Op de grens van het land Kanaän belooft de Heere God, de trouwe Verbondsgod, aan Jozua dat Hij mee zal gaan. Gods beloften worden heerlijk vervuld. Het is Zijn trouw en Zijn goedheid. Zo staan ook wij op een grens, de grens van het nieuwe jaar 2021. Als de Heere erbij is, dan zal het gaan. Hij heeft groot geduld met het oog op ons behoud. Val Hem nederig te voet, buig voor Hem, vertrouw op Hem.
Jozua 1 vers 6-9: ‘[6] Wees sterk en heb goeden moed! want u zult dit volk dat land erfelijk doen bezitten, dat Ik hun vaderen heb gezworen hun te geven. [7] Alleenlijk wees sterk en heb zeer goeden moed, dat u waarneemt te doen naar de ganse wet, welke Mozes, Mijn knecht, u geboden heeft, en wijk daarvan niet, ter rechter hand noch ter linkerhand, opdat u verstandelijk handelt alom, waar u zult gaan; [8] Dat het boek dezer wet niet wijke van uw mond, maar overleg het dag en nacht, opdat gij waarneemt te doen naar alles, wat daarin geschreven is; want alsdan zult u uw wegen voorspoedig maken, en alsdan zult u verstandelijk handelen. [9] Heb Ik het u niet bevolen? wees sterk en heb goeden moed, en verschrik niet, en ontzet u niet; want de HEERE, uw God, is met u alom, waar u heengaat‘.
Gemeente, als Mozes afscheid neemt van het volk dan zegt hij in Deuteronomium 31 tot drie keer toe eerst tegen het volk en daarna tegen Jozua deze woorden: wees sterk en heb goede moed. Misschien viel het u op dat het ook in Jozua 1 drie keer klinkt: wees sterk en heb goede moed.
Nu klinkt het uit de mond van de Heere aan Jozua. Op het moment van een kanteling van het leiderschap, op een kanteling dat het volk van weer een nomadevolk weer een gesetteld volk zal worden. Terwijl er nog een wereld aan barrières tussen ligt: het land wordt bewoond, de rivier moet overgestoken worden. Wie zou ooit kunnen vertellen dat ooit dit land dat nu bezet wordt door allerlei Kanaänitische volken ooit hun land kan worden?
Maar de Heere heeft het gesproken. Daarom klinkt hier driemaal: wees sterk en heb goede moed. Gemeente, op deze Oudjaarsavond 2020 is dit het thema.
Wees sterk en heb goede moed
1. Een beloofde erfenis [vers 6];
2. Een wet om uit te leven [vers 7 en 8];
3. De God die mee optrekt [vers 9].
1. Een beloofde erfenis
Gemeente, Jozua is een van de bekendste leiders uit de Schrift. Hij was de man die de legerleider was in de tijd dat Mozes nog het volk leidde. Hij leidde de aanval tegen de Amalekieten. Hij bleek keer op keer iemand te zijn die Mozes verantwoordelijkheid wilde geven, uiteindelijk ook aannam tot zijn knecht. Degene die naast hem stond. De eerstvolgende in de hiërarchie onder het volk, Jozua.
Jozua, die pas heel aan het eind van zijn leven door de Heere wordt aangesproken als ‘mijn knecht’, die blijkt hier toch direct al in de voetsporen van Mozes te mogen gaan. Als de Heere hem de verantwoordelijkheid geeft over het volk en hij het volk het nieuwe land in mag leiden.
Gemeente, het is goed om dat nog eens te onderstrepen. Jozua is een man als wij. Even kwetsbaar. Die z’n vragen gehad zak hebben. Een man die beseft zal hebben te struikelgang ging, ook in de navolging. En toch gaf de Heere hem hier in onze tekstwoorden om het volk te leiden en de aanmoediging erbij: weest sterk – misschien wel daarom dat hij zo kwetsbaar was- en heb goede moed.
