De apostel Johannes wijst er in zijn brief op dat alleen in Christus het eeuwige leven te vinden is. Van nature liggen we midden in de dood, door eigen schuld. Nog immer nodigt Christus ons welmenend om te komen tot de fontein van het heil. Wie door genade leert hongeren en dorsten naar Christus, gaat zijn eigen doodsstaat inzien en leert vluchten tot Christus.
Het eeuwige leven
- Er is van dit eeuwige leven getuigt door veel getuigen
- Het eeuwige leven wél ontvangen
- Het eeuwige leven níet ontvangen
- De mogelijkheid om het alsnog te ontvangen
Gemeente, als u de lijn een beetje kwijt bent, vanaf 1 Johannes 1 tot nu, er zijn veel teksten geweest, het is niet altijd duidelijk wanneer Johannes de stapjes zet. Het is behulpzaam om de leeswijzer van de Statenvertalers te gebruiken: boven de hoofdstukken. Doe dat gerust. Ik kan het nu doen met betreft de verzen 10-13:
‘De apostel bewijst dat de liefde Gods en tot de kinderen Gods altijd samen moeten gaan. En leert dat de liefde Gods betoond wordt door het onderhouden Zijner geboden, en overwinnen der wereld, hetwelk de wedergeborenen doen door het geloof in Jezus Christus. Welken hij bewijst den Zone Gods en onzen Verlosser te zijn door tweeërlei getuigenis: in den hemel, der Heilige Drie-eenheid. En op de aarde, des Geestes, des waters en des bloeds. En leert dat wij deze getuigenissen moeten aannemen, of dat wij anders God tot een leugenaar maken. Maar die ze aannemen, dat zij door Christus het eeuwige leven hebben.’ (Toelichting van de Statenvertalers)
Dat is de samenvatting die de Statenvertalers hebben gemaakt van de verzen 1 tot en met 13. Het gaat in de eerste plaats over de getuigenissen. Hoe mag ik het weten dat Jezus van Nazareth, zoals Hij genoemd werd, dat Hij het is waar de ouden naar hebben uitgezien? Ja, die door God Zelf in het paradijs was aangekondigd. Hoe weet ik het nou, dat Hij het is? Als ik mijn vertrouwen stel op iemand die deze persoon niet is, dan kom ik bedrogen uit. Niets is zo erg als ons vergissen in een persoon. Je kunt je op aarde vergissen in iemand. Dat je de verkeerde voor ogen hebt. Ik dacht dat u het was. Dat je op verkeerd adres aan belt. Dat is te herstellen, repareren. Ga je alsnog op zoek naar de juiste persoon. Maar als het gaat om de zaligheid, is er na de dood geen mogelijkheid tot reparatie en herstel. Daarom is het zo belangrijk dat we werkelijk weten dat deze Persoon, die wij kennen als de Heere Jezus, geboren in Bethlehem, woonde in Nazareth, die gedurende drie jaar wonderen deed, dat Hij het is. De beminde en enige Zoon van de Vader. Die de volkomen prijs voor zondaren heeft betaald. Dat bedoelt Johannes hier. Er zijn getuigen geweest die Hem hebben aangewezen. Zelfs de duivelen hebben van Hem getuigt. Al bestraft Hij hen. U bent de Heilige Gods, zeiden ze. Wat hebben we met U te doen? De duivelen hebben Hem aangewezen. En mensen. Zoals Johannes de Doper. Hij is het Lam Gods. Discipelen hebben van Hem getuigd. Wie zeggen de mensen dat Ik ben? Allerlei personen genoemd. Maar dan de kernvraag: wie zegt gij dat Ik ben? Dan Petrus: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. Dan zegt Jezus: dat heb je niet van jezelf. Dat hebben mensen je niet geleerd. Dat heeft de Vader je geleerd. Allemaal getuigen!
De belangrijkste getuige, de kroongetuige, de getuige waarvan je zegt: die verslaat alle andere getuigenissen, die is zoveel groter en meer waard, die telt voor duizend, dat is het getuigenis van God Zelf. God heeft getuigt van Zijn eigen Zoon. Op meerdere plaatsen en momenten. Deze is Mijn geliefde Zoon in dewelke Ik Mijn welbehagen heb. Mijn geliefde Zoon! Hoort Hem. En de Heilige Geest daalde neer op Jezus. Hij heeft getuigt: Deze is het. Getuigen in de hemel en getuigen op de aarde.
