Noach kreeg van God de opdracht een Ark te bouwen. Hij vreesde omdat hij de waarschuwing en belofte van God serieus nam. Hij is ons ten voorbeeld, in het kinderlijk geloven van Gods stem. Wie in geloofsgehoorzaamheid de Heere volgt, heeft een eenvoudig leven. Jezus haalt de geschiedenis van Noach aan om ons te waarschuwen voorbereid te zijn, niet alleen op de wederkomst, maar nú al, om Hem te ontmoeten. Door het geloof in de belofte heeft Noach Christus omhelst, en het is hem tot eeuwige winst geworden.
‘Door het geloof heeft Noach, door Goddelijke aanspraak vermaand zijnde van de dingen, die nog niet gezien werden, en bevreesd geworden zijnde, de ark toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin; door welke ark hij de wereld heeft veroordeeld, en is geworden een erfgenaam der rechtvaardigheid, die naar het geloof is.’
Van Noach, gemeente, lezen wij drie dingen.
- Zijn geloofsbeleving: dat hij hoorde, gewaarschuwd werd, vreesde
- Zijn geloofsdaad: dat hij de ark heeft toebereid voor zijn gezin en de mensen van de wereld om hem heen heeft veroordeeld
- Zijn geloofsvrucht: dat hij erfgenaam is geworden van de rechtvaardigheid die uit het geloof is, die door het geloof is, die naar het geloof is (staat er)
Wij kennen de geschiedenis van Noach. Jezus haalt ‘m aan als waarschuwing, als Hij het heeft over de terugkeer die aanstaande is. De dagen voorafgaand aan de wederkomst vergelijkt Hij met de dagen voorafgaand aan de zondvloed. En de dag van de wederkomst met de dag van het begin van de zondvloed. Er blijken lessen te liggen in de geschiedenis van lang geleden. Het is dus niet zo dat iemand Genesis leest met geschiedkundige interesse. Zoals Genesis 6, 7 en 8: de allesverdervende zondvloed.
De eeuwen door is er veel over gedacht, geschreven, gespot. Ook in de dagen van Noach. Gespot met die onderneming. Zo’n grote boot van honderden meters lang te bouwen. En dat op het droge?! Zoals ze nog nooit een boot gezien hadden. Wat een dwaasheid.
Maar ook na die tijd. Het kan niet waar zijn dat al dat water op de aarde stond, tot meters boven de hoogste toppen. Maar ze vergeten dat de bergen niet zo hoog waren als nu. Het kan heel goed. Als de zeebodem omhoog komt en de bergen zo hoog nog niet waren, is het niet onmogelijk dat de aardbol bedekt werd met meters water.
Maar het gaat niet of wij het kunnen begrijpen of uitleggen (al is dat goed, er zijn boeken over geschreven en de Ark is nagebouwd, kun je zien hoeveel dieren en voedsel erin kon), maar daar gaat het niet om.
Jezus legt in Mattheus 24, wanneer het gaat over de verwoesting van Jeruzalem, en in één blik het zicht valt op de terugkeer van Jezus. Zoals de dagen van Sodom. Hij haalt de dag van Noach aan. De mensen waren met van alles en nog wat bezig. Hij noemt geen zondige dingen: niet moorden en stelen. Maar: bouwen, planten, er waren trouwerijen. Goede en gewone dingen. Maar. Ze dachten er niet aan dat het zou kunnen waar zijn, wat Noach door die Ark te bouwen tegen hen zei.
1. Noachs geloofsbeleving
Waarom deed Noach dat? Het eerste punt waar het over gaat in de tekst. Daar gaat het steeds over. Die activiteit in de beleving, in de relatie tot God. Noach werd door God toegesproken. Vermaand (als je naar het Grieks kijkt in de grondtaal). Hij kreeg een Godswoord. Een waarschuwing, een dreiging, dat was het hier zeker.
Noach werd bevreesd. Waarom? Omdat hij het geloofde. Als wij ‘geloven’ en ‘vrezen’ bij elkaar zien staan, kan je afvragen of die twee wel bij elkaar horen. Geloven is vertrouwen. En vrees is bang zijn. Het lijkt het tegenovergestelde. Maar dat is maar net in welke situatie er sprake is van geloofsvertrouwen.
