De discipelen gaan na de opstanding van Jezus weer vissen. Ze gaan weer aan het werk, aan de dag, geven zich over aan de dagelijkse zorgen. Ze vangen echter niets. Dan staat Jezus op de oever. Ze horen Zijn stem en gehoorzamen. Dat is geloof! Het blijkt dat Jezus voorziet in hun zorgen; ze vangen veel vissen en bovendien heeft Jezus zelf al vis en brood klaarliggen. God heeft Zelf voorzien in het offer van Zijn Zoon dat ons reinigt.

Geliefde gemeente van Christus, er is veel over dit gedeelte te zeggen. We kennen de geschiedenis.

Ze gaan aan de slag. Maar ze vangen niks. En ineens is daar Jezus die ze een opdracht geeft. Ze herkennen Hem niet. Johannes even later wel. Ik wil daar graag op in gaan.

Hoe komt het dat ik zo’n gedeelte uit kies? Vanmorgen hadden we geen avondmaal. Verlangen? Hadden we dat? In deze vreemde tijd. Houvast willen hebben? Is het verwardheid? Vanwege corona kan dat. Hopelijk hebben we het intens beleefd. Als we het wel vierden, was het misschien intenser. Misschien was u in het buitenland met avondmaal. Ineens anders. En toch die verbondenheid daar.

Wel bezinning. Vast en zeker. Vasthouden aan de belofte. We hoorden uit Psalm 23 vanmorgen. Verlangen we naar het huis van gebed, het huis van de Heer? Daar zou je willen blijven, als het goed is.

Maar. Straks is het morgen. Maandag. Een nieuwe werkweek. Schoolweek. We gaan ons weer druk maken, denkt u niet? Misschien keken sommigen al stiekem in de agenda. Of vandaag al een vraag gehad. Dan ben je afgeleid. De zondag vervaagt. De opstanding vervaagt. De verwarring neemt het over. Dagelijkse zorgen nemen hun plekje in. Alsof er niks is veranderd.

Ik denk dat we moeten beseffen dat we alles van de Heere moeten verwachten. Wacht op de Heer. Psalm 27 staat al te wachten voor straks. Om intens mee te zingen.

  1. Het dagelijkse: het werk oppakken
  2. Er kan ineens geroepen worden naar je, luister je dan?
  3. Er wordt voorzien. De Heere voorziet.

1. Aan het werk

Eerst het eerste. Aan de slag gaan. We gaan straks naar huis. We bereiden ons voor. Zolang als de Heer nog niet is teruggekomen, stappen we in het ritme. Mooie dagen die we hopen te hebben. Twee huwelijksdiensten. Of een dwaalweg. Dat je je verdwaald voelt. Of het donkere dal. Depressieve momenten: schaduw van de dood. Geen licht zien aan het einde van de tunnel. De een verlangt sterk naar de wederkomst, de ander niet. Eerst orde op zaken stellen? De kans is groot dat we morgen opstaan om de dagelijkse taak weer op te pakken.

Is dat bij Petrus ook zo? Een tijd van verwarring. Er wordt niet gezegd hoe ze zich voelen. Ze hebben mooie momenten gehad: de Heer was opgestaan. Die momenten hebben ze nodig gehad. De buitenwereld zegt: waar is die Meester, die Rabbi? Nu sta je met lege handen. Aanvechting kan je hebben. Waar is die Verlosser van jou?

Ik denk dat die tijd voor hen niet gemakkelijk is geweest. Je ziet hoe ze getuigen van die mooie momenten. Maar het was ook apart. Ze herkenden Hem ook niet helemaal. Was Hij het? Zie je Thomas twijfelen. Maar het waren geloofsbevestigende momenten, zoals Avondmaal dat ook kan zijn.

Hoe zal het verder gaan? Hemelvaart moet nog komen. Ze waren bijeen. Samen. In een verwarde tijd maken we vaak terugtrekkende bewegingen. Maar zij komen samen. Wachten.

En dan is daar Petrus. Ik ga vissen. Ze gingen naar buiten en meteen aan boord. Het was hun vak. Ze hoefden niet uit te vinden, hoe moest dat ook alweer? Petrus is haantje de voorste. Die zet het in. Hij gaat aan de slag.

