In de Bergrede onderwijst Jezus ons aangaande het gebed. Net als bij de aalmoezen en het vasten gaat het erom dat we niet bidden voor de mensen, maar ten overstaan van God. God is heilig en verheven; Hij is in het verborgene, daarom past het ons om ons terug te trekken in de binnenkamer. Daar kan de verborgen omgang tussen God en ons plaatsvinden. God is in en dankzij Christus onze Vader; Hij weet wat wij behoeven, toch wil Hij erom gebeden zijn. Ons past geen omhaal van woorden of ijdele vertoning. Al weet die Vader wat je nodig hebt, Hij wil niets liever dan dat je het aan Hem vraagt.
‘Maar u, wanneer u bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader, Die in het verborgene is; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden. Als u bidt, gebruik dan geen omhaal van woorden zoals de heidenen, want zij denken dat zij door de veelheid van hun woorden verhoord zullen worden. Word dan aan hen niet gelijk, want uw Vader weet wat u nodig hebt, voordat u tot Hem bidt.’ – Mattheüs 6:6-8 (HSV)
Twee lessen bidden
- Het verborgene
- Het vertrouwen
Gemeente, lukt het u? Lukt het u om te bidden? Nee, het is misschien niet zo’n probleem om een gebed uit te spreken. Voor het eten het Onze Vader. Of met eigen woorden een gebed. Misschien voor het slapen gaan. Dat bent u zo gewend. Niet zo moeilijk om dan woorden te vinden. Maar lukt het u om te bidden?
Dat kan je zomaar hebben, dat je jezelf hoort praten? Dezelfde uitdrukkingen, loopjes. Of je zegt een gebed op maar het blijft voor je gevoel zo stil van de andere kant. Hoort Hij het eigenlijk wel? Wat merk ik ervan dat Hij het hoort? Iemand zei: ik bid zo veel maar ja er wordt niet teruggepraat he… Of nog weer anders. Je buigt in stilte je hoofd, maar je weet niet wat je zeggen moet. Je hebt de woorden niet. Je bent leeg, uitgeput. Biddeloos. Of je knijpt je ogen dicht, vouwt je handen, maar je gedachten gaan alle kanten op. Bidden… Lang niet altijd eenvoudig.
Het is misschien uit uw hart gegrepen: O leer mij, arme dwaas, hoe ik bidden moet. Nou ja, dan doen we er goed aan bij Jezus in de leer te gaan. En nu we vanavond opnieuw naar de Bergrede luisteren, krijgen we onderwijs over het gebed. Onlangs ook, over de zekerheid van de verhoring. [goede gaven] Hij geeft het goede, Hij geeft de Geest aan hen die Hem daarom vragen.
In hoofdstuk 6 krijgen we ook onderwijs over het gebed. Het is opvallend; wat Jezus zegt is onderdeel van een drieluik:
- Vers 1-4 gaat over aalmoezen
- Vers 5-15 is het middenpaneel, gaat over het gebed
- Vers 16-18 gaat over vasten
Je zou kunnen zeggen: het gaat van buiten naar binnen, van binnen naar buiten. En van delen naar bidden en van bidden naar vasten. Heeft alles met elkaar te maken. Want delen vraagt om gebed. En gebed vraagt om daad stellen, om delen. Zo is het ook met vasten. Vasten staat niet op zichzelf. Nee, het zorgt ervoor dat je je beter op God kunt richten. Het is aan elkaar geschakeld.
Jezus brengt het bij elkaar om een thema terug te laten komen: wat je doet, moet je in het verborgene doen. Eerst delen: laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand geeft. En als je vast, zalf je hoofd en was je gezicht. Dat deed je in het oosten – als je naar een feest of maaltijd ging of op bezoek ging. Zalven en wassen: iemand is vrolijk, iemand is blij, iemand ga naar een feest. Doe dat als je vast? Vasten is toch teken van verootmoedigen. Jezus zegt: doe dat maar, op die manier hebben anderen niet door dat je bezig bent met vasten. Maar de Vader in de hemel ziet het wel.
Over het bidden zegt Hij het ook. Ga in uw binnenkamer. Sluit uw deuren. Bid tot de Vader. Waarom zegt Jezus dat nu? In de tijd van Jezus waren er gebedstijden. Mensen waren gewend om te bidden tijdens morgen- en avondoffer te bidden. Hoefde niet per se in de tempel. Kon ook ergens anders. Schriftgeleerden op weg naar de tempel, ze maakten hier een praatje en daar, bleven op de markt. Dan waren ze zomaar ergens op een plein of hoek van een straat. Dan gingen ze uitgebreid bidden. Met gebedsriemen. Mensen zagen dat. Kinderen keken met open mond. Gewone mensen dachten: tjonge jonge, die mensen menen het serieus. Serieuzer dan wij het doen. Zo spreidden ze al biddend hun vroomheid ten toon.