Jozua, de man die eerst de naam Hosea droeg en toen deze naam van Mozes kreeg. Jozua de Oud-Testamentische aanduiding van Jezus -daarover later meer. Hier heel in het begin van het hoofdstuk, en ik denk dat het toch goed is om even kort daarna te kijken, zien we dat de schrijver van het boek en hij citeert daar, gebruikt de woorden die de Heere Zelf gesproken heeft tot Jozua, eigenlijk een samenvatting geeft van dat hele boek dat komen gaat. Eigenlijk gaat in die eerste vijf verzen dat hele boek van Jozua al open.
Allereerst die aanspraak in vers 1 waar hij aangesproken wordt als de knecht van Mozes, de zoon van Nun, Mozes’ dienaar. Om dan in vers 2 de eerste opdracht te geven die uitgewerkt zal worden in de hoofdstukken die voorliggen, namelijk de oversteek uit de Jordaan die komt straks. En dan vervolgens in vers 3 de overwinning op Kanaän zoals die wordt beschreven in hoofdstuk 5-12, dan in vers 4 de verdeling van het land wat zich uit zal strekken in de hoogtijdagen, dat zijn maar enkele momenten geweest in de geschiedenis van Israel tot aan de grote zee, de Middellandse Zee.
En dan vers 5, daarin laat de Heere zien dat hij werkelijk Hem aan zijn zij zal hebben. Jozua hij staat er niet alleen voor. Ik zal u niet begeven, Ik zal u niet verlaten. Om vervolgens aan te komen bij de woorden die de aandacht vragen voor vanavond. Dat drie keer: zijt sterk of wees sterk en heb zeer goede moed. Gemeente, allereerst heeft dat vanavond te maken met die lange belofte die er al ligt. Die lange belofte, langgeleden gesproken belofte van de Heere.
Dat land, dat zal Hij geven. Hij heeft het beloofd aan Abraham toen hij werd uitgevoerd uit het Ur der Chaldeeën dat Hij hem zal leiden naar dat land wat hij niet kende en wat Hij hem wijzen zal en waar zijn kinderen en kleinkinderen, achterkleinkinderen tot in generaties zouden mogen leven. Maar ook de andere aartsvaders hebben momenten gekend waarop de Heere zo heel duidelijk Zijn nabijheid toonde en ook iets zei over die erfenis die nog uitstond.
Zoals Jakob. Jakob op dat moment dat hij bij Bethel ligt. Toch geen hoogtepunt in zijn leven als wij kijken naar de omstandigheden die ertoe geleid hebben dat hij daar ligt die nacht. Maar de hemel gaat open, de God van trouw is daar bij Bethel. Wat zegt de Heere daar tot hem? Zie, Ik ben met u. Herkent u iets van Jozua? Ik ben met u. En Ik zal u behoeden overal waar u heen trekken zult en Ik zal u terugbrengen in dat land. Want Ik zal u niet verlaten totdat Ik zal gedaan hebben wat Ik tot u gesproken heb.
Abraham, Jakob en zo de generaties daarna terwijl niets daarvan bleek in de praktijk hebben die beloften keer op keer gehoord. Wat zullen de Israëlieten hebben teruggedacht aan deze belofte toen ze tot slavenvolk verworden waren in Egypte. We hebben daar eerder stil bij gestaan in de afgelopen dagen. Toen alle mogelijkheden eindig bleken en de Heere vanuit de onmogelijkheid een weg gaf, verlossing gaf, uit Egypte, door de zee tot in het land dat de Heere hen beloofd had.
En gemeente, we staan hier met het volk Israël op de grens van dat land wat de Heere beloofd heeft. Vanavond luisteren we naar dit gedeelte op Oudejaarsavond. Dan zijn de omstandigheden op veel punten als het gaat om het komende jaar diep onzeker. We weten niet wat het brengen zal. We weten wel dat we vorig jaar Oudjaarsdag niet konden bedenken dat vanavond zoveel onzekerheden ons deel zouden zijn.