Als iemand mij belooft te zullen helpen bij het eerstvolgende probleem, past vrees niet. Hij zal mij helpen. Maar vertrouwen, ten aanzien van iemand die iets tegen me zegt, en het gaat over een bedreiging. Pas op, er komt dat en noodweer of wat dan ook. En ik vertrouw die man. Hij waarschuwt daar tegen. Dat is het vertrouwen juist de reden dat ik bang ben. Als ik het gevaar niet zie, er is geen aanwijzing dat het zou kunnen komen, en ik vertrouw hem niet, dan hoef ik niet bang te zijn. Maar omdat ik hem wel geloof, word ik bang voor dat waarvoor hij mij waarschuwt.
Zo is het niet. Bevreesd geworden zijnde. Noach heeft geloof gehecht. Niet dat hij de teken der tijden kon uitleggen. Of geologisch het kon begrijpen. Dat het waarschijnlijk zou gebeuren. Nee. Het was zeer onwaarschijnlijk, ongehoord, nog nooit gebeurd. Dat geloven, is niet gegrond op redeneren of begrijpen.
Waar is dat geloof op gegrond? Geloof heeft geen grond dan alleen in God. Omdat God zelf overmachtig overkomt. Zich bewijst. Zijn aanwezigheid, waarachtigheid, betrouwbaarheid. Zodat je niet anders meer kunt, dan het geloven.
Dat is ook waar wij de Heere om mogen vragen. Geloven in wat Hij zegt. Niet alleen de belofte of bedreiging, zoals in de tekst van vanmorgen, in de eerste plaats.
Niet alleen, God belooft ook een ark en behoud van zijn gezin. Dat geloofde hij ook. De bedreiging en belofte voor waar houden – anders was hij niet aan de Ark begonnen. Mag ik leren geloven wat U aan dreigwoorden en waarschuwingen in de Bijbel hebt staan? Het Woord blijkt al zoveel eeuwen waar. Heere, gebruikt U dat woord, dat ik het eens geloven zal. Onze verantwoordelijkheid is dat wij het Woord voor waar houden. Maar het is Zijn gave, dat het ook metterdaad gebeurd, dat u gaat geloven.
Wat staat er in de Bijbel aan dreigingen? Jezus haalt de geschiedenis aan, als het gaat om het eindgericht. Hij waarschuwt ervoor. Wij moeten klaarstaan om Zijn komst te verwachten. Ten gerichte. Als rechter. Om te oordelen! En, gelooft u dat? Houdt u daar rekening mee? Bent u daar klaar voor? Zijn alle dingen voor die grote ontmoeting, tussen God en u, in orde? Bij de wederkomst, of als eerder uw sterfdag is. Dat is eigenlijk zomaar, uit de geschiedenis (zoals Jezus het gebruikt) een voorbeeld van een dreigwoord. Houdt u dat voor waar? Of u doet zoals Noach doet: ervoor vrezen. Of gaat er bij u of jou, dat je zegt: het zal wel.
Ze zullen er geweest zijn, die mensen. Waar doe je dit voor? Wat gebeurt hier? Natuurlijk gesprekken erover. Noach heeft het verteld. Dat blijkt wat Petrus schrijft in 2 Petrus 2:5. Noach was een prediker der gerechtigheid. Noach heeft verteld wat hij deed en waarom. Het zal wel?! Er zijn er vanmorgen in Garderen die zeggen over de wederkomst: het zal wel. Als het gaat over sterven. Er zal wel niemand zo dwaas zijn die zegt dat wij niet sterven. Maar het zal nog een poosje duren. Het zal wel, zo redeneerden ze. Noach zegt het wel, maar och, het valt wel mee. Hoe kom je er bij? Dat heeft God gezegd. Ja. En hoe weet je dat? Ja dat weet ik zeker. Hoe dan? Ja dat kan ik niet uitleggen. Dat is persoonlijk. Subjectief: wat de persoon betreft. Hij ervaart, vindt, ziet het zo. Jij jouw godsdienst en ideeën, ik de mijne. Niet objectief, niet een werkelijkheid die iedereen zien kan. Maar tot de zondvloed aanbreekt, dan blijkt het toch objectief te zijn!
