De Heere bezoekt Zijn volk
In het Bijbelboek Ruth wordt een Joods gezin beschreven dat uit Bethlehem gaat naar Moab omdat er geen eten is. In Moab sterven zowel Elimelech als de zonen Machlon en Chiljon. Het wonder is dat Gods Woord tot Naomi komt: ‘dat de Heere Zijn volk bezocht had, gevende hun brood’. In Gods voorzienigheid bezoekt Hij Zijn volk. De lijnen worden doorgetrokken naar Zijn Zoon de Heere Jezus Christus die uit het geslacht van Obed en Ruth is geboren. Hij is hét Brood des levens. Wie in Hem gelooft en voor Hem heeft leren buigen, is gestorven aan zichzelf en heeft hoge gedachten van Hem die is, was én komen zal.
Ruth 1 vers 1-6: [6] Toen maakte zij zich op met haar schoondochters, en keerde weder uit de velden van Moab; want zij had gehoord in het land van Moab, dat de Heere Zijn volk bezocht had, gevende hun brood‘.
1. Elimelechs vertrek;
2. Naomi’s verdriet;
3. Gods bemoeienis.
1. Elimelechs vertrek
Gemeente, het Bijbelboek Ruth gaat niet over grote wereldschokkende dingen maar neemt ons mee naar een gewoon Joods gezin in Bethlehem. Elimelech en Naomi en twee zonen Machlon en Chiljon. Toch heeft God het goed gedacht om dit boek in de Canon, de Bijbel te laten opnemen. Om twee redenen. Ten eerste over Gods voorzienigheid. God is het die de geschiedenis schrijft. Geen koningen, grote der aarden, niet u en ik. Ten tweede om ons te leiden tot de Heere Jezus Christus. Maar Zijn Naam staat er toch niet in? Toch is het toch een voluit Christocentrisch Bijbelboek. Het gaat om Hem, de Heere Jezus Christus. De kern wordt verklaard in Ruth 4 vers 22. Obed gewon Isaï, en Isaï gewon David. Het gaat naar Gods welbehagen. Diepe weg. Het gaat naar die grote Zoon van David. Van Jood en heiden afstamt. Van de Joden uit Boaz en van de heidenen van Ruth afstamt.
De tijd. In de dagen dat de richters richten. Wat was het voor tijd? Volk van Israël in het beloofde land gekomen. De Heere had het land beloofd als zij in de wegen van de Heere zouden wandelen. Dan zou Hij voorspoed geven. Maar het volk luisterde niet. Kwamen tegenslagen. Een richter werd gestuurd. Al snel weer verval. Steeds terugkerend refrein. Een ieder deed wat goed was in eigen oog. Jonge vrienden, dat lijkt je wel wat. Doen wat goed was in eigen oog. Dan kun jij het bepalen. Zul je bedenken dat wat goed is in jouw oog, is kwaad in Gods ogen. Vijandschap tegen God, staat er wat opkomt in ons hart. Is het ook niet kenmerkend in onze dagen? Doet wat goed is in eigen oog? Overheid gaat voor. Volk gaat er achteraan. Maar dan kunnen we het nog buiten de deur houden. Maar in de kerk.
Ga de afgelopen week na. Waar gingen de gesprekken over? Over de Heere, over Zijn dienst. Ging het over die ander, die dominee. Was het onderwerp van het gesprek dat het allemaal niet zo moeilijk moet. Eigenwillige godsdienst. Ziet u wel. Terugkerend refrein. Deden wat goed was in eigen oog. Kwam een hongersnood toen. Heere had regen beloofd en vrucht, Leviticus 26. U zult u brood eten tot verzadiging toe. Maar als ze het niet zouden doen, als ze niet zouden luisteren, eigen gekozen wegen zouden gaan. Vijanden dienen in honger en dorst en naaktheid. In gebrek van alles. Wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen. Zo is het nog. Dat geldt voor ons land. Voor de kerk. In het persoonlijke leven. Dat zijn de omstandigheden waarin we dat gezin uit Bethlehem zien vertrekken.
Het feit dat Elimelech weggaat laat wel zien dat hij niet wil buigen onder het oordeel van de Heere. Dat is wat. Juist als hij hoort dat er in Moab wel brood was, had hem aan het denken moeten zeggen. Buigen. Heere, wat heeft u er mee voor? Het is niet altijd een moeilijke weg. Israël heeft het verzondigd. Buig u dan voor de Heere. Smeek toch om genade. Bekeert, bekeert u. Zou de Heere dat vandaag ook niet willen zeggen? In diepe wegen.
