Nadat de Heere Jezus geboren is verschijnt een engel aan Jozef in een droom en geeft hem de opdracht naar Egypte te vluchten. Het is de weg van vernedering voor de Heere Jezus Christus. Hij wordt weggevoerd naar en uitgevoerd uit Egypte door God de Vader. Hierin zie we de rode lijn van Gods heilsgeschiedenis die verlossing brengt. God is getrouw, Hij houdt Zijn beloften. Op God kunt u werkelijk aan.
Mattheüs 2 vers 13-15: ‘[13] Toen zij nu vertrokken waren, ziet, de engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, zeggende: Sta op, en neem tot u het Kindeken en Zijn moeder, en vlied in Egypte, en wees aldaar, totdat ik het u zeggen zal; want Herodes zal het Kindeken zoeken, om Hetzelve te doden. [14] Hij dan opgestaan zijnde, nam het Kindeken en Zijn moeder tot zich in den nacht, en vertrok naar Egypte. [15] En was aldaar tot den dood van Herodes; opdat vervuld zou worden hetgeen van den Heere gesproken is door den profeet, zeggende: Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen‘.
Toen u, jij, een berg tekende, en jij nu als kind een berg tekent, was dat vaak in de vorm van een punt. Een punt en dat is een berg. Als je in Zwitserland op vakantie was en een tekening naar oma stuurde, dan was zo’n berg een punt. Degenen die in de bergen gewandeld hebben, die weten dat zo’n berg nogal vaak meerdere toppen met zich meebrengt. Het is een bergketen. Meerdere toppen achter elkaar liggen. En als je helemaal boven bent, zelfs dan blijkt er nog van alles achter te zitten.
Gemeente als we de profetieën die achter ons liggen, en in de afgelopen tijd onder u verkondigd zijn, dan is dat als een bergketen die de geschiedenis zijn einde nadert naar de komst van Jezus Christus de ene na de andere top zichtbaar wordt. In dezelfde woorden ligt soms een andere betekenis verborgen die naarmate de tijd vordert zichtbaar wordt. Dat geldt voor de profetieën in Jesaja, in Micha en anderszins.
En als vanmorgen dit tot ons komt uit Mattheus, de schrijver in het Nieuwe Testament, die de profetieën beschrijft, dan is ook dit een bergtop die naarmate de geschiedenis vorderde en we dichterbij kwamen steeds helderder wat daarmee bedoeld werd. Want wellicht is het ook door u heengegaan toen u in de afgelopen jaren deze geschiedenis las: waarom moest Jezus nu uit Egypte komen?
Die vraag hopen we samen te onderzoeken. Laten we vanmorgen horen naar wat het Woord ons te zeggen heeft. Ik wil met u lezen Mattheüs 2 vers 13-15.
Jezus laat Zich vernederen tot behoud van een ontrouw volk
1. Opdracht;
2. Vervulling;
3. Verlossing.
1. Opdracht
Gemeente, stralend staat hij daar, die engel. Daar in die droom van Jozef. In de beschrijving van Lukas is dat altijd een reële engel die bij hem staat. In de beschrijving van Mattheüs is het doorgaans een engel die verschijnt in een droom, maar voor Jozef is het levende realiteit. Een engel die tot hem komt en die hem aanspreekt. Een opdracht geeft. Heel direct in beweging zet. En ik weet niet hoe het u vergaat, maar als je op je in laat werken wat hij daar voor opdracht van God krijgt in die stille nacht daar in Bethlehem terwijl die wijzen even daarvoor vertrokkken zijn naar hun eigen land.
Het kleine huisje waar die baby nu rustig ligt te slapen en zijn vrouw aansterkt van de periode die achterligt, dan klinkt daar een opdracht waar hij niet omheen kan. Je zou hem krijgen. Sta op, neem tot u het Kind en Zijn moeder, en vlucht naar Egypte. Vertrek nu. Emigreer. Waarheen? Egypte. Wat gaat er dan door je heen? En wees daar tot ik het u zeggen zal want Herodus het Kind zal zoeken om het te doden.
