Waar Christus werkt, zit de duivel niet stil. Jezus’ optreden kan aanvankelijk op bijval rekenen, maar al snel komt het werk van de boze openbaar. Jezus geneest echter alle zieken die bij Hem gebracht worden. Deze genezingen zijn beelden van Zijn werk: Hij verlost van onze geestelijke kwaal. We zijn dodelijk ziek. We hoeven ons niet af te vragen of we wel ziek genoeg zijn, maar we moeten ons naar Christus haasten. Hij is gekomen om onze ziekten en krankheden op Zich te nemen – niet uitsluitend in letterlijke zin, maar in geestelijke zin, als Borg en Middelaar.
‘En als het laat geworden was, hebben zij velen, van den duivel bezeten, tot Hem gebracht, en Hij wierp de boze geesten uit met het woord, en Hij genas allen die kwalijk gesteld waren; opdat vervuld zou worden wat gesproken was door Jesaja, den profeet, zeggende: Hij heeft onze krankheden op Zich genomen en onze ziekten gedragen.’ – Mattheus 8: 16-17
Een nacht vol wonderen
1. Velen tot Jezus gebracht
2. Allen door Jezus verlost
3. Jesaja’s profetie vervuld
Geliefde gemeente, vorige week stonden we stil bij de genezing van de schoonmoeder van Petrus. En dan ja, dan volgt er nog iets, iets wat ook het overdenken waardig is. En dat zijn de verzen 16 en 17 van het Mattheusevangelie, hoofdstuk 8. Vorige week deden we de behandeling vanuit het Lukasevangelie. Mattheus merkt nog iets heel bijzonders op, van wat er die avond gebeurde. We lezen vers 16 en 17 nog een keer.
Nog even terugblikkend op het tekstgedeelte van vorige week en wat we toen hebben overdacht, het was wel een hoofdstuk van Lukas waarvan de inhoud grotendeels komt met Mattheus 8. En met Markus 1. Ja, een hoofdstuk waar het werk van de duivel zo zichtbaar werd. Jezus die gedoopt werd door Johannes de Doper. Het getuigenis dat kwam van de Vader en Geest. En van Jezus Zelf. Je zou verwachten: nu horen we positieve dingen. Dat is ook zo. Maar we horen ook iets wat daar tegenin gaat: het werk van de boze.
Allereerst wordt Jezus naar de woestijn gebracht. 40 dagen lang verzocht door de duivel. Hij valt niet. Adam viel al bij de eerste verzoeking. Jezus blijft als de tweede Adam staan in de verzoeking. Actief. Hij was actief als Middelaar, zeggen we dan. Niet alleen passief.
En dan gaat Hij naar Nazareth. De plaats waar Hij opgegroeid is. Het lijkt dat ze op Hem wachten. De synagoge is vol mensen. Ze hopen op een wonder. Een bijzonder iets. Hij is één van hen. Daar hebben ze recht op, als dorpsgenoten. Maar Jezus opent de Schrift. Heden is deze Schrift in uw oren vervuld. Daar hebben ze geen boodschap zien. We willen een wonder zien! Nee, dat kan niet. Ze sleuren Hem de synagoge uit, brengen Hem naar een berg, willen Hem naar beneden gooien. Jezus laat dat niet toe.
Voorts gaat Hij preken op de sabbat in Kapernaüm. Mensen zitten er met verwachting. Wat zal Hij ons leren? De mensen zijn verslagen vanwege Zijn woorden. Hij preekt met gezag. En dan is er die man, die begint te schreeuwen. Jezus legt de bezetene het zwijgen op. Hij drijft de demon uit. De mensen hebben het erover. Hij kan de duivel uitwerpen! Wie is toch deze?
Dan gaat Jezus met Petrus mee. Daar lijkt de duivel ook bezig te zijn geweest. Schoonmoeder is ernstig ziek. Op het bed geworpen. Ook de duivel kan mensen ziek maken. We mogen veronderstellen dat dat ermee te maken heeft. Dat de duivel het zwakke geloof van de discipelen wilde aantasten. Daarom die vrouw ziek. In de toelating Gods – net als bij Job. De duivel kan niet verder gaan dan God toeliet.
