De ontstellende geschiedenis van Jozef
Jozef is de lievelingszoon van vader Jakob en daar ontstaat de ellende in het huis van aartsvader Jakob. Door de ontstellende geschiedenis van Jozef, die door zijn broers gehaat wordt en in de put geworpen wordt, werkt God Zijn verlossingsplan uit. God schakelt Ruben, de oudste zoon van Jakob, in dat zijn broers Jozef niet doden maar alleen in de put werpen. Jozef wordt vervolgens als slaaf verkocht en komt in Egypte terecht. Daar wordt hij de onderkoning en ontmoet hij jaren later zijn broers die vanwege de hongersnood naar Egypte zijn gekomen voor eten. De diepgewortelde haat van de broers leidt ertoe dat ze achter elkaar handelen en de vervulling van de dromen van de meesterdromer Jozef proberen tegen te gaan. Het aangrijpende van de mensheid zonder het vernieuwende werk van de Heilige Geest is dat zij Jezus, de Zoon van God, haten en uit de weg willen ruimen en daarmee de eigen verlossing. Maar God werkt door, het is Zijn verlossingsplan.
Genesis 37 vers 12-25a, vers 24: ‘En zij namen hem, en wierpen hem in den kuil; doch de kuil was ledig; er was geen water in‘.
De ontstellende geschiedenis van Jozefs leven
1. We zien Jakob en Jozef zonder enig bang vermoeden;
2. We ontmoeten de broers met de tomeloze haat.
1. Jakob en Jozef zonder enig bang vermoeden
Waarom staat de geschiedenis van Jozef in de Bijbel? We denken vaak bekrompen. Denken dat het om Jozef gaat. Om onszelf gaat: ben ik bekeerd. Belangrijke vraag maar het blijft in de engte steken. Maar wat wil de Bijbel vertellen? Dat God een verlossingsplan van eeuwigheid heeft. Hij de grote Architect. Hij is zelf de aannemer en uitvoerder. Plank daar, schroefje daar.
Wat is dat plan? Laat Hij hier en daar van zien. In Romeinen 8 en ook in Openbaring. Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde met een schare die niemand tellen ken. Paulus mag er magistraal van getuigen: die Hij tevoren gekend heeft die heeft Hij verordineerd. Het beeld van Hem deelachtig. Een nieuwe aarde met mensen die helemaal gelijk aan Jezus zijn. Daar is God mee bezig in het groot en in het klein. In de preek hoor je je naam. Die Hij geroepen heeft, die heeft Hij gerechtvaardigd. Wilt u erop letten? Gouden ketting. Ik zal. Het is Gods werk. Het is niet God een beetje en wij een beetje. Dan liep het helemaal mis. Het is het Gods werk. Dag en nacht. Hij heeft geen middagpauze, Hij houdt niet op vijf uur op.
Het gaat ook hier daarover. Jozef is erbij betrokken. Israël er ook bij betrokken. Abraham is beloofd: in Uw Zaad zullen alle geslachten gezegend worden. Enkelvoud. Het Zaad. Jezus Christus. Magistrale plan van God. Wat zal op die nieuwe aarde, het borduurwerk van boven zien dan, wat zal het groot zijn. Wat kan het hier aan de onderkant een chaos lijken. Een draadje los hier, daar.
Geen kruisteken zal tegendraads zijn. Niet wat we zien en voelen. Maar wij weten dat degenen die God liefhebben alle dingen meewerken ten goede. Dat moet ook Jozef leren. Op het moment dat wij hem aantreffen heeft hij het getroffen. Zijn vader houdt van hem. De Heere heeft hem door twee dromen laten weten dat Hij hem voorbestemd heeft. Maar in deze geschiedenis zal het zo anders worden.
