Na twee jaar wordt Jozef uit de gevangenis (‘put’) gehaald om de droom van de Farao uit te leggen. Jozef is in de onmogelijkheid terechtgekomen, maar heeft zijn hoop en vertrouwen op God gevestigd. Nu keert God alles om: Jozef wordt van een slaaf een hoveling. De loutering van 13 jaar heeft bij Jozef geen verbittering veroorzaakt; Jozef is bedacht op de eer van God, hij wijst de Farao daar dan ook direct op. Het geheim van de put is dat de Heere erbij is – Hij zal uitkomst geven, zoals jonge meisje met leukemie zingt. Al weten wij niet hoe de uitkomst eruit ziet, God volvoert Zijn raad.
De Heere haalt de door Hem gelouterde Jozef uit de gevangenis
- De Heere laat de naam van Jozef nú vallen, bij de Farao
- De Heere laat Jozef door de Farao uit de put halen
- De Heere verlicht Jozef met wijsheid voor de Farao
1. De Heere laat de naam van Jozef nú vallen, bij de Farao
Gemeente des Heeren, hier in de kerk en thuis, de schenker is alweer 2 jaar terug in zijn eervolle positie. En Jozef zit alweer 2 maal 365 dagen in de gevangenis. Toen hij de droom had uitgelegd, en de schenker zo dankbaar was, vroeg hij: doe een goed woord voor mij. Zal ik doen, nou en of. De dagen erna uitgekeken, dat er leven kwam, dat er iemand bij de poort kwam, namens de Farao. Maar met de dag is de hoop verdwenen. Twee volle jaren voorbij. Jozef wacht er niet meer op. En toch, geen uitzicht en toch, toch weet Jozef, terwijl hij het niet ziet en voelt: maar de Heer’ zal uitkomst geven.
Want hoe zijn vertrouwen in de mensen ook meer en meer wordt afgebroken, wat er gebeurde met die vrouw van Potifar. Wat een smerige streek! En de teleurstelling door de schenker. Hij gelooft vast dat de God van zijn dromen langs een onbegrijpelijke weg zal doen wat Hij belooft. Maar aan de kant van Jozef is het totaal onmogelijk geworden. Maar God vergeet Zijn beloften niet. Geen een van Gods belofte zal op de aarde neervallen en vergeten worden. Hij is dag en nacht bezig met Zijn goddelijk plan. Hij heeft ze niet op de plank gelegd, zo van, daar ga Ik nog wel een keer mee aan de gang. Vanaf de moederbelofte tot de nieuwe hemel en aarde, Hij is ermee aan de gang! Ook al denk ik dat het stil ligt.
En deze nacht heeft de Heere de Farao opnieuw laten dromen. Hij wordt badend in zijn zweet wakker – hij dacht dat hij een geïncarneerde god was. De goddelijke Nijl staat hem ter beschikking. Tot voorspoed van Egypte. Er komen vette en magere koeien uit op. De Nijl verandert in een vloek. Badend in het zweet wakker. En dan weer. Lege aren die volle opvreten. Badend wakker, in het zweet.
En dan stuurt hij de boden uit om de wijzen, priesters te laten roepen. Om het te laten uit te leggen. Wat lezen we in vers 8? Er was echter niemand die hem aan de Farao kon uitleggen. Daar loopt de weg van de geïncarneerde god dood. Hij zit vastgebonden in de gevangenis van de angst. De wijsheid en de denktank van zijn rijk falen. Toen ik daar de vorige keer over preekte, had niemand benul hoe dat aan de kaak gesteld zou worden in Nederland. De angst. Waar eindigt dit? En nu het weer een beetje gaat. In de Tweede Kamer en elders worden mensen weer brutaler. Maar we waren nergens. Er is niemand die hem helpen kan.