Ja, zegt Johannes, indien wij de getuigenis van mensen aannemen (van Gods kinderen; van Johannes de Doper en de discipelen): de getuigenis Gods is meerder en groter. Want dit is de getuigenis Gods dewelke Hij van Zijn Zoon getuigd heeft.
Getuigenis. Veel getuigen. Maar gemeente, het kan nog steeds zo zijn dat u zegt: weet ik het nou zelf dat het waar is? Dat Deze is dé Verlosser, Middelaar, Borg, Zaligmaker? Dat Déze het is die mij volkomen kan zaligmaken? Want ik kan dit alles aannemen met mijn verstand en beamen. Maar ik blijf nog zo’n buitenstaander.
Gemeente, dat is nou het werk van de Geest. Die zo’n buitenstaander een binnenstaander maakt. Iets wat ik niet kan doen, maar wat de Heere nou wil doen in de weg van de middelen. Als het Woord wordt gelezen en gepredikt. De Heere zegt: Ik zal ermee doen naar Mijn raad en welbehagen. Ik zal Mij over mensen ontfermen. Vraag niet waarom en hoe. De Heere laat zich niet narekenen daarin. De Heere zegt wel dát Hij werkt onder de prediking. En dat het gebeurt: die in de Zone Gods gelooft (vers 10). Kennen en vertrouwen; want dat is het. Die heeft de getuigenis in zichzelve. Zo mogen we dat uitleggen. Getuigenis in zichzelf. Een persoonlijk, innerlijk getuigenis. Paulus spreekt over het beschenen worden van het hart. Zoals de bijbelschrijvers zijn gedreven door de Geest. Die Geest werkt nog steeds in harten van mensen. Ze mochten buigen voor Hem. Het inwendige werk van de Geest. Die woorden Gods worden heel persoonlijk. Het gaat niet meer over anderen, maar over mij. Mij, de grootste der zondaren, zegt Paulus, is barmhartigheid bewezen.
Gemeente, dat is nou de Geest die gaat wonen in het hart van een zondaar, zondares. De Geest die daar een plaats heeft gekregen. Een zondaar mag leiden tot die zaligmakende kennis die die zondaar in vertrouwen doet uitroepen: Abba, Vader. Door de Heere Jezus Christus. Mijn Vader. Een Vader die niet meer toornt over mijn zonden; die zonden heeft Hij op Zijn Zoon gelegd.
Wie dat niet heeft, wie daar buitenstaander van blijft, daarvan zegt het Woord: die is iemand die God tot een leugenaar heeft gemaakt. En die God tot een leugenaar houdt. Dewijl hij niet geloofd heeft het getuigenis van God over Zijn Zoon. God tot een leugenaar maken. Was dat niet in het paradijs al zo? De duivel kwam met de leugen. Eerst het zaaien van twijfel. En toen de keiharde leugen. En dat Adam en Eva de leugen hebben geloofd. Het is niet zo als God het heeft gezegd. We zullen de dood niet sterven. Integendeel. Als we tegen God opstaan, dan komen we aan Zijn zijde, op gelijke hoogte. Zij maken als het ware een sprong omhoog. God was toch een leugenaar? Ze stortten echter in eeuwige verwoesting neer; als God niet had verhoed, was het eeuwig geweest. God tot een leugenaar maken.
Gemeente, daar heb je het onderscheid alweer: wel of niet dat innerlijke getuigenis. Wel of niet het innerlijk aanvaarden van wat God heeft beloofd. Gemeente, we lezen verder in vers 11. Dit is de getuigenis namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft en ditzelve leven is in Zijn Zoon. Dit is het getuigenis. Hij vat het samen. Dit is het getuigenis waarover het gaat. De kern van het christelijke geloof, gemeente. Dat ons God, dat God de Vader, het eeuwige leven gegeven heeft. En hoe heeft Hij dat gegeven? Ja, dat geeft Hij in de weg en persoon van Zijn Zoon. Om aan mensen mee te delen. Ditzelve leven is in Zijn Zoon.