Lewis gebruikt in het boekje ‘Het beeld van het kwaad’ het beeld van de megafoon. Als het goed gaat fluistert de Heere als het ware. Juist in de benauwdheid, in de diepte schreeuwt de Heere als het ware. Elimelech buigt niet. Gaat zijn eigen weg. Mijn God is Koning, betekent zijn naam. Elimelech heb je die God gevraagd wat wilt u dat ik doen zal? Als die God je Koning is, is Hij het toch ook in nood. Dan hoef je toch niet naar Moab? Zijn machtig arm beschermt de vromen en red hun zielen van de dood, nimmer om doen komen in dure tijd en hongersnood, in de grootste smarten blijven onze harten in de Heere gerust. Elimelech heeft er geen behoefte aan. Elimelech wil zelf koning zijn. Zo kan het gaan. Dat is wat. Ook als we een mooie belijdenis dragen. Wij zijn dat niet meer zo gewoon. Als we een mooie belijdenis dragen maar ons hart houdt zich er verre van. Dan gaan we onze eigen wegen. Heel vroom, heel godsdienstig. Zo kan het ook gaan na ontvangen genade. Als de tere omgang met de Heere zo taant, zo kwijnt. Als ik het zelf weer ga uitstippelen. Elimelech buigt niet onder de oordelen. Wat voor Israël in het algemeen gold, geldt voor Elimelech in het bijzonder.
Geldt het ook u? Ook mij? Hebt u al eens leren buigen onder Zijn roepstemmen? Leren buigen onder het Woord. Als de Heere met slagen komt. Is het niet van nature dat we ervoor wegvluchten. Niet willen belijden dat we het verzondigd hebben. Heere, ziet toch in genade van boven. Wees ons toch genadig Heere. Elimelech ging naar Moab. Had de Heere er niet in gekend. Abraham vluchtte toch ook? Ja, dat is waar. Toen was het land nog niet in erfdeel verkregen. Om een andere reden. Elimelech wilde niet buigen, vluchtte voor de Heere? Hoe is het in uw leven? Wee u als u voor de Heere wegvlucht. Elimelech gaat naar Moab. Wat is dat voor land?
Moab is de zoon van Lot en één van zijn dochters. Ammon. Ergens nog verwant met de Israëlieten. Door en door heidens volk. Dienen de god Kamos. Gruwelijke god. Moab had Israël verleid tot afgoderij. Geen nakomelingen tot Israëls volk worden toegelaten. Zelfs hun tiende geslacht niet. Ter oorzake dat ze u op de weg niet tegengekomen zijn met brood en water. Bileam kon het volk niet vloeken. Hij kon wel de raad geven. Feest. Flink wat verleiding. In zonden laten vallen. Dan zal dat oordeel van de Heere komen. Elimelech steekt de grens over om daar als vreemdeling te verkeren. Reken maar dat Elimelech dat gezegd heeft. Denk erom: het is een goddeloos land. We mogen ons mengen. We blijven er als vreemdelingen. We houden ons er afgezonderd. Misschien heeft Naomi wel bezwaren ingebracht. Als ze dat gedaan heeft, heeft Elimelech ze weggeredeneerd.
Wat dwaas om een kruis van de Heere weg te werken. Wat een zegen als de Heere je wil leren om af te zien van jezelf. Naar uitzien? Dat niet naar een kruis. Zoek de leegte niet op te vullen in Moab. In de zonden. In de ongerechtigheid. Zeg ook maar niet het is maar voor even. Ze bleven aldaar. Ze vestigden zich aldaar. Elimelech brengt zijn vrouw en kinderen mee. Brengt ze in de duisternis. Hele huisgezin. Wat is die zuigkracht van Moab sterk.
Steekt u zo ook grenzen over? Van het erfverbond. U praat het wat weg. Als u die goddeloze wegen gaat, dan kunt u niet staande blijven. Elimelech heeft daar brood gegeten maar kon het niet volhouden. Jongeren, sta je met je gedoopte voorhoofd midden in de wereld? Ga je zo de wereld in? Hellend vlak de zonden. Glij je je eeuwige gang tegemoet. Ouders, waar brengt u uw kinderen? Waarin gaat u ze voor. De zaken van de Heere. Het gaat niet om wat u wil, wat uw kinderen willen, maar wat de Heere wil. Spreek je erover. Neem je ze op schoot. Spreek je erover. Ik ben ervan overtuigd dat de Heere Zijn zegen eraan wil verbinden. Of gaat u ze voor in de dingen van de wereld? In de zonden. Maar niet openlijk want u bent een net mens. Maar als u druk bent met uw werk en geen tijd is voor de Heere. Dan gaat u ze toch niet voor in de wegen van de Heere? Dan moet de doopbelofte eenmaal tegen u getuigen en dubbel tegen u ouders. Elimelech wilde de hongerdood ontlopen.