Hoe ga je dat nou bewijzen, zo goed als het u niet lukt om de godheid van Jezus te bewijzen of dat Hij weer zal komen op de wolken des hemels, zo lukte Noach het niet. De godsspraak kwam werkelijk van God. Dat moet je geloven. Maar de mensen geloofden hem niet. Ze hadden het niet zelf gehoord. Daar konden ze niets aan doen? Dat is in zekere zin waar. Als iemand nu het kerkgebouw zou binnen stappen en zou zeggen: ik heb van God gekregen dat de wereld over 10 dagen vergaat, dan zitten wij ook allemaal (en ik ook) te kijken van: dat zal wel, wat moet ik daarmee, daar kan ik niets mee.
Ik heb dat eens meegemaakt, net uit de kerk, donderdagavond in Reeuwijk. Een man stond bij de auto te wachten. Hij zei: dominee, weet u wel dat Jezus over 13 dagen terugkomt en dat dan de wereld vergaat? Die man keek zo ernstig. Hij meende het. Het was geen spotvogel. Ja, wat moest ik nou zeggen? Ik heb hem dit gezegd: ik weet het niet. Maar ik weet wel, als ik vanavond naar huis rijd (naar Genemuiden), ik vanavond kan omkomen. Ik moet niet pas over 13 dagen bereid zijn, maar nú.
Kijk, dat was wat die mensen wel hadden kunnen beseffen in de dagen van Noach. Zij hadden misschien wel niet zomaar geloofd dat er een wereldwijde catastrofe zou komen. Maar, áls die ramp komt, Noach, zoals jij zegt, dan ben ik er klaar voor. Al zou het vreselijk zijn, wat betreft de omstandigheden, ik hoef niet bang te zijn, als een zondvloed mij het leven beneemt, zoals toen in de vloed, de stormramp van 1953. Daarin kwamen 1.800 mensen om. En één van hen was Leendert Potappel (ouderling van de Oud Gereformeerde Gemeente van Stavenisse). Een man die vanaf 6 jaar de Heere eerbiedig vreesde, als kind al. Daar hoef je 60 voor te zijn, of 16; maar met 6 al. Die is in die nacht ook omgekomen. Maar toch bewaard. Zoals Abel en Henoch. Henoch werd niet vermoord, Abel wel. Beide zijn bewaard. Zo is het ook wanneer er op die dag van de zondvloed, als er mensen zijn geweest, die ver weg woonden, die het niet wisten (ik noem maar een voorbeeld), maar wel de Heere vreesden, dan zijn ze wel verdronken, maar toch bewaard. Zo is het ook vandaag, u kunt niet altijd geloven wat mensen zeggen, als u maar bereid bent. Niet over 13 dagen, zoals die man in Reeuwijk zei. Niet vanavond, maar vanmorgen al.
Noach bevreesd geworden zijnde. Waarom? Omdat hij het Woord geloofde. Het Griekse woord betekent niet alleen bang zijn, voor wat er komt, voor die watervloed. Maar ook godsvreze, eerbied voor de Heere. In hoofdstuk 5 staat het ook: vreze van Christus. En in hoofdstuk 12 staat het ook. God eerbiedig vrezen. De vreze des Heeren, waar het Oude Testament het over heeft. Kent u daar iets van? Eerbied voor Gods stem. Voor Zijn Woord, geboden. Diep respect, omdat U de Schepper van het groot heelal bent. Dat U hebt verdragen en verzorgd. Diep respect en eerbied voor U. Dat betekent het woord, vrezen.
Wij maken nog wel eens onderscheid door een bijvoeglijk naamwoord erbij te plaatsen: kinderlijk of slaafs. Slaafs vrezen, dan ben je bang voor de straf. Op zich niet slecht. Ik zou willen dat het er meer was, in plaats van helemaal niet God vrezen, helemaal geen rekening met Hem houden, helemaal geen rekening met Hem houden. Maar toch, die slaafse vrees is niet het eigenlijke.
