Daniël bidt tot God om vergeving. Niet op een goedkope manier, alsof het vanzelfsprekend is. Zonde heeft te maken met tegen God gericht zijn. Dat komt sterk naar voren in het gebed van Daniël. Wij hebben de relatie met Hem verbroken (en doen dat nog altijd), maar er is alle reden om naar God toe te gaan om dat Hij zijn volk niet loslaat!
De tekst is Daniël 9 vers 9: ‘Bij den Heere, onzen God, zijn de barmhartigheden en vergevingen, alhoewel wij tegen Hem gerebelleerd hebben.’
Wij hebben het gezongen: ‘ach wanneer?’. Je kunt lang wachten. Lijkt tevergeefs. Maar de dichter zegt te hopen op het woord. Enige reden dat de morgen komt. Zo was het bij Daniël. Uit de boeken van Jeremia wist dat ballingschap 70 jaar duurde.
Vanaf begin bij betrokken. Jonge man. Toen al in vrede des Heeren. Zo doorgegaan. De Heere begenadigde hem. Gebruikte hem. Na zijn dood ook nog. Zijn boek tot zegen.
Daniël was een groot man in koninkrijk Darius. En kleine man voor Gods aangezicht. Nam boeken ter harte. Ook van Jeremia. Zoveel over oordelen en gericht. En ook verlossing. God zou trouw bewaren. Genade bewijzen. Daniël trekt niet de conclusie dat het wel goed zou komen. En verder wacht hij maar af.
Zo kunnen wij redeneren. Als God het belooft… Zal het gebeuren. Kunnen we op wachten?! Daniël gaat bidden. Als je op omstandigheden zou letten. Weinig mensen wisten het zoals Daniël. Dan is er geen reden dat het ooit zou gebeuren. Dan kan de Heere het wel zeggen, maar hoe dan? Welke aanleiding in de omstandigheden? Hopen op bevrijding? Wie moest ze bevrijden? Een nieuwe Mozes? Daniël wist: al kan ik redeneren, of vanuit beloften denken, als ik mijn mogelijkheden als maatstaf maakt, bidden dan zinloos is?! Hij laat zich niet ringeloren. Twijfel in ons hart? Toch bidden.
Op de laagste plaats. Hij vernedert zich. Zak en as. Daniël toch in het spoor van Gods woord wandelde. Hij vreesde de Heere. Daniël voorbidder voor zijn volk? We hebben het gehoord. Toonzetting is: wij hebben gezondigd. Betrekt zichzelf erin. Kennen we dat? Kennen al Gods kinderen. Zijn geen haar beter. Jeremia moest zijn stem laten horen. Daarvoor ook al. Bedreigingen legden ze naast zich neer. Voorgeslacht. Ja, ze zijn slecht. Heel slecht. Maar niet slechter dan ik. Belijdenis goed beleden? Doen we dat mee? Als dominee veel ware woorden spreken? Maar is het waar van binnen? Hoeft u mij niet op te onderzoeken en ik u niet, maar ieder zichzelf. Zeggen we het met Daniël mee? Wij hebben gezondigd?
Staat er heel vaak. Met verschillende woorden. Gaat over maar een zaak: samenvatten met het woord in vers 9, afgesleten woord, wij hebben gezondigd. Vaak herhaald. Nog een keer belijdt. Kan misschien wat bevreemdend? Overtollig? Nee dat geloven we niet. Gestalte van verootmoediging. Schuldbeleving is dieper dan schuldbeleving. Die plaats innemen, dan geen nodeloze herhaling. Steeds weer belijden. Ook schuld van voorgeslacht en hemzelf. Diepe droefheid. Grote nood. Hij kon er niet maar over ophouden. Wij herkennen dat wel in gewone leven. Echt iemand verdriet gedaan? Belijdt het. Kan het zijn dat je het nog een keer zegt. Hoe verkeerd je was. Omdat je het zo erg vindt. Onszelf op dit punt onderzoeken. Herhalen uit smart.
Waar heeft Daniël het over? Hij noemt geen voorbeelden. Bijvoorbeeld: afgoden gediend. Jeremia noemt het vaak. Zoveel straten als afgoden. Of zedelijk terrein. Of onrecht. Financieel of in rechtspraak. Die voorbeelden vinden we in profeten. Heel concreet, praktijk. Wat er mis ging. Waarin volk de wet verliet. Daniël doet dat niet. Hij gaat naar de aard en karakter van de zonde.
Hij noemt zonden in relatie. Tot God. Zonde heeft met God te maken. Beledigen van de Heere. Niet gehoord. Ongehoorzaam. Gerebelleerd. Niet concrete feiten. Niet op dat en dat punt. Maar wat die zonden waren: ze waren tegen God gericht. David zegt dat ook in Psalm 51. Zonde tegen Uría? David: tegen U alleen gezondigd. Ook tegen Uría en Batseba. Menselijke relaties, daar heeft zonde ook mee te maken. Kern zondigen is tegen God gericht zijn. Hem niet erkennen, vertrouwen, liefhebben.