En we hebben alles gedaan om de grip terug te krijgen. In ons gedrag. In de regelgeving in de samenleving. In de financiële markten. We hebben een geweldige hypotheek op de toekomst genomen om onze bedrijven overeind te houden. Binnen dat wat in onze mogelijkheden ligt is er het nodige gedaan denken wij. De toekomst zal uitwijzen of dat wat wij deden ook werkelijk verschil maakt. Maar een ding wordt in Gods huis of als Gods Woord vanavond in onze huizen klinkt wel heel duidelijk: wat wij ook doen, en wat wij ook laten, er is er Een die regeert. En Zijn beloften falen niet. Hij is de God die altijd doorgaat. Hij is de God die altijd trouw blijft. Hij is de God die het Woord gesproken tot Zijn knechten in het verleden en Zijn Woord getuigt ervan staande zal houden totdat Hij komt.
Gemeente, als hier die woorden klinken ‘wees sterk en heb goede moed’ dan is dat niet omdat Jozua nu maar de mouwen op moet stropen, kom op Jozua wees sterk en heb goede moed. En zie erdoor heen en pak aan. En dan! Nee, heel anders. Er zijn meer momenten geweest in de geschiedenis, in de eeuwen die volgden, waar deze woorden geklonken hebben ‘wees sterk en heb goede moed’.
In 1 Kronieken 28 als David tegen Salomo zegt dat hij de tempel mag bouwen en doe het, ‘vreest niet en wees niet verslagen want de Heere mijn God zal met u zijn’, de Heere had het immers beloofd: ‘uw zoon zal Mij een huis bouwen’. Want de Heere God, mijn God, zal met u zijn. Hij zal u niet begeven en Hij zal u niet verlaten. Dus wees sterk, heb goede moed. Op dat andere moment, dat Hizkia het op moest nemen tegen de Assyriërs. Je moet je voorstellen jongelui dat het ging om een grootmacht in die tijd. Wij zouden zeggen een land, en de vergelijking gaat maar deels op, maar van de militaire kracht van Amerika of China. Assyrië. En dan Hizkia met zijn mannen daartegenover. Wat zegt hij? Zijt sterk en heb goede moed. Vreest niet en ontzet u niet voor het aangezicht des konings van Assyrie noch voor het aangezicht der ganse menigte die met hem is, want met ons is meer dan met hem.
Gemeente, daar waar het Woord van de Heere klinkt hier in Jozua, als tot drie keer klinkt ‘wees sterk en heb zeer goede moed’, dan is dat niet omdat Jozua zich groot en breed moet gaan maken. Maar omdat achter de omstandigheden de God schuil gaat die trouw is aan Zijn Woord en Hij volvoert Zijn werk. Hij gaat door. Gemeente, en wellicht maakt dat het voor de kinderen wat duidelijk, als ze nog wakker zijn, ik moest bij de voorbereiding denken aan dat moment dat was gisteravond dat bij de ons de krant op de mat viel. De deur stond wat los bij de gang en ik zei tegen mijn zoontje, zo’n heel klein hummeltje, hij kan inmiddels lopen. Pak jij die krant maar even en dat deed die, dat dacht die… Hij deed de deur open naar de gang en toen ontdekte hij dat het daar donker was. En toen stond die op de drempel en keek achterom en wachtte tot ik kwam. Dat zag die niet zitten.
Gemeente, u voelt met mij aan het is een heel flauw voorbeeld terwijl vergelijking. Toch maakt het iets duidelijk. Wij mensen, wat kunnen wij?! En als dit al is bij een kind en een vader en het kind schrikt. Zou ik dan tegen hem gezegd moeten hebben: wees sterk, kom op joh. Bij een kind dat daar nog helemaal niet aan toe is? Gemeente, onvergelijkbaar veel groter als we zien op de omstandigheden hier. Een volk wat aankomt, wat omzwervingen heeft gekend, waar een hele generatie is gestorven omdat ze ontrouw waren aan Gods Woord. In alle families is rouw omdat er zijn weggevallen. Jozua en Kaleb zijn weinigen die nog overeind staan. De Heere heeft hen daar geplaatst als toonbeeld in het leiderschap van Zijn trouw ondanks alle ontrouw. En tegen deze mannen, en tegen deze Jozua zegt de Heere: wees sterk en heb goede moed. Omdat Ik regeer, omdat Ik God ben en Mijn beloften houdt.
