Achter de woorden van dreiging en oordeel die de profeet Maleachi preekt, schuilt het hart van liefde van God de Vader. Hij heeft deze wereld zo lief gehad dat Hij Zijn enige Zoon gegeven heeft. Overgegeven in de dood. Hij is het Lam van God dat geslacht is en de zonden der wereld weggedragen heeft. Wie in Hem gelooft, zal zalig worden. Door God vrijgesproken te worden door het plaatsvervangende werk van de Heere Jezus Christus. Nog is God genadig, het Evangelie van vrije genade gaat uit: bekeer je en leeft. Opdat Ik niet kome, en de aarde met de ban [=het oordeel] sla.
Maleachi 4 vers 4-6: ‘[4] Gedenk der wet van Mozes, Mijn knecht, die Ik hem bevolen heb op Horeb aan gans Israël, der inzettingen en rechten. [5] Ziet, Ik zende ulieden den profeet Elia, eer dat die grote en die vreselijke dag des HEEREN komen zal. [6] En hij zal het hart der vaderen tot de kinderen wederbrengen, en het hart der kinderen tot hun vaderen; opdat Ik niet kome, en de aarde met den ban sla‘.
Wie Jezus Christus niet liefheeft, die zij vervloekt
Gemeente, jongens en meisjes, de slotwoorden van de profeet Maleachi zijn geweldig ingrijpend. Vol dreiging en vol donkerheid eindigt de profeet Maleachi zijn preek met de woorden: ‘opdat Ik niet kome en de aarde met de ban zal slaan’. Als een donkere wolk pakt die oordeelsboodschap van Maleachi zich boven Juda en Jeruzalem en de wereld samen.
De ban. Nu kan ik mij goed voorstellen dat de jongens en meisjes zeggen, dat zegt u nu wel. De ban wat is dat? Het oordeel. Om dat uit te leggen neem ik jullie mee naar Jericho. De stad die aan de Jordaan lag. Die stad met die geweldig dikke muren en die geweldige poorten. Maar God had over Jericho het oordeel uitgesproken. God had gezegd dat Hij Jericho met de ban zou slaan.
Wat gebeurde er met Jericho? Toen de Israëlieten kwamen, toen de Israëlieten het land van de belofte binnentrokken. Ze wandelden om de stad een keer, twee keer, drie keer, vier keer, vijf keer, zes keer, zeven keer. En toen bliezen de priesters op de bazuinen. En het volk juichte en jubelde. En die geweldige muren van Jericho begonnen de schudden, en die poorten in elkaar en de huizen vielen als kaartenhuisjes in elkaar. En iedereen in Jericho stierf. Er bleef een grote ruïne over. God veegde die stad zo van de kaart.
Nog een ander volk. Het volk van de Amalekieten. Een volk dat altijd het volk van Israël dwars zat. Ze probeerden het volk van Israel uit te roeien. God velt het oordeel door Saul te gebruiken. Het volk van de Amalekieten moet worden uitgeroeid. Er mocht er niet een overblijven. Weggedaan van de aarde. Dat is de ban.
Die ban wordt hier niet uitgesproken tegen Jericho of de Amalekieten maar over de aarde. God zet er dan een punt achter. En dan zal Hij de aarde met de baan slaan. Psalm 119 zingt ervan. Al het goddeloos volk verdoet U als schuim van de aarde. Weggeveegd, weggeschoven. Dat is de ondergang. Je mag er niet meer zijn op de aarde van God.
Maar daar moeten we dan ook op letten, dat als de ban komt, als dat over mensen uitgesproken wordt, dat dat niet zomaar gebeurt. Bij Jericho gebeurde dat omdat de maat van de zonden vol was. Bij de Amelekieten kwam dat omdat het volk gezondigd had en de maat van de zonden was vol. En het geduld van de Heere kwam ten einde.
En Maleachi windt er geen doekjes om, dat als het oordeel zal komen over Juda en Jeruzalem, dat dat niet zomaar komt. Maar dat dat alles te maken heeft met de manier waarop dat volk leeft en handelt. Als je de gesprekken die de Heere met het volk voert, in Maleachi, dan zie dat de Heere Zich bekendmaakt. Ik heb jullie lief. Ik heb jullie alles gegeven wat je nodig had. Ik heb als een Vader voor jullie gezorgd. Maar als ik dan een Vader ben, waar is Mijn eer? Waarom erkennen jullie Mij niet als jullie God, alles jullie Vader? Waarom hebben jullie Mij dan niet lief, waarom dienen jullie Mij niet?
