Jezus is de goede Herder en de Deur
Om te leven hebben wij eten en drinken nodig. Hebben wij zo ook Christus nodig voor het eeuwige leven? In het Evangelie van Johannes staat het leven centraal, het eeuwige leven. Eeuwig is leven dat nooit meer sterft. Jezus is de goede, de echte, Herder voor Zijn schapen. Hij is dé Enige, de Ik ben, Hij is God, die Zijn leven aflegde en het zelf weer nam. Wij moeten tot Jezus gaan. Hij is ook de Deur van de schaapskooi waardoor wij binnen mogen gaan. In de Evangeliebediening wordt de Deur opengezet. Om binnen te gaan en weer uit te gaan om weide te vinden. Ingaan, uitgaan. Leeft u uit Hem? Ziet U Hem, mag u weten wie Hij is voor U? Hem te kennen, dat is het [eeuwige] leven!
Johannes 10 vers 11: ‘Ik ben de goede Herder; de goede herder stelt zijn leven voor de schapen’.
Gemeente, een van de kernwoorden uit het Evangelie naar Johannes is het woord ‘leven’. U weet misschien dat de verschillende Evangelisten eigen kerngedachten hebben. Zoals het in Mattheüs voortdurend gaat over het Koninkrijk van God, het Koninkrijk der hemelen. Dat komt vele malen terug. In Johannes komt het woord leven zoveel voor. Eerste hoofdstuk en het laatste: dit alles is geschreven opdat u gelooft dat Jezus is de Christus en opdat u gelovende het leven hebt in Zijn Naam.
Daar staat vaak nog een woord bij: eeuwig leven. Wat is dat? Eeuwig leven? Ja, is dat lang leven? Gaat dat dan erom dat als je in Jezus gelooft je oud wordt op aarde? We hebben een aantal namen horen voorlezen. Oude mensen over het algemeen. Grijpt ons altijd weer aan en nog aangrijpender als er namen van jonge mensen of kinderen worden voorgelezen. Zou bijna denken: als je als kind sterft, heb je dan niet gelooft? Zo ligt het niet. Het wil niet zeggen, eeuwig leven, dat je altijd oud wordt. Dat je het altijd gelukkig en comfortabel zult hebben. Wel verlangen van mensen. Mooi leven en comfortabel. We hebben het moeilijk met ziekte en tegenslagen. Daar kreunen we onder, daar huilen we onder. We willen zo graag een mooi leven hebben.
Ik denk ook dat heel veel mensen verlangen naar het leven, dat gelukkige. Of je kerkelijk bent of niet. Het verlangen van de mens is naar het leven. Iedereen wil leven. Dat kom je overal tegen. Ik zou willen zeggen: zelfs al ga je aan het Avondmaal of niet. Kinderen: ik ga niet aan het Avondmaal. Toch: je wilt leven, je wilt niet dood. We verlangen allemaal naar leven. Nu gaat de Bijbel juist in het Johannesevangelie over hoe je aan echt leven komt, eeuwig leven. Niet te maken met lang of kort, comfortabel of niet. Eeuwig is leven dat nooit meer sterft. Leven vanuit een andere toekomst. Van een andere kwaliteit. Lang leven gaat over kwantiteit, hoe lang, echt leven gaat over kwaliteit. Van een andere orde.
Het eeuwige leven wordt ons gegeven. Dat is een prachtig geschenk. Daar gaan we over horen in Johannes 10 rond het Avondmaal. Ik geef Mijn schapen leven. Leven in overvloed. Zoals wij eten en drinken nodig hebben zo hebben wij de Heere Jezus Christus nodig om eeuwig te leven. Hebt u wel gegeten vanmorgen? Ja. Gedronken? Ja, natuurlijk. Je moet eten en drinken zeggen we dan. Moet toch leven. Bij het Avondmaal gemeente, zult u Christus nodig hebben? Hem nodig hebben voor het eeuwige leven? Dat leven dat onaantastbaar is. Dat ontrukt is aan kwade machten, duivel, dood en zonden. Daar gaat het om. Dat eeuwige leven is losgemaakt uit de macht van het kwaad. Dat verlost is, vrijgemaakt is en gericht is op God. Daar is genoeg over te zeggen.