Ik lees nog even verder, vers 12: die de Zoon heeft, die heeft het leven. Dit is het getuigenis van God over Zijn Zoon. Gemeente, wat is het getuigenis van God over ons? Over u, mij, jou? Zoals we geboren zijn, wat is dan het getuigenis van de Heere? Wat zegt Hij over ons? We zijn dood. Dood in zonden. Dat betekent dat we gescheiden zijn van God. Dat is de geestelijke dood. Gescheiden van God. Er is een kloof, een onoverbrugbare kloof tussen de Heere en de mens. De mens deelt niet meer in Zijn gemeenschap. Er is geen vertrouwelijke omgang meer – het wordt ook niet gezocht. Een dode mens zoekt de gemeenschap niet. Een dode mens hongert niet naar de gerechtigheid. Die vraagt niet naar de Heere en de genade. Dat is het gevolg van onze doodsstaat. Er is niemand die naar God zoekt en vraagt. Dat is het getuigenis van God over ons. Vervreemd. Gemeente, dat is de doodsstaat. Er is ook nog een tijdelijke dood die we zullen sterven. En een eeuwige dood, namelijk voor altijd van God gescheiden zijn. De dood. Bij ons is de dood. Hoe zegt het Avondmaalsformulier het? Daar wij midden in de dood liggen. Liggen! We liggen erin te slapen. We hebben er geen last van. Zoals die mensen in Stad Verderf, getekend door Bunyan. Zij geloven niet dat het oordeel aanstaande is, dat ze voor God moeten verschijnen. Dat zijn dode mensen. Mensen die trouw naar de kerk gaan. Mensen die zeggen: Heere, U bent voor mij dood. Het is alleen maar buitenkant. De dood bij ons, u, jou en mij, gemeente.
Maar dan gebeurt er iets, onze tweede gedachte.
2. Het eeuwige leven wél ontvangen
Dan wordt het twaalfde vers van toepassing. Die de Zoon heeft, die heeft het leven. Gemeente, wij hebben allen de dood in ons. Elk mens. Maar er is er Eén, die heeft het leven in Zichzelf. De Zoon van God. Waarachtig mens, waarachtig God. Hij heeft geen oorsprong dat Hij geschapen zou zijn. Hij is gegenereerd in de eeuwigheid – opgekomen uit de Vader. Vraag me niet wat dat is, dat weet ik niet. Hij kan mensen scheppen in den beginne. En herscheppen. Dode zondaren tot leven wekken. De stem van Hem. Als die wordt gehoord, dan komen die zondaren tot leven!
Gemeente, wat is nou het eerste teken van de levendmaking? Velen weten niet het exacte moment van hun levendmaking. Een punt des tijds is dat. Het kleinste tijdselement. Dat is ook niet belangrijk om dat precies aan te wijzen. Veel belangrijker dat er tekenen zijn van die levendmaking. Gemeente, wat doet Lazarus? Laten we eens naar Hem kijken. Als de stem van Jezus wordt gehoord, door hem. Lazarus, kom uit! Wat zien de mensen dan? Of, wat horen ze? Een groot getuigenis uit de mond van Lazarus? Nee. Er komt beweging in de doden. Beweging. Gemeente, een dode zondaar komt in beweging. Die gaat luisteren. Zo anders dan eerst. Die gaat de dingen anders wegen. De dingen van dit leven, van deze wereld en van de eeuwigheid. Dee gaat het Woord van God voor waar aannemen. In die zin dat hij zegt: wat hier gezegd wordt, is waar. Ik moet voor God verschijnen, en dan? Zoals Christen toen hij de woorden hoorde van God, hij riep het uit: Verloren, verloren, verloren. Horen we Hem roepen? Als de Heere onze ogen opent, zien we dat we niet verder kunnen. Dat de gemeenschap met God verbroken is. Het worden geen rijke mensen in zichzelf, maar armen, die zien wat ze missen. Dat noemt de Bijbel hongeren en dorsten, arm zijn, arm van geest. Het worden zoekers. Het worden bedelaars. Het worden bidders. Zie hij bidt, zegt de Heere over Paulus. Weet u nog het korte gebed van schoorsteenveger? Dat jongetje kwam bovenaan, rustte even uit. Bid je dan? Ja. Wees mij, zondaar, genadig. Levendgemaakte mensen gaan hongeren, dorsten, bidden, anders wegen.