Weet je wat dan zo aangrijpend is, dat het volk van Israël de schouders ophaalt en elkaar eens aankijkt en zegt: waar heeft God het over? Dat wij Hem niet dienen? Wij komen toch in de tempel? Wij belijden toch de Naam van de Heere? Wij brengen toch de offers in de tempel? Wat klaagt de Heere dan over ons? Wat moppert de Heere dan over ons? Hij heeft toch geen enkele reden om zo te spreken?!
Ik weet niet of het jullie weleens gebeurt, jongens en meisjes, mij gebeurde dat nog weleens dat mijn moeder op mijn kamer kwam en dan was het een rommel. Speelgoed niet opgeruimd en mijn bureau daar lag van alles overheen. En dan zei mij tegen mij: ga je kamer eens opruimen, ga die rommel eens opruimen. En dan kun je twee dingen doen. Gewoon luisteren naar je moeder en beginnen aan de schoonmaak, maar ik had ook weleens geen zin. En ik keek ook weleens om mij heen en dacht: nou het valt best mee met die rommel. En dan zei ik tegen mijn moeder: ma, zeur niet.
Misschien zeg jij dat ook weleens. Ik weet niet wat jouw moeder dan doet, maar mijn moeder die kreeg dan van die fonkelende ogen en keek mij dan aan en zei: dat zeg je niet tegen je moeder. Maar dat is nou precies wel wat het volk van Israël tegen de Heere zegt. De Heere zegt er moet opruiming gehouden worden, er moet bekering komen, er moet verandering komen in jullie leven. En dat volk Israël dat zegt: Heere, u moet niet zeuren. We begrijpen er niks van. We dienen U toch?!
O ja, zegt de Heere. Wees nou eens eerlijk. Ja, je komt in de tempel en je belijdt Mijn naam maar is dat is nou werkelijk van harte? Moet je eens kijken met wat voor dieren je in de tempel komt. Met lammetjes die kreupel lopen, met kalfjes die blind zijn waarvan van alles aan mankeert. Als je daarmee naar de koning gaat, naar de landvoogd gaat, dan zwaait er wat. Die accepteert dat niet maar Ik moet het wel accepteren?! Dat ik de reststukken en de brokstukken van het leven krijg?
Je komt wel in de tempel en je noemt Mijn naam wel, maar het is niet van harte. De liefde is weg. De passie is weg. Het hart ontbreekt. En niet alleen als het gaat over dat godsdienstig leven is er van alles mis, maar ook in Maleachi 2 heeft de profeet aan de orde gesteld dat er van alles mis is. Ontrouw, echtscheidingen, kinderen die opgroeien in geweldig gebroken gezin. Ik heb jullie kinderen toevertrouwd aan jullie om op te laten groeien voor Mijn naam en eer. Maar wat voor voorbeeld geven jullie?!
En hoe komt dat nu dat het volk van Israël zo in de zonden leeft? Met die gehavende dieren naar de tempel gaat. Dat komt omdat ze God niet serieus nemen. Omdat ze de woorden van God niet serieus nemen. Daar heeft de zonde mee te maken. Wij zondigen omdat wij God niet serieus nemen. Omdat wij Gods Woord niet ernstig nemen.
Want ze zeggen het daar hardop tegen elkaar: God zegt wel dat Hij de Heilige is, en God zegt wel dat Hij met heel Zijn wezen tegen de zonde is, maar we merken er niets van. Hij zegt wel dat Hij de onrechtvaardige straft, maar wij merken er niks van. Mooie woorden hoor, maar in het dagelijkse leven zie wij eigenlijk het tegendeel.
Er zijn mensen die zondigen en steeds een stapje verdergaan, maar God slaat nou nooit eens met Zijn vuist op tafel. Hij brengt nou nooit orde op zaken. Mooie woorden, mooie verhalen maar we merken er niets van. Ze gaan nog een stapje verder: God belooft voor ons te zorgen en zegt onze Vader te zijn, maar we merken daar al evenmin iets van. En ze zeggen tegen elkaar: God dienen?! Dat is nutteloos, dat heeft geen zin.
Gemeente proef je hoe ze op een aangrijpende manier daar in Juda en Jeruzalem de Heere in de beklaagdenbank zetten. En Hem beschuldigen van onheiligheid en onrechtvaardigheid. Dat God een papier tijger is. Woorden klinken wel maar nooit daden. Dan kun je doen in je leven wat je wil. God roept je toch niet ter verantwoording. God zal je je er toch niet voor straffen of belonen.