Zijt sterk en heb goede moed want u zult dit volk erfelijk doen bezitten het land dat Ik hun vaderen heb gezworen hen te zullen geven. De Heere heeft er een eed op gedaan. Gemeente, ik weet niet wat het nieuwe jaar brengt. Ik weet een ding wel, omdat Gods Woord het ons openbaart, dat de dingen zich toe zullen spitsen richting het eind der tijden, langzaam, versneld, maar in elk geval zeker: Hij komt. Gods beloften falen niet. Bent u bereid? Hij zal Zijn Woord houden en draagt hen erdoor die Hem van eeuwigheid gegeven zijn. Gemeente, het brengt ons bij de tweede gedachte.
2. Een wet om uit te leven
Als we die woorden op ons in laten werken, dan, dan gebeurt daar veel: alleenlijk wees sterk en heb zeer goede moed. Dat u waarneemt te doen naar de ganse wet welke Mozes Mijn knecht u geboden heeft. Wijkt daarvan niet af, te rechter- noch ter linkerhand opdat u verstandig handelt alom waar u zult gaan. Dat het boek dezer wet niet wijken van uw mond maar overleggen dag en nacht opdat u waarneemt te doen naar alles wat daarin geschreven is. Want alsdan zult u uw wegen voorspoedig maken en alsdan zult u verstandiglijk handelen.
Gemeente, u proeft daar hier twee dingen gebeuren. De Heere die eerder heeft gezegd ‘wees sterk en heb zeer goede moed, Hij versterkt hier deze uitdrukking. Hij zegt: wees sterk en heb zeer goede moed. En vervolgens laat Hij een aantal voorwaarden zichtbaar worden waaronder Hij met het volk mee zou gaan. En die voorwaarden hebben alles te maken met Gods wet en met de manier waarop Jozua met die wet om zal gaan. Zoals Hij ook in Deuteronomium 5 vers 32 gezegd heeft: ‘Neem dan waar dat u doet gelijk als de Heere uw God u geboden heeft en wijk niet af ter rechterhand noch ter linkerhand’.
Die wet die Mozes kreeg, die wet wordt ook Jozua op de schouders als het ware gelegd. Houd je aan Mijn wet. Dat is Mijn voorwaarde. Voor de periode die voorligt. Ik ben de Heere, Ik ben God en Ik schenk Mijn beloften maar dit is Mijn richtsnoer, Mijn wet. Als die vijf boeken van Mozes zoveel vormen van wetgeving hebben gegeven voor de Cultische wetgeving, voor de tempeldienst en alles wat daar mee samengaat, en ook dat wat tot op de dag van vandaag ook hier klinkt en nog steeds gestand houdt, Zijn Tien geboden.
Die wet, het geheel van de wetgeving en die wet van de Tien geboden. Dat was wat Jozua meekreeg als een richtsnoer. Houd je daaraan. Als je die woorden hoort, dan lijkt het net alsof je Psalm 1 hoort. En wellicht krijgt u er hetzelfde gevoel bij. Ik had althans wel, als bij Psalm 1 als je die woorden hoort. Hoe zou ik dat ooit kunnen? Als Psalm 1 het klinkt: welzalig is de man die niet wandelt in de raad der goddelozen, noch staat op de weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters. Maar zijn lust is in des Heere wet en hij overdenkt zijn wet dag en nacht. Want hij zal zijn als een boom geplant aan waterbeken die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt. En al wat hij doet zal welgelukken.
Gemeente, het gaat hier niet zomaar om een wet aan de muur die daar hangt en ons tot een getuigenis is. Het gaat niet om een set met regels daar en ver waaraan ik mij moet zien te houden allereerst, hoewel dat er helemaal in meeklinkt en dat ook duidelijk zal worden. Maar het gaat om een wet, het Woord van God, waarin en waaruit wij leven. Wat heel ons denken, ons handelen bepaalt. Wat bij die welzalige man in Psalm 1 die ermee wandelt, die ermee zit, die ermee leeft. Gods wet. Lees Psalm 119 maar. Het is een vreugde, de wet van God. Wat haalt de zanger in Psalm 119 zijn hart op aan de wet van God.
