Ds. W. Roos (Doornspijk) / 7 oktober 2012 / Filippenzen 4:6

Hersteld Hervormde Gemeente Driebruggen

Votum & groet

Psalm 92:2,3

Wet + Schriftlezing ( “Open we de Schriften, gemeente, in het Nieuwe Testament: Filippenzen 4:1-9 (…), eerst horen we de heilige wet des Heeren”), http://www.biblija.net/biblija.cgi?m=Filippenzen+4%3A1-9&id18=1&l=nl&set=10&pos=0

Gebed

Psalm 32:3,4,6

Prediking n.a.v. Filippenzen 4:6

Psalm 106:26 (tussenzang)

Dankgebed en dankzegging

Psalm 26:12 (slotzang)

Zegen.

Preekaantekeningen

  • Bezorgd zijn: daar heb je het niet gemakkelijk mee.
  • Smeken: aanhoudend bidden.
  • Dankzegging: danken doe je wanneer je iets hebt gekregen. Je krijgt het van de Heere.
  • Paulus spreekt de mensen aan die in het boek des levens staan bij God. Wisten ze aanvankelijk zelf niet, maar daar zijn ze achter gekomen omdat God in hun leven kwam (=geestelijke mensen).
  • O zegt u, dat is dus niet voor een natuurlijk mens (de geest niet hebbend). Nee, inderdaad. Het geldt niet voor u en u doet het ook niet.
  • We leven in verzorgingsstaat, als je niet meer kunt vertrouwen op geld, daarom zijn we ook verzekerd. Dat moet tegenwoordig, zeggen ze. Maar is dat zo? Moet je verzekerd zijn? Een aansprakelijkheidsverzekering.
  • We vertrouwen allemaal op God, zeggen we, maar laten we het geld maar eens kwijtraken.
  • Op God vertrouwen is zo moeilijk. Je krijgt toch geen briefje uit de hemel hoe het moet?
  • Ik kan zeggen: wees nou niet zo bezorgd. Maar dan zegt u: ja maar, we hebben toch ook onze verantwoordelijkheid?
  • Een ding moet ik u zeggen: je moet voor een ding heel duidelijk bezorgd zijn (en dat zijn we nou net niet van nature). We laten van nature Gods water over Gods akker lopen, u maakt zich er niet druk om.
  • Gemeente, geloof je dat? Dat is de werkelijkheid. We maken ons overal druk om, straks voor God verschijnen, daar houden we geen rekening mee. Jongeren al helemaal niet, kleine kinderen beseffen dat toch niet.
  • We maken ons niet druk om de Heere en Zijn dienst. De Heere zegt: zoekt eerst het Koninkrijk van God, de rest krijg je uit de hemel.
  • Ik had pas mijn kleindochtertje thuis, Dieke. Ik vroeg: hoe is het? Ze zei, goed. Ik zei, als het nou eens sterven wordt vanavond. O, dat weet ik niet. Ik denk dat jij dat wel weet. Opa, dan is het niet goed, zei ze. Moet je eens denken!
  • Je hebt nooit naar God gezocht! Niemand die goed is.
  • Paulus zegt het tegen kinderen van God. Maken ze zich dan zorgen? Ja, maar ze zouden altijd op het woord moeten vertrouwen.
  • Wat is er gebeurt dat ze kinderen van God zijn geworden? Er is wat gebeurt in je leven. Dan ben je een wedergeboren mens mogen worden. Een mens die weet waar z’n schuld is gebleven. Schuld is verzoend geworden. Mag leren kennen in Christus. Is een hele gang, een allesbepalende gang. Dan heb je vrede met God, dan kan er nooit meer wat mis gaan. Waarom de raad om in geen ding bezorgd te zijn?
  • Oude natuur wordt niet alleen ontdekt maar ook gedood. Dat hebt u geleerd op catechisatie, ik denk aan de vraag van de Catechismus over de opstanding van Christus (meer nut). Door Zijn kracht is oude mens met Hem gekruisigd.
  • Als je Psalm 66 vers 8 kent uit je hoofd, dat is al heel wat, maar als je dat kent, uit de dood in het leven gezet.
  • Maar ook de wedergeborenen: maar een klein beginsel van de nieuwe gehoorzaamheid. Ze mogen dat wel eens praktiseren (namelijk op God vertrouwen), maar veelal, misschien zelfs meestal, niet. O zegt u dat vind ik vreemd. Gods kind vertrouwt dus soms helemaal niet op God. Sacramenten tot versterking van geloof. Verkondiging woord tot versterking geloof.