Dwars door die aanklachten van het volk mengt de Heere elke keer opnieuw Zijn hart. Het volk tot bekering brengen wil. Ondertussen kijken wij gemeente vanmiddag in de spiegel. Hoe staan wij tegenover de Heere? Gemeenschappelijk ingelijfd in het verbond van Abraham. Ik ben de Heere uw God.
Ik heb je tot kinderen en erfgenamen aangenomen. Apart gezet. In Christus geheiligd. Ik zal het goede geven of het kwade ten beste keren. Ik ben de God van de zaligheid. Daarom verplicht ik je tot nieuwe gehoorzaamheid. Hem te dienen, te vertrouwen. Vast te houden met vurige liefde te vertrouwen. Die Vaderlijke liefde te belijden. U bent mijn God en mijn Koning.
Wees eens eerlijk. Kwam het ervan dat betrouwen en vrezen? En Hem dienen? Of is het zo dat de Heere ook over ons klaagt. Waar is de eer, en de erkenning? Ik heb bij de doop Mijn hand op je gelegd. Waarom erken, dien, vertrouw je Mij niet? Besef je hoe aangrijpend het is als wij niet leven vanuit die nieuwe gehoorzaamheid aan de Heere?
Beseffen we dat we onszelf dan buiten het verbond plaatsen. Dat in plaats van de zaligheid dat geweldige woord over ons leven klinkt van de ban en het oordeel. Want zondaren kunnen voor God niet bestaan. Wie God niet gelooft, zal vergaan.
Geloven we dat, gemeente? Want als we dat werkelijk geloven, dan buigen we het hoofd. Dit geldt ook mij. Als God met mij doet waar ik recht op heb, dan hoor ik tot dat goddeloos schuim dat God van de aarde verdoen zal.
Maar let wel, de woorden van vers 6 staan er niet als een conclusie. Het is een waarschuwing. Er moet iets gebeuren om dat oordeel van Mij niet over je heen te krijgen. Is dat niet machtig, gemeente? Hier kijk je de Heere in het hart. Hier zie je hoe geduldig de Heere is. In al die gesprekken die er vooraf gegaan zijn, heeft telkens geklonken U zegt het wel maar meent het niet. Waar leidde het toe? Dat het volk maar mee doorgaat.
En de Heere wordt er moe van. Vers 13. Het wordt Mij zo zwaar, Ik kan het niet meer dragen. Maar dan staat er geen punt. Dan klinkt het appel. Opdat Ik niet kome en de aarde met de ban sla. Hier zien we God in het hart. Geen lust in de dood van de zondaar. Hij is de God die er lust aan heeft als ze zich bekeren en leven. Lofzang van Zacharias zongen we het: met ons lot bewogen.
Wij kunnen in ons leven zo worstelen met die vraag naar het heil. Zou God mij wel genadig willen zijn? Een heel begrijpelijke vraag als je de zonden in je leven ziet en de gebrokenheid. Maar waarom is het een vraag? Het klinkt zo ernstig om te zeggen: ik weet niet of die genade wel voor mij is. Weet u wat u daarmee zegt? Ik weet niet of God het wel meent als Hij zegt de goddelozen te verdoen.
Artikel 17 van de Geloofsbelijdenis, wat is de reactie van God toen de mens zondigde? God zag de mens zichzelf in de dood werpen. God stond op van de troon. Mensen handen toe te steken van redding en genade. Het is toch onbegrijpelijk dat God zo is. Dat Hij zondaren de hand reikt en dat Hij in eindeloos geduld ons achterop blijft lopen en tegen ons blijft zeggen: bekeer je. Want Ik heb je er niet voor over dat je omkomt.
God zet geen punt maar steekt Zijn hand uit. Gedenk aan Mozes mijn knecht, denk aan de inzettingen en rechten. Ik Mijn verbond bevestigde bij Sinaï. Ik vraag jullie gehoorzaamheid. Doe deze geboden en inzettingen, en je zult leven. En denk aan de keerzijde, dat als je niet luistert naar de geboden van de Heere, dat het oordeel van de Heere over je komen zal. De Heere zet het volk als het ware opnieuw voor de keuze. Gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid. Dat heeft nogal gevolgen. Zegen of vloek.
Maar is dat een keus? Kiezen tussen leven en dood? Als je gezond bent, dan kies je toch voor het leven?! Een keuze tot een zegen en vloek?! Is dat een keus?! Als je moeder van je vraagt: wil je een zak chips of een pak slaag? Dominee, wat een vraag. Dat ligt toch voor de hand. Er is toch niemand die voor een pak slaag kiest. Dat is de keuze van het volk: keuze tussen zegen of vloek. Kies maar.
