In een donkere tijd profeteert de profeet Melachi. Er is een scherpe tegenstelling tussen de goddelozen die zullen vergaan en hen die de Heere vrezen, voor hen zal de Zon der gerechtigheid opgaan. Het slaat op de belofte van de komst van Christus, het Lam van God dat de zonden der wereld wegneemt.

Maleachi 4 vers 2: ‘Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en u zult uitgaan, en toenemen, als mestkalveren’.

Gods belofte voor het overblijfsel

  1. Een belofte tot vertroosting;
  2. Een belofte tot genezing;
  3. Een belofte tot blijdschap.

1. Een belofte tot vertroosting

Gemeente, heeft het nog wel zin, Gods ziet ons toch niet meer? Waarom zouden we doorgaan met onze kerkdiensten? God werkt toch niet meer? We kunnen zelfs onze rouwkleding, zwarte kleding aandoen, maar God hoort ons gebed niet, Hij ziet niet wat we doen?! Als je dan nog gaat kijken wat er in de tempel gebeurt, de haren rijzen je te bergen. Dat God niet ingrijpt, we stoppen er maar mee.

Kijk de offers worden nog wel gebracht, maar niet wat God vraagt. Het beste van het beste altijd gevraagd. God prijst het goede aan. Ach zo’n diertje kreupel, ach dat vind God niet erg. Zou je een/tiende van je inkomen aan de Heere geven? Dat is best een hoop op jaarbasis. Kan best wat minder.

En de mannen, begin vijftig, misschien eind veertig. Uitgekeken op je vrouwen. Je wilt wat anders. Wat jonger, dat zou mooi zijn. Kun je scheiden of er nog eentje bijnemen. Het gebeurt allemaal in de tijd van Maleachi. Degenen die hoopten dat het nu eindelijk de goede kant op gaat, die komen bedrogen uit. Je zou zeggen: nu hebben ze er wel van geleerd. Ja in die zin van geleerd dat ze niet meer toevlucht nemen tot de afgoden. Maar wat zien we hier?! Toevlucht tot eigen gerechtigheid.

Moeten we nou door in deze tijd? Moeten we nou Avondmaal gaan houden? Ziet God wel wat er allemaal om ons heen in de wereld gebeurt? En in de kerk gebeurt?! Niet te moeilijk doen, niet overal de vinger op leggen. Die wetten van de Heere, zou de Heere het allemaal zien. Dat is juist wat pijn doet in onze tekst.

Waarom kan het zo doorgaan? Waarom heeft de Heere niet gestraft? Of is de straf er al maar merken we het niet op?! We moeten juist buigen voor God. Mensen die niks goeds meer te zeggen hebben. Die komen we tegen in de tekst. Vanavond Gods bode, dat betekent de naam Maleachi. Die vragen worden opgemerkt. Alles wat ik opnoemde, wordt aangewezen door de profeet Maleachi in de eerste hoofdstukken. Maar dan? Als die vijf twistgesprekken er zijn geweest, dan mag die bode van God nog niet zwijgen.

Wat moeten ze nog? Alles raast maar door, alsof God het niet. Ongestraft zonde op zonde kunnen bedrijven. Wat zegt de Heere in Maleachi 4 vers 1? Wat zie die dag komt brandende als een oven. Mijn oog ontgaat werkelijk niets. Ik zal ze voor een tijd door laten gaan, maar Ik ben degene die straffen moet en straffen zal. Ik doe dat op Mijn tijd. En dan? De tegenstelling kan haast niet duidelijker worden. U daarentegen, de goddelozen waarvoor de eeuwige rampzaligheid begint, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan.