Jezus maakt duidelijk: zo moet het niet. Als je bidt, ga in je binnenkamer. Het woord dat Jezus gebruikt is een opvallend woord: een ruimte in huis zonder ramen, waar het donker is. Waar niemand je aantreft. In onze tijd hebben huizen veel kamers. In die tijd: kamers zonder ramen. Bijvoorbeeld gebruik als voorraadkast. Borgen ze hun spullen op. In zo’n kamer moet je nu ingaan. Alsof Jezus zegt: ga maar even de bergingsruimte in, of de kelder. Zodat niemand je hoort en stoort. Mag je dan niet in het openbaar bidden? En u denkt, hoe zit het dan, in de tempel en synagoge werd ook gebeden toch? Jezus draaide de tafels van de wisselaars om, vol woede: dit is een huis van gebed! Hij haalt Jesaja aan. Er is niets mis met gebed in de tempel en synagoge. Niets mis met een gezamenlijk gebed. Maar als Jezus zegt dat je de binnenkamer in moet gaan, gaat het Hem erom dat het niet allereerst om mensen gaat. Gevaar is: dat we bidden om mensen te behagen. In de pauze bid je, je hoopt: ik hoop dat hij/zij er van onder de indruk is. Of je staat voor de klas, je bidt, je denkt: ik hoop dat die leerling het hoort. Je wilt die leerling bemoedigen. Bidden voor de mensen. Ja, bijgedachten. Thuis aan tafel, voor het gezin. Of kerkenraadsvergadering, kring. Dat je gericht bent op anderen – door intonatie of woorden te kiezen. Klip en klaar maakt Jezus duidelijk: bidden doe je niet voor de bühne. Ga in uw binnenkamer!
Mooi als je zo’n binnenkamer hebt. Zo’n stil plekje. Op je slaapkamer. Of in alle vroegte, aan de keukentafel. Of als de kinderen naar school zijn, als iedereen aan het werk is. Aan de tafel in de kamer. Bidden. Ga in je binnenkamer. Waar anderen niet komen. Geen computerscherm. Geen bliepjes die je rust verstoren. Om met God te spreken.
Let er dan even op wat erbij staat in de tekst – viel mij ook op dat uitleggers er aan voorbijgaan: ‘Maar u, wanneer u bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader, Die in het verborgene is; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden.’ Uw Vader die in het verborgene is! U moet bidden op een verborgen plaats – een binnenkamer. Tot Hem, die ook in het verborgene is. Bidden in het verborgene past bij de stijl van de Heere God. Hij woont in de hemelse heerlijkheid. Wij mensen zijn op de aarde. Wij kunnen niet zomaar in de hemel komen. Wij kunnen niet voor God bestaan. Onheilig als we zijn. God is vol van heiligheid en zuiverheid. Wij kunnen Hem niet zien uit onszelf en leven – zijn we veel te zondig voor. Besef je dat, als je bidt? U? Ik dacht dat het goed was om die vraag eens te stellen – dat kan je namelijk kwijtraken. Alsof het normaal is dat je bij God binnenloopt… Gebed vraagt om een offer. De priester stond ook in het verborgene – om een reukoffer te brengen. In het heilige. Christus is het die die offers vervuld heeft. Hij bracht het offer van Zijn leven. Aan het kruis van Golgotha. Christus, die de dood is ingegaan. Hij is er niet gebleven. God accepteerde het offer. Hij is opgevaren. Er is een Hogepriester die door de hemelen is doorgegaan. En die daar bidt! Vanwege Hem, gemeente, mag je met vrijmoedigheid toegaan tot de troon van de genade om barmhartigheid te verkrijgen. We mogen biddend tot Hem komen – alles van Hem verwachten.
Bidden in het verborgene, dat heeft dus alles te maken wie God is. God die ziet je als je in je binnenkamer bij Hem komt. Als je voor het eerst in je leven je binnenkamer ingaat. Om je leven voor Hem open te leggen. Om alles met Hem te bespreken. Hij ziet je als je loopt te tobben en worstelen en het bidden niet lukt. Als je geen contact krijgt voor je gevoel. Hij ziet die dingen die je voor anderen niet wilt weten. Maar dat je voor Hem dan toch voor de dag komt. Die zonden, die onheiligheid. Hij ziet je als je met je zorgen voor de dag komt. Zorgen waar je niet mee te koop loopt. Hij ziet je.
