Hizkia wordt door de Heere in de nood gebracht door een ziekte. Elke ziekte is een roepstem. Elke ziekte is een preek, ze laten hoe broos en kwetsbaar we zijn. Verwachten we het dan van de Heere of van artsen en medicijnen? Het is van levensbelang om te onderzoeken of het ‘wel’ met ons is. Dat kan alleen als we een Borg hebben en de Middelaar, Jezus Christus, kennen.

‘Geef bevel aan uw huis want u zult sterven.’

Gemeente, het is iets meer dan twee maanden geleden dat mevrouw (…) de boodschap kreeg dat ze ongeneeslijk ziek was. Ze zei: de boodschap heb ik gekregen. Geef bevel aan uw huis, want gij zult sterven. Zij kon zich daar nog op voorbereiden, samen met haar geliefden. Bij broeder (…) lag dat anders. Zo onverwachts. Opgenomen in een ziekenhuis, ik wilde hem bezoeken, zijn vrouw stond naast hem, hij zal nog maar enkele dagen leven. Hij heeft niet meer heel concreet deze boodschap gekregen. En dan, ja, kleinzoon van mevrouw (…), als ik het goed heb 29 jaar. Ik ga sporten, stuurt hij als appje. Een hartelijk appje. En komt niet meer thuis. Hersenbloeding.

Wat een hoop stemmen. Wat een roepstemmen. Die zeggen, het is de Heere die het zegt: geef bevel aan uw huis want gij zult sterven. Het is mijn hartelijke wens, gemeente, jong en oud, dat er niemand meer onder ons zou zijn, niemand, die deze vraag van zich afduwt. Niemand onder ons die zegt: dat is een goede zaak om daar over na te denken, daar moet ik morgen maar eens mee beginnen. Nee, morgen kan te laat zijn. Misschien bent u het morgen. Op het alleronverwachtst. Uiterst acute ziekte of ongeluk. Heden, zegt de Heere. Verhard u niet! Stel het niet uit, gemeente. Daar zijn we zo goed in. Ons uitstel kan wel eens een afstel zijn, dat het dan te laat is. Ik geloof dat ik dit u mag en moet meegeven. We lezen in dat verband Jesaja 38:1-2

‘In die dagen werd Hizkía krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, kwam tot hem en zeide tot hem: Alzo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw huis, want gij zult sterven en niet leven. Toen keerde Hizkía zijn aangezicht om naar den wand, en hij bad tot den HEERE.’

We schrijven onder deze tekst: ‘Geef bevel aan uw huis want u zult sterven.’

  1. Een dodende ziekte
  2. Een ontstellende bericht
  3. Gebed in nood

Gemeente, daar staat zo veelzeggend: in die dagen. In die dagen. Zou je makkelijk overheen lezen, maar, als we toch eens even kijken naar die dagen, wat er gebeurt, dan is het eigenlijk erg onverwacht wat er nu gaat komen. De Heere had zo wonderlijk geholpen. Hij had uitkomsten gegeven tegen de dood. Tegen een machtige vijand. Daar had geen mens meer op kunnen rekenen – behalve wie met God rekent. Ja, de machtige vorst Sanherib kon zeggen: wie houdt mij tegen? Dat volk werd sterker en sterker. Niet te stuiten. Te vergelijken met nazi-Duitsland. Op een gegeven moment landen ging binnenvallen en eigenlijk niet tegen te houden leek te zijn. Zo was dat Assyrische leger geworden. Zo sterk. Duizenden soldaten. Ze kwamen op relatief kleine, snelle paarden. En ze wisten oorlog te voeren waar menig land geen antwoord op had. Een bruut volk. Als je leest van de slachtpartijen. Ze spaarden niemand! Of je werd meegenomen, als laatst, dat had je geluk. Heel vaak werd je gedood door het zwaard – jonge mensen, ouderen, kinderen. Ze vernietigden alles wat ze niet konden meenemen. En zo zijn ze ook naar Kanaän gegaan. Sanherib heeft ergens een inscriptie achtergelaten met welke steden hij heeft gewonnen. Hij schrijft dat hij Hizkia een buitengewone schatting heeft opgelegd. Zijn eigen macht opgelegd. Een ding heeft hij niet opgeschreven, wat Hizka wel heeft ondervonden. Die koning voor de poorten van Jeruzalem. De generaal daagt Hizkia uit en intimideert het volk.

