De apostel Petrus schrijft in zijn afscheidsbrief over de levende verwachting. Het is de christelijke hoop die het tijdelijke leven hier op aarde overstijgt. Maar wij verwachten, naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde op dewelke gerechtigheid woont. Daar is de zonde voor eeuwig uitgedreven. Het is het leven bij de hemelse verwachting en daarvoor is een hemelse voorbereiding nodig.

2 Petrus 3 vers 14: ‘Daarom, geliefden, verwachtende deze dingen, benaarstigt u, dat gij onbevlekt en onbestraffelijk van Hem bevonden moogt worden in vrede‘.

Geliefde gemeente, wat verwacht u eigenlijk van het leven? Van de komende tijd? Waar hoop je op? Want we hopen toch wat? We verwachten allemaal toch dingen die ons bezig houden. Als je een baan hebt die je niet bevalt, dan hoop je een andere baan te vinden. Als je alleen bent, dan hoop je iemand te ontmoeten met wie je het leven kunt delen. Eindexamen doet hoopt dat je daarna kunt werken. Zo hebben we allemaal verwachting.

Maar Petrus bepaalt ons bij een andere verwachting. Wat we verwachten we eigenlijk en van wie? Horen we wij bij diegenen waarvan Petrus zegt: wij verwachten naar Zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde. Een hemelsgezind leven. Dat is het thema van de preek.

Een hemelsgezind leven

  1. Een hemelse verwachting;
  2. Een hemelse voorbereiding.

1. Een hemelse verwachting

Zo hebben wij vanmiddag de brief van Petrus voor ons. Wat verwacht hij nog van dit leven? Niets zo veel meer. 2 Petrus 1 vers 14. Aflegging van deze tabernakel. Hij schrijft dit als een geestelijk testament. Uitgekomen. Kort na deze brief gevangen genomen, gemarteld en gedood. Opgenomen in heerlijkheid. Een afscheidsbrief aan zijn lezers. Waarom?

Hij wil allereerst benadrukken dat het christelijk geloof geen fabel is. Dat hoor je vandaag de dag ook. Geloof jij nog dat de Bijbel waar is, het is toch een sprookje?! Geen kunstig verdichte fabelen nagelopen. Ik was er zelf bij. Zeker en vast, ik heb er niks van verzonnen. Daarom wil Petrus opwekken en waarschuwen voor dwalingen. Van buitenaf in de eerste brief, en van binnenuit in de tweede brief. Met allerlei gedachten en ideeën die toen ook al in de gemeente waren.

Spotters. Degene die spotten met de jongste dag. Dat er wordt gespot door mensen die niet met God en Zijn dienst leven, dat is duidelijk. Maar ook bij die in de kring van de gemeente. Die spotten met de jongste dag? Degenen die ondanks dit leven voor het hier en nu.

Dan noemt hij drie concrete punten waaraan je die spotters kunt herkennen. Laten we ons eigen leven daar naast leggen of dat van ons eigen leven gezegd moet worden. Vers 3. Degene die naar hun eigen begeerlijkheden wandelen. Wandelen naar hun eigen begeerlijkheden. Wat houdt dat in? Die de zonden in hun leven aan de hand houden.

De Heere Jezus heeft in de bekende gelijkenis van het zaad, van de zaaier, daar ook op gewezen. Begeerlijkheden. Dat moeten we trouwens altijd: Schrift met Schrift vergelijken. Ja gelukkig daar is het zaad van het Woord. En daar zijn de doornen die het zaad verstikken. Zorgvuldigheden van het leven. Wat je moet doen. Dagelijks naar school. Ontkom je niet aan. Maar ook begeerlijkheden. Wandelen naar eigen wellusten.

Het tweede in vers 4. Het Woord van de Heere verachten. Er verandert toch helemaal niets. Dat zeiden ze vijf jaar geleden ook. Willens is dit hun onbekend. Petrus: Willens en wetens sluiten ze hun ogen voor het Woord van de Heere. Kijk maar naar Noach. 120 jaar duurde het maar die dag kwam. De aarde door het water vergaan. Ze spotten, verachten het Woord van de Heere. Of wat er geschreven staat over Sodom en Gomorra. Zal zo’n vaart niet lopen. Waar maken we ons druk over?!

Het derde vinden we in vers 9. Degene die het geduld van de Heere minachten. Ze schuiven het Woord ter zijde dat God nou zo geduldig is. Dat God in Zijn macht op 9 januari 2022 ook zou kunnen zeggen het is genoeg. De Heere is zo lankmoedig, zegt Petrus. Hij komt daarop terug. Belofte niet van tafel gelegd. Maar heeft alles te doen met Zijn geduld. Dat Hij ook vandaag nog door Katwijk gaat. Om te zoeken en zalig te maken dat verloren is. Het wijst ons op het geduld van de Heere met deze wereld. Geduld met u, jou en mij.

