Jesaja wijst op Gods verborgenheid, waar de zonde van Israël oorzaak van is. God heeft daar pedagogische redenen voor: Hij wil ons iets leren. Hij blijft trouw, ondanks de ontrouw van het volk. God blijft zich de ‘God Israëls’ noemen. Dat is een groot wonder. Nog groter is dat God de gerechtigheid niet ten koste van de zaligheid laat gaan, maar dat Hij Zijn Zoon zond om de straf te dragen om Zijn volk te redden.
De tekst is vers 15: ‘Voorwaar, Gij zijt een God die Zich verborgen houdt, de God Israëls, de Heiland.’
Het was voor Jesaja een donkere tijd. Profeteert over verlossing uit Babel. Eerst nog ernaar toe. Jesaja 1-39. Oordeel aanzeggen. Daar leeft hij in. Wel over toekomst spreken. Zelf niet meer meemaken. Hij leeft 100-150 jaar voor de ballingschap. Maakt dat zelf niet mee. Wel erover spreken.
Hoofdstuk 40, bekende woorden van troost. Opdracht en bevel. Volk troosten. Een rijk woord. En nodig. Diep in de put. Ellendig aan toe. Een donkere tijd. Door eigen schuld.
En dan is het onverklaarbaar dat de Heere die verlossing laat verkondigen. En bewerken. Verkondigd. Onvoorwaardelijk. Moest wel. Verdienen? Is er niet bij. Is enkel genade en welbehagen en goedheid. Volk niet losgelaten. Is niet eerste keer. Gaat ook over uzelf. Mozes, tijd van de woestijn. Steeds weer dat meemaakte: verzondigde. Voorbede van Mozes. Of tijd richters of koningen. Aaneenschakeling van teleurstellingen. Is verwondering. Wij: geen veer op de hoed. Niet roemen en pochen. Maar wie de Heere blijkt te zijn. En blijft! Dan gloort er hoop. De Heere gaat door.
Daar gaat het over vanaf Jesaja 40. Ook hoofdstuk 45. Niet elk vers even bekend. Wel vers 22. God meent het. Wend u naar Mij toe. Of: keer je om, naar Mij toe. Niet: ga dan maar. Als je dan toch met je gezicht naar de afgoden naar de wereld staat.
Hij wil ze behouden. Dat ook in vers 15. Situatie blijkt complex. Is wat verward. Mensen geen raad mee weten. Profeet mag dat omschrijven. Gij houdt Zich verborgen.
Wonderlijk! Hij is er. Maar verborgen. Toch. Reden hoeven we niet te raden. Onszelf leren kennen en de Schrift en onderwijs van de Geest, antwoord klip en klaar: niet God verbergt Zich voor ons, maar wij voor Hem. Wend je naar Hem toe. Dat heeft alles met verborgenheid te maken. Eerste gebod. Geen andere goden. Is net alsof God zegt: als je dat doet, dan die je Mij niet meer. Dan staat die afgod er tussen. Donker. Iets tussen zon en onze ogen. Reden is bij ons gelegen.
Aan de andere kant ook Gods vrijmacht en wijsheid. Uiteindelijk glinstert ook Zijn genade erin – achteraf blijkt dat. Pedagogische motieven. Volk iets leren. Daar in Babel. Oorzaak ligt bij het volk. Daarom wordt het donker. Bij u een Babeltijd, los van God, zonder God? God verwekt een begeerte. Hij creëert leegte. Laat zien hoe het leven is zonder Hem. Zonde frank en vrij bedrijven? God kwijt?! Kennen we dat? Het missen van God. Donker in ons leven. Efeze 2: zonder God of zonder hoop. Of hoofdstuk 4 van Efeze: Vervreemd en verduisterd. Zoals verloren zoon. Aangezicht afkeert. Ging wel. Kan ook op andere manier. Kerkelijke, nette manier. Zijn wij in het donker zonder God. En dus zonder hoop en toekomst. Dan is het leven zinloos en doelloos. Moge het voor ons zo worden, dat de Heere dat laat zien. In ons hart leegte doen gevoelen. Zinloosheid beleven. En verlangen scheppen God te leren kennen.