Het draait allemaal, niet zozeer allemaal om het leven maar om Degene die het leven geeft. Jezus zegt: Ik ben de goede Herder die het leven geeft. Goed, gemeente. Goede Herder? Wat is dat? Plaat uit de Kinderbijbel. Ziet er aardig uit. Kijkt niet boos. Lieve herder, goedige herder. Dat staat er niet. Goed. Ik ben de goede Herder. Het betekent ten diepste: Ik ben de echte Herder. Die doet wat Hij moet doen. Zoals bij het begin van de Schepping: alles was zeer goed. Wat God bedoeld heeft. Daar hoort ook dat goede leven bij, dat eeuwige leven. Dat gemeente mogen we ook zeggen is er maar Een van. Daar zijn er niet tien van. Daar kun je niet van zeggen: ik zou weleens kijken welke herder ik uitkies. Daar is er maar Een. Welke herder, als we Johannes 10 lezen, kan zeggen: ik leg mijn leven af en neem het weer op. Welke? Niemand! Welke herder kan zeggen dat hij zo’n band heeft met zijn schapen dat ze zijn stem horen, in zijn hand liggen en niemand ze daaruit kan trekken. Daar is er maar Een. Jezus. Ik ben.
Eén van de broeders in de consistorie merkte op dat er heel veel ‘Ik ben’ uitspraken in Johannesevangelie staan. Ik ben het Brood des levens. Ik ben de goede Herder. Ik ben de Deur. Ik ben de Weg. Ik ben het Leven. Het wil zeggen dat Hij de enige is, God is. Als mens zeggen dat Hij God is. U weet dat toch wel, jullie toch ook wel, toen Mozes vroeg aan de Heere wie Hij is: wie bent u Heere? In welke Naam naar de Farao gaan? Ik ben die Ik ben. De Jahweh. Zoals God dat zegt in het Oude Testament zo zegt Jezus dat in het Nieuwe Testament, Mijn Naam. Ik ben. Ik ben God. Ik ben God zelf.
In de goede Herder staat God zelf voor ons. In het Heilig Avondmaal gemeente waar Jezus Zich openbaart als de goede Herder staat God zelf voor ons. Wie durft daaraan te twijfelen? Wie durft te zeggen: niets mee te maken, wacht even. Van goede huizen komen om Hem te ontlopen. Durf hebben. Wie denkt u dat u bent? Zo ligt het ook nog een keer gemeente. Als het Heilig Avondmaal wordt bediend, dan staat God voor ons. Niet één of andere goedige herder dat u zegt: volgende week ben ik er niet hoor en vanavond ook niet. Dat gaat zomaar niet gemeente, echt niet. Dat is niet bedoeld om druk uit te oefenen maar heeft te maken met de eerbied. Als Hij zegt Ik ben de goede Herder, dan zegt Jezus tegen u en mij: wie zegt u dat Ik ben? Precies de vraag waar het om draait bij de voorbereiding.
Als Hij zegt: Ik ben. Dat wij leren zeggen: U bent het. Daar draait alles om. Zo eenvoudig is het ook nog eens een keer. Wie zegt u dat Ik ben? Dan zal het wel blijken wie de schapen zijn. Niet vanzelfsprekend dat wij zeggen: Hij is het. De aanleiding van Johannes 10, heeft een aanleiding en komt niet zomaar uit de lucht vallen, is Johannes 9 over de blindgeborene. Kwam tot het licht. Aanbad God. Maar Farizeeën zagen het niet. Zagen niet wie Hij was. Ze waren blind. Zien niet wie Hij is en wie ze zelf zijn. Dan gaat Jezus Johannes 10 aan de orde stellen. Eigenlijk een gelijkenis. Een gelijkenis is een soort foto met allerlei mensen erop en dat je gaat ontdekken: daar sta ik. En dat is die en dat is die. Allemaal wel een foto gezien. Papa en mama. Waar sta ik? Daar. En ik sta daar. Gelijkenis. Dan moet je iets ontdekken. Of je ziet het niet, ben je blind, of je ziet het wel, ben je ziende.