In het paleis woont een man, een koning. Nog maar 39 jaar oud. Die God vreest. Er staat dat hij de Heere aankleefde. U weet wat dat is. Het laat niet meer los. Hij kleefde God aan. Hij had omgang met God. In het gebed, in het lezen van de schriften, in het vragen naar Zijn wil. Hizkia was daarin een uitzondering. Zijn vader had hem niet zo’n voorbeeld nagelaten. Achaz liet zelfs jonge kinderen door het vuur gaan. Maar blijkbaar mocht het anders gaan in het leven van deze jonge koning. Hij vreesde de Heere. Zoals Jezus zal zeggen: blijf in Mij en Ik in u, dan draagt u veel vrucht. Stille omgang met de Heere. Beminnen van de Heere. Ja.

Maar nu die machtige generaal voor de poorten staat, weet Hizkia het ook niet meer. Niemand kan hem helpen. Meer dan honderdduizend soldaten liggen er voor de poorten. Hoe moet het nou? Maar dan gaat Rabsake een grens over. Hij begint de God van Israël te honen. Dat is wat hij doet. Die God, daar heb je niets van te verwachten. Helemaal niets. Denk je dat Hij je zal beschermen? Laat uw God u niet bedriegen. Hij had gehoord dat Hizkia vertrouwde op de Heere. Daar gaat hij mee spotten. Dat was het sterkste punt voor Hizkia. God die in Zijn eer wordt aangetast. Dat laat God niet gebeuren.

Hizkia legt dat voor de Heere neer. We lezen iets van zijn gebed. Gij alleen zijt de God van alle koninkrijken. U bent toch de Koning der Koningen! O Heere, klaagt hij het uit. O Heere, doe uw ogen open en zie en hoor al de woorden van Sanherib. Ik verdraag het niet; maar U toch ook niet. Zoals Mozes: Heere, wat zal er met Uw naam gebeuren? En Jozua ook. Als U nu niet voor ons gaat optreden…

En dan laat God zich verbidden. Die koning zal in de stad niet komen. Hij zal vluchten, teruggaan naar zijn land. Wat de Heere zegt, doet Hij. Zijn beloften zullen nooit hun vervulling missen. Wat Hij toezegt, zal Hij doen. O daar mocht Jesaja als profeet getuige van zijn. Hij mocht die boodschap brengen. Samen mochten ze zich verheugen in Zijn woorden en daden.

In een nacht komt er een engel. Die slaat 185.000 soldaten! Ze liggen dood in hun tent. De volgende morgen komen ze erachter. En de nog levende soldaten weten niet hoe snel ze weg moeten komen. Verwarring en paniek. Ze gaan terug naar hun land.

Wat een God. Nu kan Hizkia zeggen: nu kan ik het werk voortzetten. Ik wil dat het volk de Heere vreest. Hij voerde een reformatie door. De afgoden werden uitgebannen. De hoogten afgebroken. De mensen werden weer onderwezen in de Torah, de wet. Maar het viel niet mee. Om ze terug te krijgen, het was een hardnekkig volk. De koning kon verder met zijn werk. Jesaja zal ook blij zijn geweest. Eindelijk een koning die de Heere vreest. Wat een zegen voor het land. De Heere is met ons en met Hem springen we over de hoogste muren. Wat zal een nietig mens mij doen? Niets.

En dan staat er: in die dagen werd Hizkia krank. In die dagen. Waar ik als mens iets heel anders had verwacht. Hizkia ook. Ik denk het wel. En Jesaja? Ook. Hij wordt ziek. Ja, gemeente, wat is dat al een roepstem. Ziek worden. Ziekten krijgen wij niet zomaar. Elke ziekte is een preek voor ons. Het leert ons dat we zo broos, zwak zijn. Niet denken, een griepje is iets onschuldigs. Zogenoemde kleine ziektes, waar we onze schouders over kunnen ophalen. En dan zijn we verbaasd als iemand sterft door een zogenoemde gewone ziekte? Gemeente, de Spaanse griep, dat was een speciale variant, die heeft meer slachtoffers gevergd in de Eerste Wereldoorlog (en er kort na) dan dat er in de Eerste Wereldoorlog zijn gesneuveld. En met name de jonge mensen stierven. Zoveel huizen waar toen de dood kwam. Ziekte.

