Koning David is intens verdrietig als hij hoort dat zijn zoon Absalom gestorven is. In zonden gestorven is waardoor alle hoop op het eeuwige leven voorbij is. Het is de Heere Jezus Christus, de grote Zoon van David, die bewogen is over ons. Bedenk heden, nu valt de eeuwige beslissing, wat tot uw vrede dient. Vlucht tot Hem, smeek Hem om vergeving. Verwacht Hem, blijf hopen -dwars door alles heen- op Zijn onwankelbaar Woord. Zijn dienst is een liefdedienst die nog nooit iemand verdriet heeft gedaan. Het is de Heere Jezus Christus die huilt over hen die nog onbekeerd zijn. Met bewogenheid komt Hij deze morgen in de gedaante van het Woord tot ons: verhard u niet maar laat u leiden.
2 Samuël 18 vers 33: ‘Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!‘.
Jezus huilt over elke onbekeerde
David moet wachten. Dat kan soms heel lang duren. Hij moet afwachten hoe de strijd is afgelopen. Hoe zou het zijn? Eerder had hij eens moeten wachten op een strijd en toen was hij in zonden gevallen met Bathseba. Nu zie je ook iets van een bekering van zijn luiheid. Hij had gezegd: ik ga mee maar de mannen hadden nee gezegd. Hij was niet eigenwijs geweest en had geluisterd naar zijn mannen.
Maar het is zwaar. Vijf uur lopen vandaan. Hij moest maar wachten, het is zo spannend. Je stelt je zo voor dat hij daar liep te ijsberen. En dat hij vroeg aan de wachter: heb je al iets gezien? Daar komt iemand aan! Dat moet wel geen negatieve boodschap zijn. Want als er een persoon komt uit het leger van 4000 dan betekent het niet dat het ongunstig gelopen is de strijd. En daarna zegt de wachter: er komt er nog een!
Daar komt Ahimaäz. De zoon van Zadok. David had gezegd tot Zadok ga maar terug en kun je mijn spion zijn om te zien wat Absalom allemaal doet. Hij moest zich haasten om over de rivier te gaan. Hij popelde om David te vertellen, Joab, dat Absalom is omgekomen. Dat het door drie pijlen van mij zelfs is gebeurd.
David had toen hem eerder verteld werd dat Saul gedood werd, terstond die persoon laten doden. Jij moet het niet gaan vertellen. Het was misschien wel een slaaf die het nu was gaan vertellen. Ahimaäz wilde toch zo graag, tegen Joab, om het David te gaan vertellen. Ik ga een andere weg, niet door het pad, maar door het platte veld. Zo kan ik rennen. Buigt af naar de Jabbok, langs de rivier, en komt aan. Dat is de reden Ahimaäz als eerste aankomt bij de stad. Daarom ziet de wachter hem eerst.
Shalom! Shalom! Vrede. Wij hebben de overwinning behaald. Hij komt hijgend bij David. De Heere zij gelooft die u de overwinning heeft gegeven. Hij voelt het wel aan: dit legertje van 4000 man is niet alleen door het strategisch inzicht van David maar door Gods alvermogen. Door ’s Heeren hand alleen geschiedt. Maar David vraagt: hoe is het met de jongen?!
Hij wilde voorzichtig zijn. Hij zegt: ik weet het eigenlijk niet maar hij wist het wel. En dan Cuschi aan. Die wordt het ook gevraagd. Die voelt het ook aan dat hij het wat voorzichtig moet omkleden en niet zoals wij Westerlingen. Voor David is het duidelijk. Het raakt hem. Het ontzet hem. Om te wenen naar een kamertje.
Jongen. Mijn zoon. Absalom. Mijn jongen. Wat is de dood een verschrikkelijke vijand. Deze week heeft de familie […] te maken met rouw. We weten het allemaal wel, dichterbij of verder weg. Als je lief en leed hebt gedeeld. Wat blijken die gewone dingen dan bijzonder. Dan voelde je dat je eenheid was. En dan is die verschrikkelijke vijand van de dood binnengekomen. Van elkaar losgescheurd.
Elke nieuwe herinnering doet weer pijn. Omdat je weet het komt nooit meer terug. Kon je het maar afpellen. Maar het is onherroepelijk de dood. Hier is het andersom: niet een kind die zijn vader moet begraven maar nu een vader zijn kind. David had door alle moeilijkheden heen liefde voor en verbondenheid met Absalom. Het komt er nu allemaal in de vorm van pijn uit.