In Jakobs geschiedenis moeten we ook zeggen dat het de geschiedenis van de familie is. Waar niet zo’n harmonie is. Gevolgen van de zonden. Voortrekken van Jozef. Vooral het aanwijzen van hem als erfopvolger wekt een dodelijke haat. Dat kleed heeft een felle haat oproepen. In deze perikoop ziet Jakob dat niet. Wordt een kwaad gerucht overgebracht en ze konden niet meer in vrede met Jozef spreken zijn broers. Hoe komt dat tot een oplossing in het gezin van de aartsvader Jakob. Daarvoor moet God eerst alles vast laten lopen. Komt er aan het einde verzoening in Egypte.
De broers van Jozef trekken met de kudde uit de omgeving van Hebron, zo’n 32 kilometer onder Jeruzalem naar zo’n 48 kilometer boven Jeruzalem naar Sichem. Bijzonder dat ze daar naar terug durven keren. Zal het vanwege het gebrek aan voedsel zijn? Staat er niet. Jozef is er niet bij. Hij is de opzichter. Zo wordt hij ook uitgezonden door Jakob. Hij zei tot hem: zie hier ben ik. Jakob is er blijkbaar toch niet gerust op. Hoe gaat dat bij Sichem? Dat was ook zijn eerste reactie: jullie hebben mij stinkende gemaakt. Door de Heere gewerkt, zo kon Jakob wegtrekken. Hoe gaat het nu? Dat zijn vragen voor hem. Daarom moest Jozef maar eens gaan kijken. Naar hun welstand, sjalom.
Zie hier ben ik. Wie thuis is in Genesis weet dat ze bekend voorkomen. Abraham naar God om zijn zoon Izak te gaan offeren. Zie hier ben ik. Jozef heeft iets van zijn overgrootvader. Abraham geleefd uit de beloften, Jozef geleefd uit de dromen van de beloften. Ze weten niet wat ze boven het hoofd hangt. Toch, details niet overheen lezen, Jozef wordt Israël genoemd. Zal van betekenis zijn voor heel Israël. Jozef ziet geen gevaar. Welstand van de broers en kudde. De welstand, de vrede van je broers. En ook van de kudde. Jakob gebruikt het woord sjalom tweemaal. Het geeft aan dat hij niet heeft opgemerkt dat de broers en Jozef niet in vrede konden spreken. Haat steeds erger geworden. Jakob komt het duur te staan. Komt duur te staan. Hij vreest een afval van buitenaf bij Sichem maar komt van binnenuit.
Afscheid bij een oosterling met een huk. Voor een paar weken weg, weg uit zijn bescherming. 80 kilometer eerst. Maar zal veel verder worden. Helemaal in Egypte. Geldt ons ook. Wij weten niet wat de dag ons brengt als we ’s ochtends een kopje koffie drinken of wakker worden. Dat ene telefoontje. ‘Het is niet waar.’ Op de snelweg, op de A4, de A12, dat ene ongeluk. Vragen we dat aan elkaar? Weten we het van elkaar? We weten niet of we gezond zullen terugkeren.
Jozef gaat. 17 jaar. Ik denk, dat is geen inlegkunde, de schrijver heeft het verteld, dat Jozef vol is van die dromen. Onderweg mee bezig: wat gaat de Heere doen en wanneer? De Heere gaat mij vermogen. Ja dat is waar maar… Maken we die fout niet allemaal. Ik durf te zeggen: ik heb mij niet vergist in beloften van de Heere maar wel verkeerd ingevuld. Het zal door vernedering heengaan. Het duurt jaren. Roept op: als Jozef het geweten had, zou Hij dan gegaan zijn? Weet u, toen ik in de stilte dit overdacht, kwam bij mij op dat de Zoon in de eeuwigheid precies wist wat Hem te wachten stond. Binnenkort zingen we: ‘nu zijt wellekome’. Maar zo welkom was Hij niet. Geen plaats in de herberg en later verworpen. En Gethsemané voor ogen. De angst der hel Hem alle troost deed missen. Zweette dikke droppelen bloed van angst. Vader, indien het mogelijk is laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan. Maar niet Mijn wil geschiedde maar Uw wil. Hij wist het van het vloekhout, van in het graf gelegd. Terwijl Hij alles wist zei Hij: zie Ik kom om Uw wil te doen. Dat enkel om de Vader te verheerlijken en ons te verlossen.