Ja, en zo’n ziekte kan ons brengen waar God ons wil hebben. Ja, dan heeft die ziekte een hele nuttige uitwerking. Dan is het een beproeving. Jacobus zegt: welgelukzalig als je zo’n beproeving hebt gehad. Als de ziekte je brengt op die plaats. Er zijn ook mensen die hun hele leven met een ziekte moeten leven. Afhankelijk leven. Jacob met een verwrongen heup. Altijd die pijn. Kon nauwelijks lopen. Geen hulpmiddelen. Altijd herinnert aan wie God voor hem is.

Welke ziekte Hizkia krijgt? Ik weet het niet. Een gezwel, zweer, vergiftiging? Een ding weten we wel, dat elke ziekte iemand op het sterfbed kan brengen. Zeg nooit: hier hebben we een middel tegen dus… O, maar daar hebben we toch antibiotica. Vertrouw niet op de middelen. Alexander de Grote, een buitengewoon sterke man. Ik heb de hele wereld aan mij onderworpen. Volgens de overlevering is er een mug geweest, dat is z’n dood geworden.

Hizkia had het niet verwacht. Artsen gezegd: koning, daar komt u wel weer bovenop. Zou er ook wel om gebeden hebben. Sluit ik niet uit. Heere, wilt u mij genezen? Maar dat gebed is toch anders van wat zo gaat komen. Herkent u dat, het verschil tussen bidden en bidden. Bidden en smeken? Ik kan bidden. Heere, wilt u… Ongeacht de uitkomst, kan ik gewoon verder. Er is ook een bidden, dan kan ik niet verder zoals het was. Dan moet er uitkomst worden geboden. Dan moet de Heere komen. Ik kan zo niet verder. Ziet u, dat is een gebed, ja, dat moet tot een oplossing gaan leiden. Ik zeg niet dat ik dan krijg wat ik vraag, nee. Paulus, die had mogelijk ook een ziekte of beperking (spraakgebrek, zwakke gezondheid?). Ik heb er drie tijden de Heere om gebeden. Drie aaneengesloten perioden. Doorn wegnemen. De eerste twee perioden komt er geen antwoord. Na de derde wel, maar niet het antwoord waar hij om gevraagd had. Nee, Paulus, die doorn heb jij nodig. Maar, hij krijgt er wel wat bij. Mijn genade is u genoeg. Dan mag Paulus het leren: Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Paulus die Mij nodig heeft. Zo mag je verder leven. Iedere dag bidden om kracht en vertroosting. Daar kan de Heere een ziekte of beperking voor gebruiken: ons klein houden, niet vertrouwen op dit leven.

De krachten nemen snel af. De sterkste is enkel ijdelheid. Een ziekteproces kan snel gaan. Zoals bij die broeder, zuster en die kleinzoon. Zo snel. De bijbel gebruikt veel beelden. Een bloem die bloeit. ’s Morgens nog, ’s avonds vind je hem niet meer. Gras, maar dan komt die verzengende oostenwind, gepaard met de brandende zon. ’s Avonds is het gras geel, verdord. Als een schaduw. Een handbreed. Zo kort. Als een nachtwake. Zo snel. Dat is het leven.