Jezus vertelt deze gelijkenis. Mooie gelijkenis. Schaapskooi. Soort ruimte met een hekwerk er omheen. Een opening en dat is de deur. Die ruimte werd gebruikt door verschillende herders en als het donker werd brachten de herders de schapen daar naartoe. Schapen liepen naar binnen in die omheinde ruimte. Herders naar huis. Een herder bleef die de deurwachter was en bleef dan waken bij de omheining. Als er dan iemand kwam, die van buiten inklom, worden dieven en rovers genoemd. Geen goede bedoelingen, geen beste bedoelingen. En de volgende dag dan stond die deurwachter nog voor die deuropening met die ruimte, omheining, en dan kwamen de herders weer terug en dan kenden de deurwachter de herders. O ja jij, en jij. En dan riepen die herders de schapen. En dan gingen die kopjes van de schapen omhoog. Zo ging dat dan. Die kwamen naar de herder toe. Die kenden ze. En als ze een andere stem hoorden, dan gingen ze er echt niet heen. Zoals jij ook wel de stem van je vader en moeder kent. Als je naam wordt geroepen door een vreemde, dan denk je: wie is dat. Van vader of moeder herken je de stem meteen. Zo ook met de schapen en gingen dan naar buiten.
En dan staat er dat als dit verhaal verteld is, dat die Farizeeën niet verstonden waar het over ging. Terwijl wij zouden zeggen: het is toch een mooi verhaal. Ze begrepen het niet, ze hadden niet het inzicht. Wat hadden ze moeten begrijpen? Op die foto? Waar staan de Farizeeën. Zij waren de deurwachter. Leidslieden van Israël. Volk beschermen. Bewaren bij de wet van God, de woorden van God. De Thora. Nu gaat het spannen. Terwijl zij de taak hadden te waken komt dé Herder, dé Enige Herder en die laten ze niet binnen. Die laten ze niet binnen. Daar gaat het spannen. Ze laten Jezus als de Herder van God gezonden om het volk van God te redden niet binnen. Dat is een geweldige aanklacht en dat begrijpen ze niet. Ze zien Jezus meer als een rover dan als de Herder. Daarom is Hij aan het kruis gekomen. Hangend tussen de rovers, aangrijpend.
Maar dan gaat Jezus. En dan moet u goed opletten maar dat doet u wel. Dan gaat Jezus iets zeggen. Terwijl de deurwachters, de Farizeeën, dé Herder niet binnenlaten en zij denken dat zij het voor het zeggen hebben, gaat Jezus het omdraaien. Jullie zijn de deurwachters maar ik ben de Deur. Niet Ik ben van jullie afhankelijk maar jullie van Mij afhankelijk. Want wat is er nou eerder: een deur of een deurwachter? Een deur! Jezus zegt: Ik was er al eerder. Niet: Ik moet het van jullie hebben maar jullie van Mij. Daar zit de ommekeer in deze geschiedenis en dat zult u wel begrijpen. En dat geldt ook bij het Heilig Avondmaal zo. Moet Jezus het nu van ons hebben? Eerlijk zijn. Ik ga aan het Avondmaal. Heel mooi en nodig. Maar vinden wij dat wij Hem iets toebrengen? Of is het precies omgekeerd: ik moet het van Hem hebben? En moet je net als de Farizeeën ontdekken: ik heb U zo vaak niet toegelaten, ik heb U zo vaak de deur geweigerd, ik heb zo vaak gedwaald als een verloren schaap. Ik moet het van Hem hebben. Hij is de Deur. Hij is Degene die toegang geeft. Ja waartoe? Tot het leven, tot God. Hij maakt ons tot Gods eigendom.