We moeten nog iets verder gaan. De magiërs zullen best gevoeld hebben: oei, dat is niet positief. Dit gaat om onheil. Maar ze hebben gewoon gezegd dat ze het niet weten. Want stel je voor dat de Farao woedend wordt. Dat is het absurde van de mens. Ook in onze maatschappij. Krankzinnig met Halloween: kinderen laten griezelen met bloed. Maar abortus moord, dat mag je niet zeggen. En buiten Christus, de mens aan de eeuwige dood onderworpen. Dat is het verschil met oprecht dienaren: die houden niets achter. Dat kunnen ze niet. Ze vertellen Johannes 3, vers 16-18, enerzijds. God heeft de wereld liefgehad. Opdat wie ook maar in Hem gelooft. God heeft Zijn Zoon niet gezonden opdat de wereld veroordeeld zou worden, maar opdat de wereld behouden zou worden. En dat misbruiken we dan: Jezus veroordeelde niet. Maar nee, Hij kwam om te redden. Maar ook: wie niet gelooft, is al verdoemd omdat hij niet heeft geloof in de Naam van de Eniggeboren Zoon van God. Waarom spreken ware christenen met twee woorden? Omdat het Woord het doet. Dat is liefde. Om werkelijk aan te sporen. Te zoeken wat tot uw vrede dient. Niet om bang te maken. Maar juist het behoud en de vrede te zoeken – we zullen straks zien dat dat ook is wat Jozef doet.
Maar wat gebeurt daar? Ineens begint het hoofd van de schenker weer volledig te functioneren. Wat hij zelf niet door heeft, wat de Farao niet ziet, is dat God zijn geheugen aanraakt. Nu. Nu. Nu. Niet eerder en niet later. Nu is het Gods tijd. Jongens en meisjes, ik vond als kind ook: waarom laat God dit nou gebeuren? Die schenker belooft dat en hij denkt nergens aan?! Waarom doet God dat? Weet je, wat ik nu zeg: God Uw Naam zij geprezen, dat U de schenker het hebt laten vergeten. Maar stel je voor dat die schenker het niet vergeten was, en hij had gezegd: ik wil een goed woord doen voor die joodse slaaf. Wilt u hem genadig zijn? Stel je voor dat de Farao een goede bui had gehad, had gezegd: laat hem maar een ticket halen bij het reisbureau, laat hem terug gaan naar zijn familie. Maar Jozef moet niet terug naar de familie. Hij moet naar het hof. En zijn familie moet naar Egypte. Vanuit het welbehagen van God!
Hoe komt het ter sprake? Dat wordt niet vermeld. Schenkt hij drinken in, terwijl de magiërs die in de kroonzaal zitten? Of de Farao in zijn angst, zo beroerd? Het wordt niet vermeld. In elk geval is duidelijk dat deze hooggeplaatste erachter komt wat er speelt in het paleis en dat niemand van de magiërs, wijzen en priesters de droom kan uitleggen. Hij weet nog, het was twee jaar geleden, hoe eng het was. Een boodschap van de goden. Dat je niet weet wat het betekent. Ja, zal hij het zeggen? Hij moet dan de Farao eraan herinneren dat hij boos was op hem en het loopt nu zo lekker.
Vers 9b, vandaag moet ik mijn zonden in herinnering brengen. Niet mijn zonde, maar zonden. Meervoud. Hij denkt dus ter plekke aan twee dingen: wat hij tegen de Farao misdaan heeft en het onrecht wat hij Jozef heeft aangedaan. En dan gaat hij verder met wat er gebeurt is in de gevangenis. De bakker en hij kregen een droom; verschillend. Met een verschillende betekenis. Hij laat veel achterwege. Kort en krachtig brengt hij Jozef ter sprake. Er was daar een Hebreeuwse jongen, een slaaf. Er zijn uitleggers die zeggen: dit is minachting. Een jongen, een slaaf. Of het zover gaat, weet ik niet, maar de beschrijving suggereert wel dat de Jozef niet belangrijk is en dat het dus niet verwonderlijk was dat hij er niet eerder aan dacht. Een slaaf en nog een buitenlander ook. Wel uit het land van de Hebreeën. En de slaaf van Potifar. Niet dat het van Jozef uitging. Waarom zien jullie zo somber? En dat Jozef had gezegd: nee, de uitleg is van God. Vers 11. We hadden allebei een droom, ik en hij. Wij vertelden ze aan hem. En hij legde onze dromen aan ons uit, aan ieder van ons. En zoals hij uitlegde, is het gebeurd. Mij heeft de Farao in mijn ambt hersteld en hem heeft hij opgehangen. De kern is: die slaaf heeft de twee dromen uitgelegd en de beide uitleg is exact uitgekomen. Hij bereikt er twee dingen mee: 1) hij heeft nu gedaan wat hij beloofd heeft en 2) hij kan de Farao helpen (en als Jozef dat ook kan, is dat gunstig voor zijn positie).