Hier gaat het over het kinderlijke. Er is vertrouwen en liefde. Liefde voor de Heere. We lazen in hoofdstuk 6 dat Noach wandelde met God. Henoch deed dat ook. Noach had zijn bezigheden voor zijn gezin. Maar hij wandelde met God. Hij werd wakker en begon met God. En ’s avonds ging het nog steeds om God. Hoe gaat het in uw vrije tijd en werk en school? Wandelen, leven met God. Uit liefde dus. Daarom betekent de kinderlijke vreze: met liefde en vertrouwen, eerbied hebben, als een kind voor de Hemelse Vader. Als U het zegt, dat ik een Ark moet bouwen, dan zal ik het doen. Ja, maar heb je daar verstand van, van boten bouwen? Nee. Kan iemand je onderwijzen? Daar gaat het niet om. Als God zegt dat het 150 meter lang moet zijn, dan is dat gewoon zo. Niet ‘gewoon’ in de betekenis van zoals wij dat gebruiken. Maar in het geloof, zo gewoon, dat het helemaal bij het geloof hoort. Alleen maar rekening houden met Hem. Niet ons oor te luister leggen bij mensen. Maar Heere, als U het zegt, doe ik het. Die Ark was geen uitvinding van Noach. Laat ik zorgen voor een reddingsboot. Nee. God zegt precies hoe.
2. Noachs geloofsdaad
Noach doet het. Hij gehoorzaamde. Abraham wordt genoemd in hoofdstuk 11 van deze brief, vers 8. Abraham gehoorzaamde, Noach ook. Alle kinderen van God lijken op elkaar. Zeker, de omstandigheden waren anders. Abraham moest vertrekken uit Ur, naar een onbekend land. Noach een Ark bouwen, zoals nog nooit eerder gebeurd was, zo’n schip. En toch precies hetzelfde: ze gehoorzaamden. Ze deden wat God zei. Daar eindigde het laatste vers van de schriftlezing mee (Genesis 6): en Noach deed wat de Heere gezegd had. Wat een een wonderlijk eenvoudig leven krijgt u als u het geloofsleven van de geloofsgehoorzaamheid, van maandagmorgen tot zaterdagavond en zondag, in praktijk mag brengen. Is dat makkelijk? Niet als je denkt: ik ben alleen.
We lezen niet dat er meer waren, in de tijd van Noach. Die zijn zeer waarschijnlijk gestorven voordat de zondvloed kwam. We lezen niet dat iemand hem steunde, raad gaf, bemoedigde. Niets lezen we daarover. Het was best wel heel moeilijk. Geloofsgehoorzaamheid: als jij vindt dat het zo moet of hoort, terwijl iedereen iets anders wil. Maar hoe makkelijk, als je niets zelf hoeft te bedenken. Heere, wilt U mij aanwijzen, hoe ik mijn leven moet inrichten: huwelijkskeuze, beroepskeuze, plaats van woning. En dan toch, Heere wilt U mij de weg wijzen? Is dat moeilijk. Vraag dat aan een kind. Gehoorzamen is niet makkelijk. Als pa zegt wat jij wilt, dan is het niet moeilijk. Maar als pa iets anders zegt dan wat jij wilt. Dan moet er veel overwonnen worden – in de gezinssituatie kan dat makkelijk overwonnen worden. Maar geestelijk. Wat moet er overwonnen worden? Om die Ark te gaan bouwen? Een hele hoop ja-maars, van het verstand, want dat is een van de dingen waar nogal eens de hindernis ligt. Geloofsgehoorzaamheid aan wat God beloofd. Klopt dat wel? Kan dat wel? Al die stemmen moeten het zwijgen opgelegd worden. Niet dat ik niet nadenk en domweg doe alsof dat er niet is. Maar je verstand wel onderwerpen. U beveelt mij dit, mijn verstand zegt dit, wilt U mij leren gelovig U te vertrouwen, dat U wijs bent, in wat U beveelt. En gelovig U te gehoorzamen, in het pad van Uw bevelen. Niet dat ik het altijd begrijp – dat hoeft ook niet altijd, maar omdat God goed is en wijs.
Hij bouwt een Ark – tot behoud van zijn huisgezin (SV). Niet huis, als plaats waar hij woont. Nee, de muren zijn ook omgekomen. Zijn huisgezin is ook behouden. In Handelingen 16 staat hetzelfde woord, over Lydia. Dat ze gedoopt werd met haar hele huis. Daar hadden de Statenvertalers ook van kunnen maken: huisgezin. Want daar gaat het dan om he: niet het huis waar ze woont, maar de mensen die bij haar wonen.