Misschien zat er u erop te wachten: ze gaan de Heere liefhebben. Jazeker. Ze kunnen het niet verklaren, maar er komt een wonderlijke liefde tot de Heere. Tot Zijn Woord en dienst. Geen slaafs zoeken. Maar een zoeken uit liefde. In mij de dood. In mij woont geen goed. Belijdend dat ze midden in de dood liggen, gaan ze het leven zoeken. Waar? Ja… Soms nog zo in zichzelf. Heere, ik zal U betalen wat ik U schuldig ben. Heb een ogenblik geduld met mij. Ik zal het anders gaan doen. Een ernstig voornemen om zich te bekeren. Dat moet ook. Dat hoort erbij. Ze gaan bekering voor geloof zien. Ik zal U betalen wat ik U schuldig ben. Maar zo gaat het niet. De Heere vraagt een volkomen betaling! En zo, gemeente, komt er plaats in het leven voor de Zoon van God. Waar ik mijn lammeren en offeren wilde slachten, laat de Heere zien: die kunnen niet behouden. Maar er is een Lam van God gekomen, uit de hemel neergedaald. Het Lam van God. Dan gaat de Heere de aandacht verleggen naar Zijn eigen Zoon. Komt er een hongeren naar Christus. Buiten Hem kan ik nooit meer in de gemeenschap met God hersteld worden. Dat gelooft zo’n zondaar! Is Hij er ook voor mij? Dat wordt dan de grote vraag. Is Hij ook voor mij gekomen? Dat is niet vanzelfsprekendheid. Vrees voor zelfbedrog. Heere, zou U Uw Zoon willen openbaren, onthullen. Om Hem te mogen zien zoals anderen Hem gezien hebben. Zien zoals Johannes, Petrus en Paulus Hem leerden kennen? Misschien mag u mensen in die rij getuigen plaatsen. Die de Zoon heeft, heeft het leven. Dat geloven ze.
Dan gaat de Geest ze dichterbij brengen. Dan worden ze bemoedigd, in de prediking. Net als het voor hen is, zeggen ze dan. Ja. De Heere, tot mij! Ze zijn de kerk uit, en het is weer kwijt. Thuis aan het lezen, de Heere is nabij. Bijbel dicht en het is weer weg. Zo brengt God wel dichterbij. Ze komen zo in de weg van beproeving tot Christus. De Heere plant het geloof en gebruikt beproeving. Hij gebruikt ook verberging. Zie dat niet als een teken van ongunst. Het is juist Gods bedoeling dat er maar Eén overblijft in ons leven: De Heere Jezus Christus. Wie de Zoon heeft, heeft het eeuwige leven. Dat heeft Jezus Zelf gezegd. Dat is de kennis van U, Vader. Dat U genadig bent. Dat U een vergevend en vriendelijk Vader bent door Mij. Eeuwig leven is Hem kennen: de Vader en Zoon door het werk van de Heilige Geest. Wie de Zoon heeft, heeft het eeuwige leven.
Dat begint hier op aarde. Mensen denken: dat begint straks, na de dood. Nee, dat is de eeuwige heerlijkheid. Het leven begint hier. Waar de stem van Hem wordt gehoord. Waar we Hem kennen en willen volgen. Weten ze het meteen zo zeker allemaal? Denk aan de Christenreis. Christen zag het lichtje. Evangelist wees op de poort. Christus klopte op de deur. Christus deed open. Dat is het toevluchtnemende geloof. Tot wie zullen we anders gaan? Wat kunnen er twijfels zijn en aanvechtingen. Dat tekent Bunyan. Op weg naar Golgotha. Als hij het kruis ziet, gelovig ziet op het kruis, dan gebeurt er iets wat nog niet eerder gebeurde: dan rolt het pad van zijn schuld en schouders, het rolt het graf in, het graf van Christus. Daar hebt ge uw zekerheid, klinkt het dan. Hij voor u! Die bewuste kennis aan vergeving van zonden. Bunyan beweert niet dat iedereen dat zo zal beleven. Getrouw heeft niet zo’n ondervinding, zo’n ervaring. Niet zo bij het kruis. Getrouw heeft een andere weg moeten gaan. Maar gemeente, elke christen moet staan naar die zekerheid.