Dat is kenmerkend voor een mens. Een mens kan God missen. Er kan een ervaring en besef zijn. Dat we God kwijt zijn. Is er van nature niet. Haat God. Of geneigd God te haten. En toch, verlangt naar bron van geluk en leven, alleen zoekt het buiten God. Bron van mens zijn. Niets kan ons tot rust brengen. Alleen leren dat we uit God zijn. Hem leren kennen. Daarom verbergt de Heere zich.
Het is een klacht. Geen aanklacht. Ook een belijdenis. U bent er. De God van Israël. Volk had Hij verlost. God verbergt Zich. Geen willekeur. Wel vrijmacht. Oorzaak altijd bij het volk en bij ons. Wie heeft er smart over? Mijn God, die Zich verbergt?! Ik ken Hem niet. Of na ontvangen genade, wanneer je Hem kent, dan nu toch verborgen.
Is ook bij Gods kinderen nog zo. Niet alleen voor mensen in Babel. Ook voor kerkganger. Oudste zoon. Natuurlijke mens maar ook na ontvangen genade.
Herinneren zoals Asaf, dat het anders was. Maakt hem moedeloos. Eigen schuld! Ik hoef het u toch niet te zeggen. U weet toch waar het begon? Waar u zonde toeliet. Te druk om aan God te denken? Kwaad tot erger. Hellend vlak. Gestijfd. Herinnering is er wel. Soms zo intens verdrietig. En soms voel je dat niet eens. Mijn God houdt Zich verborgen! Die Zijn liefde schonk…. Zo kan het dus ook. Vers 15 niet voor mensen die God verlaten. Maar ook voor mij.
Woorden niet alleen als feit ter harte nemen. Maar opvoedkundig. Als de Heere het u laat voelen. Realiteit. Kan het donker en moeilijk worden. Niet aan voorbijgaan. Roepen tot God! Toon Uw vriendelijk licht. Psalm 80. Aangezicht tonen, Zijn licht en genade. Hogepriesterlijke zegen. Aangezicht doen lichten. Aangezicht verheffen. De Heere heeft het beloofd. Mag je de Heere op aanroepen.
Verband tekst overziet. Verzen 1-14. De Heere heeft het al gezegd dat Hij dat niet zal blijven doen. Komt vanzelf weer goed?! Gemoed zal niet zo redeneren. Mag het vandaag gebeuren? Als een hert dat schreeuwt. Een aansporing. Hoe goed het was, vergeleken met hoe donker en doe het nu is. Dat de Heere het opnieuw zal bewijzen.
De Heere breekt Zijn trouw niet. Dat wordt hier gebeden en beleden. Israël had een bijzondere plaats. Mijn zoon. Maar toch: afgoden gediend. Israël is eigenlijk niet het Israël Gods. Maar God nog wel de God van Israël. Net als die verloren zoon: opstaan en tegen hem zeggen, vader, maak mij tot een van uw huurlingen. Het is niet zo dat hij die vader niet meer vader noemt. Nee, hij noemt zichzelf niet meer zoon, maar een huurling. Die naam van de vader blijft in tact. De God Israëls. Vele machten hebben geprobeerd daar iets aan te doen. Los te scheuren. Balak en Bileam, vloekspreuken. Zondige verleiding. Zonden, waardoor volk niet met God te maken wil hebben. Maar de naam blijft in tact.
Israël, tienstammenrijk is al weg. Wat is ervan over? Jesaja heeft er veel emotie over. Mat, krank, verwond, ellende. Hoofdstuk 1: als het volk van Sodom en Gomorra. Maar toch: de God van Israël. Dat heeft Jesaja in alle verwondering geschreven. De Heere houdt getrouw Zijn woord. Laat Zijn werk niet varen.
Nu kunnen we redeneren: God blijft toch wel trouw. Die duivel zit van binnen. Maar als je een druppel liefde voelt! Mag ik me opnieuw overgeven. Wel staat erbij: de Heiland. Maar alleen dat Verbond en de naam al! Nee, ik ben het niet waardig. Maak mij tot uw huurlingen. Een plekje in de schuur. Niet een contract, maar een zzp’er, voor een dag. Die jongen weet niet hoe het zal gaan. Hij geeft zich over. Heiland, dat is niet de enige reden. Alleen dat al: dat God zich de God Israëls laat noemen! Wees er verwonderd over! Wilt U met mij te maken hebben? Uw Zoon geven? Uw belofte houden?