Gemeente, er ligt een waarschuwing in. Dat we het niet van dit leven verwachten. Het is zo kort en broos. Denk niet: met mij zal het anders gaan. We hebben altijd een gedachte of een ja, maar… Zit in de familie? Ongeluk, ja, maar ik kijk goed uit. En ik ben nog jong. Ik sport veel. Ik voel me gezond. Nou… Als ik oud ben, ja maar ik ben nog relatief goed. Laten we eerlijk zijn: de wereld biedt ons zoveel afleiding. Een schijnwerper die in onze ogen schijnt en ons verblindt. Een bouwlamp. Even erin kijken, dan zie je niets meer. Poos wachten voordat je het weer ziet. Zo doet de satan, zegt de apostel. Elke eeuw heeft een eigen lamp en kleur. Hij houdt ons bezig, jong en oud. Hij heeft er ontzettend veel belang bij dat het Koninkrijk van God er niet komt. Dat het klein blijft en dat zijn koninkrijk groot zal zijn. Vergeet het niet. En hij gebruikt relatief onschuldige dingen voor. Drukte. Zelfs Martha. Martha! Die had toch zeker een band met Jezus. Je bent zo bedrijvig. Je bekommert je om zoveel dingen. Geen zondige dingen op zichzelf. Maar het Koninkrijk van God stond niet op 1, tenminste niet op dat moment. Ze moest leren met Maria met de woorden Gods. Schatten van de wereld: geld en goed, ideëel, of gezin. Maar het mag nooit in de plaats komen van de ziel! Zoek eerst het Koninkrijk van God. Zoek geen schatten op deze aarde. Die rijkdom, hier op aarde, die vergaat. Uw klederen zullen van de motten gegeten worden. Uw goud wordt verroest. Uw vlees als een vuur verteren. Dat zegt Jacobus. Jezus zegt: er is een schat in de hemel. Daar kunnen geen dieven en motten bij. Die schat is het waard, dat u het zoekt.

2. Een aangrijpend bericht

Er komt een bericht. Ach, zal Jesaja gedacht hebben, een bode. Ik neem aan dat het hier persoonlijk is geweest – dat blijkt uit het vervolg. In het hoofdstuk hiervoor worden er boden gezonden. Jesaja, wellicht een vertroostend bericht. Maar nee. Alzo zegt de Heere: geef bevel aan uw huis, want gij zult sterven en niet leven. Tja.

Dat moet voor Jesaja ook moeilijk zijn geweest. Zo verblijd met een koning die de Heere vreest. Die de reformatie liefheeft. De mensen wilde voorgaan in het leven en wandel voor Gods aangezicht. Die Gods geboden lief had. Hij was getuige van hoe de Heere uitkomst gaf. Jesaja, dit is de boodschap. Gij zult sterven en niet leven.

Ja. Korter kan het bijna niet. Niets aan afdoen en aan toedoen. Met lood in de schoenen. Koning, dit is de boodschap van Godswege. Vindt u dit geen harde boodschap? Gij zult sterven en niet leven. Misschien vinden we ‘m eenzijdig. Hij had er kunnen toevoegen: bij de Heere is genade, de Heere heeft geen lust aan je dood, wat heeft de Heere in het verleden gedaan…! Nee, mag hij niet doen. De Heere heeft er een doel mee. Dat Hizkia in de nood komt. En dat hij zich niet gerust laat stellen door een dienaar van God. Gemeente, wij moeten ons nooit gerust laten stellen door mensen. Alleen het woord. U heeft er niets van als een dominee of diaken zegt: het zit wel goed hoor, bij u, zou ik niet aan twijfelen. Ja, maar, daar kan ik het niet mee doen. De dominee zei dat het goed was… Nee, daar kunt u het niet mee doen. Hizkia moest dat ondervinden. Hij had een boodschap van God nodig.

Zo ziet u dat God soms een hele eenzijdige boodschap brengt. Waarvan je maar een kant ziet. Hoe moet ik God ontmoeten? Je hoort de wet preken of lezen. En dat je denkt: ik kan er niet aan voldoen. Mee bezig bent en denkt: hoe zal dat dan? Geen plaats voor de beloften. Ja, maar er is toch vergeving. Ja, maar ik kan er niet bij. Er is schuld in mijn leven die ik niet kwijtraak. Bunyan schrijft over Christen, die man liep met dat pak op zijn rug. Allerlei adviseurs zeiden van alles, maar hij raakte het pak pas kwijt bij het kruis.

Sommige profeten hadden een eenzijdige boodschap. Jona, Johannes de Doper. Wat zien we dan gebeuren? Mensen worden verootmoedigd. Tollenaren, hoeren, soldaten. Geraakt door een wettische prediking. Ligt weinig evangelie in… Zo komt er plaats voor het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt. In die weg gingen mensen vragen naar een Borg.