Gemeente, richt je dan maar op Zijn beloften. Richt je maar op wie Hij is, wat Hij doet, wat Hij geeft. Dan valt het Onze Vader op Zijn plaats. Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiedde, verlos ons van de boze, vergeef ons onze schulden. Gemeente, dan worden in die binnenkamer dingen besproken, ja dingen die zijn tussen God en jou. Tussen de Heere en je ziel. Zoals man en vrouw dingen bespreken, zomaar even in de keuken, als de kinderen er niet bij zijn. Of in de kamer, dingen die voor anderen niet bestemd zijn. Zo teer en intiem. Dat is wat de dichter bedoeld: ‘Gods verborgen omgang vinden Zielen, waar Zijn vrees in woont; ’t Heilgeheim wordt aan Zijn vrinden, Naar Zijn vreêverbond, getoond.’ Tere omgang met de Heere.
Gemeente, daar gaat het om bij het bidden. Om Hem! Dat is ook belangrijk als je bidt in een groep, als je bidt voor anderen, bidt op een vergadering of vereniging. Het is zo: je komt bij God. Je mag de dingen vanuit zo’n groep en kring bij God brengen. Verder moet je de ander en jezelf ook maar een beetje vergeten. Om je helemaal te richten op Hem. Als je dat wel eens hebt in een gesprek, heel intens, dan heb je niet door dat er iemand binnen komt, of een kopje koffie valt. Dan ben je zo betrokken op die ander. Wees zo betrokken op de Heere. Niet op wat je zelf vindt en voelt en denkt. Focus op de Heere, op wie Hij is. Dan kunnen er heerlijke ogenblikken zijn. Intense omgang met Hem!
Misschien zijn er mensen die luisteren met heilige jaloersheid: was mijn bidden maar zo. Dan zou mijn geloofsleven op een veel hoger peil zitten. Eigenlijk is het te mooi om waar te zijn… Ook al heb ik dagelijks mijn stille tijd, ik neem zoveel mee in mijn stille tijd: gedachten, gevoelens. Of ik zit te bidden en het lijkt net alsof ik in een leegte gaat. In Romeinen 8 schrijft Paulus daarover: de Geest komt onze zwakheden te hulp. Hoe doet de Geest dat? De Geest zelf bidt met onuitsprekelijke zuchtingen. Hij bidt zoals het hoort. Hij draagt onze gebeden de hemel binnen, tot voor Gods troon. De Geest, die bidt in ons. Die reikt ons de juiste woorden aan. Die Geest ontsteekt een vuur van gebed. Die zorgt voor een intense omgang met de Heere. Daarom, als je bidt, verwacht het van de Heilige Geest. Ik hoorde een professor zeggen: soms heb ik gewoon nodig dat ik aan de Heere vraag, Heere help me maar met bidden. Zo bidden. Heere, help mij maar met bidden. Richt je dan maar op God. En houd God Zijn eigen belofte maar voor. Sluit in het verborgen geen kamers voor de Heere. Heere, die kamer is privé, daar mag U niet komen.
Gemeente, als we dat doen, kan dat een reden zijn dat het bidden niet wil. Omdat wij zelf niet voor de dag komen met onze zonden en schuld. Werp je met al je kleinheid en gebrekkigheid en leegheid voor de Heere neer. En nee, gemeente, dat is geen maniertje. Alsof het vanzelf gaat als je het op die manier doet. In de binnenkamer wordt geworsteld. Wat worden de aanvechtingen daar ervaren. Het geloof wordt bestreden in de binnenkamer. De boze zit niet stil, die glipt zomaar door de deur naar binnen. En toch in die binnenkamer: Heere, ik laat U niet gaan tenzij Gij mij zegent. Weet je wat de toegift, bijvangst is? Dat anderen merken dat God je zegent. Anderen merken dat. Je mag leven in het Koninkrijk van God. Dat je op die smalle weg zit. Bijzondere dingen. Wonderen. In elk geval maakt de Heere het bekend aan anderen – zeker als Zijn Koninkrijk definitief doorbreekt. Dat is de eerste gebedsles: zoek God in het verborgene. Zoek God zelf die in het verborgene woont.
2. Het vertrouwen
Als je bidt, zegt Jezus, gebruik geen omhaal van woorden. Mag je dan niet lang bidden? Nou, dat is het punt niet. Jezus bidt zelf ook lang. Uren achtereen. Mag je niet hetzelfde bidden? Mattheus vertelt dat Jezus in Getsemané hetzelfde bidt. Als Jezus teruggaat naar de discipelen, weer dezelfde woorden bidt Hij. Dus daar gaat het niet om.