Ik heb dat heel lang niet begrepen. Hoe kan iemand zo’n lange Psalm zingen over de vreugde in Gods wet? Gods wet waar ik mij aan stoot en waar ik het niet mee uithoud. Gemeente, als het gaat om de omgang met Gods wet, als het gaat om de omgang met Gods Woord, dan hebben wij in onze jachtige tijd, en ik ben daar niet minder gevoelig voor dan u, misschien wel gevoeliger gezien de leeftijd, te maken met ontzettend veel afleiding. En in die afleiding en in heel dat gedruis wat langskwam, en dr. Van Brummelen schreef er tientallen jaren geleden al over in zijn tijd, hoezeer dat hele gedruis van de wereld om ons heen, of zelfs ook van het kerkelijk leven in de functies waarin wij mogen dienen, ons zo kan beheersen dat de stilte er niet is voor de omgang met God.
En we staan met elkaar op de drempel van een nieuw jaar. Jozua stond op de drempel van een nieuwe fase van leiderschap van het volk, zijn zwaarste regeerperiode na vele jaren de tweede man te zijn geweest, was hij nu de eerste. Heel de wetgeving onder het volk, in de zin van de rechtspraak, kwam op zijn schouders. Hij zou straks legerleider zijn. Hij moest beslissingen nemen over het uitroeien van hele volken. Er zouden ontzagwekkende beslissingen zijn aandacht vragen die hem dag en nacht bezig zouden kunnen houden. En wat zegt de Heere dan? Als je dat moet doen, doe dat binnen de begrenzingen van Mijn wet en hoe ga je met mijn wetten om, zo: door over die wet te mediteren. Door dat woord je in gedachten te nemen. Door het te overdenken. Door, zoals het hier staat, het wijke niet van uw mond maar overleg het dag en nacht opdat u waarneemt te doen alles wat daarin geschreven staat. En in de traditie is daar het woord ruïneren voor gebruikt. Mag u gelijk vergeten, het betekent heel eenvoudig herkauwen. Zoals een koe. Je hebt het gelezen, in geval van een dier het is gegeten het eten en het wordt herkauwd, er wordt over nagedacht voor een mens.
Je denkt erover na, je spreekt erover, je mediteert erover in de stilte met God, je bidt erover, en u proeft met mij als ik geen gemeenschap ken met God, dan is dat enkel wet in de zin van zwaar. Moeite. Dan kost het alleen maar. Iets op te brengen voor iemand die ik niet liefheb, die ik niet dien, dan is het een juk, dan is het een last. Dan is het niet te doen. Dan wordt het monnikenwerk maar geen liefdedienst. Maar deze leider van het volk van God die door de Heere wordt gedrongen om de stilte te zoeken te midden van zijn drukke en jachtige leven, als het gaat om die wet van God, dan moet dat hem tot een liefdedienst worden in de zin van dat als hij over Gods Woord en wet mediteert, Hij God daarin ontmoet. En gemeente, dan wordt ook dat andere zo aangrijpend duidelijk. Daar waar u en ik in de stilte inkeren met de Schrift, jongelui als je in de stilte Gods Woord overdenkt en eerlijk luistert, leg dan al die boekjes erom heen eens weg en alles wat je erom heen luistert, en luister nu alleen naar wat er staat. Dan buigen wij het hoofd door Gods Geest.
Waar Gods Geest werkt vandaag en dit realiteit wordt, daar doet Gods wet waarover ik moet belijden dat ik voortdurend links en rechts van de weg geraak. Tegenover de heilige God die mij, die u Zijn wet gegeven heeft. Die Jozua de wet gegeven heeft. Gemeente, dan moeten we eerlijk worden en dat doet de Heilige Geest dat je eerlijk wordt en dat je ziet, Heere ik heb tegen al Uw geboden gezondigd. Wat een jaar, vol afgoderij. Wat een jaar, vol liefdeloosheid. Wat een jaar, vol overspel. Wat een jaar, vol diefstal. O Heere, wat heb ik veel goden naast u gehad. Wat heb Uw dag onteerd. Wat heb ik op zoveel manier Uw Naam niet aangeroepen om wie U bent maar enkel en alleen in die voortgaande sleur van het uiterlijke leven mij dienstbaar getoond hier maar niet betoond voor U.
