaan de kinderen naar catechisatie. En natuurlijk bezoek je een bijbelkring. Maar van binnen is er een gapend gat ontstaan. Langzaam slijt dat. Een boom die van binnen verrot is. Bij een windvlaag kan de boom omvallen.

Is het niet herkenbaar? Aan de buitenkant gaat alles door. Maar van binnen leeg. Deze week voorbereiding op het avondmaal. Is die gemeente dan niet herkenbaar. Had u er niet tussen gepast? Omdat het licht langzaam dooft. Zoals de zon ondergaat. Een schilderij met rose en paars. Er komt geen warmte meer van af.

Radicaal wordt Laodicea ontmaskerd. Walgelijk! Roept de Heere. Ik heb van dit volk verdriet gehad – van dit volk gewalgd (grondtaal). Nu sta Ik op het punt u uit mijn mond te spuwen. U redt het zelf wel, zegt u. Maar u bent ellendig, arm, blind en naakt. De meest beklagenswaardige van alle mensen. Misschien juicht u om uw leven. Of wordt u toegejuicht. Maar een rouwlied zou meer op z’n plaats zijn.

Ze zijn langzaam weggezakt. U bent ellendig. Dat weet u niet. Daar staan ze, met open mond. De mooie spulletjes. Gouden kettingen. Maar ze bleken arm te zijn. Smyrna was werkelijk arm – ze hadden geen cent. Maar toch waren ze rijk in Christus. Hier andersom. U weet niet dat u maakt bent. Je bent zelf stekeblind. Misschien is dat het meest aangrijpend: maar u weet niet…. Vreemd is dat. Zo met jezelf in de war. Dat je jezelf verkeerd beoordeelt. We kunnen volgende week naar voren lopen. Er zit iets goeds in om gewoon naar voren te komen. Uit gewoonte of naar gewoonte, dat is een verschil. Leer mij, Heere, mezelf kennen. Leid mij op de eeuwige weg! We zijn blind voor onze eigen weg. Het vuur dooft zo snel. Dingen behoren snel tot sleur.

De Heere schudt ze door elkaar. Begrijp je het nou echt niet?! Deze woorden doen pijn – als ze binnen komen. Verhard dan uw hart niet. Als je bij voorbaat besluit dat dit niet over jou gaat, dan doen ze geen pijn. Dan schampen ze af op het pantser van ongeloof.

Dit blijkt ook een brief die overloopt van liefde. Van tranen van Jezus. Waarom schreef Jezus niet zes brieven? Waarom sloeg hij Laodicea niet gewoon over? Waarom ons ook? Het hart van Jezus brandt van liefde. Hij wil wakker schudden. Ook vandaag. Terechtwijzen en bestraffen doet Hij hier. Uit een hart vol liefde. Hartstochtelijke liefde.

Hij wil hen niet opgeven. Heeft ze er niet voor over. Hij wil hen niet laten stikken in het moeras van de wereld. Daarom, Ik raad u aan (als koopman)…! Als een slager die Zijn eigen vlees keurt? Nee. Niet om er zelf beter van te worden. Om hen er beter van te laten worden. Hij heeft alles wat ze nodig hebben. Zuiver goud om uw armoede weg te nemen. Gezuiverd geloof. Klederen. Zodat uw naaktheid niet openbaar worde. Hij heeft witte kleren te koop. Gerechtigheid van Christus – aan zondaren gegeven. U bent blind. Ik heb een middel tegen geestelijke blindheid. Woord en Geest. Oog verlichten en verstand te bestralen.

Wat een advies hè! Mensen die denken dat ze rijk zijn, wordt gezegd: u bent arm. Hoe kan je dan kopen? Gaat er niet een lampje branden? Kopen als je geen geld hebt? Dat is het aanbod van het evangelie. Kom, koop, zonder geld! U die geen genade in uw leven hebt. U die blind bent. U die uw toestand niet doorziet. Kom, koop, zonder geld. Omdat Jezus alles heeft wat u nodig heeft. Genade, gratis.

Bij mij ligt het anders? Ik dacht dat ik de Heere kende. Nu heb ik echt gezondigd. Het voelt schijnheilig om naar de Heere te gaan. Ik durf niet meer. Ik zou als God niets meer met zo iemand te maken willen hebben. Hoe kunt u zich zo vergissen? U bent God niet. Hij lijkt niet eens op u. Mijn gedachten zijn hoger dan uw gedachten. Alsof we zeggen: Gods wegen zijn anders. Begrijpen. Mijn gedachten en wegen zijn anders. Vergeven is voor ons moeilijk. Een eerste keer moeizaam, tweede keer al moeilijk, maar tiende keer…? Wij denken dat Hij ook zo is. Ziet u het hart van God? Dat loopt over van liefde. Dat aanbod is dus niet voor u?! Nee. Hij gebruikt een ander woord: zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Hoort u het nog?!

Hij is de kloppende koopman. Wij hebben een bordje: aan de deur wordt niet gekocht. Wij draaien de deur vaak extra in het slot. We trekken de gordijnen dicht in de hoop dat Hij denkt dat we niet thuis zijn. Innerlijk zijn we niet betrokken. Het kostte de rijke jongeling ook teveel. Als we de grendel open schuiven, dan moet er veel gerenoveerd worden. Maar zie de belofte! Niet eerst de boel opknappen en schoonmaken. Maar: de maaltijd met Mij gebruiken. En ik met Hem. Onduidelijk is wie dan de Gastheer is en de gast. Ik of Hij? Maaltijd met hem of haar; beeld van verbondenheid. Hij biedt ons Zijn vriendschap. We schonden Zijn wet, vaak. Hij zal Gastheer en Gast zijn. Vriend zijn. Niet meer over zonde spreken.

Ik zou dat best willen, dat Hij binnenkomt. Volgende week ook, hier in de kerk, de maaltijd. Maar ja, de Heere moet het doen… Is dat uw reactie?! Nee, Heere, dat kan ik niet, dat moet gegeven worden. Hem zo in de rede vallen. Nog een grendel van ongeloof erbij? Al die theorieën en godsdienst erbij.  Hoe lang wilt u nog wachten? Voelt u de drang niet. Ik sta op het punt u uit Mijn mond te spuwen. Natuurlijk is het genade dat de deur opengaat. En eigen schuld als de deur dicht blijft. Roep Hem aan terwijl Hij te vinden is. Nu klopt Hij. Hij wil ook in jouw hart wonen. Hij wil jou Zijn genade geven. Hoe doe je die deur open? Door te geloven. Door te vertrouwen. Hij vergeeft. Hij wil de maaltijd gebruiken. Hij klopt aan de deur, ook bij lauwe mensen. Ook bij mensen die het zelf niet door hebben. De Heere is groot van goedertierenheid. Zie Ik sta aan de deur en Ik klop.

Amen.

(Psalm 103 vers 4 en 5)

Hervormde Gemeente Dordrecht (wijk 2), Augustijnenkerk, zondag 4 september 2022, 9.30 uur. Schriftlezing Jesaja 55:1-9 en Openbaring 3:14-22.