Wonderlijk dat de Bijbel hierop wijst, de Heilige Geest wijst op de rouw en verscheurdheid van het hart van David. Blijkbaar vindt de Heilige Geest dat belangrijk. We hebben zelfs spieren die alleen gebruik worden als we lachen en andere als we huilen. Die emoties mogen we hebben.
Dan zie je de Nieuwtestamentische Zoon van David oplichten. We lezen niet dat Hij heeft gelachen, wel gehuild. Intens verdriet bij het graf van Lazarus die gestorven is. Jezus leeft niet boven ons. Maar onzer een geworden. Om mee te lijden. Evenals ons verzocht maar zonder zonden. Hij komt uit de lijdende David naar voren. De medelijdende Hogepriester. In de smart troost wordt verspreid. Niet als het voorbij is maar er middenin. Dan blijven de smart en wonden maar dan is er ook balsem in. Milde handen zijn bij U van eeuwigheid. Juist in de verdrukking Hem nabij. Dan roem je te midden van de verdrukking. Dan word je uitgetild boven jezelf. Dan zie je niemand anders dan Jezus alleen.
Is het geen ondankbaarheid jegens God? God heeft hem geholpen en nu huilt hij. Of jegens de mannen die in gevaar waren. David is toch niet alleen vader maar koning? Laat hij niet blijken dat de Heere hem die machtige overwinning heeft gegeven? David verzaakt zijn taak niet. Toen het leger van Absalom opgesteld werd heeft hij heel diep nagedacht. Beste strategie. Aan te vallen, leger van Absalom in verwarring te brengen. David zag erachter dat het een aanval op het Koninkrijk van God was.
David was niet laf. Hij dacht niet aan zijn eigen hachje. We zien iets anders. Toen Saul gedood is heeft David gehuild, geweend. Bewogen met die verschrikkelijke ondergang van Saul. Tranen over zijn vijand. En weet je nog van Abnor die doodgestoken werd? Toen heeft David ook gehuild. Voel je wat hier naar buiten komt? Hij heeft gedacht aan het publieke belang. En tegelijkertijd is hij vader en heeft hij een brandend hart. Liefde voor zijn vijand in publieke zin. Daar is hij bewogen mee.
Toch blijf je je afvragen: is het toch niet een beetje opstandigheid voor God? Dat hij aandacht vraagt voor zichzelf. Zelfmedelijden. Eigenlijk verbitterd. Opstandig. Dat de Heere het maar toelaat. Waarom moet het mij maar overkomen? Je kijkt naar anderen. Kleinere problemen. Sneller opgelost. Daar zit zelfmedelijden achter. Egoïsme. Zelfgerichtheid.
Denk aan Aaron. Nadab en Abihu zijn omgekomen. En Aaron zweeg stil. Is dat niet beter dan wat David nu doet? Of denk aan Eli. Hofni en Pinehas zijn omgekomen. ‘Hij is de Heere en doe goed wat in Zijn ogen goed is.’ En Job. In een dag weggenomen inclusief zijn kinderen. ‘De Heere heeft gegeven en de Heere heeft genomen.’
Had David niet gezegd: de Heere heeft mij verstomd. En wat werd tegen Samuël gezegd? Verdriet mag niet eindeloos zijn. Mag je zo onstuimig verdrietig zijn of moet je er een beperking aan stellen? Ik denk dat we het verdriet gaan pijlen toen het kindje van Bathseba ernstig ziek was. Toen heeft David gevast. Stel dat dat kindje sterft. Je hielden hun hart vast. Hij zou overstelpt worden van verdriet.
Wat deed hij? Hij waste zich en ging met zijn nette kleding naar de tempel. De mannen begrepen er niets van. Hoe kan dat? Ik zal wel tot mijn jongen gaan maar hij zou niet tot mij terugkomen. David had hoop voor het eeuwige leven. Hij zou herrijzen uit het stof. Hij zou eeuwig zingen van de goedertierenheen van de Heere. Hij sterkte zich in de Heere zijn God.
Nu is Absalom dood. Heeft hij nu deze hoop? Absalom heeft een leven van zonden achter de rug. Broer Abner op een heel gemene manier gedood. Geprobeerd zijn vader te doden. Zonder een teken van bekering Absalom gestorven. Kun je daar nog een positieve verwachting aan geven? Dan is David heel eerlijk deze realiteit gestorven. Niet een struikeling maar een leven in de zonden. Absalom, mijn zoon, ik heb geen hoop voor jou. Tranen van wanhoop. Van eeuwige pijn en smart die hij over Absalom gevoeld.