Maar wat een zegen dat Petrus en de zijnen Jezus erbij roepen! En dat Hij die moeder geneest. Dan staat ze op. En dient Hem. Een wonder. Terstond. Jezus bestraft de demon – en de koorts.
Dan begint het te schemeren. Het wordt donker. Je zou het moeten schilderen wat er dan gebeurt. Indrukwekkend. Ze komen overal vandaan. De deuren gaan open. Daar dragen mensen geliefden op een brancard. Of in de arm genomen. Naar Jezus toe. Ze hebben gehoord: Hij is daar. In dat huis. Daar moeten we zijn. Het gerucht heeft hen bereikt. Deze geneest bezetenen! Ze brengen hun geliefden tot Jezus.
Er staat dat ze met velen bij de deur waren. Van alle kanten gekomen. Velen kwamen. Ook andere zieken. Er staat dat er ook vele zieken waren. Als je de evangeliën naast elkaar legt, zie je dat. Met welke kwaal ook aangedaan, ze kwamen bij de Zaligmaker! Misschien mensen met een kwaal die nog niet eerder door Jezus was genezen.
Wat moet ik daar nou mee? Dat zegt u. Wat moet u daarmee? Als doopouders? Jezus is niet meer lichamelijk op aarde, toch? Hoe moet ik mijn geliefden dan bij Hem brengen? Kan dat dan nog? Ik hoop dat er ouders zijn die zeggen: gelukkig weet ik daar wel wat van af. En grootouders: daar weet ik van af. Om kinderen en kleinkinderen bij de Zaligmaker te brengen. Met lichamelijke, tijdelijke noden. Maar in het bijzonder met de geestelijke nood. Ook al zijn we lichamelijk gezond, we lijden allemaal aan de geestelijke kwaal. We zijn geestelijk ziek. We hebben allemaal geestelijke gezondmaking nodig. U voorgehouden, net, die lieve kinderen zijn in zonden geboren. Ze hebben een onreine ziel. Er is geen arts, hoe knap ook, die deze kinderen kan genezen. Zij brachten hun kinderen tot Jezus, lees ik. In de weg van het gebed. Overdenken en bespreken van het Woord, met de kinderen. Bemediteren van het Woord. En dan de toepassing makend: Heere, hier ben ik met mijn kinderen. ‘Ik leg de namen van mijn kinderen in Uw handen.’ Dat is een mooi bordje om aan te schaffen. Ophangen in het kinderkamertje. Heere, hier zijn ze.
Augustinus kwam daar in zijn Confessiones steeds op terug. Mijn moeder liet me niet los. Ze bracht me steeds weer voor het aangezicht van de Heere. Het gebed van zijn moeder was het gebed van een rechtvaardige, dat wist hij. En het gebed van een rechtvaardige, dat vermag veel.
Ik vertelde van die ouderling uit Utrecht, tijdens een doopzitting. Nadat dominee Terlouw was overleden hadden we doopzitting met Woerden en Utrecht. Die ouderling zei: ik wil nog een ding zeggen, ik word vaak herinnerd aan die vader van die maanzieke knaap. De discipelen konden hem niet genezen. Jezus zegt: dat is vanwege uw ongeloof. Jezus zegt dan: breng hem bij Mij. Breng je kindjes bij Hem! Wat leren we veel van deze mensen, daar deden ze goed aan.
2. Allen door Jezus verlost
Jezus helpt ze allen. Niet één uitgezonderd! Wat zegt dat veel over wie Christus is. Zijn toegankelijkheid, bereikbaarheid. Maar ook het onuitputtelijke daarvan. Je zou kunnen zeggen, misschien hebben mensen dat gedacht: zou er op een gegeven moment een stop komen? Zoals dat nog wel eens gebeurd? Maximaal zoveel mensen geholpen. In Groningen konden mensen een subsidie krijgen, maar toen was het op. Gods genade, genezende kracht van Jezus, is dat ook zo? Ja maar als er al zoveel mensen zijn gekomen? Heeft Hij kracht mij te genezen? Zou het voor mij nog kunnen?