Bij de voorbereiding heb ik mij afgevraagd of hiermee alles is gezegd. Of het verbond dat wij verbroken hadden zo weer heel gemaakt is, weer gaaf. Als je zo de wet van God weer houdt, dan komt het in orde?! Ik kwam een voorbeeld tegen over voetballen. In de tuin of op de straat. Doe dat nou maar niet. Het gaat hoe langer hoe wilder. Ik weet al wat gebeuren, zegt je moeder, de bal vliegt over de schutting bij de buurman.
Je gaat toch voetballen omdat je er zo van houdt. En het gaat hoe langer hoe wilder. En jawel: de bal gaat over de schutting bij de buurman en rinkel de kinkel. De ruit kapot. Als je vervolgens bij de buurman aanbelt en zegt: Ik zal het nooit meer doen, is het daarmee opgelost?
Ik zal het nooit meer zien, dat moet ik nog maar zien zegt de buurman. Daarmee is het probleem niet opgelost. Wie gaat de ruit betalen? Je buurman niet. Die moet je zelf betalen of als je een lieve papa en mama hebt, die de ruit betalen. Maar de ruit moet betaald worden.
Met naar de Heere gaan en zeggen: ik zal het nooit meer doen, daarmee is het verbond niet heel. Daarmee is de schuld en de schade die wij hebben gemaakt niet verdwenen. Dat is ook wat die wet van Mozes leert. Bekering dat is niet alleen dat wij ons leven veranderen en wij weer gaan gehoorzamen aan de Heere. Wat wij ook nodig hebben is vergeving. Verlossing.
En die wet van Mozes gaat niet alleen over de rechten en geboden maar ook over de inzettingen. Dan gaat het hier om een woord dat te maken heeft met de tabernakeldienst. Want wat moest een Israëliet gaan doen die gezondigd had?
Stel je voor je woont in Israël, naar de tempel gaan en sorry zeggen? Nee. Je moest naar je stal gaan en het mooiste lam uit je stal uitzoeken. En dan naar de tabernakel naar de priester. Wat kom je doen? Dan kwam het hoogste woord eruit: ik heb gezondigd.
Dan legde je je hand op het lam. En dan ging je je zonden als het ware op het lam zeggen. En dan zag de priester je een mes. En dan moest je de hals doorsnijden en dan voelde je het. En dan werd het lam helemaal verbrand als een brandoffer op het altaar. Dat lammetje zo gaaf, zo heel dat verdiende het om te leven en jij hebt gezondigd. En jij verdient het om te sterven.
Maar God zei: er mag geruild worden, van plek gewisseld worden. Dat lam sterft in jouw plaats. Dat lam wordt weggevaagd van de aarde. En jij mag blijven staan, blijven leven. Jij mag bij God komen. Jij mag weer de tabernakel uitlopen. Dat lam neemt jouw plek in. Alleen zo kun je voor God bestaan, voor God leven.
Kon dat bloed van die lammetjes en die bokjes werkelijk verzoenen? Nee, schrijft de Hebreeënschrijver. Het wijst heen naar het Lam van God dat de zonden der wereld wegneemt. Proef je wat die wet van Mozes ons leert? Dat wij gezondigd hebben. Dat wij het verbond hebben verbroken en het oordeel van God hebben verdiend.
Er is maar een manier om dat goed te krijgen en dat is in de weg van het Offer, de plaatsvervanging. De wet van Mozes leert ons wanhopen aan onszelf en leert ons buigen voor God. En roepen om genade. Heere, alleen Uw werk kan mij behouden.
Dat is ook waar Elia mee te maken heeft. Voordat de dag van het oordeel komt, zegt God ook dat Hij eerst Elia eerst komt. Komt Elia dan die met wagens naar de hemel was gevaren zo terug? Nee, zo niet. 400 jaar na Maleachi is het de engel die deze tekst uitlegt als hij in de tempel komt bij Zacharias. En zegt: je gebed is verhoord. Gebed om de komst van de Messias is verhoord.
En jij hebt daar een rol in. Je zult een zoon krijgen. En die zoon van je zal voor de Heere uitgaan in de geest en de kracht van Elia. Wat was Elia voor een man? Die profeet met die kamelenharen mantel. Die ging tot de koning Achab en zei: het gaat niet meer regenen en dauw totdat ik het zeg. Hij kondigde het oordeel aan. En hij bond de strijd aan met 400 priesters van Baal op de Karmel. Wie is er nou werkelijk God: is de Heere God of is Baal het?