Gemeente, het is niet eenvoudig om zo’n bericht te moeten brengen. Het is niet eenvoudig voor een dominee om deze boodschap te moeten brengen, ook in uw midden. Dit is het wel waartoe de Heere zijn dienaar uitzendt. Opdat mensen worden opgeroepen tot geloof en bekering. Wij moeten u het oordeel aanzeggen. Wee u als u buiten Christus bent. Een Bijbelse boodschap! Uw bloed zal van mijn hand worden geëist als ik dit niet prediker. Ezechiël was als een wachter. En wee als de wachter geen alarm slaat, dan zal het bloed van de vijand van hem gewroken worden. Jacobus schrijft er ook over: een dienaar heeft een dubbele verantwoordelijkheid. Zijt niet vele meesters, wetend dat wij te meerder oordeel zullen ontvangen. Je kunt er alleen maar toe geroepen. Paulus zegt: de nood is me opgelegd. Dat is bepalend, zou je zo’n boodschap moeten worden, misschien ken je iemand: is de nood je opgelegd? Want het is geen erebaan. Het is zeer verantwoordelijk werk. Jesaja heeft dat geweten. Daarom zo eerlijk de boodschap gebracht. En het resultaat? Ze hoorden niet. En Manasse, zo zegt de overlevering, heeft hem gedood. In een holle boomstam opgesloten en door midden gezaagd. Dat was zijn loon op aarde.

We gaan zingen, Psalm 116 vers 1, 2 en 3:

God heb ik lief; want die getrouwe HEER

Hoort mijne stem, mijn smekingen, mijn klagen;

Hij neigt Zijn oor, ‘k roep tot Hem, al mijn dagen;

Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer.

 

Ik lag gekneld in banden van den dood,

Daar d’ angst der hel mij allen troost deed missen;

Ik was benauwd, omringd door droefenissen;

Maar riep den HEER dus aan in al mijn nood:

 

“Och HEER, och, wierd mijn ziel door U gered!”

Toen hoorde God; Hij is mijn liefde waardig;

De HEER is groot, genadig en rechtvaardig,

En onze God ontfermt zich op ’t gebed.

 

3. Gebed in nood

Alzo zegt de Heere: gij zult sterven en niet leven. Maak alles maar gereed voor het naderend afscheid. Stel je testament maar op. Draag de taken maar over. Regel de dingen maar. Naar de mensen en naar Mij toe. Naar de Heere toe.

Gemeente, dat is een vraag die tot u en mij komt, vanavond. Is het in orde met de Heere? Is het in orde met uw naaste? Dat vloeit daaruit voort. Kunt u sterven? Hizkia kon toch zeggen dat de Heere in hem werken. Uit de vruchten kent u de boom. Hij had liefde tot de dienst van de Heere. En daar gaat hij ook mee naar de Heere. Een gebed in nood. Hij bad tot de Heere.

Gemeente, lees er niet overheen: hij keerde zich om. Hij keerde zich af van de mensen. Hij kon het niet doen met de mensen. Er gaat niemand met je mee bij het sterven. We kunnen iemand begeleiden tot aan de poort van de dood. Maar je moet er alleen door. Hij gaat in gebed, in de binnenkamer, alleen met God. Hij bad tot de Heere. Een heel kort gebed. U vindt een zin, in vers 3 en vanaf vers 9. Een schreeuw tot God.

Ja, hij gaat ermee naar God. Een zegen, dat een koning dat doet. Naar God gaan! Logisch? Als er nood komt, ga je bidden. Was het maar waar. Er komen veel mensen in nood en komen ergens anders. Zoeken het bij artsen, medicijnen, mensen, levensverlenging. Wat een zegen als we het daar niet zoeken. Maar dat is niet het belangrijkste. Hij bad tot de HEERE (met hoofdletters). De God van vader David. Jehovah. Van Abraham, Izak en Jacob. Een betrouwbare God, die zei: Ik ben rechtvaardig, lankmoedig, maar Ik ben ook barmhartig, groot van goedertierenheid. Dat ben Ik. Laten we niet eenzijdig van God denken.