Die relatie is stuk gemaakt door ons. Wij doen er alles aan om die relatie stuk te laten. Daniël wijst er op. U naar de kroon gestoken! U op het hart getrapt. U in Uw deugden gekrenkt. Laten we eens tot onszelf inkeren. Denken aan onze zonden. Vandaag of vroeger. Concreet benoemen. Mensen oneerlijk behandeld. Roddel. U weet voorbeelden te noemen. Niet daarbij te blijven. Ook daarin (toen ik dit of dat kwaad deed) dat ik toen God beledigde? De Heere verwekt tot toorn. Dat is kenmerkend voor belijdenis van Daniël.
Zondaar die verzoening zoekt. Niet zozeer voor intermenselijke aspect. Al is dat niet onbelangrijk. Maar gaat over tussen God en ons. Hebben we daar behoefte aan? Deze vraag eerlijk beantwoorden: smart het ons dat we God met zonden (woorden, gedachten, begeerte) smart hebben aangedaan? Schuld ons met schrik vervuld? Psalm 79. Bij te denken: met smart vervuld. Echt verdriet gedaan?! Niet omdat de toorn zo erg is. Of straf zo ontzettend is. Maar omdat de Heere door ons zo is beledigd. Als bij Daniël, vanuit liefde tot God. Als vrucht van de liefde van God. Daarom zo’n smart. Niet smart-aspect. Daniël belijdt en herhaalt het.
Daarin komt ander punt aan de orde. Vraag die in die tijd speelde. Bij volk Juda. Is het terecht dat wij zo gestrafd worden? Daniël: bij U is de gerechtigheid. U doet zoals wij verdienen. Of dat nog niet eens. God straft niet te zwaar!
Moeilijke dingen meemaken. Verdriet, rouw, teleurstelling. Al dat kwaad, rampen, noden. We kunnen een ander niet overtuigen als we zeggen dat het te maken heeft met onze zonde. Wonder als je op dat aspect zo leert buigen als Daniël. Dat vreselijke wat ons overkomt. Erger dan ooit gebeurd! Dat dat rechtvaardig is. Verdiend. Beantwoordde aan onze zonden en schuld. Voorrecht als we niet mopperen. God niets verwijten.
Dit is nodig om eerste deel van onze tekst te verstaan. Zomaar een belijdenis. Zegt hij: bij de Heere zijn de barmhartigheden en de vergevingen. Hoe komt hij daarbij? Gezongen in Psalm 130. Omdat het woord het zegt. Laten we het woord onderzoeken. Geloof ik (als mijn geweten mij aanklaagt en ik Hem niet onder ogen durf te komen?) dat ik dan toch geloof en belijd wat vers 9 zegt.
U hebt het misschien van uw ouders gehoord. In de kerk gehoord. Gelooft u het ook? In die zin, niet zomaar onbetrokken als toeschouwer? Niet alleen voor waar houden. Maar vanuit verwondering. Hoe is het mogelijk! Hier staat ons verstand vol eerbied stil. Wonder. Is niet te verklaren vanuit ons volk. Naar onszelf kijken. Besef hebben wie we zijn. Wij kunnen barmhartigheid Gods nooit verklaren. Vergeving nooit begrijpbaar maken. Dat we zeggen: natuurlijk. Is toch vanzelfsprekend?! Dat hebt u nog nooit gehoord. Ook niet vanaf deze kansel, op donderdagavond. En als u dat wel hebt gehoord, hebt u vast en zeker gedacht: dat is niet waar. Die vergeving vanzelfsprekend acht? Het is een onbegrijpelijk wonder.
Niet omdat u het hebt. Dat staat er niet. Vers 2, Psalm 130. Wordt gesproken niet over: voor mij is vergeving. Of: ik heb vergeving ontvangen. Maar: bij de Heere is vergeving. Bij Hem is het! Dat is Zijn wezen. Dat is Gods natuur. Hij is barmhartig en vergevingsgezind. Waarom dan? Het is niet begrijpelijk te maken. Nooit zal een gezaligde dat begrijpen. Persoonlijk wordt het. U, jij, ik. Niet alleen ergens in het vage. Bij God. Barmhartigheid voor dat volk. In Babel. Hemzelf erbij ingesloten. Mag u zeggen: bij U zijn de barmhartigheden zodat ik ondanks alles op U mag hopen! Verwachtingsvol zijn.