Gemeente, het woord voor vluchten wat hier gebruikt wordt brengt met zich mee dat Jozef geen uitstel krijgt. En dat hij moet doorgaan met vluchten totdat hij er is. Dus die man die daar rustig ligt te slapen dan in dat helle licht ineens die engel bij zich krijgt, krijgt een opdracht: ga, vertrek nu en blijf vluchten totdat je daar bent. Daar komt iets mee met de druk van gevaar, met het gevaar voor leven. Red het Kind. Red Zijn moeder. Vlucht naar Egypte.
Waar Jezus komt, is de rust opgezegd. Dat was daar en dat is vandaag. Want als Jezus komt, dan wordt Zijn tegenstander wakker. Al zijn de omstandigheden van ons leven nu in 2020, Jezus wordt geboren in het hart of toen in Bethlehem. Daar toen dat kleine Kindje, u heeft gisteren in de kribbe gekeken toch?, zo onschuldig, wat kon dat kleine Kindje doen? Wie zou daar bang voor moeten zijn?
Wie zou daar ook maar enigszins onrustig van moeten worden? Satan. Het zou blijken tijdens heel Jezus leven. Daar waar Jezus verscheen waren er velen die hun gedachten hadden over wie Hij zou kunnen zijn. Maar een wist het steeds weer heel herder: Hij is het, dit is de Zoon van God. En daar waar dit kleine Kindje in de kribbe of inmiddels op een andere rustplaats ligt, daar is de satan wakker. En begint hij zijn lange arm uit te strekken om dit Kind te raken.
Gemeente, satan maakt meestal, dat was toen zo en is vandaag zo, gebruik van mensen en middelen die aanwezig zijn. Hij is geen schepper. Hij moet het doen wat in de omstandigheden gereed ligt. Dat buigt hij om en daarmee probeert hij ofwel mensen die hij al in zijn greep heeft, gaat het over jou?!, of hij probeert daar waar het Koninkrijk van God gestalte krijgt in harten en levens of in de wereld te schaden. Gemeente, daar waar de Zoon van God Zelf die hij kent al zo lang, op deze aarde verschijnt tot verlossing van zondaren, daar blijkt de satan wakkerder dan ooit.
Hij zal er alles aan doen om dit Kind, deze man, te gronde te brengen en het verlossingswerk te verijdelen. En wie gebruikt hij? U kent hem: Herodus. Die niet terugdeinsde om drie van zijn eigen kinderen te doden. De man die zo bezet was met de duivel dat toen hij dreigde te sterven de opdracht gaf aan zijn onderhorigen dat elk gezin iemand gedood zou moeten worden zodat in ieder geval heel het land zou rouwen als hij zou sterven.
Gelukkig waren zijn mannen wijzer dan hij en hebben zij dat niet opgevolgd. Deze man wordt door satan ingezet om dat kleine Kind te raken. Zo dreigt daar een kindermoord. Gemeente, heeft Jozef het begrepen die nacht? Doorzien wat er gebeurde? We leren Jozef kennen zoals wij hem vaker leren kennen. Hij is niet de man die vragen stelt. Die allerlei voorwaarden heeft. Jozef is de man die gaat als hij moet gaan.
Gemeente, zou het niet door Jozef heen geschoten zijn, door mij althans wel bij de voorbereiding, Heere, had U dit niet anders kunnen doen? U bent de Almachtige. Alwijze God. U bent toch de God die met een enkel woord de omstandigheden naar Uw hand kon zetten. Waarom moest het nu zo?
Waarom moest dit Kind naar Egypte? En toen die kindermoord. Zovelen. Gemeente, dat was toen zo en vandaag niet anders. De duivel krijgt een zekere ruimte. God die almachtig is geeft een zekere ruimte om zijn vernietigende werk te doen opdat wij zien wie Zijn tegenstander is. En in de geschiedenis van Job zien we hoe aangrijpend satan dan te werk kan gaan. En laat dit helder zijn voor hen onder ons die niet in Christus en dus in zijn, satans armen, zijn. Dit is hoe satan zich steeds weer kennen laat. Hij heeft maar een doel: vernietiging. Hij brengt ten onder. Hij brengt jou ten onder. U ten onder. Hij is verderver vanaf het begin.