Die verwondering klinkt erin door. Maar dan wordt het nog bitterder. Inleven van die naam. Dat is dat eerste: verborgen, en dat is eigen schuld. Die God die zo goed is?! Hoe kan ik Hem zo hebben opgeborgen in de donkerheid? Hoe kan het! Maar dan ook dat laatste: tegen een dieper wordende smart, schittert het allermeeste over de Heiland.
Alles bij elkaar genomen, keer op keer hier gerechtigheid staat. God daar niet buiten om. Helemaal niet tegenin. Wat betekent dat woord? Staat honderden malen in de bijbel. Is een van de kernbegrippen van evangelie en de wet. Heeft te maken met recht. Rechte verhouding tot God. God heeft recht op ons. Gehoorzamen. Tegenovergestelde is onrecht. Is bij God niet gevonden. Past wel bij ons, richting God. Als we het recht niet erkennen. Alles is scheef en krom. God wijkt niet af van het recht. Handhaaft Hij.
Alleen niet ten koste van de zaligheid. Hoe kan dat? Sion zal door recht verlost worden. Hoe kan dat nou? Heil, Heiland, zaligheid. Hoofdstuk 53 geeft het antwoord. Man van smarten. Striemen. Schuldoffer. Verbrijzeld worden. Dat is het antwoord. Bekend? Is het ooit nieuw voor u geworden? Misschien vandaag? Och Heere, ik kan het niet begrijpen, dat u mij, met een verleden als Israël, alleen maar verschrikking…. Wordt nooit gewoon dit. Niet aan wennen. Ook niet na ontvangen genade. Belijdenis. Bepraten? Wordt een wonder, wat het Hem heeft gekost. Zoon uitgestort in de dood. Bedroef tot de dood.
Gerechtigheid strijdt niet tegen dat Heiland-zijn. Wij hadden dat niet kunnen bedenken. Hij gaf het. Wij konden het niet geven. Hij zorgde ervoor. Het gebeurde! Tot eer van Zijn gerechtigheid. Een eeuwige verlossing. Hij zal Zijn trouw bewijzen. Hij zorgde voor een Zaligmaker.
De Geest eigent het toe. Trouw blijven. Terug naar God toe. Dat doet de Geest. Onophoudelijk. Catechismus: door Zijn Geest. De Geest is Zijn kracht. Heilandswerk en gerechtigheid in een.
Heiland. Wat is dat? In Hebreeuws zien we de naam Jezus erin. Net als Jesaja en Jozua. Woord voor Zaligmaker. Hem erin ontdekken! Niet zonder het recht en offer. Wie is die Heiland voor ons? Welke binding met Hem? Dierbaar? Alles waard? Die mij redt uit dodelijke macht? Die ruimte maakt in donkerheid? Schuld betaalt. Macht overwint. Alles hebt Gij gedaan.
Dat is een extra reden om verwonderd zijn (naast verberging en de trouw van God). Hij is een Heiland! Dat wordt onderstreept door eerste woord vers 15. Voorwaar. God kan het laten lopen. Maar Hij is die Heiland. Onze verloren levensgang aan Hem voorleggen. Voorwaar. Is het wel waar? Het is vast niet waar, zegt de duivel. Reden te over om het te ontkennen.
Hij is een volmaakte Heiland! Vanuit OT kan ik dit noemen. Psalm 72. Bergen, heil. Hij zal hun het heil vrolijk op doen dagen. Durf je haast niet te zingen. Mooie berijming! Laten we het met een bevend gemoed zingen. Hemelse vrolijkheid. Dat beleven. Die koning. Die Heiland! Hij overwint, beschermt, regeert! Of koning in Zacharia, hoofstuk 9. Arm, op een ezel. Maar toch: zing vrolijk hij dochter van Jeruzalem. Hij is zo arm. Daarom zo benaderbaar. Hoeft u uw schuld niet te bedekken. Niet zelf schoonwassen. Leg het neer voor Hem. Wie is die koning? Zacharia 13. Bekende woorden, vers 7. Zwaak, ontwaak tegen de Herder, man die mijn metgezel is. Hoe oneindig klein is een mens tegenover de schepper. Metgezel: Min gelijke, op zelfde hoofd. OT: zo diep en raadselachtig. Godmens. Waarachtig God en mens. Zegt u: dat begrijp ik niet? Ik ook niet. Hij is hoog verheven?! Nee! Zwaard, ontwaak. Geen stok. Maar een zwaard. Dood.