Zomaar een vraag tussendoor: vaders en moeders in ons midden en grootouders, hoeveel zorg besteden wij aan het behoud van ons gezin? Dat is toch een vraag waar je met schoolkeuze, beroepskeuze, opvoeding elke dag mee te maken hebt. Hoeveel moeite, gebed, godzalig voorbeeld. Allemaal tot behoud van mijn gezin. In het Grieks staat er voor behoudenis ‘zaligheid’. Het was tot zaligheid. Of ook, een ieder van die 8, zalig is geworden, heeft de tekst het niet over. Maar het doel was duidelijk.
Petrus gebruikt in de 1e brief (1 Petrus 3:19) de Ark als beeld van de Doop. De Doop is tot behoud. Tot zaligheid gericht. De Doop heeft het over vergeving van zonden en eeuwig leven. Dat betekent niet dat iedereen die gedoopt wordt, behouden wordt. Tot zaligheid gericht, daar is het op gericht. Tot zaligheid van zijn gezin. Van zijn drie zonen, drie schoondochters, zijn vrouw en hemzelf. Die Ark heeft hem niet zalig gemaakt. Maar gericht op het behoud. Hoe dan? De genadetijd en genademiddelen hebben het doel zalig te maken. Op zichzelf doen ze het niet. De Heere werkt het uit – ook in het gezin van Noach. Hoe en wie precies, weten we niet. De vrouw van Noach, dat weten we niet, was ze als de vrouw van Lot of Job? En die vrouwen van Sem, Cham en Jafeth, al evenmin. Maar de richting van de Ark was: zaligheid. De richting van de Doop is: zaligheid. Het verloren gaan met die Doop, zoals Cham verloren is gegaan nádat hij uit de Ark is gekomen (zoals het erop lijkt, laat ik voorzichtig zijn). Wel in de Ark geweest, toch omgekomen. Wel gedoopt, waar het in het Doopformulier over gaat, in het gebed. Ach gemeente, wat zal dat erg zijn. Zondvloed meegemaakt, behoud voor het lichaam, maar toch de zaligheid. Toch de Heere niet wilt dienen, toch eigen baas wilt blijven.
Noach heeft de Ark toebereid. Klaargemaakt. Duurde 100 jaar ongeveer. Er staan twee getallen in de bijbel: 100 en 120 jaar. Noach had de tijd. Het was een moeilijke tijd. Om te blijven gehoorzamen. Waar ben ik nou mee bezig? Iedereen zegt: Noach, stop er mee. Mijn verstand zegt het ook. Geloofsvolharding, 100 jaar lang. Hebt u nog niet gedaan he? Noach wel he. Wat een kracht heeft het geloof dan, door de gave Gods, tegen alles in. 100 jaar lang.
En, hij heeft de wereld veroordeeld. 2 Petrus 2: Noach was een prediker der gerechtigheid. Al zou hij niets gezegd hebben, hij zei toch wat met elke hamerslag en plank. Het was steeds een preek. Een zichtbare preek. Hij zal het ook wel gezegd hebben. Genodigd, gewaarschuwd. Hij heeft erover gesproken.
Was die Ark dan ook voor anderen? Wij komen daar niet helemaal uit. Niet iedereen kon in de Ark. Maar als iemand zou hebben gevraagd: mag ik ook mee? Dan zeg ik: ja, dan had hij mee gemogen. Waar baseer ik dat op? Nou, dan denk ik aan het woord van Mattheus 11, Jezus zegt tegen Kapernaüm, Chorazin en Bethsaïda: als in Tyrus en Sidon de krachten geschied waren die in u geschied zijn (die wonderen), zij zouden zich allang in zak en as bekeerd hebben. En als in Sodom en Gomorra die wonderen waren geschied die in u geschied zijn, zij zou tot op de huidige dag zijn gebleven. Zo mag ik zeggen: als er een van Noachs tijdgenoten was gekomen, op een avond, die zei: Noach, ik geloof vast dat u gelijk hebt, man. Mag ik mee? Ja, dan zou hij niet zijn geweigerd. Menselijk gesproken. Maar wel zoals Jezus het zegt. Niemand wordt geweigerd om met berouw, schuldverslagenheid, in geloof tot Christus (de eigenlijke Ark) de toevlucht te nemen. Heere, mag ik nog aan boord, aan Uw reddingsboot, U de grote redder?