Dat bedoelt de apostel in vers 13: ‘Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam des Zoons van God; opdat gij weet, dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God.’ Ja, dan schrijft hij specifiek aan deze mensen, die daarover kunnen tobben. Ik heb het u geschreven. U die gelooft in de Naam van de Zoon van God. Mensen die tot die eerste kennis zijn gekomen. De van verre staande. Mensen die het vaak niet voor het ware geloof durven te houden. U kent toch dat geloof? Weet dan: dat gij het eeuwige leven hebt! Hij gaat ze bemoedigen. Opdat gij gelooft in de Naam van de Zoon van God. Zo werkt de Heere in het hart van een zondaar, van een bekeerde zondaar, in het hart van een van verre staande. Als u die Naam hebt leren liefkrijgen, die enige Naam, als u daarop uw vertrouwen hebt leren stellen, weet dan dat u het eeuwige leven hebt. U zult niet beschaamd uitkomen.
3. Het eeuwige leven níet ontvangen
Aangrijpend, wat er ook staat. Aangrijpend. Wie het niet heeft, wie de Zone Gods niet heeft, die heeft het leven niet. Het is één van tweeën. U heeft het, of u heeft het niet. Het kan zijn dat in koud ongeloof wordt gezegd. Ik heb het niet. Ik heb dat geloof niet. Nee. Ik leef gewoon weer verder alsof er niets aan de hand is. Die mensen worden met name bedoeld. Mensen die, ja, die genoeg kunnen vinden in deze wereld. Er zijn genoeg vertroostingen voor hun hart, het werk, gezin, liefde, ga zo maar door. Er zijn zoveel mooie dingen waar je van kunt genieten. We mogen in zekere zin genieten van de dingen die God geeft, maar als dat alles is, dan bent u nog dood. Dan heeft u het leven niet. Dan staat u er buiten. Wie het leven niet heeft, staat schuldig voor God. God zegt: Ik zal de schuldige geenszins onschuldig houden. Ik zal u zeggen: ga weg van Mij, voor eeuwig. U hebt niet gewild. Het was niet uw onmacht, maar uw onwil. Ik heb je nooit als een bedelaar aan Mijn voeten gezien. Je nooit over schuld gehoord. Je niet met die tollenaar horen bidden: wees mij genadig. Of met die jongste zoon: ik zal opstaan en tot mijn Vader gaan. Mag ik in Uw gemeenschap hersteld worden? U hebt dat niet gedaan, Mij niet aanroepen.
Maar, gemeente, laten we oppassen met de gedachte: als ik maar serieus ben, als ik het niet wegduw, dan komt het wel goed? Dat zou een heimelijke grond kunnen zijn. Daarmee heb je het eeuwige leven niet. Veel mensen waren in de buurt van Jezus. Ze zagen Zijn wonderen. Ze waren verwonderd over wat ze hoorden en zagen. Deze?! We hebben nog nooit iemand zó horen spreken. Maar het was geen waar geloof. Geen vereniging met Hem. We gaan zo verder luisteren, laten we eerst zingen Psalm 36 vers 2 en 3.
4. De mogelijkheid om het eeuwige leven alsnog te ontvangen
Gemeente, wie dat eeuwige leven heeft ontvangen door het geloof in de Heere Jezus Christus, die ontvangt het eeuwige leven uit Hem, die krijgt het omdat hij zo goed zijn best heeft gedaan, denkt iemand? Omdat hij lang genoeg heeft gebeden, gestreden? Ernstig is? Nee. Stop maar gemeente. Nee er is maar een woord wat past: genade. Een woord met een gouden klank. Genade. Uit genade bent u zalig geworden. De Dordtse Leerregels zeggen het in artikelen 6-7 van hoofdstuk 2:
‘Doch dat velen, door het Evangelie geroepen zijnde, zich niet bekeren, noch in Christus geloven, maar in ongeloof vergaan, zulks geschiedt niet door gebrek of ongenoegzaamheid van de offerande van Christus, aan het kruis geofferd, maar door hun eigen schuld.’