Vergeef mij, o Heer. Ik heb tegen al Uw geboden gezondigd. Gemeente, Jozua leerde zijn volk kennen meer en meer. Als hij op het eind van zijn leven uitroept: aangaande mij en mijn huis, wij zullen de Heere dienen. Dan roept dat volk hem toe, een en andermaal, dat ook zij de Heere zullen dienen. En dan is het alsof Jozua daar het hoofd schudt. Daar in Jozua 24. Hij zegt: u zult de Heere niet kunnen dienen want Hij is een heilig God. Een ijverig, een jaloers God. Hij zal uw overtredingen en uw zonden niet vergeven. Gemeente, dat klinkt ook over ons. Hij zal uw overtredingen en uw zonden niet vergeven. Indien u de Heere verlate en vreemde goden dienen zult. Zo zal Hij Zich omkeren en u kwaad doen.
En wat is het gebleken bij het volk Israël en bij ons. En Hij zal u verdoen na dat Hij u goed gedaan zal hebben. In de mate waarin Hij goed gedaan heeft zal Hij hen dan wegdoen. Gemeente, Jozua die bij het begin van zijn leiderschap de opdracht heeft gekregen niet links noch rechts van de weg, hij zal wellicht bij zichzelf ervaren hebben wat ook wij ervaren als we die eerste Psalm op ons in laten werken. Heere, ik kan uw geboden niet houden. Maar een ding is hem duidelijk geworden dat niet alleen hij van nature Gods geboden niet houden kan, maar dat het volk allerlei afgoden aan de hand heeft gehouden en die in plaats van de Heere heeft gesteld. Wat heeft de Heere in de eeuwen die volgden keer op keer, lees de Richteren maar, keer op keer het laten voelen dat daar waar zij zich van God afkeerde, Hij ook Zijn hand van hen aftrok en hen deed ervaren als je je niet bekeert, zal ik Mij niet ontfermen.
Gemeente, het is Gods genade dat vanavond, op Oudjaarsdag 2020, de Heere met Zijn Woord tot ons komt en wij die, als wij eerlijk zijn of worden door Gods genade, wij tegenover die heilige God Zijn wet niet gehouden hebben, dat u en ik dan vanavond het hoofd moeten buigen. Of we nu met de Heere leven en opnieuw het hoofd buigen, of dat wij moeten erkennen Heere ik heb U nooit gediend en nooit gezocht maar toch moet ik het hoofd buigen. Want ik heb tegen al Uw wetten gezondigd. Gemeente, wij hebben genade nodig. Deze wet is vanavond tuchtmeester tot Christus.
Wij die zoveel eeuwen leven na Jozua, wij zijn niet verder gekomen. En het is deze wet, Gods wet, die ons doet buigen aan de voet van de God die Zijn belofte geeft. Zo vol genade ondanks onze ontrouw. O Heere, wellicht bid je het mee, nu ik aan het eind van mijn proberen ben om Uw wet te houden en moet belijden ik heb tegen al Uw wetten gezondigd, ook dit jaar, wees mij genadig. Dan klinkt vanavond, na dat wij mogen leven nadat het Kind is gekomen, nadat de Zoon daar heeft gehangen, nadat de wet ten enenmale is volbracht, dood waar is uw prikkel, hel waar is uw overwinning. De prikkel nu van de zonde, en dat ervaren we, dat is de dood. En de kracht van de zonden waardoor ik de zonden ga zien, dat is de wet. Maar Gode zij dank Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus. Zo dan mijn geliefde broeders, zijt standvastig, onbeweeglijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren. Als die weet dat uw arbeid niet ijdel is in de Heere, 1 Korinthe 15.
Proeft u hoe het Oude Testament met die onmogelijke opdracht weest sterk en heb goede moed, en houd Mijn wet, en het Nieuwe Testament waar, waar zo gebleken is in al die eeuwen dat wij de wet nooit en te nimmer kunnen houden, dat daar de wet gedood is omwille van de dood van Christus en dat in Hem behoud is ook voor de grootste van de zondaren, ook vanavond. Waar het buiten Hem de ondergang is, voor eeuwig.