Asaf: weet God wel van mijn droevig lot. Maar ik?! Ik zit in de duisternis te neer. De goddelozen hebben er rust bij op al hun paden, hun vermogen groeit aan. Psalm 72 vers 9, we hebben het niet gezongen. Dat wil de Heere laten zien. Er komt een scheiding tussen de goddelozen en die die de Naam van de Heere vrezen. We stellen vanavond de vraag, wat het voor u is met het oog op het Heilig Avondmaal. Daar gaat de scheiding vallen. Of het kan of niet. Of vreest u de Heere? Er zijn er denk ik die de Heere vrezen, bang voor de Heere. Angst voor de straf.

Met die vrees kunt u niet aan het Avondmaal. Dacht u dat?! Dan is zelfonderzoek nodig. Misschien zijn er die de Heere vrezen. Dat laatste stukje van Buyan in de christenreis. Die hel, angst. Die hemel, zo mooi. Het is al weer enige tijd geleden dat ik een man tegenkwam. Veertig jaar in het ambt gestaan. Andere kerk gedaan. Hij zei: op een plekje gekomen, daar is de waarheid te horen. Ik heb wel veertig jaar mogen dienen. Meneer, wat zal dat u alles brengen? Zou het toch geen reden zijn dat ik binnen mag gaan? Het is toch wel een goede dienst die dienst van de Heere. Vraag je door. Verlang naar de hemel. Ja het is toch wat, die hel. Ik vraag wat door, het wordt niet altijd op prijs gesteld. Het gaat niet om de hardheid, maar om de waarheid.

Welke plaats heeft de Heere Jezus Christus als Middelaar ingenomen? Ik weet het niet meneer Van de Brink. Daarmee kun je dus ook niet aan het Avondmaal. Dan kun je sterven. Wat ligt op de bodem van het hart? Kinderlijke vreze. Liefde in het hart heeft uitgestort en gaat door werken. Wat dan? Zou u verder kunnen preken, wat deze liefde is? Dan kun je Hem toch uitstallen. Als Hij nou je liefste is geworden, dan gaat het niet om de punt en komma in tijd, maar die u niet meer hoeft te verdoemen, maar mag aanzien in Jezus Christus, Hem mag vrezen, dan komt die nieuwe gehoorzaamheid.

Het gaat niet om de zekerheid in mijn hart, maar om de zekerheid dat Hij mij liefgehad heeft: omdat Hij mij omhelst heeft, heb ik Hem omhelsd. Wat dan, gemeente? Die zullen de Zon der gerechtigheid opgaan. Het kan je beklemmen, in deze tijd Avondmaal houden. U in de duisternis zal een groot licht opgaan. Vanavond bevestigd mag worden, misschien heel pijnlijk, ontdekkend, u ziet op de omstandigheden, maar die Zon die opgaat in het Oosten. Dat licht daar de vader van Johannes van zingt, Zacharias: die Zon opgaat degenen die zitten in er schaduw van de dood.

In deze Advent mag ik u vanavond zeggen: God heeft Zijn Woord waar gemaakt. Jesaja: het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht opgaan. Dat is gezegd voor de ballingschap. Dan gaat het er niet over wat wij ervan vinden hoe het allemaal eraan toegaat binnen het kerkelijk leven. Maar God houdt Zijn Woord. God zal naar recht doen. U daarentegen, hoort u de tegenstelling. Ik kan mijn gedachten niet in toom houden. Ik ga zelf weer aan de gang.

Nog eens deze of die te spreken. Ulieden daarentegen, er is maar een Zon, Zon der gerechtigheid. Die Middelaar. Het ligt vast in Hem. Als ik afdwaal van het smalle pad. Hoor nou eens die tegenstelling voor u. Waar moet ik u in de kraag grijpen. Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde. Ziet u wel dat u die goddeloze blijft na ontvangen genade. Ik heb gedaan wat God heeft gevraagd. Die Zon mag gaan schitteren. Bloedrood is Hij geworden. Hij is in de dood gegaan om nog nooit zo helder verschenen. Mogen we het belijden vanavond, het is Christus en de weldaden die uit Hem voortvloeien.