Jozef gaat vijf dagen voort. En dan komt hij bij Sichem maar dan kan hij zijn broers niet vinden. En dan zien we wat Jozef telkens zal typeren, telkens weer: zijn gewetensvol omgaan met de opdracht die hij krijgt. Hij zegt niet: ik kan ze nergens vinden, waar moet ik hen. Ik hem mijn best gedaan. Pa, ik heb ze gezocht. Biddend, neem maar aan. En dan ontmoet hij een man. Dwalende. Als een schaap heb ik gedwaald. Enerzijds laat het zijn gehoorzaamheid zien, hij gaat niet terug. Maar anderzijds ook zijn eenzaamheid en kwetsbaarheid zien. En dan ineens die man. Een anoniem persoon zoals het er letterlijk staat. Joodse uitleggers: relatie met Pniël, een man die met hem worstelde, een engel? Het staat er niet, maar wel dat het van de Heere is. Wat zoek je? Mijn broers. Dan zegt die man tot zijn verwondering: ze zijn van hier gereisd. Naar Dothan gaan. Wat is God goed dat die man dat net gehoord heeft toen de broers van Jozef dat tegen elkaar zeiden. Jozef zal er verwonderd over geweest zijn. Heere, dat U zo die man op mijn pad liet komen. Antwoord gaf, positief teken. Vult het gunstig in. Maar houdt er geen rekening mee dat je het tegenovergestelde zult meemaken. Wat is dat uit het leven gegrepen. De Heere vertelt ons de ontstellende geschiedenis van Jozef, we ontmoeten de broers met de tomeloze haat.
2. We ontmoeten de broers met de tomeloze haat
De verteller verandert nu van positie. Net liet hij ons bij Jakob en Jozef zijn en nu gaat hij ineens naar de positie van de broers toe om het vanuit hun positie te bekijken. Genesis 37 vers 18: ‘en ze zagen hem van verre eer hij tot hen naderde sloegen ze tegen hem een listige raad om hem te doden’. De zonen van Jakob zien Jozef al uit de verte. Ze herkennen hem. Waaraan? Misschien zijn kleed of zijn tred, zijn manier van lopen. Maar hij is het. En direct oppert een van hen om een plan te beramen. En dat werkwoord in het Hebreeuws is altijd negatief ongunstig. Het slaat altijd op een arglistige, bedriegelijke actie. Het wordt nooit positief gebruikt. Wat voor plan ze willen beramen is gelijk helder: om hem te doden. En let erop dat die broers het in korte tijd met elkaar eens zijn. De afstand die Jozef nadert is genoeg om alles in kannen en kruiken te hebben. In vers 19 horen we de broers zelfs zeggen: ziet, daar komt die meesterdromer aan. Letterlijk zeggen ze in het Hebreeuws: ha, daar komt de Baäl van de dromen aan. Dat is het eerste wat bij hen bovenkomt en literair een mooi trekje ook waarmee het wordt afgerond. Vers 19: ‘ziet daar komt de meesterdromer aan’, vers 20: ‘nu komt dan en laat ons hem doodslaan en in een van deze kuilen nederwerpen en zeggen een boos dier heeft hem opgegeten’. Zo zullen we zien wat van zijn dromen worden zal. Als een sandwich zit het er tussen, waar de rest tussen zit. Dat laat zien hoe diep die haatgevoelens zijn met de dromen. Het zijn vooral de dromen die hen zo dwarszitten. Dat geeft aan het thema van dit gedeelte is eigenlijk om de dromen in rook te laten opgaan om je daarvan te bevrijden door de dromer te doden. Ze willen eens en voor al die dromen sabotteren en onmogelijk maken. Gemeente, wat ellendig. We hebben het niet over een paar jongens uit het [criminele] milieu met de maffia, we hebben het hier over een kerkelijk gezin. Het gezin van aartsvader Jakob. Dat is nu de tegenstelling tussen een mens die door God vernieuwd wordt en een mensheid die hopeloos verdorven is en die zelfs tegen zijn eigen verlossing strijdt.
