God ontfermt zich als een Vader
Want Hij weet wat van Zijn maaksel is te verwachten dat wij stof zijn. Het redengevende woordje want roept op om hoopvol te zijn en tot God te gaan. Wij zijn stof, zijn vergankelijk. Maar geschapen om te leven. Zo is God een God van de levenden en ontfermt Hij zich over degenen die Hem vrezen.
Psalm 103 vers 14: ‘Want Hij weet wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde, dat wij stof zijn.’
Hoewel wij ons niet goed kunnen voorstellen, dat wij stof zijn, als het gras zijn, vermeld de dichter dit. Plaats kent men niet meer. Wie weet dat nog van zijn grootouders? Veel onbekend. Misschien ergens nog in een gedenkboek. Geldt niet alleen hun maar ook ons. Over 100 jaar, 200 jaar, dat er dan niemand van de mensen die er dan zijn, ook in deze omgeving, wie u was. Tenzij de wederkomst van Christus eerder is.
Bekende woorden. Nog weleens bij een begrafenis uitgesproken. Bepalen ons bij onze broosheid. We moeten er rekening mee houden. Dichter schrijft het niet zomaar. Bezinnen, ons afvragen. Hoe zit dit bij mij? Hoe ervaar ik dit? Welke gedachten roept dit op? Dat ik zo onbetekenend ben. Doen net alsof we hier altijd blijven. Natuurlijk, weten wel dat we hier geen 200 jaar leven.
Woord zegt eigenlijk dat we er diametraal tegenover staan. Heeft te maken met onze schepping. Leven erin! Niet de dood. Eeuwige leven erin gelegd. Liefdebanden erin gelegd. Existentiële banden. Geschapen om te leven, niet om te sterven. We weten van begrafenissen. Elke dag denken we toch: vandaag nog niet. En zolang we dat kunnen blijven denken, dan is dat in wezen hetzelfde als nooit. Vandaag begeeft mijn hart het nog niet. Als nooit.
Dichter leert het zodat we de eer aan God brengen. Hoe kwam hij erbij dat de mens stof is? Want. Begin van vers 14. Redengevend woordje. Ik kom niet want ik ben ziek. Zo het vers ook. Geven een reden aan. Zo een Vader zich ontfermt over kinderen. De reden dat God zich ontfermt is omdat wij stof zijn! Wat voor maaksel wij zijn. Vreemde reden misschien. Bekende woorden. Maar ja zo’n klein woord want valt niet op. We vergeten het gemakkelijk, als we het al lezen. Volgende vers als iets nieuws. Maar want! Verzen vormen een eindheid. Want verbindt het aan het voorgaande. Misschien nog nooit bij stilgestaan en de troost van overdacht. Hij weet wat voor maaksel wij zijn. Hebreeuws verwijst naar hoe God zelf de mens schiep. Uit de aarde. Of het beeld van de pottenbakker. Leem, klei. Geboetseerd. God weet dat. Omdat God dat weet, daarom ontfermt Hij zich.
Op wat voor manier is er een reden voor God om zich over ons te ontfermen. God lijkt op een Vader. Zich ontfermen. Barmhartig zijn. In deze Psalm staat dat. Zelfde woord als ontferming. Kan betrekking hebben op iemand helpen in een noodtoestand. Uit betrokkenheid. Als u iemand ziet lijden. Als je iemand in zulke omstandigheden ziet lijden, foto of indringende beelden. Doet ons veel tenzij we afgestomd zijn op leed. Dat laatste even buiten beschouwing. Gevoel van ontferming. Iemand anders in nood, pijn, verdriet. U hart gaat er naar uit. Medelijden. Dagelijks gebruik. Op een goede manier met een ander meelijdt. Meedraagt. Meehelpt. Dat is allemaal in het woord ontferming. Wat een vader doet, niet met uitsluiting van een moeder. Ook in de Bijbel, Jesaja 49. Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten. Dat zij zich niet ontfermt? Maanden gedragen, als eenheid. Innig verbonden. Dat klinkt ons iets teerder in de oren. Maar dichter Psalm 103 bedoelt hetzelfde. Gaat zeker niet over een vader die zijn kinderen mishandelt, misbruik. U weet ervan vanuit de verhalen, of directe omgeving. Of hier wel mensen die de wonden ervan dragen. Kan zo in de weg staan. Vadernaam zoveel negatieve herinneringen oproept. Dichter heeft lieve, zorgzame vader op het oog. Een vader waar een kind onbekommert op schoot kruipt. Kind zich veilig weet en voelt. Mijn papa, mijn vader. Wat heeft hij veel om ons gegeven, van ons gehouden. Zo ook de Heere!