De Heere geeft de satan in de wereldgeschiedenis een zekere ruimte en als we Jozef zien, dan kunnen we denken aan de woorden uit Romeinen 8. Zij die naar Zijn voornemen geroepen zijn, alle dingen medewerken ten goede. En dat maakt dat we ons in zekere zin niet bezorgd maken over Jozef. Jozef, de Heere is erbij. Hij draagt erdoor. Hij brengt het Kind in Egypte en zal het op Gods tijd weer dragen.
Maar als satan zijn kracht, zijn daden toont, dan mag voor ons anno 2020 de Nederlandse Geloofsbelijdenis meedoen in ons denken. Als je die geloofsbelijdenis hoort die geschreven is onder grote tegenspoed, vervolging. Waar Guido de Bres in artikel 13 schrijft: ‘Want Gods macht en goedheid is zo groot en onbegrijpelijk, dat Hij zeer wel en rechtvaardiglijk Zijn werk beschikt en doet, ook wanneer de duivelen en Goddelozen onrechtvaardiglijk handelen’.
Gemeente, ik kan u geen antwoord geven op elke vraag. Ook in deze niet. Maar God is altijd groter. Hij weet waar het toe leidt. Dat zal blijken. En zoals artikel 13 verder vervolgt: ‘Waarop wij ons verlaten, wetende dat Hij de duivelen in den toom houdt en al onze vijanden, die ons zonder Zijn toelating en wil niet schaden kunnen’. God is en God is erbij. Zijn majesteit overstijgt onze onmogelijkheden en ook de verwoestende kracht die satan probeert uit te voeren in deze wereld. En zeker waar Gods Koninkrijk gestalte krijgt.
Gemeente, we zien dat Jozef op pad gaat. Als we lezen, laten we de woorden nog eens op ons inwerken. Als zij in het huis inkwamen, dat was gisteren. Nu de omstandigheden zo anders. Jozef moet op pad. Had hij de schamele bezittingen al klaargelegd? In elk geval. Hij moest gaan. Hij vertrok naar Egypte. Vertrekken. Het woord dat hier wordt gebruikt betekent ook uitwijken. Het woord wordt vaker gebruikt. Jezus week uit. Het staat bijvoorbeeld nadat Johannes de Doper is onthoofd en Jezus beseft Ik kan weleens de volgende zijn. Hij week uit.
Daar waar de dood Hem eerder dreigt te treffen dan dat Zijn uur gekomen is. Op welk moment zien wij Hem het gevaar Zelf opzoeken. Als de heidenen tot Hem komen en Hij beseft, het staat ook in de beschrijving, nu is Mijn ure gekomen. Dan gaat Hij naar Jeruzalem. Dan gaat Hij die weg van lijden en vernedering. Dan gaat Hij. Hij is God en Hij is Heere. Hij weet wanneer Zijn tijd gekomen is en Zijn Vader vindt en meent dat nu die grote verlossing daar plaats moet vinden. En de Zoon daar aan het kruis moet. Als Mijn uur gekomen is, maar nu nog niet. Waarom dan naar Egypte? Als we de woorden van de tekst lezen dan brengt dat ons bij de tweede gedachte, bij de vervulling.
2. Vervulling
De tekstwoorden: en vertrok naar Egypte. Waarom? Hij was aldaar tot de dood van Herodus opdat vervuld zou worden hetgeen van de Heere gesproken is door de profeet zeggende: uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen. Gemeente, was dat die vlucht naar Egypte omdat Egypte nu eenmaal een plaats was waar mensen vaker heenvluchten? Er was in de stad Alexandrië volgens de tijdgenoot van de Evangelieschrijvers een gemeenschap van ongeveer een miljoen Joden. Gingen ze daarom daarheen?