Jezus zegt niet voor niets: voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, Ik ben. Voorwaar, voorwaar betekent ‘Amen, Amen’. Alsof de Heere Jezus zegt: daar moet je het van hebben. Geloof dat nou eens dat ik Degene die als een verloren mens tot de gemeenschap tot God brengt. Je moet door Mij tot God gaan. Door Mij tot de Vader. Door Mij tot het leven. Alles draait om de Deur. Alles draait om Jezus Christus. Als u leven wilt hebben, eeuwig leven, en wilt u dat niet? Dan mag u door de Deur. Volgende week zullen we wel horen wat het Hem heeft gekost om Deur te zijn. Ja, Ik ben. Dat heeft Hem het leven gekost.
Gemeente, ik houd het vanmorgen maar heel eenvoudig. Wie gaat ons hart krijgen? Wie gaat je hart krijgen in de komende week? Ben je nou een deurwachter die Hem tegenhoudt of ben je iemand die door de Deur zelf naar binnengaat? En wat is dat binnengaan? Eenvoudig zeggen voor de kinderen. Binnengaan. Laat ik het heel eenvoudig zeggen. Als er een schaap naar binnenging hè, weet je wat die Herder dan deed? Volgens mij gebeurde dat hier vroeger ook wel. Ik weet dat niet, ik heb niet zoveel met de geschiedenis van de agrariërs maar ik houd van ze, begrijp me goed dat u geen verkeerde gedachten krijgt, dan werden de dieren weleens gebrandmerkt hè. Dan zette zo’n herder een stempel op zo’n schaap. Die is van mij, en die. Overal vandaan. Binnengaan betekent, mag ik het eenvoudig zeggen, dat je je tot het eigendom van de Heere Jezus laat maken. Laat ik het zo maar zeggen: dat je het eigendom van de Heere Jezus bent. Daarin is Hij zo anders dan die huurlingen hè. Die huurlingen die stonden daar maar een beetje en als er maar iets was gingen ze al weer weg. Die bekommerden zich niet om de schapen, waren hun eigendom niet staat er.
Maar Jezus maakt tot Zijn eigendom. Binnengaan betekent ten diepste dat je het eigendom van Jezus Christus wordt, bent! Zo bijzonder! Dan komen de schapen overal vandaan hoor. Gemeente wij zullen volgende week hier in de kerk zitten, overal vandaan. Ik bedoel niet: Huinen en dorp. Maar uit zonden vandaan, uit vreugde. Ze moeten door één deur heen. Wat bindt ons samen aan de Avondsmaaltafel? Gemeenschap der heiligen. Veelkleurigheid van de gemeente. Zo zitten we aan de tafel. Door één deur gegaan. Niet van elders inklimmen. Een weg, één deur. Soms kunnen de zorgen je bij de deur brengen. Zoveel meegemaakt, ziekte en ellende. Zo je bij die deur brengen. Het kan ook, daar moest ik bij de voorbereiding van de preek aan denken, je zonden zijn die je bij de deur brengen.
Er is een bekend verhaal van een oud-predikant van Putten, dominee C.B. Holland, misschien kennen de ouderen hem nog wel. Hij kwam bij een gemeente in het noorden van het land. En vóór hem was er een predikant geweest die nogal een strenge prediking had. Ontzettend gepreekt over de zonden en het oordeel. En toen dominee Holland daar kwam die nogal een ruime Evangelieprediking had, zei hij: de schapen lagen al voor de deur. Gewond. Ontdekt door de wet, door de zonden. Hij zei: ik hoefde de deur alleen maar open te zetten, ze kwamen vanzelf binnen. Mooi hè?
‘En vóór hem was er een predikant geweest die nogal een strenge prediking had. Ontzettend gepreekt over de zonden en het oordeel. En toen dominee Holland daar kwam die nogal een ruime Evangelieprediking had, zei hij: de schapen lagen al voor de deur. Gewond. Ontdekt door de wet, door de zonden. Hij zei: ik hoefde de deur alleen maar open te zetten, ze kwamen vanzelf binnen. Mooi hè?’