2. De Heere laat Jozef door de Farao uit de put halen
De Heere laat Jozef door de Farao uit de put halen. Dat is die verborgen werking van de Heere. Dat de Heere je genade kan geven. De Heere maakt dat dit verslag bij de Farao goed binnenkomt. En gelijk zijn vertrouwen wekt. Hij zegt niet: zou hij het beter weten dan mijn magiërs? Eerst een antecedentenonderzoek? Nee. Direct actie. Boden haalden Jozef uit de kerker. Het Hebreeuws veronderstelt bliksemsnelle actie. De opeenvolging van werkwoorden. Metamorfose van slaaf naar hoveling.
Jozef in de gevangenis. Gerammel aan de poort. Mannen komen binnen. Die slaaf moet direct bij de Farao komen. De vertaling zegt: ze halen hem uit de kerker. Mooie trekjes bij de vertelling: letterlijk staat er ‘ze haalden hem uit de put’. Zo heeft Jozef zelf in 40:15 gezegd: haal mij uit deze put (tegen de schenker). En nog een eind terug: en de broers wierpen hem in de put. Dat leven van Jozef, die 13 jaar, is een leven op de bodem van de put geweest. Maar op die bodem van de put heeft de Heere hem gelouterd. En dan hoef je niet direct aan straf te denken. Waarom moet ik dit meemaken? Is God toornig? Is er een bepaalde zonde? God kan ook met je door de put gaan om je te louteren. Om je te laten sterven aan je ego, jezelf, eer. Om zonder zelfverheffing te leren leven uit de hand van Vader. Maar in die put, dat is het wonder, is de Heere met hem geweest. Dat is het allerbelangrijkste. Zo kan de Heere met ons een bijzondere weg gaan. Ik moet voortdurend denken aan onze broeder Van den Brink – afscheid moeten nemen na 10 jaar na de bevestiging. Zo begaafd. Of het leven van uw moeder? Een moeilijk huwelijk met uw vader, of omgekeerd. En dat ze op haar post gebleven. Bidden, op de hulp van de Heere hopend. Een geheim. Het geheim van de put: de Heere is erbij!
Hij moet komen! Het duikelt over elkaar heen. Ze roepen hem, ze halen hem, verwisselden zijn kleren, scheren hem. Zoals hij eruit ziet, kan hij niet bij de Farao komen. Hij gaat eerst onder het scheermes. Niet een centimeter eraf, nee, goed uitgedund. Die haarbos. Een verschil tussen Egyptenaren en Hebreeën. Joden schoren zich alleen in verdrietige omstandigheden. De Egyptenaren schoren zich voortdurend, voorkeur voor een glad gezicht. Ik moest even grinniken, je hoort wel eens over gemeenten of kerkenraden dat je mag soms niet dopen omdat iemand een baard heeft: die kerkenraad is dan Egyptisch. Maar goed, dat even tussendoor.
Hij krijgt ook nieuwe kleren, die passen bij het bezoek aan de Farao. Daarin lijkt de wereld op het geloof. In Gods wet wordt ook verandering van kleren geëist. Als we tot God naderen in de eredienst. Daar kleed je je op. Iedere cultuur heeft zijn eigen voorschrift. Er is geen voorschrift. Paulus zegt: u moet eerbiedwaardige kleding dragen. Zondagse kleding was geen ijdele traditie. In de Vroege Kerk ook nieuwe kleren bij belijdenis. Bij Doop en Avondmaal letten we op onze kleding. We zijn ons bewust van Gods aanwezigheid. Niet zwart te zijn, het is geen dodenmaaltijd! Maar eerbied!