Gingen ze daarheen omdat buiten het gebied van Herodus was? Daar kon hij zijn hand niet uitstrekken om te doden. Dat zal mee hebben gedaan. Maar allereerst er lag een belofte van God. Het Kind moest naar Egypte. Als we lezen, en u heeft het bij de tekstverwijzing al gezien, dan wordt daar verwezen naar Hosea 11 vers 1 waar het staat: Ik heb Mijn Zoon uit Egypte geroepen.
Mattheus gaat daarbij niet terug naar de vertaling uit zijn tijd, de Septuagint, maar hij gaat helemaal terug naar de Hebreeuwse tekst waar deze woorden zo staan. Ik heb Mijn Zoon uit Egypte geroepen. Of de hele tekst: Toen Israël een kind was toen heb Ik Hem liefgehad en heb Ik Mijn Zoon uit Egypte geroepen. Gemeente, om dit helder te krijgen moeten we terug de geschiedenis in.
Want in Gods heilsgeschiedenis trekt God een rode lijn van het begin tot het einde. Hij is het die die profetieën heeft gegeven als een bergmassief en telkens zien we een top zichtbaar worden tot dat laatste straks de totale onthulling zal zijn. Eerst moet ik met u naar Egypte, dan moet ik met u naar Hosea en dan moet ik met u naar Bethlehem.
Gaat u mee? Waarom moest het Kind uit Egypte komen? Waarom haalt Hosea deze woorden aan en daarna Mattheus? Als dat volk daar in Egypte is, het volk van Israel, ze waren in een periode van slavernij. Nabij de ondergang. Dieper kon je als volk niet zakken. De vernietiging nabij. De Farao heeft er alles aan gedaan om het volk tot niets te laten worden. Wat zien we daar gebeuren? De Psalmen zingen er ook van. Bijvoorbeeld Psalm 77, die grote verlossing uit de omstandigheden. We zien hoe de Heere uit de dood van de onmogelijkheden, waar het dreigt dood te lopen, uit de slavendienst waar het dreigt dood te lopen, Zijn volk opneemt en uitleidt.
Jongeren, de omstandigheden kunnen zo donker niet zijn, of voor de Heere is er een uitweg. Ook door de Rode Zee, ook door de woestijn. Hij is namelijk de Verbondsgod. Hij is trouw aan Zijn volk. Hij voert hen uit. Hij doet wat Hij beloofd heeft. Hij is de God die de heilsgeschiedenis ontrollen. Hij is getrouw waar ik ontrouw ben. Mijn Zoon moet uit Egypte komen.
Hier in Mattheus is dus een plaatje, een beeld van verlossing van de omstandigheden waar u en ik, zij toen en daar, op eigen kracht niet konden komen. Door wie wordt dat aangehaald? Het wordt aangehaald door Hosea. Wie de geschiedenis van Hosea een beetje kent, die beseft dat die man leefde in een leven wat hij van God moest leven maar wat niet meeviel.
God had tegen Hosea gezegd, even met mijn woorden, kijk eens naar het volk. Zie je alle ontrouw? Zoek voor jezelf een vrouw die je ontrouw zal zijn en trouw met haar en blijf haar trouw. Hosea heeft het gedaan en het bleek werkelijkheid te worden. Bij de een na de ander is ze ervan doorgegaan. En toen haar leven zo verstrikt zat, moest hij haar zelfs voor geld terug zien te krijgen. En toen hij de opdracht van God: jouw ontrouwe vrouw geef haar de positie van een vrouw die ze verdient als vrouw hoewel ze het niet meer verdient. Hij moest trouw zijn als een plaatje voor heel het volk. Ze hebben er langsgelopen, ze hebben erover gepraat: heb je gehoord hoe Hosea met Gomer omgaat, zijn overspelige vrouw. Opdat heel het volk zou weten: zo is God. God is trouw aan een ontrouw volk. God is trouw aan een volk dat overspel pleegt. Afhoereert, overspel pleegt met allerlei goden. God is trouw aan een volk als u en ik die elke keer op allerlei manieren andere goden dienen dan Hij. God blijft trouw, Hij is de God van het verbond. Aan doodschuldigen, onreine zondaren als u en ik.