Hij streed voor de naam en de eer van de Heere en de mensen te brengen tot bekering. En zo was Johannes ook. Je ziet hem daar staan met zijn kamelenharen mantel aan de oever van de Jordaan. Bekeert u, bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij en de bijl ligt aan de wortel van de boom.
Als de boom geen vrucht draagt, wordt die uitgehouwen in het vuur geworpen. Bekeer je. En de Heere zegt: Elia wordt ervoor gebruikt. En dan zal het gebeuren dat vader en kinderen samen de Heere gaan dienen. Van de onrechtvaardigheid zich bekeren tot de rechtvaardigheid. Samen belijden: we hebben de dood verdiend. En zien samen uit naar die komen zal, die het verbond vernieuwen zal, die zal leren te wandelen in de wegen des Heere.
God gaat tot op de dag van vandaag door met dat werk. God is bezig, gemeente, om te zoeken en zalig te maken. God is door de dienst van Mozes en Elia gespitst om je te leren dat je zondaar bent en dat jijzelf niet kunt redden. Dat jij dat verbond dat verbroken is niet meer heel kunt maken. Zodat er plek komt voor de Heere Jezus Christus. Die in gehoorzaamheid in deze wereld gekomen is om het verbond te bewaren en de straf en het oordeel te dragen.
Want hier klinkt de dreiging opdat ik niet kome en de aarde met de ban sla. En als je dan vraagt: wanneer komt dat moment dan wel? Dat de aarde met de ban geslagen worden. Misschien zijn we geneigd om te zeggen: dat komt straks als Jezus Christus wederkomt met de wolken van de hemel. Dan zal de genadetijd voorbij zijn. Dan zal het oordeel van God over de wereld komen.
Maar de Catechismus die zegt: de Rechter die straks komt om te oordelen de levenden en de doden, dat is dezelfde die Zich daarvoor Zelf in het gericht van God heeft gesteld. Want God is gekomen om te slaan met de ban. Jezus Christus is in de wereld gezonden door de Vader om als het Lam de zonden weg te dragen. God is in de wereld gekomen met geen andere bedoeling dan Zijn eigen Kind in 33 jaar weg te leiden naar het kruishout.
En om Hem daar te laten hangen tussen hemel en aarde. De duisternis omklemt dat kruis. De duisternis van de toorn. Hij hangt daar als een vervloekte. Weggevaagd. Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten? Waarom hangt Hij daar? Waarom wordt Hij daar geslagen met de ban?
Daar klinkt het Evangelie in door. Alzo lief heeft God de wereld gehad. De boze wereld. De vijandige wereld. Dat Hij Zijn eniggeboren gegeven heeft. Gezonden heeft. Opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren zal gaan maar behouden zal worden. Jezus Christus is gekomen niet opdat u verdoemd zou worden, maar gered. Niet gedood zou worden maar zou leven.
En God, gemeente, buigt Zich vanmiddag neer. Hij opent Zijn hart. Ik heb in een ding geen lust: dat Ik straks tegen je zeggen moet ga weg van Mij u die de ongerechtigheid werkt. Maar hier heb ik verlangen naar. Hier ben ik op gespitst. Dat je buigen zult als een zondaar. En dat je de toevlucht nemen zult tot de Heere Jezus Christus. En dat je leven zult door het geloof in Hem.
Ik heb in eigen gemeente een serie preken gehouden over dit Bijbelboek. Als er een ding bij de voorbereiding van de preken telkens intens geraakt heeft, dan is het dit: het beeld van God dat uit de woorden van Maleachi zichtbaar wordt. Zo op het eerste gezicht lijken het woorden te zijn van oordeel en woorden te zijn van dreiging en van straf.
Maar achter die woorden die klinken van dreiging en straf gaat het hart van God schuil. Het hart van God die met ons bewogen is. Het hart van God die gericht is op je behoud. Het hart van God dat Zich uitstrekt en zegt: mensenkind, waarom zou je sterven?
Ja dat kan. Dat kan. Want als we ons niet tot bekering laten brengen, niet komen tot het geloof, als we onze toevlucht niet nemen tot onze Heere Jezus Christus. En achten Zijn bloed en Zijn komen onnodig en onrein, dan blijft dat oordeel over ons leven liggen, over ons leven uitgesproken. Vanmiddag zegt de Heere tegen ons: daar heb Ik je niet voor over. Bekeer je en leef. Amen.
Zondag 13 december 2020, Derde Adventszondag – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. W.J.C. van Blijderveen – Schriftlezing Maleachi 3 vers 13-18 en Maleachi 4