Als de Heere vandaag Zijn beloften zou vervullen, zegt Petrus, is het alles over en uit. Dan allemaal tot de ontdekking komen maar dan is het te laat. Daarom vertraagt God Zijn beloften niet. Hij is geduldig want Hij heeft geen lust in de dood, zelfs niet van zo’n spotter. Daarvoor heeft Petrus voor gewaarschuwd. Maar weten dat het gaat naar die grote dag. Zullen we dat ons houden bij al onze verwachtingen, al onze hoop? Bij alles wat onzeker is, een ding zeker dat we weer een dag dichter bij die dag, de jongste dag, zijn gekomen. Die dag dat de bazuinen klinken.

Dat Jezus Christus komt. Niet om neergelegd als een Kind in de kribbe. Maar zoals we beleden hebben: om te oordelen de levenden en de doden. Ja zegt Petrus met die verwachting schrijf ik mijn brief. Maar het gaat heen naar die grote dag. Dat Hij komt op de wolken van de hemel. Het tweede wat we hebben te verwachten in die toekomst van God, vers 12, dat alles van die oude aarde door vuur zal worden verbrand.

Moet u eens over nadenken. Bij alles waar we ons zo druk om maar maken. Bij al je spulletjes in je kamer. Petrus zegt, de elementen brandende zullen vergaan. Is dat dan de verwachting die Petrus heeft. Daar schrik ik van zegt iemand. Maar daar komt nog bij vers 13. Wij verwachten nieuwe hemelen en nieuwe aarde waarin gerechtigheid woont. Waar iedereen zal staan in een rechte verhouding tot God, alles zuiver is. Wat houdt dat in? Wat verwacht Petrus?

Dat daar geen nacht meer zal zijn. Dat alle gevolgen van de zonden er niet meer zullen zijn en van de gebrokenheid. Waarvan er ongetwijfeld onder ons zijn die soms in de nacht de slaap niet kunnen vatten. Alle gebrokenheid en verdriet. Maar Petrus zegt, wij verwachten nieuwe hemelen en nieuwe aarde waar de gevolgen van de zonden er niet meer is. Dieper nog: de zonde zelf weg is, eeuwig weg. Alles in vrede zal bloeien. Het gaat naar die dag. En wij verwachten naar Zijn belofte nieuwe hemelen en nieuwe aarde waarop gerechtigheid woont.

Zo neemt Petrus afscheid van zijn lezers. Is dat geen hoopvolle verwachting terwijl je weet dat het einde naderbij komt. Niet nog bezig met van alles en nog wat. Maar het hoofd omhoog. Dat is die hoopvolle verwachting. Daar valt ook het onderscheid. Als je die verwachting niet hebt, dan is er niet meer dan ik hoop maar. Dat het morgen beter is dan vandaag. Ben je dan niet heel arm als het verwachting van beneden en van jezelf is.

Wij verwachten zegt Petrus, omdat het vast ligt in de Heere. Dat geeft ontspanning. Of je nu jong bent of oud. Dan hoef je niet krampachtig vast te houden. Omdat God het geeft waar het vastligt ook al voel ik het niet. Het is niet afhankelijk van mijn geploeter. Niet afhankelijk van mijn inspanningen hier op aarde. Wij verwachten naar Zijn belofte. Wie? Jezus Christus die naar het kruis is gegaan, de schuld gedragen, meer nog de oude vloek van deze aarde weggenomen. Daarom is deze toekomstverwachting van Petrus vast. Het ligt vast in Jezus Christus.

Bij wie horen we nu? Zeg het nu eens eerlijk vanmiddag. Misschien in een heel vroom jasje. Met Petrus mogen zeggen: wij verwachten naar Zijn belofte nieuwe hemelen en nieuwe aarde. Horen we bij die de toekomst verwachten of verachten? Maar een lettertje verschil maar een levensgroot verschil. Verachten of verwachten wij die toekomst van de dag van de Heere.

Ja, zegt iemand dat moet je toch wel op goede gronden kunnen zeggen. Dat kun je niet zomaar zeggen. Dat is zeker zo. Welke grond heb je dan, om te kunnen zeggen: wij verwachten naar Zijn belofte. Helemaal aan het begin. Simon Petrus, een dienstknecht van Jezus Christus. Aan degenen die een even dierbaar geloof met ons verkregen hebben door de rechtvaardigheid van onze God en Jezus Christus. Hele mond vol. Maar waar gaat het nu om? Degenen die met Petrus hebben leren afzien van zichzelf, oog hebben leren krijgen voor hun verlorenheid, maar ogen geopend voor de Heere Jezus Christus. Al is het in de verte. Geloof gekomen. Dat is het eerste.

Even later. Vers 4. Voor het verderf ontkomen. De bekering. Leren buigen voor God. Leren breken met de zonden. Al is het in beginsel. Die doodsteek in gekomen. En dan klaar? Nee, Petrus gaat verder. Als dat die hemelse verwachting is, daar elke dag in toe te nemen.

2. Een hemelse voorbereiding

Op welke dingen wijst hij dan? Dat u onbevlekt en onbestraffelijk van Hem gevonden wordt. Dat het goed ligt tussen Hem en tussen u. Is het in uw, jouw leven zichtbaar wie je Koning is? Is het zichtbaar op wie je gericht bent? Zoek je onbesmet en onberispelijk te leven. Zoals Paulus het zegt: ben je een levende brief van Christus? Dan moet het dus wel te merken, te zien zijn. Dat je anders bent dan die spotters. Onbesmet en onberispelijk.