Ik leid er niet uit af dat ze een hengeltje uitwerpen. Nee. Ik zag een gemeentelid heerlijk vissen. Nee dat niet hier. Broodwinning. Gewoon weer rond komen.

We gaan aan de slag. Ik moest denken aan wat Prediker zegt: doe wat uw hand vindt om te doen. Ook in verwarde tijden. Broodwinning. Wat met talenten en gaven te maken heeft.

In dat gewone werk kan Jezus zichtbaar worden. Het begint hier met pech. De hele nacht gebuffeld. Of niet? In elk geval: niets. Een donkere nacht. In Psalm 23 een donker dal. We vangen niks. Wat is dit?

Op zo’n moment, als ze het net erbij neer willen gooien, dan: nee niet bij de pakken neer zitten. Wat gebeurt daar dan? Toen was het al ochtend. Jezus stond daar. Ze wisten niet dat het Jezus was. Misschien zagen ze Hem nog niet. Of verscheen Hij anders?

Het is geen leedvermaak. Niet: hè, pechvogels. Nee. Niet om hun verwarring en tegenslag. Hij staat daar. En Hij is op tijd. Als je dat laat bezinken. Misschien zouden we liever niet die hele nacht buffelen. Op Zijn tijd is Hij er. Hij laat zich zien. Wij gaan verder. Een tegenslag. Wel vertrouwen op Hem!

2. Luisteren

Hij staat aan de oever. Ik kom bij het tweede: luisteren. U hebt misschien goede herinneringen aan Avondmaal. Maar nu is het stil. Verwardheid. De Heere vergeten in het dagelijkse.

De discipelen hebben de moed bijna opgegeven. Ze zijn moe. Wat Jezus zegt? Kinderen, hebt u niet iets voor bij het eten? Ze zeggen, nee. Die vraag zelf, daar moeten we een keer apart over nadenken, ik laat het nu rusten.

Jezus gaat verder met een opdracht. Werp het net uit aan de andere kant. Ze zijn al uren aan het vissen. Is er een verschil tussen de ene kant en de andere?! Wij zijn toch professionals? Als je zo moe bent, dan nog een keer beginnen… Ze hoeven niet te luisteren.

Wij moeten nu fijnproeven, geestelijk. Ik kom op Johannes 10. Ik ken de Mijne. En de Mijnen kennen Mij. Er staat ook: Hij roept hun eigen schapen bij hun naam en stuurt hen naar buiten. Hij gaat voor hen uit en de schapen volgen Hem omdat zij Zijn stem kennen. Wonderlijk! Volgen omdat ze Zijn stem kennen.

Een voorbeeld. Ik wandelde, ik zag een hond en hoorde een fluitje. Dat was voor die hond genoeg. Er is iets in dat kennen van die stem. Je kunt de Heere niet ‘baasje’ noemen.

Ze deden het ook nog: ze wierpen het net uit. Dat moet door die stem komen, dat er gezag in zit. Dat vreemde moment. Het is het luisteren waard. Is dat een vorm van kennen? Dat je weet: hier moet ik naar luisteren?

Bij Jezus ging het vaker zo. De twaalfjarige jongen. De professionals van de kerk stonden versteld. En een ander moment: Jezus drijft de geesten uit. De mensen staan eromheen. En ze staan verteld van Zijn gezag. Die woorden, die maken indruk.

De discipelen hebben Hem nog niet herkend. Ze krijgen een opdracht. Ze luisteren. Toch maar wel. Wat ik hoop, voor u en mezelf, dat we in de week (ondanks verwardheid, vermoeidheid, wat er mis gaat) Jezus zullen horen. Een bijbeltekst om moed te hebben, door te gaan. Het gebed mag zijn dat de Geest mag helpen Zijn stem te horen. Er wordt zoveel gezegd wat we moeten en niet. Ik hoop dat we versteld zullen staan.