Ik kan me voorstellen dat die mensen in de rij, dat de achterste regelmatig het zweet van hun hoofd hebben gewist. Het duurt zo lang. Het wordt later. Ze zagen de Godmens Jezus. Hij werd vermoeid. De hele dag al gepreekt en gewerkt. Zou Hij niet zeggen, dit is de laatste? Jullie moeten naar huis. Misschien morgen of overmorgen? Als Mijn agenda dat toelaat? Dat is een beproeving geweest voor die mensen. Ze moesten wachten.
Later wordt er een vrouw ook zo beproefd. Heel bewust, door Jezus. Met de nood van haar kind tot Jezus. Een Kananese vrouw. En maar roepen, en maar roepen: Ontferm U over mij. Jezus antwoordt haar niet met een woord. Vervolgens zegt Hij dat Hij niet kwam voor de heiden. En tenslotte: het brood is niet voor de honden, maar voor de kinderen. Drie keer afgewezen. Maar ze blijft roepen. Vrouw, groot is uw geloof, wat een bevrijdende woorden. Die vrouw had geleerd: waarom zou ik een andere Zaligmaker zoeken? Is er een die meer gewillig is dan Hij? Die meer macht heeft dan Hij? Zullen we een andere Voorspreker zoeken (NGB artikel 26, zoals Guido de Bres vraagt)? Die onze zonden wegpleiten kan. Vader, die zonden, reken ze die man, vrouw, jongen, meisje niet aan. Ik heb die zonden weggedragen op Golgotha’s heuvel. U hebt gezegd dat Ik volkomen betaald heb. Zullen we dan een andere Advocaat zoeken die eerder wordt gehoord dan Zijn enige Zoon? O nee, zegt Guido de Bres. We zullen die advocaat nooit vinden.
Hoe denkt de gemeente aan de tekst van Zacharia. Hij zag een fontein geopend. Een waterfontein. Dat is water wat uit de grond opkomt. Soms heel diep in de aarde. Maar het is een natuurlijke bron. Het blijft maar komen. Jaar in, jaar uit. Er zal een fontein geopend worden, zegt hij. Tegen de zonde en tegen de onreinheid. Voor wie? Voor de inwoners van Jeruzalem. Voor mensen die er geen recht op hebben. Wat is het kenmerk van een fontein? Het zuivert, lest de dorst, reinigt. En: er is altijd genoeg. Je kunt ook geen zee leegdrinken, zo’n bron ook niet. Al komen er duizend inwoners en de volgende dag weer, dan is er nog net zo veel. Dat is een beeld van Christus: Zijn algenoegzaamheid. Niemand hoeft te zeggen: voor mij kan het niet meer. Zijn genade is op. Nee. Jezus handelt met de zieken en zondaren. In Psalm 103 is dat zo heerlijk verwoord:
‘Hij is het, die ons Zijne vriendschap biedt.
Hij handelt nooit met ons naar onze zonden;
Hoe zwaar, hoe lang wij ook Zijn wetten schonden,
Hij straft ons, maar naar onze zonden niet.’
Hij kan het doen en Hij wil het doen. Allen door Jezus verlost. Kun je door bemoedigd worden! Of niet? Als er zovelen verlost zijn. Ja toch? Maar… dat is niet voldoende. De wetenschap dat er velen verlost zijn en nog velen verlost worden. Straks allemaal voor de troon, ontelbaar, een schare die niemand tellen kan. Daar kan je niet mee sterven. Ja, maar, Heere, er zouden er toch velen zijn? Maar hebt ge niet gelezen: strijd gij om in te gaan? Een persoonlijke zaak! Jij, u, ik. We mogen de Heere wel wijzen op de overvloed van genade. Heere, bij U is toch overvloed? U doet het mild en overvloedig. U bent een fontein. Dat mag. Een pleitgrond. Heere, U bent toch gewillig. Wie zo tot Mij komt, met zijn nood en schuldenlast, die zal niet worden uitgeworpen? Heere, U geneest velen die zó komen. We hoeven niet bevreesd te zijn dat mijn ziekte er niet bij staat. Er staat dat Hij ieder genas. Hij zegt niet: u bent nog in beginstadium met uw ziekte, gaat u maar terug, het is nog niet ernstig genoeg. Als ik nog niet mijn schuld genoeg ken, kan ik niet gaan? Naar wie moet u dan?! Naar het badwater van Bethesda? En wachten? In een preek is Spurgeon daar zo verontwaardigd over! Hij zegt: U gaat naar het badwater, maar U moet naar Christus. Bij Hem moet u zijn met u zielenood. Ongeacht wat u al kent. Ik zeg niet dat u meteen de volle troost hebt van dat lijden en sterven. De Heere gaat wel verder met Zijn ontdekkende werk.