Waar komt het dan op aan? Haast. Welke haast? Om te weten dat je in Christus bent. Dat je jezelf niet op de been houdt, beetje gevoel, genoeg met wat teksten en verzen. Dat je in Christus bent. Daar is het toch aan te zien? Alles van Christus lief. Zijn dag, Zijn huis, Zijn Geest. Dan krijg je al degenen lief die Hem ook lief hebben. Dan kun je het niet houden bij de spotters. In Hem te zijn en ook in Hem te blijven.

Dat die zonde weer vat op je krijgt. Die vijanden die op je hielen zitten. Zoek je te richten op die toekomst. Je richt je op die grote dag. Moet ik een voorbeeld geven waaruit dat blijkt? Wellicht zijn er hier die een dag op de kalender hebben geschreven: zou dit de dag zijn dat we mogen trouwen. Je hebt elkaar gevonden. Wat doe je dan? Voorbereiding voor die dag. Wie je wilt uitnodigen. Kaarten verstuurt. Zorgt voor je uitzet. Ondertussen doe je je werk. En als meisje zoek je op een gegeven moment een trouwjurk. En waar bewaar je die dan? Waar die onbesmet bewaard kan worden.

Zo zegt de Heere Jezus ben je ook gericht op Mijn dag. Anders bezig dan anderen. Denkt anders. Je spreekt anders. Als degenen die met God niet rekenen. Heeft de Heere Jezus het niet Zelf gezegd: Leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart. Hoe meer je die omgang met Hem mag hebben, dan wordt toch ook je gebed: O Zoon maak mij Uw beeld gelijk.

Dat anderen het gaan zeggen: waar ligt nu zijn verwachting. Laat ik het ook gaan zoeken. Zo anders dan ik in deze wereld zie. Daar komt het dus wel op aan. Wie we ook zijn, het gezien kan worden. In je gezin, werk, kerk, op de kansel. Dat het gezien kan worden, waar komt die vandaan. Hij is niet gericht op benden. Hij kijkt er zo anders naar. Benaarstig u dat u zo hemelsgericht en hemelsgezind leest.

Daarom deze woorden toch wel een aansporing. Maak je toch niet zo druk om de dingen van beneden. Aanklacht deze aansporing. Waar komt het op aan? Op een heilige wandel en Godzaligheid. Dat is maar niets iets vaags, heel concreet in deze brief. Hij heeft eerst aangegeven wie spotters zijn.

Wandelen naar hun eigen begeerlijkheden, verachten van God en minachten van Gods Woord. Wie zijn het? Die precies het tegengestelde doen. Vers 15. Groot op gaan geven van Gods geduld. O een wonder Heere dat U zo’n geduld hebt met mij. Wonder met Zaccheus dat U mij hebt opgeraapt. Maar nog groter wonder dat U nog geduld met mij hebt. Telkens verzondig ik het.

En het tweede. Gods Woord hoogachten. Niet verachten. Niet ik denk dit, ik zeg dit. Je gaat zoeken in het Woord, kloppen op het Woord. Als een hongerige bedelaar. Kloppen op het Woord als het Brood des levens. Maak in Uw Woord mijn gang en treden vast. Dan gaat het eeuwig goed. Wie zijn het? Die ook die zonden niet aan de hand willen houden, niet wandelen in eigen begeerlijkheden. Maar die zoeken te wassen, toe te nemen in de kennis en genade van de Heere Jezus Christus.

Om niet meegevoerd te worden met alle wind van leer. Beste medicijn. Toe te nemen in de kennis en genade van de Heere Jezus Christus. Ach zegt iemand, de Heere geeft die aansporing niet voor niets, maar hier van binnen. Hier nu wel horen, maar straks uit de kerk. Terugvalt in dat oude patroon. Hoe moet ik mij ooit onbevlekt en onbestraffelijk aanstellen?

Augustinus: Heere, geef nou wat U eist en eist wat u vraagt. Daar heeft U recht op. Niet een slapende bruid. Maar ziende op mijzelf, kan het nooit. Al die vijanden om mij heen. Maar geef mij die kennis en genade van Jezus Christus. Het wordt knieënwerk. Buigen met gevouwen handen voor het Woord.

Maar niet alleen te doen. Waarmee Petrus mee afsluit: Hem zij de heerlijkheid straks in de eeuwigheid. Ja dat zeker. Maar ook nu al. Hem zij de heerlijkheid nu al. Alles wat je verwacht, zeg je daarin Guido de Bres na over het verwachten van de nieuwe hemelen en nieuwe aarde. Ja verwachten die dag. Hoe? Met een groot verlangen. Zegt u hem dat na, en zeg jij hem dat na?

Amen.

 

Zondag 9 januari 2022 – Christelijke Gereformeerde Kerk Beth-El Katwijk – ds. W.L. van der Staaij – Schriftlezing 2 Petrus 3