Geestelijke zintuigen, die moeten openstaan. Ik heb het zo maar genoemd. Iemand kan ons iets toevertrouwen. De Heere werkt op verschillende manieren. We hebben een taak elkaar bij te houden. Het lichaam van Christus is gebroken. Paulus zegt dat het lichaam van Christus de gemeente is. Luisteren naar elkaar. Geestelijke zintuigen daarvoor, dat is belangrijk.

3. De Heere voorziet

Het derde punt is dat de Heere het er niet bij laat zitten. Niet: bekijk het maar. Nee, Hij voorziet.

Ze konden het net niet meer trekken vanwege de hoeveelheid vissen. Hele nacht gevist, niks gevangen. En nu? Te mooi om waar te zijn!

Misschien ervaart u een nacht buffelen. Zovaak mis getast. Hier gaat het over één nacht. Het kan lang en kort zijn. Teleurstelling. Voorzichtig om in te vullen hoe de Heere voorziet.

In een tijd van verwarring voorziet Hij hier. Johannes geeft deze boodschap mee. De Heere laat niet los wat Zijn hand begon. Johannes wijst op de trouw. Die trouw is er nog. Duizenden jaren verder. Die trouw dat Hij niet loslaat! We mogen toch bidden en vragen in een verwarrende tijd, als corona ons raakt, dat we de Heere mogen horen en kennen en serieus zullen nemen wat Hij zegt. Ik mag hopen dat die genade ons deel is. Dat Hij zegt: een nieuw begin. Hij staat aan de oever van ons leven.

De Heere voorziet. Geef ons heden ons dagelijks brood, daar moest ik aan denken. Het zijn vissers van mensen. De Heere zal mensen op hun weg brengen.

In dat de Heere voorziet, gebeurt nog iets. Namelijk dat de Hem herkennen. Johannes herkent Hem. Dat we zullen erkennen dat Hij voorziet dat we Hem herkennen. Omwille van Zijn naam. Zo zorgt de Heere er zelf voor dat Hij herkend wordt.

Ik moest even denken aan de vergelijking van een dominee die het voorbeeld van een locomotief gebruikte. Eerst geloof. Maar de wagonnetjes komen. Bij ons is het vaak omgedraaid. Wij willen eerst ervaring en zekerheid. Maar voelt u aan, dat dat luisteren een geloofskwestie is?!

Hij voorziet! Hebt u niets voor bij het eten? Ze moeten erkennen: nee. Wij hebben niets. Als de Heere ons de vraag stelt, wat heb je te bieden? Niets. Hier gaat het over vissen. Je voelt een dimensie opkomen die alles met het avondmaal te maken heeft. De Heere voor zag in Zichzelf. Dat Hij zelf voedsel werd. Zijn lichaam gebroken tot volkomen verzoening. Hij voorziet Zichzelf. Dat moet je toch oppikken in de evangeliën! En Paulus verwoordt dat ook. De Goede Herder geeft Zijn leven voor Zijn schapen. Het ging de Heere niet om de vissen. Want bij het vuurtje lagen al vissen. We moeten alert blijven.  Zijn stem herkennen. Hij zal voorzien. Hij gaf Zijn leven. Zo de week ingaan. Wat er ook gebeurt. Het mag hoop geven. Hier gaat het over één nacht ploeteren. Ingebed in verwarring.

Ik sluit af met een samenvatting, zo aan het einde van deze avondmaalszondag. We hebben er misschien naar verlangt. Zonde, moeite en schuld kwamen aan de orde. Er kan een donker dal zijn. Wacht op de Heere. Geleid worden met een stok en staf. Door het licht geleid. De stille getuigen hier: een beker en schaal. Van Zijn genade moeten we leven. Een beker die overvloeit! Laten we dankbaar zijn. Hoop houden op de Heere. Acht slaan op wat er op ons pad komt. Bidden om de Geest. Zien dat Hij ons trekt. Hij voorziet Zichzelf. Laten we moed vatten. En elkaar erbij betrekken. We hebben elkaar nodig. Hij laat zich vinden, ook morgen. Het wordt licht. Hij is het licht. Ga zo heen vanuit deze avondmaalszondag in vrede en dankbaarheid. Amen.

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Dorpskerk, zondag 20 september 2020, 18:45 uur. Schriftlezing Johannes 21:1-14.