Hij. Dat is die Heiland. Hij is beschikbaar. Ja, maar…. U heeft genoeg ja-maars. Gaat u door? Ik wacht er niet op. Toch, vers 22. Toch nog een ja-maar? Vers 25. Gerechtvaardigd in God. Erfgenaam worden.
Jesaja leefde in een donkere tijd. Godsverduistering. Volk keerde zich af. Redenen om te wenen en treuren. Stoppen met preken. Maar toch. Die Heiland. Amen.
Aansluitend dankgebed. Daarna zingen Psalm 80 vers 1 en 11. ‘Ik zou ook al de verzen kunnen opgeven om te zingen, want die gaan over de preek, maar dat doe ik maar niet.’
1.
Neem Isrels Herder, neem ter oren;
Die Jozefs kroost, door U verkoren,
Als schapen gunstig hebt geleid;
Die enen troon van heiligheid
U tussen Cherubs hebt gesticht;
Verschijn weer blinkend met Uw licht.2.
Die glans straal’ Efraim in d’ ogen;
Toon Benjamin Uw groot vermogen;
Verlos Manasse tot Uw eer.
Getrouwe Herder, breng ons weer;
Verlos ons, toon ons ’t lieflijk licht
Van Uw vertroostend’ aangezicht.3.
Hoe lang, o Heer’ der legermachten,
Verwerpt Gij, toornig, onze klachten?
Hoe lang verlaat G’ ons in den nood?
Gij spijst Uw volk met tranenbrood;
Gij drenkt het in zijn jammerstaat,
Met tranen, uit een volle maat.4.
In ’t bitter leed, dat wij verduren,
Zien w’ ons aan onze nageburen;
Helaas, door U ten schimp gesteld,
Ons door hun twisten neergeveld.
Wij zien, daar ons hun haat vertreedt,
Hen spotten om ons harteleed.5.
Laat ons, o God der legermachten,
Niet vruchtloos op Uw bijstand wachten.
Ga onzen haatren zelf te keer;
Getrouwe Herder, breng ons weer;
Verlos ons; toon ons ’t lieflijk licht
Van Uw vertroostend aangezicht.6.
Gij vondt in ons een welbehagen;
Gij bracht, o God, in vroeger dagen,
Uw wijnstok uit Egypteland
Gij zelf hebt gunstig hem geplant,
Voor hem de volken uitgeroeid,
Hem plaats bereid, hem mild besproeid.7.
Hij heeft zijn wortels uitgeschoten;
De bergen werden door zijn loten,
Als waren ’t ceedren, overdekt;
Hij heeft zijn ranken uitgestrekt,
In zijnen bloei en frissen staat,
Tot aan de zee, tot aan d’ Eufraat.8.
Waarom hebt Gij zijn muur verbroken,
Hem van Uw zorg en hulp verstoken?
Men plukt, men trapt hem met den voet.
Het boszwijn heeft hem omgewroet;
Het wild gediert’ hem afgeweid;
Daar ’t zich door ’t ganse land verspreid.9.
Keer weer, o God der legermachten,
Tot ons, die op Uw bijstand wachten.
Zie uit den hogen hemel neer,
Herstel Uw wijnstok als weleer,
Den stam ter liefd’ Uws Zoons geplant,
Dien Gij gesterkt hebt door Uw hand.10.
Hij ligt verbrand en afgehouwen.
Als Gij verwoest, wie zal dan bouwen?
Uw hand zij over ’s mensen Zoon,
Dien G’ U gesterkt hebt tot den troon;
Zo leven wij, door U bevrijd,
Altoos aan Uwen dienst gewijd.11.
Behoud ons, Heer’ der legermachten,
Zo zullen w’ ons voor afval wachten;
Zo knielen w’ altoos voor U neer.
Getrouwe Herder, breng ons weer;
Verlos ons, toon ons ’t lieflijk licht
Van Uw vertroostend aangezicht.
Hervormde Kerk Reeuwijk, donderdag 5 juli 2018, 19:45 uur. Dienst georganiseerd door Stichting Rehoboth.