2. Naomi’s vertrek
Ik weet niet hoe lang Elimelech in Moab geleefd heeft. Waarschijnlijk niet lang, is het vermoeden. En dan start er. En Elimelech stierf. Enkele zin. Wereld van verdriet achter schuil. Er zijn er die weten aan het graf hebben moeten staan van een man of vrouw. Een graf in een heidens land. Elimelech, je ging toch even naar Moab? Met goede bedoelingen. Voor een tijd. Dan zou je terugkeren. Voor hem kwam nooit meer een terugkeer. Hij weet niet wat hij verliest die het tijdelijke voor het eeuwige verkiest. Dan heeft hij geen van beide. U die onder de roepstemmen van de Heere probeert uit te komen, wie zegt dat voor u dat moment van bekering zal komen? Heden zo u Zijn stem hoort, verhard u niet maar laat u leiden. Wat vreselijk als u geslagen wordt, maar geen pijn gevoeld. Het leven ging door. Machlon en Chiljon namen zich Moabitische vrouwen. Machlon met Ruth, Chiljon met Orpa. Ik weet niet of ze met Naomi gesproken hebben, gewaarschuwd hebben. Ik weet niet of ze de Heere gevraagd hebben. Tegen Gods inzetting. Ze mochten zich niet met heidenen vermengen.
Daar zit zo’n groot gevaar in. Ik zeg het met voorzichtigheid. Om je te vermengen met een onkerkelijke jongen, meisje. Jonge mensen, vraag je het de Heere. Heere, wilt u mij in gunst een man of vrouw geven. Kun je daar dan een zegen van verwachten van de Heere? Je kunt wel in de kerk een zegen verwachten. Bij Machlon en Giljon werd de band met Moab steeds sterker. De vorst der duisternis trekt ze al dieper de zonden in. De duivel en de zonden zijn zulke goede vrienden. Als ze in Israël gehoord hadden: dan zou er misschien wel gezegd zijn die zijn verloren. Vandaag: die zijn van de kerk af.
Maar is het geen wonder dat Gods hand aanwezig is. Dat Hij er is. Dat er in die weg de Zaligmaker is geworden uit dit geslacht. Paulus: alle dingen moeten medewerken ten goede. Om Naomi straks te gaan terugbrengen in Bethlehem en Ruth mee. Ruth trouwen met Boaz. Uit hen de Messias zou worden geworden. De Heere kan het ver laten komen. Aan een zijden draadje lijkt te hangen. Kent u er iets van? Dat u van gisteren bent. Dat u een dwaas bent. Dat als het van uw kant goed moest komen, dat het voor eeuwig verloren is. Weet u wat het wonder is dat de Heere werkt. De Heere gaat Zijn weg. Gods weg is in het heiligdom. Als je daar zo iets van in je eigen leven gaat zien, dan moet je gaan leren om je leven van achter naar voren te gaan zien. Dan kun je het in jezelf niet meer vinden. Ik stond blind van ver. Ik legde het altijd verkeerd uit. Totdat de Heere kwam. Toen de Heere kwam begreep ik de weg niet die Hij ging. Het ging de dood in. Met alles van mijzelf alleen maar afmakingen. Om alles te gaan verliezen. Helemaal over te geven aan Hem. Al mijn vijandschap moet aan het licht komen maar ook Zijn liefde. Hij heeft mij liefgehad met een eeuwige liefde. Liefdekoorden. De Heere had het goede met mij op het oog. Ik dwaalde als een schaap. Dan kunnen er harde slagen nodig zijn. Misschien heeft Naomi wel gedacht: hoop gekomen in het leven maar de huwelijken bleven kinderloos. Ik zeg het opnieuw. Die lijn kunnen we niet doortrekken. Opnieuw gaat de Heere een diepe weg. Alleen zij die het hebben meegemaakt weten wat het is. Oordelen in het leven in het leven van Naomi, van Machlon en Giljon. Ook de jongens sterven. Eerst de man kwijt. Dan heeft ze niets meer. Helemaal aan de grond. Wat een smart, wat een verdriet. God heeft met haar getwist.