Omstandigheden zijn anders, maar zaak is hetzelfde. Jeruzalem in puin. Maar wezen is hetzelfde. God bij ons zou zijn. Centrale plaats innemen. Ons door Zijn Geest bewonen. Woning bij hem maken, zei Jezus in de nacht voordat Hij werd verraden.
Waarom staat er meervoud? Barmhartigheden en vergevingen? Niet omdat er een veelheid is. Maar in veelvoud van bewijzen naar zondaren uit. Op vele manieren. Toonbeelden van barmhartigheid. Steeds weer aangepast aan de situatie. Andere tijd. Verschillende tijden. Toen de Heere me opzocht. Genoeg was? Nee. Steeds weer nodig. Zo vaak en zo veel nodig. Barmhartigheden en vergeving.
Kind van God denkt, al mijn zonden vergeving, is dat het grootste wonder?! Na ontvangen genade, steekt zonde weer de kop op. Alles van binnen roert en beweegt. Het is veel erger wat ik nu aan zonden heb dan ik vroeger aan zonden deed. Nu ook nog. Tegen zoveel liefde in gezondigd. Weer vergeving. Hoe vaak? Zeven keer op een dag vergeven, zegt Jezus. Dit is heel diep en voor ons onmogelijk. Niet zo dat Jezus dat niet zo doet. De Heere zal het zeker ook doen. Vergeven. Daarom meervoud. Niet alleen hier. Ook Nehemia 9. Gij zijt een God van vergevingen. Niet dat we het de tweede keer zelf moeten betalen. Nee. Vergevingen. Is dat een aanleiding voor uw vlees om de zonde aan de hand te houden? Daniël 9 en Nehemia 9, zo niet. Zo bedoelt een Heere het niet. Vergevingsgezindheid bewijst. Niet zo dat God de zonde niet serieus neemt. Vergeven is Gods beroep, zei een Franse spotter. Nee. Ons vlees is verrot genoeg om het te doen. Maar zonde niet aan de hand te houden.
In Hebreeuws functioneert meervoud om intensiteit aan te tonen. Die barmhartigheid, de heerlijkheid ervan. Is heel diep. Vergeving als Godsgeschenk. Niet dus alleen meerdere malen en omstandigheden. Maar ook in die diepte: diepe barmhartigheid en rijke vergeving.
Zit u met ‘onze’? Ik mag u zeggen: het sluit u niet uit, maar in. Niet jezelf erbij rekenen. Dat is een activiteit van het verstand. Maar de Bijbel toont het ons. Steeds weer hele volk op het oog. Aanspreekt. Genade uitstalt. Zij allen mogen er vrijmoedigheid aan ontlenen.
Woordje ‘onze’, is geen oppervlakkig woord. Een woord waarbij de adem stokt. Hoe is het mogelijk? Dat volk wat de Heere beledigt. Ten aanzien van dat volk, zo die band doorgesneden dat dat ‘onze’ nooit meer geldt?! Jawel. Verbond. Het is niet te begrijpen. U zegt het. Je bent geen haar beter dan de heiden. Maar de Heere zegt: het is Mijn volk. Afgoden, hoereren, ongeloof, God krenken. Maar God laat je niet los.
Daniël bidt ook voor eigen schuld en verzoening, maar vooral alles voorbidder. In plaats van het volk. Volk met stomheid geslagen. Door ellende verdoofd. Dat ze niet meer bidden. Ezechiël: dal vol dorre doodsbeenderen. Het is hopeloos. De Heere verwekt een voorbidder? Is dat niet een teken. Is geen goed van te zeggen. Toch. En toch. Dat volk leeft voor Mijn aangezicht.
Wat betekent dat voor ons? Alle reden om zonder uitstel naar God te gaan. U zegt zelf dat ik bij het verbond hoor. Wilt U mij dat leren? Daar loopt het gebed op uit. Heere, vergeef. Heere, wil Uw genade bewijzen. Als argument: we zijn toch Uw volk. O Heere, doe dat ook niet. Historisch. Als kerk en volk. Of in eigen leven. Doe het ook nu, Heere! Hij wordt niet beledigd als je veel van Hem vraagt. Belijden: hoewel wij gerebelleerd hebben. Heb je daar ervaring van opgedaan? Al op gewezen? Bevinding? Ik ben onwaardig. Verbond doet toch mee. Dat je dan niet vergeet: hoewel wij in opstand zijn gekomen. Die goede Koning afgezet. Wij hebben geen koning dan de keizer. Vers 9a en vers 9b mogen even zwaar meewegen. Laat het laatste maar zwaar wegen omdat het eerste zo wonderlijk is! Dat kan alleen maar uit genade zijn. Amen.
Hervormde Kerk Reeuwijk (Rehoboth), donderdag 24 mei 2018, 19:45 uur. Schriftlezing Daniël 9:1-19.