Maar, zij luisterden niet. En zo heeft Noach de wereld veroordeeld. Er staat een woord dat betekent verdoemd. In Romeinen 8 staat: zo is er dan geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, dan staat daar hetzelfde woord. Verdoemd. Hun ongeloof, onachtzaamheid, met God geen rekening houden. O, elke gelovige vader, opa of oma, wanneer onze praktijk is naar het Woord, veroordelen wij de wereld. Dat geeft aan waarom de wereld soms zo venijnig reageert. Christenen doen het anders. Huwelijksmoraal, eerlijk zijn, hulpvaardig zijn. Je veroordeelt de wereld – die wijkt af.
3. Noachs geloofsvrucht
Wat was de vrucht? Dat staat aan het einde: een erfgenaam van de rechtvaardigheid. Niet verdiend. Bezeten (volgens de grondtaal). God schonk het niet voor een tijdje, als een leengoed. God pakt het nooit meer af. Maria heeft het goede deel uitgekozen dat niet meer van haar weggenomen zal worden. Je mag het altijd houden – ook als straks de dood komt. Al zou je het rijkste, duurste hebben, dan heb je het niet meer. Maar dit goed, blijft. Eigenaar, bezitter voor eeuwig. Wat is dat dan? Rechtvaardig.
In overeenstemming met Gods wil en wet. Zo zijn wij geschapen. Adam en Eva leefden zo. En Noach. Tot twee keer toe lezen we dat over Noach: Noach was een rechtvaardig man. In hoofdstuk 7: U hebt ik rechtvaardig gezien. In overeenstemming met Gods wil. Hoe kan dat? Paulus zegt: naar het geloof. Naar betekent in overeenstemming met het geloof. Wat is dat? In een woord: Christus. Wist Noach daarvan? Ja, maar… Heeft het bouwen van de Ark met Christus te maken? Vele vragen waarop de bijbel ons, nieuwsgierige aagjes als we zijn, geen antwoord geeft. Maar toch zijn de lijnen duidelijk.
Ik denk aan een voorbeeld, namelijk: het volgende is Abraham. Hij keek naar de sterren. Er staat dat hij geloofde. Hij geloofde wat God beloofde. En dan staat er: God rekende het hem tot gerechtigheid. Toen ontving hij deel aan de gerechtigheid van het geloof. Dat is Christus. Hoeveel Abraham ervan zag? Heel wat. Noach ietsje minder, misschien, maar genoeg. En Abel zag het ook, in het lam dat hij slachtte. En Henoch. Hoe dan ook. Het staat er niet bij. Maar ze hebben Christus in de belofte omhelst. Christus in de belofte aangenomen. Christus in de belofte zich toegeëigend. Als hun Zaligmaker en Koning erkend. Ze zijn daardoor zalig geworden.
Ben je dan rijk of niet rijk? Je huis en huisraad gaat eraan en nou ja, je mag in een Ark. Anderhalf jaar ofzo. Of een jaar. Heel lange tijd. Een drijvende doodskist lijkt het wel. Is dat nou zo geweldigs? Nee. En daarna? Hoofdstuk 8, och mensen, de nodige ellende: Noach dronken enzo. Hier is het toch niet. Hoe rijk ben je Noach? Noach wist het (wat in het vervolg van het hoofdstuk staat): uitziende naar de stad die fundamenten heeft, het Hemelse Vaderland, te zoeken. Noach heeft uitgezien: straks zal ik met Henoch, misschien niet zoals hij, maar toch eeuwig delen in de erfenis. Net als de eerste martelaar, Abel. En tot op de laatste dag: met allen die met Noach de Heere geloven in Zijn woord van waarschuwing en belofte geloven, en woord van opdracht en bevel gehoorzamen, in de vreze des Heeren wandelen en zo aan Zijn hand gaan. Al diegenen, jong en oud, die zullen erfgenaam worden van het eeuwige leven. Amen.
Hersteld Hervormde Gemeente Garderen, 31 augustus 2014, 9:30 uur. Schriftlezing Genesis 6.