Jezus is gericht op methode van de heidenen. Ze bidden om tot de goden van de vruchtbaarheid. Ze herhalen spreuken om allerlei dingen gedaan te krijgen. Voldoende regen, zon, vruchtbaarheid. Groei van de kudde, grote oogst. Als die levensomstandigheden maar naar wens zijn. Jezus zegt: zo moet het niet. Dat heeft ons drie dingen te zeggen.
- Waar zijn wij op gericht als we bidden? Hoe komt het dat onze gebeden zo vol kunnen zijn van wat wij nodig hebben? Komt het omdat wij zoveel vertrouwen hebben en dat God onder de aandacht brengen? Of omdat die dingen ons zó beheersen… Als we het niet hebben of niet kunnen, dan kunnen we ons leventje niet voortzetten? Zoeken we in ons gebed ons eigen comfort of zoeken we God? Dat is het eerste.
- Als die heidenen gaan bidden, worden spreuken door priesters uitgesproken. En herhaald en herhaald. Bij hindoes heb je dat ook wel. Een mantra van oude spreuken. Waarvan ze geloven dat die spreuken magische kracht bezitten. Zo is dat bij de heidenen ook. Ze herhalen die woorden om de goden in beweging te zetten. Zodat ze geven wat zij graag willen hebben. Gemeente, de levende God is niet te claimen, niet te manipuleren. Ja, Hij laat zich verbidden. Dat is een mooi woord. Op het gebed reageert Hij. We mogen als het ware de voet tussen de deur zetten. God hoort het aanhoudende gebed. Hij hoort mensen die dag en nacht to Hem zuchten. God is wel vrij en soeverein. God is aan ons niets verplicht. We kunnen al biddend God niet voor ons karretje spannen. Onze woorden bezitten geen magische kracht. Al zijn onze woorden nog zo goed overdacht. Wij kunnen God niet in beweging zetten. Laten we God ook vrij zijn. Hebben we in de gaten dat God soeverein is?
- Er is nog een derde kant. Die heidenen laten hun spreuken horen, langgerekt en langdradig. We moeten daarom wel oppassen met het Onze Vader. Iemand zei eens: Onze Vader is de grootste martelaar. Hoe welmenend wordt het gebeden? Het gebed is geen toespraak met uitstapjes en verbanden. Het is geen preek. Geen spectaculaire verwoordingen. Al is er niets mis mee om het voor te bereiden. We zagen: bidden doe je niet voor de mensen. Maar bidden is ook geen rollenspel om God te behagen. Het is geen uitvoering, geen vertoning voor Hem. Het Griekse woord (omhaal van woorden) betekent: als je bidt moet je niet maar wat staan te zwammen, babbelen, leuteren. Dat lag bij de joden op de loer. Formule-gebeden die meerdere keren per dag werden opgezegd. Schriftgeleerden die de woorden maar bleven herhalen. Het gevaar is voor ons niet geweken. Uw Vader weet wel wat u nodig hebt, zegt Jezus. Nog voor je tot Hem bidt. Een nuchter woord van Jezus. Je vertelt God niets nieuws.
Waarom zou je dan toch bidden? Het geheim zit ‘m in het woord: Vader. Juist als Jezus gebedsonderwijs geeft, komt het woord Vader terug. Ook als Hij lijdt, dat woord, Vader. Hier ook. God is een Vader. Hij wil als Vader erkend worden. Hij wil als een Vader met je omgaan. Een gesprek van een kind met een Hemelse Vader. Straks bidt Jezus: Onze Vader die in de hemelen zijt. Al weet die Vader wat je nodig hebt, Hij wil niets liever dan dat je het aan Hem vraagt. Vader, leid mij op de smalle weg, geef mij vandaag brood, geef me kracht om mijn werk te doen, help me in de dingen waar ik zorgen over heb. Bidden is als een kind bij de Vader komen. Als je een goede band hebt met je aardse vader, dan ga je toch ook geen heel verhaal houden? Hooguit als je iets verkeerd hebt gedaan en je probeert je eruit te kletsen. Als het goed is zeg je wat je op je hart hebt. Je mag bij de Hemelse Vader komen.