Jozef is alleen maar gewend dat kleren van zijn lijf worden gerukt – eerst de broers en daarna de vrouw van Potifar. Nu krijgt hij kleren! En als een heertje, dan mag hij mee. Na vele jaren in de buitenlucht. De vogels, bomen, laan. Naar het paleis. En als ze aankomen, hij kan niet als een toerist rondkijken, snel wordt hij bij de Farao gebracht. Wat niemand ziet, maar er is er nog Een met hem mee naar binnen gegaan. En de Heere was met Jozef. Godzijdank, dat is nu ook zo. Het is Gods tijd. Want wat mag er nu gezegd worden? Dat ziet geen mens. Maar de Heere openbaart het. We neurieden het mee met de voorzangers. Psalm 105. De goede verrekijker door de geschiedenis. Vers 17-19: ‘Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd.’
Jozef is gelouterd en opleven in Christus. Afsterven is ook nodig. Soms was Jozef bedampt. Dat doet Christus, als Hij ons meeneemt in een belangrijke taak: in weg van sterven en afsterven. Opdat we niet leven in zelfverheffing. Paulus had ook een doorn in het vlees. Als het alleen maar carrière is en zoals je wilt. God gaat leren afsterven.
De tijd die nu aanbreekt is gevaarlijker dan al die jaren in de put – zou je niet zeggen. Daar was het gevaar van verbittering. Maar in onze taal en tijd: hij krijgt de een na duurste wagen, een Daimler of weet ik wat, die Farao voor zichzelf gekocht had. Hij kreeg een knappe vrouw. Een huis en geld. En zeggenschap over Egypte. Dat is veel gevaarlijker – om God te vergeten. En de Heere was met Jozef – dan kan je het aan! Hier weet Jozef nu nog niet van, als hij binnengebracht wordt.
En daar staat hij, voor de Farao. Hij steekt direct van wal. Die angst in zijn lijf. Hij vertelt dat hij een droom gehad heeft (vers 15). Niemand kan het uitleggen. Maar als jij een droom hoort, heb ik gehoord, hem kunt uitleggen. In het Hebreeuws: jij hoort een droom om hem uit te leggen. Je hoeft het alleen maar te horen. Hij vertelt niet dat hij het van de schenker weet. Jozef stelt die ondankbare houding ook niet aan de orde – laat lopen. Zonder omwegen gaat hij in op wat de Farao zegt.
3. De Heere verlicht Jozef met wijsheid voor de Farao
Gelouterd, zei ik. Dat blijkt ook. Hij valt de Farao direct in de rede. En spreekt hem tegen, in vers 16. Jozef: dat is niet aan mij. Maar God zal antwoorden wat het welzijn van de Farao dient. Hij onderbreekt de Farao een, twee, drie. Niet: vertelt u eerst de droom maar, dan kijk ik wel. Jozef heeft de regels van de hof niet geleerd. Jozef interrumpeert hem. Niet omdat hij de etiquette niet aanvoelt of kent, maar omdat zijn God in het geding is. Hij wil Gods eer niet roven. Niets van de eer van God mag naar hem toegaan – hij weet dat als dat wel gebeurt, je God moet missen. Alleen mijn God kan u helpen. Dat is het beeld van Christus. Lees het Johannesevangelie maar. Deze werken doe Ik niet, maar Mijn Vader. Dit is niet Mijn Woord. Altijd afwijzen van Zichzelf, heenwijzen naar de Vader.
Het is confronterend wat Jozef doet. Jozef antwoordde de Farao. De vorige keer toen we het woord tegenkwamen, toen bij Rachel en Lea. Zij gaven Laban antwoord. Hij maakte hun leven kapot. Hij had Jozef misbruikt, financieel. Het is heftig: antwoordde. Jozef is kort. Dat is niet aan mij. Geen plichtpleging. Mag ik nog wat uitleggen? In het Hebreeuws maar één woord: dat is niet aan mij, niet ik. Zo trekt hij direct de aandacht van hem af, naar God. Dat ook bij de schenker, Jozef is dus erg evenwichtig. God zal antwoorden! Jozef schaamt zich niet ervoor de naam van zijn God te laten vallen.