Onze vaderen zeggen: het is eigen schuld. Ze worden veroordeeld omdat ze niet hebben gewild. De Heere legt de schuld volledig bij ons. En als het wel gebeurt? Dat is artikel 7:
‘Maar zovelen als waarachtiglijk geloven, en door den dood van Christus van de zonden en het verderf verlost en behouden worden, die genieten deze weldaad alleen uit Gods genade, hun van eeuwigheid in Christus gegeven, welke genade Hij niemand schuldig is.’
Verloren door eigen schuld, behouden worden uit genade. Dat is niet logisch. Dat is niet symmetrisch. Nee. Maar zo is het wel. God is de genade niemand schuldig. Toch biedt Hij dat aan. Johannes wil hier de zwakgelovigen bemoedigen. Als u met Christus verenigd bent, dan heeft u alles. Dan krijgt u er ook alles bij. Want dan deelt hij uit Zijn rijkdom u mee. Rechtvaardigmaking, heiligmaking, heerlijkmaking. Als een cadeau wat de Heere geeft. Een kind pakt het uit, wat is het allemaal, o! Zo is het gemeente, met de wedergeboorte gaat de Heere alles al schenken. Pak het maar uit. Dat zijn die nadere oefeningen. Op te wassen in de kennis en genade – in het werk en persoon van de Vader, Zoon en Geest.
Ja, maar daar durf ik me niet bij te rekenen? Hoe is het met mij gesteld? Zullen we terugbladeren naar Johannes 20? Het slot van dat hoofdstuk. Mensen die zeggen: ik durf het er niet voor te houden. ‘Jezus dan heeft nog wel vele andere tekenen in de tegenwoordigheid Zijner discipelen gedaan, die niet zijn geschreven in dit boek, maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zone Gods; en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam.’ Opdat gij, lezer en hoorder, gelooft dat Jezus is de Christus, de Zone Gods. En opdat gij gelovende het leven hebt in Zijn Naam! Opdat ge het krijgt. Al die getuigenissen staan in Gods Woord opdat u zo zult doen zoals die Samaritaanse vrouw eens deed. Ze kwam niet bepaald als een gelovige vrouw. Ze weigerde aanvankelijk een gesprek. Ze wilde Hem op afstand houden. Jezus overreed haar. Vrouw, voor dit water moet je elke dag weer terug. Als u erom gebeden had, zou Ik het geven. Op een gegeven moment zegt ze: geef me dan dat water. Jezus laat zien dat ze het nodig heeft. U bent een zondares. Hij wijst haar boezemzonde aan: die vele mannen en dat samenleven nu. Ze laat Hem niet gaan, wanneer komt Hij, vraagt ze, die Middelaar, Christus? Ik ben het die met u spreekt! Dat klinkt dan. Dan gelooft ze. Hij kwam voor mij. En dan drinkt ze – voor het eerst, uit die bron. En ze ontvangt het eeuwige leven.
Jezus nodigt. Hij zegt: u gaat verloren als u het ergens anders zoekt. Als u het zoekt in de wateren van de zonde, eigengerechtigheden. Hoor Zijn stem! Op het tempelplein: zo iemand dorst, hij kome tot Mij en die drinke! Ja maar, maar, ik heb niets om Hem aan te bieden. Ik ben zo arm. Uw armoede is uw aanbeveling. Komt, koopt, zonder prijs, zonder geld. Hij is juist gekomen voor armen, voor failliet verklaarde zondaren. Die moeten zeggen: ik heb niet om te betalen. U hebt wel recht het van mij te eisen.
Kom dan! Dorstigen, vermoeiden. Tot deze fontein. Een fontein die een overvloed heeft in Zichzelf. Had de profeet het al niet gezien, Zacharia? Er zou een fontein worden geopend tegen de zonde en onreinheid. Voor wie? Voor het huis van David en de inwoners van Jeruzalem. Voor zondaren. Voor hele slechte zondaren.
Amen.
Gereformeerde Gemeente Dordrecht, Julianakerk, woensdag 16 februari 2022, 19.45 uur. Schriftlezing 1 Johannes 5:1-13. Geloofsbelijdenis Dordtse Leerregels Hoofdstuk 2, paragrafen 1-5.