3. Jesaja’s profetie vervuld
Waar Hij, gemeente, mensen onrustig maakt en laat zien: u lijdt aan een dodelijke ziekte. U hebt genezing nodig. Dan laat Hij meer en meer zien van die kwaal. In zonden ontvangen en geboren. Het is niet alleen dit kwaad dat roept om straf. De Heere geeft ook ontdekkend licht. Zien dat we tegen al Zijn geboden heb gezondigd. Dat ik die zonden niet alleen doe met daden, maar ook met nalaten. En met gedachten. Ja, ik ga het inzien dat ik zonde doe omdat ik zondaar ben.
En gemeente, zo lees ik dat Jesaja hier al eerder van heeft gesproken. Mattheus mag daar de hand bij leggen: ‘opdat vervuld zou worden wat gesproken was door Jesaja, den profeet, zeggende: Hij heeft onze krankheden op Zich genomen en onze ziekten gedragen.’ Een heerlijk woord. Een profetie waarvan velen niet hebben verstaan op wie die profetie betrekking heeft. Velen zeggen nog steeds: we weten het niet. Een jood zal zeggen: dat weten we nog niet. Mattheus mag het zien. Hij legt het uit aan het joodse volk. Kijk eens! Lukas doet dat ook in Handelingen 8. De evangelische Jesaja. Beide wijzen naar hoofdstuk 53. Hij heeft onze krankheden op Zich genomen en onze ziekten gedragen.
Gemeente, sommige beweren dat Jezus zelf besmet is geworden door ziekten. En daarom letterlijk de ziekten heeft overgenomen. Zoals een melaatse een ander kon besmetten. Ik lees heel duidelijk dat Jezus die melaatse aanraakte. Ik lees niet dat Jezus ooit ziek was. Ik zeg niet dat dat niet zou kunnen. Ik bedenk mij: Hij die boven de ziekten staat, ja… Hij heeft ook gehongerd en gedorst. Ik laat het verder rusten. Dit is niet de betekenis met de ziekte: dat Hij besmet werd met de ziekte. Wel dat Hij onrein werd. Toen Hij aangeraakt werd door die onreine vrouw. En die baar aanraakte. En die melaatse. Dat betekende: u wordt buitengesloten. Op geestelijke wijze neemt Hij de oorzaak van de ziekte op zich. De kanttekenaren schrijven daarvan: dit wordt (Jesaja 53:4) voornamelijk van onze geestelijke krankheden en ziekten verstaan, dat is van onze zonden, die Christus van ons op zich heeft geladen, om ons daarvoor genoeg te doen, ons daarvan te verlossen en waarvan Hij door genezing van lichamelijke ziekten verstaan heeft gegeven. Die mensen die genezen zijn, zijn daar een beeld van. Van die vrolijke ruil, zoals Luther zegt. Door Zijn striemen is ons genezing geworden.
Gemeente, het is nodig dat we de noodzaak daarvan leren kennen in ons leven als dat nog niet gebeurd is. Jesaja zegt: aanvankelijk meenden wij (ook voor Gods kinderen geldt dat) dat Hij geslagen werd vanwege Zijn eigen zonden. Maar als de ogen open gaan en je ziet: we zijn dodelijk ziek. Die ziekte brengt naar de eeuwige scheiding van God. En dan gebracht te worden naar deze Lijdende Borg. Zie je Hem gebogen staan? Leg, Vader, al die krankheden en ziekten op Mij? Hij heeft ze gedragen. Aan het kruis gehecht. Allemaal briefjes zijn er aan het kruis geslagen – denkbeeldig. Met de zonden van mensen. Hij laadde het kruis op zich. Hij droeg die zonde weg. Alleen dan kan er gezongen worden: Hij straft ons, maar naar onze zonden niet.
Waar zijn uw zonden? Waar zijn jouw zonden?
Amen.
Gereformeerde Gemeente Dordrecht, Julianakerk, zondag 13 februari 2022, 16.45 uur. Bediening Heilige Doop.