Hij heeft verwachting van de Heere. Terwijl de uitkomst vast staat. De Heere zegt: hij gaat sterven, maar straks gaat hij niet sterven?! Wat wilde de Heere nou? Hij zou sterven, onze Statenvertalers zeggen terecht: hij zal sterven onder de conditie dat hij niet als een klein mens tot God zou gaan roepen en zou smeken om een Borg. Maar er was een verborgen een verborgen conditie, voorwaarde, die Hizkia niet kende. Maar die is wel onderdeel van Gods besluit. Dat Hizkia gaat bidden. Moet je dus niet denken dat bidden geen zin heeft, in de zin van: het besluit staat toch al vast?! We zien dat de Heere zich laat verbidden. Dat gebed is onderdeel van Zijn besluit. Och Heere. Wat een och en ach. Nou, heel bijbels. Als je niet veel kan zeggen, zeg je: och, Heere. Nou staat er: en Hizkia weende gans zeer. Ik heb toch wel goede dingen gedaan? Is Hizkia alles bij elkaar aan het verzamelen? Ik ben toch niet zo slecht. Ik lees trouw uit de Bijbel. Op die manier dingen probeert te verzamelen. Zo doet hij het niet. Dat kan niet bestaan voor Gods aangezicht, en brandende toorn. Denk aan het vuur dat niet verteerde, de braambos. Dat is de HEERE, buiten Christus.

Nee, dat bedoelt hij niet. Hij zegt: HEERE, dat is toch Uw werk, dat ik een nieuw schepsel ben geworden. Gericht op U, om U te dienen en op Uw geboden. Liefde voor U, zoals U zich openbaart. Dat was toch niet van mij, maar van U. Mag ik dan de kenmerken noemen die ook in de Dordtse Leerregels noemen? Honger en dorst naar de gerechtigheid. Verlangen om heilig te leven. Haat tegen de zonden. Kunt u daarmee sterven? Dat is de vraag die nu komt. Hizkia ziet: ik kan het er niet mee doen.

Hizkia mist de zekerheid. Zo kan ik toch niet voor God verschijnen. Ja, maar, als het gaat om het gebed van Hizkia, zeggen sommigen, dat gaat om de Messias. Hij had nog geen zoon. Maar dan zit u verkeerd, vanaf David gaat het naar Nathan. Niet via Hizkia. Dat blijkt ook uit het danklied, dat hij heeft geschreven. Dat was mijn gebed (vers 14): wees Gij mijn borg. Hij ervaart de toorn over de zonde. In de oude bedeling werd gedacht over jong sterven: Gods toorn is over zo iemand. Gods ongunst. Een lang leven was een teken van Gods gunst. Hij kan die ongunst begrijpen en onderschrijven. Hij belijdt zijn zonden (vers 17). Er is verband tussen zijn wenen en smeken om een Borg, een Losser, en een Betaler en Gods ongunst, zoals men dat in die tijd zag, bij jong sterven. Dat legt hij aan de HEERE voor. Hij kan het niet doen met zijn godsvreze.

Gemeente, dat is ook voor u, jou en mij belangrijk. Petrus zegt: sta naar zekerheid. Zoekt uw roeping en verkiezing vast te maken. Hoe doe ik dat dan? Hoe dan? Zoals Hizkia gemeente! Smeek de HEERE om zekerheid. Als ik nu moet sterven… Ik moet het toch zeker weten, van die enige troost in leven en sterven (HC). U kunt het niet doen met een ‘hoopje’: ach ik hoop… Nee. U moet het zeker weten. Zoek de Heere terwijl Hij te vinden is. Met minder kunnen we het niet doen. Ik denk dat wij in onze gemeente veel te snel aanvaarden dat zekerheid iets is, waar de meeste mensen niet zoveel van hebben. Is niet goed! We moeten het zeker weten. Zijn bloed reinigt mij van al mijn zonden. Amen.

Gereformeerde Gemeente Woerden, zondag 24 maart 2019, 18:30 uur. Schriftlezing Jesaja 38.