In het Hebreeuws: dé God. Een bepalend lidwoord erbij. Dé God. U heeft veel goden, Farao, maar dé God zal u antwoorden. Hij belijdt dat al die goden van de Farao onderworpen zijn aan de levende God. Hij spreekt, dat moet ook opvallen, in de derde persoon. Dat deed de schenker ook. Maar laat duidelijk doordringen wat Jozef doet.
- Hij begint met een vastberaden ontkenning: ik ben niet het antwoord op uw probleem.
- Jozef geeft duidelijk aan wat de remedie is: dé God. Datzelfde zal Daniël zeggen tegen Nebukadnezar. Wat een zegen! Want de oprechten weten dat als je enige heerlijkheid van de Heere aan jezelf verteld, dat je van de aandacht geniet, dat je in het middelpunt komt en dat de Geest dan van je wijkt – Hij is jaloers op Zijn eer. Dat is het geheim van Jezus’ leven. Niet Mijn woorden, maar van Mijn Vader. De werken van Mijn Vader! Hij werkt. Hoe dichter bij Christus, hoe ootmoediger we zijn. Daarom neemt Christus ons mee in de weg van Zijn sterven.
- Jozef treedt op als een profeet. Het is heel wat, wat hij durft te zeggen. Niet: misschien wil mijn God, dé God, het vertellen. Nee, maar: dé God zal het vertellen wat tot het welzijn (shalom) dient. Niet omdat hij als de wijzen alleen maar een goede boodschap wil brengen en daarom de Farao naar de mond praat. Goed nieuws voor u! Dat is juist kenmerkend voor de valse profeten. Die roepen: vrede, vrede en geen gevaar. Terwijl het een en al gevaar is; buiten Christus moet de waarschuwingstrompet aan de lippen. Jozef vertrouwt zozeer op zijn God dat hij niet bang is dat de Farao zou moeten leven met een droom die boven hem hangt, terwijl de betekenis hem onbekend is.
Jozef is overtuigt, eer hij een woord gehoord heeft! Is hij niet bang voor een negatieve droom? Hij kon toch opmerken dat het een angstige droom was? In de ogen, angst, verwachting, hoop? Natuurlijk heeft Jozef dat door. Als Jozef het uitgebreider verteld had: ook al moet ik u een onheilsboodschap brengen, wat ik u van Hem moet vertellen, Zijn boodschap loopt uiteindelijk uit op shalom. Hij biedt een boodschap van vrede aan. Dat leerde Jozef van de loutering. Dat geldt ook van de ware christen en ware dienaar. De boodschap van onheil moet gebracht worden, maar het doel is: eeuwig heil.
Als u zich verzet, of jij jonge vriend, het kan zo zijn omdat je met andere dingen bezig bent, bij je ouders in de kamer bij de laptop, dat je in verzet bent, dat de satan er een schepje bovenop doet, maar God komt net als Christus bij Jeruzalem tot je eeuwig heil. Niet dat je niets meer mag – integendeel. God komt tot je heil. Jeruzalem, hoe menigmaal heb Ik u bijeen willen vergaderen. Op weg naar de vernietiging – Jezus huilt. Jullie hebben niet gewild. Ik heb geen lust in jullie dood – maar in het écht leven. Dat is zo’n bevrijding: je zonden weg en je kunt zonder angst aan je dood denken. Wat een wonder he, dat Jozef zo over zijn God spreekt. Afbraak, het leek alleen maar beroerder te worden. Hij hield niets over. Dat is nou genade. Daar kan je het aan merken, een weg van beproeving: dat is er geen bitterheid, dan is er alleen.
Dat meisje in de auto, misschien kreeg u het ook wel toegestuurd, ik kon mijn ogen niet droog houden. Ernstige leukemie. En dan zingt er een mannenkoor in de auto: ze zingt mee: ‘Maar de Heer’ zal uitkomst geven.’ Ik kreeg nog een appje, dat dominee Kempeneers uit Elburg had rondgestuurd: ze bemoedigt zelfs haar ouders. Moeten ze weer naar het ziekenhuis: papa, mama, de Heere gaat mee. Dat is het wonder. Dat kan je niet maken of geven. De Heer’ zal uitkomst geven.