Gemeente, God is trouw aan Zijn beloften met Zijn verbondsvolk en Hij zal Zijn verbondsbeloften gestand houden tot de laatste dag. Dat zal blijken bij het volk Israël. Maar God is ook trouw aan de beloften onder ons gegeven. Dat blijkt keer op keer als het verbondsteken hier in het midden van de gemeente wordt aangericht. Ik bid u, buigt u toch, u die moet belijden ik kan Gods wet niet houden. Bij deze Zaligmaker. Opdat Hij u geeft wat u niet heeft. Wat Hij wel vraagt. En omdat Hij het vraagt, ook Zelf, uit Zichzelf, uitdeelt. Opdat je leert zeggen: O Heere, en misschien zegt u het mee, hoe lief heb ik Uw wet om Christus’ wil.
Gemeente, Jozua die moet de wet overdenken maar hij moet ook niet wijken van zijn mond. Dat is dat reciteren wat de Joden nog steeds doen. Niet alleen in gedachten nemen maar ook hardop uitspreken. En tegelijkertijd zit er meer in, daar waar ons hart vervuld wordt van de omgang met de Heere, daar waar het hartverlangen geboren wordt wat we straks aan het eind van de dienst weer uit zullen spreken: O Heere, maak mij steeds meer Uw beeld gelijk. Daar kan het niet anders dan door Gods Geest van binnenuit het verlangen gevoed wordt om ook over Hem te spreken. Hoe lief heb ik Uw wet. Gemeente, het komt naar buiten omdat je de Heere liefhebt. En wie de Heere liefheeft, die heeft dus Zijn wet lief en die heeft lief te midden van de samenleving en die wordt daar gekrenkt daar waar Gods eer gekrenkt wordt. Maar is de liefde die vervolgens dringt om anderen ook te willen wijzen op de schoonheid die schuilgaat in deze Koning en ook in Zijn wet. En in Hij die de wet volkomen volbracht heeft.
Erover spreken. Als we op de weg gaan, als we neerzitten, als we opstaan. Gemeente, hier als we deze woorden op ons in laten werken, dan lijkt het alsof het houden van die wet enkel voorspoed zal geven. inderdaad, het is zo dat onder het volk Israël en in het Oude Testament het steeds weer klinkt, dat daar waar Gods wet gehouden wordt de Heere erin meekomt. Ze moeten terugkeren naar Zijn wetten. Hoewel Psalm 73 en ook andere gedeelten laten zien, dat wie rechtvaardig met vallen en opstaan probeert te leven, dat het in de wereld nog geen voorspoed brengt. En zeker niet u als Nieuw-Testamentisch christen waar de tijd zich toespitst naar het einde. Gemeente, en juist dat brengt ons bij de derde gedachte: God die mee optrekt.
3. De God die mee optrekt
Vers 9. Waar zo blijkt dat de Heere geeft wat Hij vraagt als Hij zegt: Heb Ik het u niet bevolen. En dan opnieuw: wees sterk en heb goede moed, verschrik niet en ontzet u niet want de Heere uw God is met u alom waar u heengaat. Gemeente hier, hier is het als met Mozes toen hij stond bij dat water. Verschrik niet, u zult niet vrezen, ontzet u niet. Waarom niet? Wees stil want de Heere zal voor u strijden. Gemeente, diezelfde God die vanuit Egypte het volk heeft uitgevoerd, het is diezelfde God die Zich hier aan Jozua sprekend doet verschijnen als Hij tot Jozua opnieuw, voor de derde keer zegt, wees sterk en heb goede moed. Waarom? Verschrik u niet en ontzet u niet want de Heere uw God is met u alom waar u heengaat. Die God Jahweh, de Verbondsgod. De Verbondsgod die met het volk is meegegaan toen zij daar in slavendienst waren. Die hen uit heeft gevoerd en nu, nu zij voor de Jordaan staan, gemeente het is een vallei, een van de diepste ter wereld waar ze doorheen moeten waar het water op het hoogste moment staat zoals blijkt in Jozua 3.