Wat is de Bijbel eerlijk. Dat vind je niet bij andere godsdiensten. Als mensen een boek maken dan beschrijven ze een modelfamilie waar ze uitkomen. Maar de Heere laat het vertellen. Dit zijn de stamvaders van Israël. Dat mag tegelijk verwonderen dat de Heere met zulke mensen te doen wil hebben. Dat de Messias gekomen is is niet te danken aan de aartsvaders en aan hun zonen. Want ze zouden hier heel de heilsgeschiedenis vermoord hebben. Het is enkel te danken aan de Heere. Die broers zijn bezig, dat hebben ze niet door, eigenlijk zijn ze bezig hun eigen gered worden van de hongersnood om zeep te helpen. Want als het hier gelukt was zou er geen Jozef geweest zijn die de Heere wilde gebruiken om Zijn eigen volk, Zijn eigen familie, in leven te houden. Het was een vreselijke honger waarbij de een na de ander stierf. Wat is een mens dwaas en dat is niet uniek. Dat hebben wij gedaan met Jezus Christus. Wat een haat hebben Zijn hemelse leer en goeddoen opgewekt. Als het aan ons gelegen had hadden we Hem opgeruimd en daarmee onze eeuwige verlossing. Maar het is Gods plan. Ik zal. Dat laat zich niet keren door een mens, door niemand, niet door de vorst der duisternis. Ik zal. Wat een machtig wonder.
In vers 20 ontvouwen de broers hun plan. Nu kom dan, laat ons hem doodslaan en in een van deze kuilen werpen en we zullen zeggen dat een boos dier hem opgegeten heeft. Zo zullen we zien wat van zijn dromen worden zal. Het werkwoord dat ze gebruiken, de schrijver zei net een heel neutraal woord om hem te doden, zij gebruiken een werkwoord uit het criminele circuit. Zoals liquidaties, we leggen hem plat, vermoorden, killen. Het erge is, de broers hoeven niet lang te discussiëren over hun plan. Ze zullen hem doden en vervolgens in een van de droogstaande putten werpen en thuis aan vader Jakob vertellen dat een wild dier hem opgegeten heeft. Uiteindelijk hoeven ze dat niet te zeggen. Jakob zal het zelf invullen. Jakob is in zijn geloofsleven een emotioneel mens die leeft bij wat voor ogen is, wat hij voelt. Is het gunstig dan is hij opgewekt, is het tegen dan roept hij uit dat alle dingen tegen hem zijn. Is het waar dat alle dingen tegen hem zijn als Benjamin ook mee moet? Nee, het is niet tegen hem maar het is voor hem. Zo is dat ook met die rok. Dat hij het dierenbloed niet onderscheiden kan van mensenbloed. DNA-proeven zijn er niet, kan hij niets aan doen. Maar hij vraagt niet verder. Waar hebben jullie hem gevonden? Waren er nog botjes van Jozef? Als hij het kleed ziet dan zegt hij: die is zeker opgegeten door een wild dier, o mijn zoon Jozef, ik zal wenen tot ik in het graf neerdaal. Hij vult het zelf allemaal in.
In de put werpen. Als dat werkwoord gebruikt wordt in relatie tot een persoon dan betekent dat het plaatsen van een dood lichaam in het graf. Dus ze willen werkelijk Jozef dood in de put begraven. Daar resulteert nu in dit gezin de haat in. Dat is heel alarmerend en dat stelt ons ook de vraag, heel concreet, het kan buiten je eigen schuld zijn in een erfeniskwestie, is er iemand in uw familie die u haat? Of op uw werk? Is er iemand van wie u zegt: die wil ik nooit meer zien, van mij mag die dood vallen? Dat is heel erg. Johannes schrijft ons dan, in zijn eerste zendbrief, wie zijn broeder haat, dan moet ik een heel erge diagnose van stellen, die kan God niet liefhebben en blijft in de dood. De wortel van de doodslag. Dan moet je echt met die kwaal naar de Heere toe. Verlos mij ervan, verlos mij uit de dood.