Je kunt het 13 jaar zingen. Het is mogelijk dat het meisje sterft. We moeten niet invullen hoe de Heere die uitkomst geeft. Maar als ze sterft, wordt ze gedragen in heerlijkheid. Dan zingen ze in heerlijkheid – zonder kans op besmetting. Lof zij het Lam, dat de zonden op zich nam.
Wat een wonder: Jozef zonder bitterheid. Dat is de loutering. Die is er alleen door de gemeenschap met Jezus Christus. Dan kun je met je God door de diepte heen. Niets zal ons scheiden van de liefde van God – ook leukemie niet. Honger niet, zwaard niet, en vul het maar in. Zo staat Jozef voor de Farao. Overtuigd: de Heere kan niet liegen. Maar de Heer’ zal uitkomst geven.
Vanuit die overtuiging spreekt hij tot de Farao – daarover later. Nu sluiten we af met de constatering: de Farao is zo bang dat hij er niets van zegt dat Jozef hem in de rede valt. Hij vertelt zijn droom. De rollen omgedraaid. Door twee dromen veranderd in een bang lijdend voorwerp. En Jozef in een hoofdspeler. Opmerkelijk hoeveel vertrouwen Farao heeft in Jozef. Hij valt direct met de deur in huis. Hij vertelt zijn dromen. Verschil met Nebukadnezar, dat is een doodeng en angstig leven: hij liet eerst de droom vertellen en dan de uitleg. De machtigen van de wereld zijn kwetsbaar omdat ze niemand vertrouwen kunnen ze niemand vertrouwen. Maar de Heere kan maken dat er direct een vertrouwensband is. Hij volvoert Zijn plan op weg naar de nieuwe aarde, die uit de hemel zal neerdalen.
We naderen die dag steeds meer. De coronacrisis moeten we niet vergeten. Vergeet het niet. Een generale oefening van de Heere, onze God. Hij komt! Hij komt! Om de aarde te richten, de wereld in gerechtigheid. Jonge vriend, dan zijn er twee soorten mensen: die de Heere liefhadden, gaan Hem tegemoet in de lucht. Dan zie je je moeder gaan. Maar als je de Heere niet gezocht hebt, in dit onzekere leven (geld kan zomaar niets meer waard zijn), maar jij aan de grond genageld. Het zal branden op je voorhoofd: jongen, Ik wil jouw God en Vader zijn, maar je hebt niet gewild. Hij komt, Hij komt! Paulus schrijft ergens: dat is dichterbij dan we de eerste keer geloofd hebben.
God is met Zijn plan bezig. Voor Hem is niets onmogelijk. Wij gaan door de onmogelijkheden heen. Maar met dat meisje in de auto: de Heer’ zal uitkomst geven. U zult en kunt doen wat U beloofd heeft. Ik zal maken dat ge u verwonderen moet. Daar heeft Hij zelf voor gezorgd. Hij is zonder tegenspreken de weg gegaan, de weg van Zijn Vader. Door de gemeenschap met Hem kan het zo gaan. Het is: met Hem leven, met Hem sterven, met Hem eeuwig leven. Halleluja. Amen.
Ja waarlijk, God is Isrel goed,
Voor hen, die rein zijn van gemoed;
Hoe donker ooit Gods weg moog’ wezen,
Hij ziet in gunst op die Hem vrezen.
Maar ach, hoewel mijn ziel dit weet,
Mijn voeten waren in mijn leed
Schier uitgeweken, en mijn treên
Van ’t spoor der godsvrucht afgegleên.– Psalm 73 vers 1 (berijming 1773)
Hersteld Hervormde Gemeente Apeldoorn, zondag 7 juni 2020, 9:30 uur. Schriftlezing Genesis 41:8-16. Online dienst i.v.m. maatregelen Coronacrisis.