  • O zegt u, er zijn mensen die vertrouwen altijd op God. Ja, die mensen zijn er ook. Zitten meestal niet bij ons in de kerk. Zijn opwekkingsbewegingen, pinksterbewegingen, evangelische gemeenten, ik kom ze wel tegen. Als je dan vraagt over geloof, ja hoor. Soms doen ze nergens aan. Komt nooit in de kerk. Waar is de reis naar toe. O, dat zit wel goed, zei die persoon. Je kunt tegenwoordig zomaar geloven, ook kom je niet in de kerk. Dat kan niet hoor, dat is uitgesloten. We zijn niet alleen van nature ongelovige mensen, maar ook verkeerde mensen. Nee, het echte geloof, daar moet het om gaan. Dat krijg je, in het dodelijkst tijdsgewricht. Dan krijg je te geloven. Het was uitgesloten, al Uw golven zijn over u heengegaan. Toen heeft God gezegd: Ik zal nooit meer op je schelden. Dat is toch een waar geloof. Een vast vertrouwen, ook ik, vergeving van zonden. Dan ga je een leven kennen van strijd (evangelische, pinksterbeweging, licht hersteld weet er geen raad mee; in onze kerk zit het ook). Gods volk kan niks vasthouden.
  • Ze weten dat ze op God mogen vertrouwen, maar ze kunnen het niet. Goede dat ik wil, doe ik niet, kwade dat ik niet wil (Paulus in Romeinen 8 en Galaten 5).
  • Ze gaan vaak in het zwart vanwege des vijands onderdrukking, vanwege de zonden; het hoeft eigenlijk helemaal niet. God gaat vaak een omweg met ze. Ook die weg van kruis en druk, die zijn het meest geëigend. Ik zeg niet dat de Heere geen voorspoed geeft, maar vele rampen zijn des vromen lot. Gaat altijd door onmogelijkheid heen. Is dat het leven van Gods volk? Ja, ja, ja. Nou, daar ben ik niet jaloers op. Kan ik me voorstellen, nee, ik ook eigenlijk niet. Zeg je toch niet. Nee, maar het is wel de waarheid. Mijn vlees wil er niets van weten.
  • De stuiptrekking van de oude mens geeft nog het idee dat-ie leeft. Paulus noemt het zo: ik sterf elke dag, opdat ik Gode leven zou (namelijk in Christus, in nieuwe bestaan).
  • Wat doen ze dan? Dan zingen ze Psalm 23: mij zal niets ontbreken. Hoor is: dat is een nachtegaal. Geloof geschonken, als opnieuw. Da’s zo’n wonder. Dan kunnen ze het niet op. Want de Heere is mijn Herder, u kent die psalm.
  • Als ze in ’t vlees zijn, begrijpen ze niets van Christus, als ze in Christus zijn, begrijpen ze niets van het vlees.
  • Hij zorgt ervoor dat alle dingen moeten medewerken ten goede. Dan krijgen ze een stil vertrouwen. Geen grote mond meer. Hooguit zingen van de goedertierenheden des Heeren.
  • Gedoe in deze wereld? Oudste jongen van mij, ik weet er geen raad meer mee. Kind wil nergens meer naar toe. Hoe het met de economie moet? Huizen niets meer waard. En als je nou in het vlees leeft zeg je, we moeten nodig wat doen, het gaat mis. In de geest leven: dan zit je met je armen over elkaar. Hoef je niks te doen. Alles wat wij doen is mis. Je doet hooguit wat God heeft geboden, dat doe je wel en dat doe je graag want dat is van Hem. Wat doe je dan? Bezorgd: we horen het woord ‘zorg’. Inderdaad met armen over elkaar? Nee, bezig in dienst des Heeren. Als de Heere je iets belooft heeft, ga je daar in Christus mee bezig, niet om te helpen, Heere, wat wilt gij wat we doen zullen. Wet van God betrachten, in kleine onderdelen, situaties. Alles, de dag des Heeren (vandaag, opstandingsdag). Dan gedenk je de opstanding van Jezus Christus. Naar de kerk. Wat doet u vanmiddag en vanavond? Hoe zit je in de kerk? Dan moet je in de kerk zitten op een manier, dat je meegenomen wordt door de Heilige Geest (ontdekkend, verlossend of dankend). Zo moet het. Hebt u het al eens meegemaakt. Begrijpt u?