Ik ben de Deur, zegt Jezus. In de prediking, daar staan we zo niet bij stil, maar elke preek word je voor de Deur gelegd. We doen Hem open in het Evangelie. Komt u binnen? Daar komen ze! De gewonden. Degenen die met allerlei dingen te maken hebben. Binnengaan. Dan mag je je ook afvragen, dat is het prachtige, hoe kom ik dan binnen? Door te luisteren naar de stem van de Herder. Die zegt: kom maar binnen! Je bent welkom. Met je zonden, verlorenheid, gebrokenheid, verdriet. Kom maar je moet het van Mij hebben, Ik ben de Deur.
Dan kunnen er zoveel stemmen zijn in de komende week. En de duivel zegt: je bent het niet. En je eigen hart zegt: je haalt het nooit. Maar de Deur staat open. En dan zou het zo prachtig zijn gemeente, en dan zegt u: hoe kan ik de stem van de Heere Jezus horen? Ja, nou ja ik zou willen zeggen: door het Evangelie. Zult u goed luisteren in de komende week? Luister niet naar de duivel, naar de stem van je eigen hart. Laat de stem van het Evangelie, dat Jezus zegt: Ik ben de Deur. Wie ook maar, wie ook maar binnengaat hij zal behouden worden. Wie ook maar! Gemeente, ik zeg het nog een keer: wie ook maar! Leert daar moet ik heen. Ik heb geen andere weg meer, geen andere deur meer, geen ander leven meer. Wie ook maar! Die zal behouden worden.
Voor het woordje behouden staat een prachtig woord: in het leven behouden worden. Een prachtig woord in de Bijbel. Die zal Ik in het leven behouden. Die zal ontrukt worden uit dat leven waar de beheersing is zonden, vloek, dood, ellende. Die zal ik tot een ander leven brengen. Daar gaat het om. Dat is een leven dat Hij heeft verdiend. Ga binnen. Of u moet zeggen, of u moet zeggen: ik houd het leven wel in eigen hand. Maar weet wat u doet! Weet wat u doet. Weet wat je doet, jonge vrienden. Als je zegt: dat is mijn leven, ik heb het goed ook zonder de Deur. En zonder Christus. En zonder het leven met Hem, en zonder de Heere God en zonder genade. Dan moet u het doen. Maar, kijk uit! Je valt zomaar ten prooi aan dieven en rovers. Je hebt geen leven, echt niet. Dat is ontdekking. Dat is ontdekking. Binnengaan is het leven niet meer vinden in jezelf maar binnengaan om tot Zijn eigendom te worden en behouden te zijn. Losgerukt uit dat leven dat bedreigd wordt.
Dan het laatste gemeente. Ze zullen ingaan en uitgaan en weide vinden. Dat is wel mooi dat Jezus dat erbij zegt. Waarom zegt Jezus niet alleen: ik ben de Deur en die door Mij ingaat zal in het leven worden behouden? Waarom staat er ook nog bij dat hij in zal gaan en uit zal gaan en weide vinden. Ik zei: dat is het leven in de vrijheid, in de genade. Je kunt ingaan en uitgaan. Wij blijven ook weleens bij het leven van het geloof steken bij het binnengaan. Dan zeg: als ik maar mag binnen mag gaan, als mijn zonden maar vergeven zijn, als ik maar een kind van God ben. Veel mensen blijven steken bij die Deur. Maar gemeente, er is meer te vinden. Dat zeg ik ook tegen u die het leven met God heeft, tegen u die met Christus het leven gevonden hebt, tegen u die binnengegaan bent. Misschien is het al jaren geleden dat je voor het eerst aan het Avondmaal bent gegaan of tot geloof kwam. Door de Deur, Christus, het leven, het echte leven vond.