De God van Egypte, Hij leidde ze uit tegen alle verwachting in. Tegen alle mogelijkheden in. Je zou daar staan met je kinderen voor die Rode Zee en Egyptenaren achter je, geen ontkomen aan. En God geeft een weg erdoor. Ik ben de Heere.
Je zou daar leven als een profeet te midden van dat ontrouwe volk. Hoe zou God hier ooit nog uitkomst geven? Hij heeft Efraïm, in de context waar het in staat, het nodige oordeel gegeven. Maar de Heere is trouw gebleven, Hij leidt uit. Hij verlost. Hij is trouw aan een ontrouw volk. En gemeente nu komen we bij dat Kindje in de kribbe. En wat doet God? En ik hoop en ik bid dat God u daar de diepte van laat zien deze morgen. Wat doet God met Zijn Kind, Zijn enige. Als een afbeelding voor u, als een afbeelding voor mensen in heel de kerkgeschiedenis.
Hij neemt het Kind en laat het in vernedering, als een vluchteling, Gods Zoon werd een vluchteling, om uit Egypte die hele geschiedenis als het ware over te doen voor Hij Zijn verlossingswerk begint. De Heere wil ons deze morgen tonen: Ik ben de Heere uw God die verlost waar niemand verlossen kan. Ik ben de God die trouw is te midden van jouw ontrouw. En ik de Heere geef verlossing door Mijn Zoon. Ik heb Mijn Zoon, waar vandaan, uit Egypte geroepen.
Ik ben de verlossende God die mensen geen verantwoording schuldig is. Ik ben de verlossende God die trouw is te midden van ontrouw. Ik ben de Heere uw God. Ik heb Mijn Zoon uit Egypte geroepen. Proeft u wat hier gebeurt gemeente? Wat hier wat een Evangelie schuilgaat in de openbaring? Zie u die rode lijn van Gods heilsgeschiedenis tot daar in Bethlehem, terug naar Egypte tot straks naar de onthulling die aanstaande is?
De Heere is trouw en volvoert Zijn werk tegen alle ontrouw in. Maar wat heeft dat nu met ons vandaag Kerst 2020 te maken? Hoe raakt dit u, jou, mij? Het brengt ons bij de derde gedachte: verlossing.
3. Verlossing
Kijkt u, kijk jij nog een keer mee in die kribbe. Het is Tweede Kerstdag vandaag. Zie je dat Kindje liggen zo klein? Zo kwetsbaar. Zo diep wilde God Zich vernederen. Voor wie? Een ontrouw volk. Maar ziet u dat die vernedering nog dieper gaat. Op dat moment dat die kleine Kind, dit Kind dat erbij was, dit kleine Kind die er bij was toen Hij de hele wereld met een enkel woord tot aanschijn bracht, Hij de God die met een enkel woord de satan voor eeuwig kan verbreken. Hij de God die een enkel woord nodig heeft om alles in deze werkelijkheid naar Zijn hand te zetten. Deze God, Zijn Zoon, ligt hier. Deel van het Drie-enig wezen.
En of de vernedering nog niet genoeg was, Hij wordt daar opgepakt op bevel van de engel en angstvallig weggevoerd in de nacht door de woestijn om daar uit Egypte tot verlossing weer op te komen en ons het heil aan te brengen. Ook voor ons in 2020: Ik heb Mijn Zoon uit Egypte geroepen.
Ziet u hoe vanuit de Schriften Jezus Christus oprijst als de Verlosser tegen alles in van wat wij verdiend hebben. Ziet u hoe met Kerst de eeuwige God die Zich zo diep vernederd heeft en Zich nog dieper vernederen laat, hoe Hij oprijst in Zijn verlossingswerk. En hoe steeds iets van die heilsgeschiedenis ontluikt totdat Hij straks in alle heerlijkheid zal verschijnen daar in heerlijkheid. Ik heb Mijn Zoon uit Egypte geroepen. Waarom? Om u, om jou, om ons, schuldige en onreine zondaren, straks in heerlijkheid te kunnen onthullen voor Zijn aangezicht. Daarom laat Hij u en jou met Kerst verkondigen dat Hij gekomen is als een Kind, dat Hij uit Egypte opgevoerd moest worden. Waarom? Tot verlossing, tot bevrijding, tot ontferming.