Daar zit voor ons wel deze boodschap in. Er wordt weleens gedacht dat de boodschap van hel en hemel in het Oude Testament niet bekend was voor de mensen. Het is waar dat niemand zo liefdevol over de hel heeft gesproken. Van de eeuwige pijn en eeuwige vreugde. Maar in het Oude Testament ging het er ook al over. Vier keer zoveel over gezegd, dan ook vier keer zoveel verantwoordelijkheid. Strijd om in te gaan door de enge poort.
David is zo intens verdrietig over de eeuwige bestemming van zijn zoon Absalom. We kennen het hè, hopelijk niet, een vader en moeder zien een zoon losweken van de dienst van God. Een zoon die op de zaterdagavond naar de disco gaat en vandaar met de scooter gaat maar net die ene boom niet ziet. Hij breekt zijn nek en overlijdt ter plekke. In zijn zonden gestorven. Aangrijpend. Ontroostbaar is dat ouderpaar. Is David. Al is het op een andere manier, zijn wij ook te makkelijk al leeft iemand niet in publieke zonden, maar nooit gemerkt van de liefde en berouw en bekering in het leven. En om dan te zeggen die zal wel bij God zijn. Zou je ook niet iets van bewogenheid hebben voor dat gemeentelid dat afgeweken is. Smart. Die wankelen ten dode. Smeken. Heere, ik laat U niet gaan tenzij dat U mij zegent.
En als we zien als mens. De tranen van David. Mogen we hier de tranen van Jezus zien? Elke kerkdienst. Over elke onbekeerde jongen, meisje, vader, moeder, opa, oma. Hij is de Man die intens bewogen is. Hij zat op de Olijfberg en keek uit over het orthodoxe Jeruzalem. Och dat u heden bedenkt wat tot uw vrede dient! Het is niet even een incidentje, het is Jezus. Hij huilt over elke onbekeerde jongere, oudere in de kerk of die meekijkt.
Geloof je dat? Dringt dat tot je door? Je mag de hele dienst vergeten maar dat dit overblijft. Jezus huilt over mij. Hij laat jou niet met het grootste gemak naar de hel gaan. Hij heeft Zijn handen uitgebreid over de meest halsstarrige zoon. Geef mij je hart. Ik ben de grootste Geneesheer. Ik bid jou laat je vandaag met God verzoenen. Laat je leiden.
Weet je dat er nooit een beter moment komt dan nu, vandaag. Nu valt er een eeuwige beslissing. Nu moet je ja of nee zeggen tegen Hem. Wat zeg jij op de bodem van je hart. Als Hij Zijn vriendschap biedt. De volle zaligheid aan je hart. Ontwaakt u die slaapt en staat op uit de doden en Christus zal over u lichten. Wat een heerlijk Evangelie dat we zo’n gewillige Zaligmaker hebben. Die geen zondaar uitsluit maar roept van het einden van de aarde.
Moeten we het daar niet van hebben? Als we vanmorgen de wet hebben gehoord en Hem op het hoogst hebt misdaan. Ik ben niet waard dat Hij mij een blik waardig gunt. Je kunt het niet geloven, je durft het niet te geloven. Het is te groot. En dan schrijft Hij het in je hart. Dat Hij keer op keer vergeeft. Een heel verzondigd leven. Hij is duizendmaal gewilliger om te vergeven dan jij kunt ontvangen. Hier rusten de vermoeiden. Keer op keer komt Hij op zondag tot je. Hier wordt de rust gevonden.
Niet alleen anderen, mijn vrome opa, maar ook mij. Eeuwige gerechtigheid en zaligheid geschonken in het Evangelie. Al is het met veel aanvechting, dan nog Amen zeggen. Ik geloof Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp. Ik hoop op Zijn onfeilbaar Woord. Van Zijn barmhartigheid, van Zijn nodiging. Genoeg aan Hem zonder dat je ooit genoeg aan Hem hebt.
Absalom, mijn zoon, dat ik voor u gestorven was. Daarin horen wij drie dingen. Dat David voor hem schuld belijdt. Ik had voor jou moeten sterven. Ik ben geen goede vader geweest. Als vader zag ik dat je met je zusje Tamar speelde en zag dat je egoïstisch was. Ik heb je nooit gestraft. Kleine sneeuwvlokje van zonden zag ik.