2. Een belofte tot genezing

Die belofte is tot genezing. Ik mag u Hem preken en voorstellen. Maar hoe kan ik nou omhoog kijken, de vraag waar je deze week van voorbereiding mee mag beginnen. Niet dat het volgende week in gedachten komt in de kerk, o ja het is Avondmaal. Dienst duurt wat langer, of thuis luisteren, we kijken wel naar een andere dienst.

Het is een instelling van onze Meester. Ook als u zegt, ik ken dat niet. Dan moet u meekijken, in de prediking maar in het bijzonder in het zien van de tekenen, de breking van het brood, het vloeien van de wijn, mag zien dat er genezing is.

Als een vogel onder de horizon door kon vliegen. Beeld uit die tijd. Koningen werden afgebeeld die als de zon rondvlogen. Teken van verwoesting. Alles te verteren en verwoesten aan de horizon. Zo is het bij de zon van ongerechtigheid. Bij vers 1 en 2 ligt een duidelijke tegenstelling. Het lijkt wel of hier nog een tegenstelling als een bloem opengaat. Hij heet de gebrokene van hart.

Zit er eentje hier, thuis, Avondmaal houden, hoe moet het ooit? Dat hart het is verwond, ik weet er geen raad mee. Dan is er geen hart te hard, dan weet Hij ze onder Zijn vleugelen te brengen. Zijn Woord is getrouw. Jesaja, Maleachi. Jeremia: zie, hij spreekt in de naam van de Heere, Ik zal de genezing doen rijzen, en doen opkomen als de Zon. O wat is de Heere een getrouwe Heere. Zou dat je hart niet breken. Heere ik kan het niet maken, maar schenkt U het me. U bent de Getrouwe, U bent de God van het verbond. Gemeente is dat nou niet voorbereiding houden. Dan heb je ingezien dat hier van binnen niks te verkrijgen is, en het wordt ook niets. Maar dat is niet het doel van de zelfbeproeving. Dan we zouden voortgestuwd worden.

Er is zoveel godsdienst, dat dat niet kent. Er is zoveel Godsvreze, alles over praten, met de vrienden de schone praat kunt praten, maar de binnenkamer is leeg. Weet u wat de Heere zegt? Er is zoveel lauwheid. Zelfs die de Heere vrezen, die worden meegesleurd met de maalstroom van de Heere. Is dat waarom we zo weinig getuigen. Catechisant tegenkomt die nog niet iemand hebben gehoord

Als een goddeloze zult u vergaan, maar ook om een ruim getuigenis te geven van die Zon van gerechtigheid. Je komt hier niet tot het Avondmaal om je geloof te vieren. Je komt onder zijn vleugelen, omdat je midden in de dood ligt. Met die kwaadheid. Er niet tegenop gewassen. Je geloof niet uit je binnenzak. Ik hoop dat dit verstaan wordt. Om het oog op Hem te hebben. Om onze ongerechtigheden was de straf op Hem. Zijn striemen is ons genezing geworden.

Ik ben Adam in het paradijs. Ik heb geroepen kruis Hem, kruis Hem. Maar door Zijn striemen is ons genezing geworden. Als je onder die vleugelen komt, die verborgenheid, waar gaat het dan om, niet daar buiten om, maar het gaat om Hem, die Zon der gerechtigheid. Hij is tussen getreden. Wat mag dan geweten worden? Dat Hij mijn zonden die ik gedaan heb, heeft vergeven, maar ook die zonden die ik na ontvangen genade doe en nog zal doen.

Ik weet het, het is niet altijd hetzelfde. Het kan bij de voorbereiding zijn, tijdens de bediening, of in de nabetrachting, of de week erna, daar is de Heere vrij in. Maar het wordt gekend door die de Heere vrezen. Dat het mij bij de Borg brengt. Daar is het de Heere om te doen.