  • Hebt u vanmorgen zorgen gemaakt hebt om de preek? Als er in ons midden zitten, die genade kennen, maar niet in de juiste gestalte waren. Hoorde eens, van een man, die ging niet naar de kerk, wilde op bed blijven liggen, kon ook niet, moest naar de kerk, niet aan het Avondmaal, ja, maar hij ging wel aan het avondmaal, hij begon te praten aan de dis. Zou het in de hemel nog heerlijker zijn dan hier? Dat zei die. ’s Avonds was die man Thuis. Gestorven van liefde.
  • Gerust neerliggen, ontwaken. Ik lag en sliep gerust. Eerst van zingen (maar niet van die psalm): Psalm 106:26.
  • Waarom zou Gods volk soms bezorgd zijn? Hebben ze nog zorgen? Ja, in het vlees wel, maar in de Geest niet. In de Geest zorgen over dat ze eigenlijk niet goed weten hoe staat het er voor, denken tekort te komen. Geestelijke dingen met geestelijke vergelijken.
  • Dankdag gehad, ik noem maar iets, wat zijn ze geweest, ondankbaar. Dank zeggen ze, Heere, bidden, smeken, begrijpt u, mag ik eens wat meer dankbaar zijn? De Heere hoort dat wel. Ik mis maar een ding: dat is dankbaarheid. U komt tekort aan mij. Kan dat wel goed zijn?
  • Last van tekort voor God.
  • Gaan ze ook hun kind in de hand des Heeren leggen. Zouden ze altijd moeten doen, maar ja, vleselijk. Misschien wel je man, vrouw, je baas, je geld, je goed, alles met de hemel besproken. De kleinste dingen. Heb het eens mee mogen maken, maar dat zijn grote dingen, een man staande de vergadering, de roeping moest aannemen tot ouderling, die man had geen pak, geen vervoermiddel, kon die niet betalen, zegt z’n schoonzus, joh Maas (zo heette die), ik heb nog een pak hangen van m’n man die is overleden, een zwart pak, zou nog korter gemaakt zijn, maar dat is nooit gemaakt, past precies, ja maar, geloof je d´r in. Ik geloof er in. Dat is het leven naar Gods volk. Gaan met de gaven van de hemel strijken, zorgt God voor. Had ook geen auto, Maas kreeg een auto van de hemel. Is echt gebeurd, ik heb het zelf meegemaakt. Je hebt de beste auto van de wereld, zei ik, je hebt hem van God gekregen. Dan wordt je een boeteling aan de hemel. Nou heb ik geen auto, geen pak, geen brood, heb ik het eens gehoord van een dominee, gezin hebbend, late roeping, is nog dominee, tegen z´n vrouw zei, ze kregen elke week brood, weet jij nog hoe krentenbrood smaakt, dat is al zo lang geleden, de volgende week, stond er in de gebruikelijke brood, een zakje met krentenbollen. U zegt, doet God dat? Ja, zo teer zorgt God. De haren van je hoofd zijn geteld mensen. En wij maar zorgen en bezorgd zijn.
  • Dankbaar he, dat zijn wij niet. Dankbaar ben je als je zegt ‘dankuwel’.
  • Ik vroeg het aan de broeders in de consistorie: hoe is dat nou, al anderhalf jaar vacant. Verbeurd? Verzondigd? Niet waard.
  • Die krijgen het, die het niet waard zijn.
  • Nu hebben we het rond, tekst doorgewandeld.
  • Wat doe je nou? Het zou eigenlijk moeten. Proberen, misschien nog niet een keer gedaan (dat is onbezorgde bestaan voor de eeuwigheid). Mensen, dat komt terug voor de eeuwigheid. Dat komt terug, niet alleen deze preek, maar elke dag, in je leven.
  • We moeten allemaal sterven. En sterven is God ontmoeten. Of je gaat verloren of je wordt behouden. Kan ik zelfs bij zeggen: u zoekt het niet, u vraagt er niet naar, u bent er niet mee bezig, maar Hij zoekt u. Nou komen ze ook uit Waarder. God gaat door met Zijn werk. We leven in ontzettende tijd, maar Hij gaat door. Gods volk komt thuis. God valt niet tegen.