Het is een gebrekkige manier van zeggen. Goddelijke stijgt ver boven het aardse uit. God als een vader, een van de meest tere beeldspraak. Toch gebrekkig. Zoals ook rots genoemd. De Heere ontfermt zich over degenen die Hem vrezen. Omdat wij stof zijn. Nu spreekt het wel meer aan. Hopelijk in positieve zin.
Als u een reden zoekt om bij Hem te komen, dan hoeft u geen redenen van waardigheid van uzelf aan te dragen. Kleinheid, omwaardigheid, broosheid, vergankelijkheid en sterflijkheid. Juist de dingen die ons somber klinken! Zou het niet zelfs tot negatieve gedachten brengen. Zelfs depressieve. Iedereen eindigt in het graf enzovoorts. Maar het is niet naar het Woord! Juist een reden om op Gods ontferming. Niet moedeloos worden. Ook niet een beetje doemdenken. Niet van David alleen de dichter van Psalm 103, maar van God zelf, de Geest.
Geconfronteerd met uw broosheid en vergankelijkheid. In de spiegel, in de wachtkamer bij de dokter. Moedeloos? Vragen bij de Heere. Met vrijmoedigheid. Moed te scheppen! Als U het nu zelf zegt. Omdat u weet dat ze klein zijn, broos zijn. Eigenlijk elke dag bezig met sterven. Juist dat doet mij meer aan Uw troon buigen! Tot Hem gaan.
Omdat God barmhartig is. Zelfde als ontfermen. Als we zo de vergankelijkheid en kleinheid van ons leven zien, dan zien we dat er een totaal ander licht over valt. In onze samenleving zo anders. ‘Voltooid leven’ en zo. Het andere licht. Christelijk en ontfermend licht!
Meer te zeggen over het Vader zijn van God. Catechismus vraag 26. Omwille van Christus mijn God en Vader! Die band. Omdat Hij de Vader is van Christus, zo ook de Vader van die Hem toebehoren. De Heere heeft ook over het stof gesproken. Toen Hij tegen Adam en Eva zei wat de gevolgen waren van de zonden. De overtreding. Stof zijn en tot stof nederkeren. Stof zijn. Broos zijn. Ook zeggen dat we zondaar zijn. Gevallen zijn. De hele gedachte van Genesis 3 klinkt hierin door. Geen lot. Geen toeval. Maar straf. Als we dat in eigen leven gaan overdenken, niet alleen antwoord op de catechisatie, of rechtzinnig vaststellen. Als dat waar wordt van binnen, zou je dan nog durven hopen op Gods ontferming?
Hoe het sterven te maken heeft met zondaar zijn. Rechtvaardig over oordeel. Hoe de Vadernaam erbij? Dat lijkt er toch niet bij te passen. Vandaar de Catechismus. Om Christus’ wil mijn God en Vader. Want kan blijven staan. Een reden voor God om Vaderlijke barmhartigheid te tonen.
Voor een die als stof vergaat als vloek op de zonden. Alleen om Jezus’ wil. Anders kan het niet. Als we alleen zouden doen als dat het een feit is, of we zouden het niet weten. Alleen deze tekst en niet Genesis 3. Dan nog te begrijpen. Ach arme wij. Maar als we het wel zien, hebben geleerd. Leren buigen. Ook eigen te maken. Straks een graf gedolven vanwege mijn zonden. Niet een lot maar straf.