3. Een belofte tot blijdschap

Gemeente, de spreekt ze aan door middel van Zijn boden. Ze zitten daar zo in zichzelf gekeerd. Er is een gedenkboek. Die goddelozen zullen vergaan, ulieden, daarentegen, luieren. Meervoud. Zevenduizend die de knie voor Baäl niet hebben gebogen. Zelfs toen zevenduizend. Er komt een dag dat Hij zal komen, die Zon der gerechtigheid, en vandaag ook er komt een dag dat Hij terugkeert. U gaat in het donker, maar zie toch eens wat bij Mij is. Er zijn zoveel gaven, straks de eeuwigheid voor nodig om Hem te bewonderen in Zijn genadehart.

Die harten die zo afgekeerd zijn, nergens overheen kunnen zien. Daar is genezing voor. Er is ook meer, weet je dat vanavond? Er is vreugde te vinden. Dan draait Maleachi het beeld om. Deur van de stal in het voorjaar opengaat. Wat bedoelde de Heere daar mee. Zeker die kalveren, maken de gekste sprongen als teken van vreugde.

Je kunt denken dat de wereld veel kan, veel teweegbrengen, maar dit kunnen ze niet. De vreugde van de Heere. Als dat licht je hart mag verlichten. Deuteronomium 11: Ik zal kruid geven en u zult eten en verzadigd wezen. Geldt niet alleen voor het geestelijke maar ook het lichamelijke. Als je van dat brood mag eten, die wijn drinken, dan van vreugde opspringen. Wij kennen het niet in onze cultuur. Maar als dan het vers opgegeven wordt. Als je dan in de middag in het gezin bent, of in de week, dan ga je niet altijd gebukt, maar dan is er een vreugde die de wereld niet kent, die de Heere geeft.

Als je dan mag zien dat God het niet alleen belooft heeft, maar ook zal waarmaken. Dat Hij het niet voor de eerste keer, maar voor tiende, twintigste keer geeft. Dan wordt je een niet en een nul. Wat staat er nog meer? Toenemen als mestkalveren. Daar zit ook iets in van groeien. Dan staat het geestelijke leven niet stil. Stilstand is achteruitgang, zullen we dat vasthouden. Dat is geen standenleer, dat is wat Johannes zegt. Afbraak van je eigen ik. Je kunt toch niet terug op een Avondmaalsgang van twee jaar geleden. Hoe staat het met de omgang met Christus? Wanneer voor het laatst Hem ontmoet?

Het leven met Christus niet zo nu en dan, maar het hele leven door. Mag ik dan nog een ding meegeven, als het gaat om die omgang, neem dan de Heidelberger mee. Zondag 14, dat Hij onze Middelaar is. Tussen getreden bij de Vader. Dat Hij u van eeuwigheid liefgehad heeft. Als u Hem kennen mag, tegenover Zijn heiligheid en mijn onheiligheid, mijn zonden waarin ik ontvangen en geboren bent, als je te maken met je eigen vlees, Hem ontmoeten mag, hebt u dan geen stof om het te overdenken? Neemt die stof maar mee naar het Avondmaal.

Mag ik op hem wijzen, Elia, Johannes de Doper. Het is voor mij voorbereiding, jawel voorbereiding voor de eeuwigheid. Brengt dan vruchten voort der bekering waardig. Ik mag u verkondigen: zie het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt. Niet ziende naar beneden, maar naar de belofte. Psalm 91, die in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, die zal vernachten in de schaduw van de Almachtige. Heere, het is Uw werk. Doe het dan wat Psalm 63 zingt, onder die vleugelen die zijn uitgestrekt. Omdat ik er ben?! Omdat Hij mij liefgehad heeft, heb ik Hem lief.

Amen.

 

Tweede Adventszondag 5 december 2021 – Triumfatorkerk Hersteld Hervormde Gemeente Katwijk – kand. C.A. van den Brink – Schriftlezing Maleachi 3:13-4:6