De dromen gisten niet alleen in gevoel maar ook in wat ze zeggen. Er is geen enkel eufenisme. Vermoorden. De afwijzing van de tien broers door hun vader zit heel diep, zit heel diep. En dat leidt tot moordlust, let op wat ik zeg, tot het kind dat ze allemaal hebben willen zijn. Ze hunkeren naar de aandacht die Jakob aan Jozef schenkt. Maar Jakob heeft voor zijn andere zonen nooit oog gehad. Vaders, vaders, vreselijk als je een lievelingetje hebt. Het is nog dom ook: want de haat richt zich niet tegen u maar tegen het lievelingetje. Wat erg als je geen aandacht voor je kinderen hebt. Teun Stortenbeker, u weet wel die directeur was van De Hoop in Dordrecht, die heeft een boekje geschreven ‘Als Jozef je zoon is’. En dan legt hij de vinger erbij, dat is voor de meesten die voor verslaving en drugs zijn opgenomen, afwijzing is in ons land misschien wel volkszonde, volksziekte nummer één. Dat was zo in de geschiedenis van Jakob. Het meest zie je dat in de geschiedenis van Dina. Als Dina door een prins van Sichem verkracht wordt en dat bericht komt in de familie, zoek het maar op en lees het maar na, en dan horen we Jakob niets zeggen. Maar als de broers thuiskomen en het horen, dan zijn ze woedend. Jakob zegt niets, Jakob zegt niets. Pas aan het einde van het hoofdstuk hoor je hem zeggen, als de jongens iedereen vermoord en geplunderd hebben, jullie hebben mij stinkende gemaakt. Vaders, hebt u aandacht voor uw kinderen? Merk je als er een niet lekker in zijn vel zit. Neem je hem mee, joh ik moet daar nog naar toe, ga je met mij mee? Kent u het geheim dat je dan ook zegt: zullen we samen bidden. Om waar die mee zit bij de Heere te brengen. Volksziekte nummer één.
Stortenbeker legt er ook nog de vinger bij dat we als Nederland ook nog eens schaars zijn met waardering. Om te voorkomen dat een ander niet naast zijn schoenen gaat lopen. En als Reformatorische christenen doen we daar nog een schepje bovenop. Want het is voor ons bijna ondenkbaar om tegen iemand, tegen een broeder uit de kerkenraad te zeggen, dominee, de leidster van de club, te zeggen: joh, ik heb zo’n respect voor de manier waarop jij dat doet, voor wat je ervoor over hebt. Onder mom, je prijst geen mensen, God moet alle eer krijgen. En dan komt er ook nog eens de verkeerde Reformatorische leer bij dat er geen mens goed is, dus dat mag je niet zeggen. Dat is toch een misvatting, niet wat de Heere bedoelt. Lees vanavond thuis maar bijvoorbeeld het laatste hoofdstuk van de Romeinenbrief mensen aanbeveelt en vertelt wat hij aan ze gehad hebben. Dat is een geweldige vrouw die zeer nuttig is tot de dienst. Het kind dat ze allemaal hebben willen zijn [de broers van Jozef wilden hem zijn].