Laten we heel eerlijk zijn naar onszelf. Hebben wij gemeente ook gezien dat we als gelovigen, als wedergeborenen, als schapen die het eigendom van Christus zijn geworden, kunnen we nu zeggen: ik ben één keer binnengegaan en nu kan ik zelfstandig leven? Nu red ik het wel? Eerlijk zijn! Daarom zegt Jezus als je binnengegaan bent, zegt Jezus, ga je in uit in uit. Om weide te vinden. Om elke keer nieuwe dingen te ontdekken, nieuwe voeding. Je hebt Hem nodig. Dat is het leven onder Gods zorg, heilzame zorg. Dat is geen beperkt leven, dat is een vrij leven. De vrijheid van de genade mag leven. Maar elke keer door de Deur, langs de Deur. Wij blijven op Christus aangewezen. Dat heeft niets te maken met beperkt geloofsleven, leven waarvan we zeggen leven dat is ingezonken. Nee dat is groei, groeien in het geloof. Dat heeft te maken gemeente steeds meer ontdekken wat Hij voor je betekent. In de grootheid en goedheid van deze Herder. Opwassen, opwassen in de kennis van Jezus Christus. Ingaan en uitgaan. Niet alleen voor je vergeving maar ook voor de heiliging, ook voor de vernieuwing van je leven. Ook voor de zekerheid van je geloof. Alles in Hem!
Calvijn zegt: denk nou niet dat als je een keer bent binnengegaan en je gaat naar buiten, dat je altijd van die weide kunt eten. Je moet ook weer een keer naar binnen. Kijk uit, zegt Calvijn, dat je de weide niet afgraast en dat je op kale weide komt waar geen voeding meer is. Kijk uit gemeente. Wij mogen leven uit de volle rijkdom van Christus. Ook als je in die aanvechting zit. Als je misschien wel zit met die toewijding van je leven. Dat je denkt: hoe moet ik mij aan de Heere geven? Hoe moet ik de Heere liefhebben, hoe kan ik de Heere meer geven? Hoe kan ik Hem meer geven van mijn hart, gezin, huwelijk? Zonder Mij kunt u niets doen, ik ben de Deur.
Ga in de komende week van voorbereiding nou eens eerlijk kijken naar de weide waar ik leef: zit daar nog voeding in? Kan ik leven uit mijn geloof, bekering, wedergeboorte? Of leef ik uit Hem? Meer kracht, meer frisheid, meer nieuw leven. Kan weleens een tijd zijn in je leven waarin je erachter komt, dat de weide waarop je leeft kaal is. Er zei eens een vrouw tegen mij: twintig jaar geleden is het gebeurd, toen ben ik bekeerd. En ik zei: en daarna? Tja daarna. Dan heb ik liever, nu ja het is tot daaraan toe wat ik liever heb. Dan heb ik liever dat iemand zegt: ik heb vanmorgen, ben ik zeer dicht bij Hem geweest. Door de Deur gegaan. Zo dicht bij Hem. We hoeven het niet met oud voedsel te doen. Met een oude bekering te doen. We hoeven het niet met een vorige Avondmaalsviering te doen. We mogen nieuw leven krijgen, nieuwe voeding, nieuwe weide. Ingaan, uitgaan. Uit wat Christus is.
Laat de komende Avondmaalsviering, ook voor de kinderen van God, een vernieuwing zijn. Een vernieuwing van hun band met de Heere Jezus. Een vernieuwing van het verbond. Een vernieuwing van de band tussen Hem en u. Ingaan, uitgaan. Weide vinden. En als u zegt: ik durf het niet. Wie zal dan nog beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen van God? Wie zal nog veroordelen? Als u als een schaap door de Deur gaat. Niemand! Jezus zegt: Ik ben. En wat zegt u? Volgende week zitten we aan de weide van een witte tafel. We kunnen er beter maar van gaan zingen, toch? Straks aan het eind van de dienst. ‘Wien heb ik nevens U omhoog, wat zou mijn hart wat zou mijn oog, op aarde nevens U toch lusten?’ Zoals U bent is er maar Één. Amen.
‘Wien heb ik nevens U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog,
Op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er, waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit, in bittre smart
Of bangen nood, mijn vlees en hart,
Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.’
Zondag 10 februari 2019 – Zuiderkerk Putten – ds. A.L. van Zwet – Johannes 10 vers 1-13 – voorbereiding op het te houden Heilig Avondmaal