Dat Hij door Zijn Geest u en mij overtuigt dat wij verdienden om in Egypte achter te blijven. Dat wij verdienden om met dat volk wat zo ontrouw was in de tijd van Hosea, onder te gaan. Dat wij het verdienden om met Israel, die zo druk bezig waren met de Schriften dat ze toen ze de wijzen de weg wezen, zelf achterbleven in Jeruzalem en niet meegingen om te buigen in Bethlehem. Dat u en ik, wij die zoveel weten van de Schriften, hier vandaag Kerst 2020 in Putten, als we Gods heilsgeschiedenis ontrolt zien worden, opdat wij buigen voor zoveel genade, voor zoveel ontferming, voor zoveel heerlijkheid, voor zoveel liefde. Bij God vandaan. Hij heeft Zijn Zoon, Zijn enige gegeven tot verzoening van de zonden. Hem uit de dood van de onmogelijkheden opgevoerd.
In de dood doen onder gaan en uit de dood doen opstaan. Tot verlossing van schuldigen en onreine zondaren. En daarom is er genade. Ook voor de meest onreine. Ook voor de meest schuldige. Ook voor de meest tot slaaf gemaakte in ons midden. Hij is ons voorgegaan. Hij is erdoor gegaan. Hij heeft uitgered. En in heel die weg van vernedering heeft Hij het daar op dat dieptepunt en op dat hoogtepunt uitgeroepen, tussen hemel en aarde, tot de Vader en tot satan: het is volbracht.
Beste jonge vrienden, ik weet niet in wiens handen je bent. Ik weet niet in wiens handen u bent of u nu vijftig of 83, maar satan hij wordt ons getoond in deze geschiedenis als degene die vernietigt, verbreekt en doet ondergaan. Jezus Christus wordt ons getoond in deze geschiedenis als Degene die heel die weg van vernedering wilde gaan tot verlossing, tot reiniging, tot heiliging van zondaren die het niet verdienen.
Daarom mag ik u met Kerst 2020 verkondigen: er is een Kind geboren in Bethlehem. Er is een Kind in de stal gelegd. Er is een Kind weggevoerd en uitgevoerd uit Egypte. Een Kind dat opgroeide en onder Zijn volk wel gekend als persoon maar niet herkend als de Zaligmaker. Het uiteindelijk onder hun midden heeft uitgeroepen: verzoening, verlossing voor een ontrouw volk. Hij volvoert Zijn werk.
Gemeente, zo zeker als die heilsgeschiedenis van het Oude Testament. Dat bergmassief van top op top die steeds meer onthuld werd in de geschiedenis. Zo zeker als het onthuld is, en heel het Woord zichzelf verklaart, zo zeker zal Hij straks in het einde der tijden als de onthulling zal voortzetten totdat alles zal zichtbaar worden in heerlijkheid als Hij daar komt om te oordelen de levenden en doden. Dan zal de volle realiteit voor ons zichtbaar zijn. Alle vragen verzinken in Zijn heerlijke ontferming.
Bent u daar dan, u, jij? Die vandaag op eigen kracht niet voort kan. Die vandaag de grootste vernedering verdiend hebt, om Jezus Christus’ wil. Tilt Hij u uit die diepte op tot Zijn heerlijkheid? Zoals Hij eens dat Kind opraapte van de grond, het kleedde, en Hij stelde het verheerlijkte, Zijn trouw voor een ontrouw volk. Dat is Kerst. God die Zich vernederen liet om een volk te verhogen dat het niet verdient tot heerlijkheid. Amen.
Zaterdag 26 december 2020 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – kand. A.S. Middelkoop – Schriftlezing Mattheüs 2 vers 13-23