En dan toch ene zin te geven aan het woordje want. Wat heeft dat te maken met Gods ontferming? Wat zit erin? Eerder een reden voor Hem om ons weg te doen. De dichter zegt toch nee. Dat is niet wat u ermee moet doen. Als u het in verband met Genesis 3 leest. Niet moedeloos van worden. Waarom niet? Omdat dat liggen onder het oordeel, omdat dat een reden is voor God om zich te ontfermen! U zegt: ik snap er niets van. Ik ook niet. Dat kan dus niet begrepen worden. Het kan wel geweten worden, bewonderd worden. In het geloof. Christus gekomen! Als tussentreder. Psalm 22, in het stof des doods gelegd. Omdat Hij die plaats wilde innemen.
De tekst kan toch een redegevend woord zijn. Rechtvaardig onder de rechtvaardige gloed aan het wegzinken. Toch zal ik Mij ontfermen. Enkel en alleen vanuit Gods vrije wil te verklaren. Alleen vanuit Zijn Vaderlijke bewogenheid te verklaren!
Zo te denken aan je eigen ontbinding. Nare gedachte om eraan te denken. Zoals Job, wormen eten het dode lichaam. Maar bedenk dan dat dat de reden is voor God om u lief te hebben! Maar de goedertierenheid des Heeren is van eeuwigheid over die Hem vrezen. Gods trouw, Gods genade. Verbondstrouw. En dat naar die bloem die knakt.
Wij zouden mensen van 200 jaar niet herkennen en zij ons niet. Als je alles op je in laat werken over de vergankelijk, dan word je totaal depressief. Tenzij als je Gods goederentierenheid ziet! Dan wordt dit aardse leven, wat zo moedeloos kan lijken, juist een aansporing om groot van Hem te denken. Zegen van Hem af te smeken. Want de Heere houdt niet op Zijn Vaderlijke goedheid te schenken. Die blijft. Tenzij als Jezus ongelijk heeft. Twistgesprek met de geleerden. Van wie zal de vrouw zijn in de opstanding? Weten jullie dan niet wat er in de Schrift staat. Exodus 3. God van Abraham, Izak en Jakob. God niet van doden maar van levenden! Ze leven alle drie nog. Geliefden, durft u dan te denken dat Gods goedheid ophoudt als u uw laatste adem uitblaast. Uw leven niet maar ook Zijn Vaderlijke goedheid ook niet.
Het meest negatieve van de Psalm, het sterven, wordt juist een reden om te God te gaan. Hij ontfermt Zich over degenen die Hem vrezen. Staat drie keer in deze Psalm. Want van eeuwigheid tot eeuwigheid is Zij goedertierenheid die Hem vrezen. Respect, eerbied en ontzag. Omdat iemand sterk is kun je respect heeft. Vanuit de liefde. De kracht van iemand kan repect afdwingen. Dat is afgedwongen. Maar de goedheid van iemand ook. Dan gaat dat niet gedwongen. Komt op. Gaat helemaal vanaf. Wanneer u God leert kennen, zou u dan nog kleine gedachten kunnen denken? Zou u dan niet hoge gedachten van God willen hebben? Lees de Psalm thuis nog maar eens na. Vers voor vers. Al die gedachten, trekken, nodigen om Hem te vrezen. Ook Zijn grootheid, macht. Doet allemaal mee. Maar juist omdat Hij Vader genoemd wordt, vanuit die tere, nauwe, verzorging. Als u dit zo overdenkt, laat het ons aan Zijn voeten brengen. Ik verga, verblijf hier maar een klein poosje, met stiekem nog de gedachte vandaag nog niet te sterven, zou je niet tot Hem gaan. Met heel je bestaan, Ademsbestaan, voor Hem te werpen. Op wie ik zo vertrouw dat Hij van alle goed mij verzorgen zal en kwaad van mij weren, zoals de Catechismus leert. ‘Omdat Hij dat doen kan als een Almachtig God en doen wil als een getrouwe Vader.’ Amen.
Woensdag 21 februari 2018 – Hersteld Hervormde Kerk Putten – ds. W. Pieters [Garderen] – Psalm 103 vers 14