3. Gods bemoeienis
De Heere zag op Naomi. Als je het er zou kunnen vragen, dat heb ik nou nooit verdient. Het leek of de Heere haar voorbijging. Maar de Heere deed het niet. God had Zijn volk bezocht gevende hun brood. In gunst. In genade op Naomi neer. Hij zorgde dat dat bericht in Moab kwam. Dat Naomi dat mocht horen toen ze helemaal aan de grond zat. In de diepe verdriet. Toen ze ontledigd was. Ledig heeft de Heere mij doen wederkeren. Toen de Heere alles had afgenomen. God twistte met Naomi. Merkt op de twist als de Heere met tegenspoeden komt. Wat doet u met de twist van de Heere? Blijft u dezelfde. De Heere zal niet in eeuwigheid twisten. Met Moab sterven als u niet leert buigen. Eeuwig spijt. Eeuwig zelfverwijt. Of mag je door genade buigen. O het wordt je vanmiddag toegeroepen: vergeet wat je kon bekoren, wat je beminnenswaardig scheen. God heeft Zijn volk bezocht. God heeft in genade naar dat afkerig volk wil omzien. Dat is het. God zorgt in Zijn gunst dat zij het horen mag. Geestelijk horen. Woord haar in beweging brengt. Wij mogen het horen. Als de prediking uitgaat. Dat het Woord gaande maakte. Onverdiend. Verbeurd. Gevende hun brood. Dat betekent dat het genadebrood waar God Zijn kant alleen voor zorgt.
Naomi hoort ervan. Dat geeft haar moed en hoop in haar hart. Dat doet haar verlangen naar die God. Delen in die genade. Wat een Evangelie. In die duisternis daar in Moab uit een ver land. God heeft Zijn volk bezocht. Hoge gedachten van God. Je kunt nooit te hoge gedachten hebben van God. Naomi mag het geestelijk verstaan. Die goedheid van de Heere prijzen. Het is die goedheid die haar hart breekt en haar gaande maakt. Zult u het bedenken dat die slagen van de Heere uw hart zelf niet kunnen verbreken. De wet niet. Het is de goedheid van de Heere die tot bekering leidt. Hart smelt.
Ik denk aan die verloren zoon. Bij de varkenstrog. Alles kwijt. Had niets meer. Toen ging hij nadenken. Hoe goed hebben die huurlingen het bij mijn vader. Overvloed van brood. Ik heb alles verzondigd. Ik heb die deur dichtgegooid. Schuld. Als hij denkt van die goedheid van zijn vader en lage gedachten van zichzelf. Weegschaal. Dat kan niet anders. Kleine gedachten van zichzelf, grote van de Heere. Dat brengt hem tot het besluit: ik zal opstaan en tot mijn vader gaan. Gedreven door de nood. De nood geheiligd. Gedreven door de nood. Getrokken door de liefde van de vader. Door het verlangen naar de vader. Door het eten van het brood van de vader. We zien het ook bij Naomi. Toen maakte zij zich op. Toen maakte zij zich gereed. Ik zie haar in gedachten bij haar huisje staan. Schamele bezittingen. Wat had ze daar een lief en leed gedeeld. Misschien wel bij die graven gestaan. Hoe kan het nou? Hoe moet het nou? Misschien wel de buren gespot.
Ik denk aan het bekende boek de christenreis, en de christinnereis, als ze de stad verlaten dan worden ze uitgelachen, bespot. Haar vertrek is ten diepste een aanklacht tegen Moab. Gebroken bakken die geen water konden houden. Ik kan het hier niet meer uithouden. Ik moet gaan. Is het daar al van gekomen in uw leven? Is Moab u al de dood geworden? Dan heeft het ook geen zin om je wat op te poetsen. Dat doet de mens van nature. Die staat wat te rammelen aan de deuren van het werkverbond. Moede kom ik arm en naakt. Vastgelopen met je eigen weg en werk. Wat geeft dat een droefheid naar God. Smart over de zonden. Ook een verlangen om gered te worden. Dan mag horen: God heeft Zijn volk bezocht. Blijde tijding. Gevende hun brood. Wat gaat dat je verlangen versterken. Dat doet de mens van nature niet. Zalig als je het zo mag verliezen van de Heere. Om te sterven van alles van mezelf. Want achter het sterven, de dood, ligt het leven. Daar ligt eeuwige winst achter.
Naomi maakte zich op. Keuze maakt. Het Woord zo gehoord dat het haar gaande maakte. Ging uit in gehoorzaam. Niet alleen horen maar ook doen. De stem van de Heere volgen. Ze maakte zich op om uit te gaan. Daar in de verte wenkt Bethlehem. Broodhuis. Genade te verkrijgen. Jezus Christus het Brood des levens. Spijzen en laven. Brood der gerechtigheid. Keer tot Hem. In die genade waarin Hij Zijn volk bezocht heeft. Of zitten er hier die met Naomi weten dat ze bij de Heere in Bethlehem hun woning mogen hebben. Maar zo ver weggegaan. Zo nameloos leeg, keer weder tot God. En Ik zal uw afkeringen genezen. Amen.
Zondag 6 oktober 2019 – Hersteld Hervormde Kerk Putten – kand. A.J. Speksnijder – Schriftlezing Ruth 1 vers 1-10