De verzen 21 en 22 vertellen over de tussenkomst van Ruben. Ruben hoorde dat en verloste hem uit hun hand. Laten we wij onze hand niet aan zijn leven slaan. Ruben komt met een alternatief als het plan al gesmeed is. Hij wil Jozef redden. Hij zegt heel resoluut: sla de hand niet aan zijn leven. Een uitdrukking die later ook in de Tien geboden komt. In vers 22 zegt hij het nog scherper: vergiet geen bloed. Want bloed dat vergoten wordt schreeuwt naar de hemel. Sla de hand niet aan hem. Gooi hem in deze put. Opdat hij hem uit hun hand zal verlossen en terugbrengen bij zijn vader. Ruben probeert zijn autoriteit als oudste te gebruiken. Maar hij zegt het in de tweede persoon meervoud om aan te geven: ik sta helemaal buiten wat jullie doen. Vergiet geen bloed. Hij distantieert zich van hun plan. Werp hem in de put die in de woestijn is staat er. Het zal niet de woestijn zijn maar meer het onbevolkte gebied waar zij hun kudde ook weiden. Met in zijn achterhoofd, dan kan ik hem straks ook ongezien eruit halen. Ruben wil hem redden en de schrijver zegt dat hij hem bij zijn vader terugbrengen. Voor zijn broers blijft dat verborgen. Ruben neemt een groot risico dat dezelfde haat hem zal treffen. Maar dat neemt hij voor lief. Ik denk dat Ruben hier vooral de rol als oudste vervuld die de meest verantwoordelijke is. Het is alleen Ruben die aan Jakob denkt. Ik denk dat Ruben het ook weer goed wil hebben met zijn vader want de relatie tussen Ruben en zijn vader is helemaal kapot. Hoe kan dat? Dat is gebeurd na het sterven van Rachel. Toen is Ruben met Bilha naar bed gegaan. Dat was niet zomaar voor het plezier maar dat heeft Ruben met opzet gedaan. Waarom? Daar zie je de ellende in dat gezin. Rachel, de lievelingsvrouw overleden, en zijn moeder Lea heeft al zoveel meegemaakt en nu is Ruben bang dat Bilha, de slavin van Rachel de positie zal innemen en zijn moeder nog meer vernederd wordt. Ruben wist als hij zou slapen met Bilha, Jakob haar met geen vinger meer zal aanroeren. Zoals ook met vrouwen van David gebeurd is. Toen Absalom met hen geslapen had en David terugkwam in Jeruzalem werden die vrouwen in een huis geplaatst waar ze leefden tot hun dood als weduwen. Wat een ellende in dat gezin. Wat een ellende.
Dan gaat het gebeuren in vers 23. En het geschiedde als Jozef tot zijn broers kwam, zo trokken zij zijn rok uit, veelvervige rok die hij aanhad. En zij namen hem en wierpen hem in de kuil maar de kuil was leeg en er was geen water in. Drie werkwoorden: trokken zijn rok uit, namen hem en wierpen hem. Ze praten niet met elkaar, er is geen discussie. Alleen maar handelen achter elkaar door. Ze scheurden de mantel van hem af. Het werkwoord dat gebruikt wordt, want het is nogal wat, is het werkwoord dat ook gebruikt wordt voor het villen van een dier. Het vel eraf halen. Ze strippen Jozef. Dat gewaad, dat het teken was van zijn verhoging door zijn vader wordt het teken van zijn onttroning en vernedering. En ze namen hem en gooiden hem in de put. De naakte Jozef wordt in de put gedumpt zoals de criminelen, de maffia, in Nederland lijken dumpt.
Het is wel opvallend dat de moord niet wordt uitgevoerd. De woorden van Ruben hebben toch succes. Nee, God zelf zorgt voor Zijn plan. Die put is waarschijnlijk een regenbak die werd gegraven om water op te vangen als het regende. U weet, in het land Kanaän, regent het maar drie/vier maanden per jaar. Het grootste deel van het jaar is er geen water. De v-opening had de vorm van een fles, niet te grote opening boven, er kon wel een mens door maar niet te groot dat er niet teveel vuil in zou stromen als het regende, en de vorm van een fles die zich verbreedde naar beneden. Als je daarin zat kwam je daar in je eentje van je lang zal ze leven niet meer uit. De put was leeg. Er was geen water in. Niemand heeft het door. Leeg, geen water. Het is dubbele profetie van die dubbele droom met de lege aren. Wat is voor iedereen verborgen maar niet voor God in Zijn plan.