Wat wil de Heere een tere omgang met ons hebben. Vader! Ja, maar dan moet je wel weten dat Hij je Vader is…?! Gemeente, let erop dat deze Vader Zijn Kind naar de aarde stuurde. Zijn eniggeboren Kind. Jezus Christus. Hij wordt verlaten van Zijn Vader met als doel dat wij kinderen zouden zijn – aangenomen worden tot kinderen. Dit Kind zorgt voor verzoening. Zijn kruis vertelt dat er plaats is voor weggelopen mensen in het Vaderhart van God. Je wordt door Hem aangenomen tot kind. Je kunt door het geloof met recht ‘Vader’ zeggen. Al voel je je nog zo’n verloren zoon of dochter. Kijkend naar de Heere Jezus, naar het kruis, verwachtend van Hem kan je zeggen: Vader… In het uur van je Doop zei Hij het al: Ik wil je Vader zijn, Ik wil je van al het goede verzorgen. Als u daarover in zit, grijp terug op de Doop. Toen kwam Hij al naar je toe. Kom maar bij Mij. Ik wil je Vader Zijn. Ja, het is de Heilige Geest die ons dat ook leert te zeggen. ‘Papa’. ‘Vader’.
Vanavond wil ik nog een stapje verder gaan. We komen de woorden ook tegen in vers 32. Het komt daar nog een keer terug. In dat stukje roept Jezus op geen aardse schatten te verzamelen. ‘Wees daarom niet bezorgd en zeg niet: Wat zullen wij eten? of: Wat zullen wij drinken? of: Waarmee zullen wij ons kleden? Want al deze dingen zoeken de heidenen. Uw hemelse Vader weet immers dat u al deze dingen nodig hebt.’ Wees niet bezorgd – wat zullen we eten, drinken? Dat zoeken de heidenen. Waar zijn de heidenen mee bezig?! De Hemelse Vader weet dat u die dingen nodig hebt. Al die dingen worden je gegeven. Kijk, in het leven met de Vader mag je ook vertrouwen op de Vader. Mag je zo vertrouwen dat Hij je geeft wat je nodig hebt. Vandaag, morgen, overmorgen ook weer. Als ik dan vanavond op deze biddag alles voor de Heere neerleg, dan hoef ik dan niet heel bezorgd te doen. Hoe zal het gaan? Zal ik het krijgen? Zal ik het wel redden? Maar als je vanavond de dingen voor de Heere neerlegt, mag je dat doen als een kind bij zijn Vader. Dat kind vertrouwt dat de Vader weet wat er nodig is. Ik weet echt wel dat het leven niet altijd over rozen gaat. Er zijn dingen waar je echt tegenop kunt zien. Kom ik er wel doorheen? Hoe zal dat lopen? Wat betreft is het een hele oefening om nou te leven als een kind van de Vader. Om de Vader zó lief te hebben dat je leert het uit handen te geven. Hij zorgt. Ik overzie het allemaal niet. Maar ik leg het neer in Zijn handen. Ik bid erbij: Geest, wilt U het me leren. Ik wil het vasthouden, ik wil weten hoe het afloopt, waar het naar toe gaat. En dan toch het woord van Jezus om niet bezorgd te zijn. De Vader weet wat u nodig heeft. De Vader zorgt. Vandaag en morgen en tot in eeuwigheid.
Ik herinner me dat ik als kind altijd de studeerkamer in kon lopen. Mijn vader zei nooit: ik heb geen tijd voor je. Nee, als er iets gebeurd was, kon ik er zo binnenlopen. Je kwam dan zo bij het bureau staan, waar hij aan het werk was. Zo is het ook bij de Heere. In die binnenkamer mag je de hemelkamer binnenkomen. Als een kind. Om met de Vader de dingen te bespreken. Zonder omhaal van woorden. Ongecompliceerd. En echt. Hij weet wat je nodig hebt. Hij geeft – mild en overvloedig.
Amen.
Stel op den HEER in alles uw betrouwen;
Betracht uw plicht; bewoon het aardrijk; leer
Uw welvaart op Gods trouw volstandig bouwen;
Verlustig u met blijdschap in den HEER;
Dan zal Hij u in liefd’ en gunst aanschouwen,
U schenken, wat uw hart van Hem begeer’.Geen ijd’le zorg doe u van ’t heilspoor dwalen;
Houd in uw weg het oog op God gericht,
Vertrouw op Hem, en d’ uitkomst zal niet falen:
Hij zal welhaast uw recht, voor elks gezicht,
Doen dagen als de morgenzonnestralen,
En blinken als het helder middaglicht.– Psalm 37 vers 2 en 3 (berijming 1773)
Hervormde Gemeente Hardinxveld-Giessendam, Nieuwe Kerk, woensdag 9 maart 2022, 19.30 uur. Schriftlezing Mattheus 6:1-18. Belijdenis met Zondag 45 van de Catechismus van Heidelberg (m.u.v. vraag en antwoord 119). Uitzending via YouTube.