Ik heb je twee jaar zien ijsberen in het paleis uit woede voor Amnon. Abnon toen hij overspel had gepleegd met Tamar de zus van Absalom. David: ik heb je toen niet de vredekus gegeven. Het is mijn schuld dat jij op de weg naar de hel bent voortgesneld.
Als je overspel hebt gepleegd. Als je Joab laat zeggen dat eentje meer of minder in de strijd laten omkomen om zo van Uria af te komen niet uitmaakt. Wat heeft dat voor verwoestend effect in de kinderziel. David was een goede generaal, ondernemer zou je kunnen zeggen. Maar hij was geen trouwe vader. Klein sneeuwvlokje is dodelijke lawine geworden.
Welke vader of moeder zit hier niet zonder schuld? Al doe je de goede dingen maar het komt toch op je af: doe ik het op de goede manier. In de gezindheid van Jezus of doe ik het toch in eigen kracht? Wie moet zich niet verootmoedigen? Hoeveel schuld heb ik in het opvoeden van mijn kinderen en kleinkinderen.
Door deze vermaning wordt genade medegedeeld. En nieuwe ijver. Dat Hij Zijn verbond bevestigd van kind tot kind. Dat aanhoudende bidden. Ik laat U niet gaan tenzij U mij zegent. Al gaat het tegen het tegendeel heen. Hem blijven verwachten en hopen op Zijn onwankelbaar Woord. Dan kan het toch niet anders dan dat je met je kinderen gaat spreken. Niet met vrome poespas. Als het erin zit komt het eruit. Niet gemaakt. Dan komt het eruit.
Dan mag je zeggen de dienst van de Heere is een liefdedienst. U volken hoort waar u in de wereld woont. Wat je positie ook is. Kom luister naar dit Woord. Ga met ons en doe als wij. Dat Ik voor u gestorven ben.
Opvallend hoor je er ook nog iets anders in: ik zou kunnen sterven. Mij is na de dood het leven mij bereid. Hoe kan dat als je op hetzelfde moment belijdt schuldig te zijn? Wonderlijk hè, ken je het? Zo gaat het in je hart en blijft het gaan in je ziel. Al Gods geboden overtreden, zwaar en menigmaal. Misdrijf. Misdaad. Zwaar. Menigmaal. Tot alle boosheid ben geneigd. Nochtans uit pure genade. Alleen uit de gerechtigheid en heiligheid van Jezus vrede met God. Recht gedaan aan God. Recht staan tegenover God.
Al de aanklachten van mijn geweten ben ik bevrijd. Tegelijkertijd zondaar, tegelijkertijd een rechtvaardige. In de toorn. Tegelijkertijd het ontfermen van de levende God. Een psycholoog zou het nooit kunnen uitleggen hoe het kan in hetzelfde hart. David klaagt zichzelf aan maar tegelijkertijd hoop op de levende God.
Uw verzoenend sterven blijft het rustpunt van het hart. Triomftaal van het hart, van Jezus Christus. Wij dan gerechtvaardigd uit het geloof hebben vrede bij God door Jezus Christus onze Heere.
Het derde. Mozes zei het ook. Laat ik verdelgd worden uit Uw boek. David bidt ook zoiets. David had kunnen sterven. De genadetijd van Absalom verlengd. Wat een ellende had het gebracht. Als David was gestorven, die gebed verhoord, maar de dictator Absalom verdergegaan was.
Dit is veel heerlijker. De eeuwige Zoon van David. Hij in de drie uren op het kruis van Golgotha de straf op de zonden, de eeuwige dood op Zich heeft genomen. Hij verwierf niet voor 88 jaar genadetijd. Maar voor het eeuwige leven. Hij, Jezus, in plaats van mij. U zal ik eeuwig loven omdat U het hebt gedaan. Amen.
‘Hoe kleeft mijn ziel aan ’t stof! Ai, zie mijn nood;
Herstel mij, doe mij naar Uw woord herleven.
‘k Lei voor Uw oog mijn weg en handel bloot;
En welk een angst mij immermeer deed beven,
Gij hebt verhoord; maak voorts Uw weldaan groot,
En laat Uw wet mij onderrichting geven.’Psalm 119 vers 13 berijmd
Zondag 6 september 2020 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. W. van Vlastuin – Schriftlezing 2 Samuël 18 vers 19-33