En let erop, dat de schrijver niets weergeeft van de reactie van Jozef. Dat laat hij aan onze verbeelding over. Hoe is Jozef eronder? Wat er gebeurt is horen we later uit de mond van de broers, dan hoort Jozef het zelf ook. U weet wel die keer, hij heeft ze hard aangepakt: jullie zijn spionnen, jullie zoeken de zwakte van ons land op. Nee, we zijn eerbiedwaardige burgers. Hoe durf je het te zeggen, en net tegen Jozef. Ze spreken over een oude vader en ook nog een broertje thuis. En dan zegt Farao, door zijn tolk, ze denken dat Jozef hen niet hoort, de volgende keer nemen jullie die broer, die jullie Benjamin noemen, mee. Dan slaat de angst de broers om het hart. Ze weten niet hoe ze dat aan hun vader moeten vertellen. Want die zien ze nog steeds rouwen over Jozef waarvan hij denkt dat hij dood is. En koesteren, o wat is hij voorzichtig met Benjamin. En dan roepen ze het uit: nu bezoekt God ons, dit is de straf wat wij met Jozef gedaan hebben. We hebben zijn zielsbenauwdheid gezien toen hij ons om genade smeekte. Maar we gaven hem geen gehoor. En dan doet Ruben er nog een schep bovenop: ik heb toen toch tegen jullie gezegd dat jullie je niet aan Jozef moesten verzondigen maar jullie wilden niet luisteren. En nu eist God vergelding voor zijn bloed. Daar kunnen we uit opmaken dat Jozef het in de put Spaans benauwd gehad heeft. ‘Juda, niet doen, niet doen, Naftali, help me. Jongens wat heb ik gedaan? Waarom moet dit? Zeg dat dit niet waar is.’ Spaans benauwd en ze hebben hem laten roepen.
Ik keer met u terug naar het begin. Daar liep Jozef. Met verwondering over de dromen wat heeft God ermee te zeggen. Met verwondering over die man bij Dothan die hem de weg naar zijn broers wees. Jozef zag duidelijk Gods leiding. En dan lig je ineens met alles op de bodem van de put. Niet loslaten, niet loslaten. Je kunt het even niet bekijken. Denk nu niet dat u zich bedrogen hebt en dat het Gods leiding niet was want het was Gods leiding wel. Denk niet dat die dromen kapot zijn. Wat van de Heere is zal volbracht worden. Ja, zo kan het gaan. Je smeekt en bedelt. Het helpt bij Jozef niets. Integendeel. Vers 25a. Daarna zaten de broers neer om brood te eten. Kun je het platvloerser hebben? Ze gaan in een kringetje lunchtime houden. Ik lees niet dat ze Jozef ook iets te eten en te drinken geven. Het passieve euthanasieproces is begonnen. Later zal Jozef als hij eten heeft overvloedig meedelen aan zijn broers. Zelfs een diner in zijn paleis.
Voor Jozef lijkt nu alles doodgelopen te zijn. En dat kan niet. Heeft hij zich dan met alles bedrogen? Nee, het is niet van hem uitgegaan. Waarom God het toegelaten? Nu de Jozef-geschiedenis laat zien hoe Gods verborgen voorzienigheid ook achter de meest duistere daden van mensen is. En dat het waar is dat Hij het ten goede wendt. Want wij weten dat degenen die God liefhebben alle dingen meewerken ten goede. Maar de Heere zal uitkomst geven. Maar de geschiedenis van Jozef laat ook zien dat die uitreddingen niet meteen komen. Zoals ik dat zo graag wil en hoop. Jozef komt in de put waar hij neerdendert met zijn dromen. Je kunt op het alleronverwachtst met Gods beloften opgesloten zitten en wel zodanig dat je nergens meer een mogelijkheid ziet. En dan is het niet zo jongeren, zoals sommigen evangelischen zeggen: de Heere is je vriend en Hij maakt het wel. Als Jozef gebeden en gesmeekt heeft en zijn ogen opendoet, dan zit hij op de bodem van de put. Het is vol raadsels. Je hebt geen doorzicht en geen uitzicht. Maar het is waar, Jozef wordt in zijn angst en nood vastgehouden door de beloften van de Heere. Ik zeg niet dat hij dat gelijk gehad. Want je kunt knock-out zijn, dat je niet denken kunt en niet bevatten kunt, dat bericht dat je net ontvangen.