Ze moeten er straks doorheen en daarna, en dat is nog veel groter, daar al die volken, de Heere Hij onderstreept het nog een keer aan Jozua. Ik heb Mijn beloften gegeven, die zal Ik gestand doen. Vers 6. Blijf binnen de begrenzingen van Mijn Woord, heb Mijn wet lief, leef ermee. En dan vers 9, en Ik, Ik ben, Jahweh, Ik ben erbij, Ik zal er zijn en Ik ga mee. De Ik zal zijn die Ik zijn zal. Hij gaat mee. Gemeente als de Heere erbij is, dan kan het. Als de Heere erbij is op de grens van een land dat nog overwonnen moet worden en van omstandigheden die met eigen kracht niet te doen zijn, dan kan het.
Als we de Heere door Zijn genade hebben liefgekregen dan kan het op de grens van 2021. Maar als u hier staat op de grens en u moet hierover belijden, aan mijn kant is het niet in orde, ik heb gezondigd, dan moet ik u zeggen: verschrik wel en vrees wel. Maar ik mag u zeggen, zoals ook tegen heel dat volk Israël uiteindelijk het gesproken zal worden, want de Heere spreekt in Jozua het hele volk aan: verschrik niet en ontzet u niet. Wanneer niet? Daar waar wij leren buigen. En daar waar de Heere Jezus Christus ons alles wordt.
Daar waar de Heere ons leven is. O Heere, laat mij hier niet optrekken zonder U maar gaat U mee. Gemeente, daarbij kijkt de Heere niet naar redenen in onszelf. Dat bleek wel. Want het volk Israël ze hadden de afgoden in de zak. Dat waren de afgoden van de vaderen waar Jozua over spreekt aan het eind van Jozua. Die hadden ze al die tijd meegenomen, De Heere is een God die zo lang geduld heeft met mensen maar ik bid u: gaat u niet het nieuwe jaar in in de zin van wellicht het volgende jaar met de afgoden in de zak. Ik bid u: leg af en buigt u toch en komt u toch tot deze Heere. Deze Heere die in de tijd u wel dragen zal maar die straks als het eind van de tijd daar is u voor Zijn rechterstoel roept: wat heb je nu gedaan met al die genade? Wat hebt u nu gedaan met al die trouw, wat heb je nu gedaan met al die zegeningen? Wat heb je, oudere en ik mag veel ouderenpastoraat doen, wat hebt u nu gedaan met al die uitreddingen uit al die ziekenhuizen? Die trouw van God waarbij Hij u er tijd bijgaf.
Ik bid u: val deze Koning toch tegemoet die u tot op hier zo trouw is geweest opdat als Hij straks opstaat om te oordelen in het eind der tijden u niet moet aanzien als een die wel het verbondsteken draagt, die wel met Israël door de woestijn is gegaan, die wel als met Israël door wonderlijke uitredding door de Jordaan is gegaan, die wel met Israël zoveel gekregen heeft in het nieuwe land maar over wie Jozua toch in Jozua 24 moet zeggen: jullie hebben de afgoden niet weggedaan, de zonden zijn niet vergeven. Vandaag komt Hij op ons toe. Deze God die Jozua op de grens van het nieuwe land alles gaf in Zijn trouw. Alles gaf in Zijn genade om het volk te leiden. Om het volk trouw als een herder te leiden.
Zoals Jezus Christus, als die trouwe Herder, Zijn volk voorgaat en de verloren schapen van het huis van Israël. En zij die Hij van eeuwigheid heeft liefgehad opraapt in de verloren omstandigheden waar ze zijn. Zoals jij, zoals u en op de schouder neemt en thuis draagt. Gebroken in hun mogelijkheden, gebroken in uw houden van de wet. Maar door Zijn genade, en op Zijn genadige schouder, terug naar de stal. Gedragen tot in het Vaderhuis.
Ik heb nog andere schapen die van deze stal niet zijn. En die moet Ik ook toebrengen. En het zal worden een kudde en een Herder. En dan zal het einde zijn. Jozua mocht door. Wij mogen, als God het geeft, door. Maar ik bid u: bid u het vanavond op uw knieën, aangaande mij en mijn huis, wij zullen de Heere dienen. Om Jezus’ wil alleen. Amen.
Donderdag 31 december 2020, Oudjaarsdag – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – kand. A.S. Middelkoop – Schriftlezing Jozua 1