Weet je wat het wonder van het geloof is? Calvijn zegt het zo machtig mooi: een kind van God met het geloof dat God geeft kan op het slagveld als gesneuveld neerliggen. Dat je denkt er zit geen leven meer in. En dat dan die reanimatie van de Heilige Geest komt. Dit in ons gaat zuchten met zuchtingen zonder woorden. [diepe zucht]. O God. Dat je man of vrouw zegt: wat zei je? Ik weet niet eens wat ik zei. O God. Maar Hij die de Geest kent weet wat de Geest bedoelt. En dan zegt Calvijn: als het geloof weer naar boven roept dan is het meer dan overwinnaar. Hoe het moet weet je dan niet. Dan krijg je het wonderlijke geheim dat je aan de ene kant helemaal afgesneden bent. En tegelijk tegen je ziel zegt: geef God tijd en ruimte om Zijn weg te gaan. En dan weet je toch weer het gebeurt niet omdat de Heere machteloos is. Hij heeft er een bedoeling mee. En satan vraagt sissend, hij probeert je nog verder van de wijs te laten raken, waar is God op wie je bouwde, aan wie je je zaak vertrouwde? Maar je ziel zegt tegen jezelf: blijf op God hopen. En als je zo begint te praten gaat het vanzelf verder. Maar de Heere zal uitkomt geven. Wat Psalm 105 zegt van Jozef totdat hij bij de Farao neergezet wordt, heeft de belofte, die droom van God als belofte, hem doorloutert. En je weet het weer: blijf op God hopen mijn ziel, Hij zal uitkomst geven. Hij is Degene die hem liefhebben mee doen werken ten goede. Hoe het goed moet komen weet ik niet? Maar God heeft gezegd: ‘Ik zal’.
Ik ga eindigen. En dan gaat de Heere, dan moet je maar nooit je weg met elkaar vergelijken, met een ieder een eigen weg. Dit is Dothan voor Jozef. Eeuwen later, eeuwen later, is daar ook zo iets hachelijks, ook in Dothan. Dan is daar Elisa. En dan de koning van Syrië, heeft zijn commandotroepen, het buikje van de zalm, uitgestuurd, om die Elisa te gijzelen. Want die verraadt elke keer zijn strategische plannen. Dat diepste geheim genomen. En de profeet heeft een stagiaire, een profetenleerling en die ziet rond Dothan het machtige Syrische leger. En hij is zo bang. En dan bidt Elisa: Heere mogen zijn ogen geopend worden dat hij mag zien wat ik zie. Wat ziet die jongen dan? In de binnenste cirkel een leger van engelen. Ze zijn veilig. En toch hè, is Jozef op de bodem van de put niet minder dan Elisa. God houdt zelf over hem de wacht en leidt in Jezus Christus uit Zijn grote plan het leven van Jozef waarvoor Hij het gebruiken wil tot eer van Zijn naam, tot heil van Israël, tot de komst van Jezus Christus. En dat is nu enkel de vrucht. Daarom klopt dat plan precies en gaat dat plan door. Dat enkel omdat die Christus de weg van God gegaan is tot op de bodem van de hel en gehoorzaam was. En Hij heeft het verdiend dat alle beloften die er zijn in Hem ja en Amen zijn. Halleluja. Amen.
Zondag 18 november 2018 – Hersteld Hervormde Kerk Putten – ds. R. van Kooten [Apeldoorn] – Genesis 37 vers 12-25a