God maakt Zich bij de brandende braambos bekend aan Mozes als de ‘Ik ben die Ik ben’. De God met een Naam: Hij maakt Zich bekend aan Zijn volk. Hij verbindt Zich aan mensen – als de heilige en verheven God, wiens naam en grootte wij niet in woorden kunnen vangen. Door deze openbaring van Gods Naam kan het volk Israël in Egypte Hem aanroepen, over Hem vertellen aan de volgende generaties en Hem loven. Het gaat er in ons leven niet om wie wij zijn, maar mét wie wij zijn.
Een ontmoeting met God Zelf: heilige grond
Gemeente van onze Heere Jezus Christus, hoe heet je? Wat is uw naam? Een vraag die nog wel eens gesteld wordt – zeker aan het begin van het schooljaar. U kent dat wel, zo’n voorstelrondje. Vertel wat je leuk vindt, maar in elk geval je naam. Wie ben je? Dan zeg je in elk geval je naam. Mijn naam is… Je naam zegt blijkbaar heel veel over wie je bent. Vroeger in de tijd van de Bijbel was dat nog sterker dan nu. Als je vader of moeder wordt, bedenk je een naam die je mooi vindt, of vernoem je. In de tijd van de Bijbel gaf je een naam met een betekenis. Of met een verlangen.
In Exodus zijn namen heel belangrijk. Het begint met: dit nu zijn de namen. Mooie en minder mooie namen worden genoemd. Jacob, hielenlichter, hij die de hiel van zijn broer vasthield. Hoofdstuk 2, Mozes, uit het water getrokken, verlosser van Israël. De belangrijkste naam vinden we in Exodus 3. Mozes vraagt aan God: wat is Uw naam? God, wie bent U? De HEERE geeft een opvallend antwoord. Mijn naam is: Ik ben. Wat zegt dat?
- Wie ben ik?
- Met wie ben Ik?
- Hoe ben ik met Hem?
Wie ben ik?
Mozes was gevlucht. Hij moest wel. Hij had iemand gedood. Hij komt in Midian, gaat wonen bij Jethro. Trouwt met de dochter, Zippora. De man had zeven dochters. Voordat Mozes kwam, was het hun taak om te zorgen voor het vee. Mozes neemt die taak over en zorgt voor de kudde van zijn schoonvader. Je zou kunnen zeggen: dat is een breuk met het verleden. Hij was Egyptenaar-af. In Genesis 46 lees je: elke herder is voor Egyptenaren een gruwel. Mozes wordt nu een herder. Hij is geen Egyptenaar meer, maar Israëliet.
Hij is ver van huis geraakt. Hij ziet iets bijzonders. Een doornstruik staat in brand. Dat gebeurde wel vaker – daar keek hij niet van op. Maar deze struik verbrandde niet. Misschien heb je in de vakantie ook wel vuurtje gestookt. Vuurtje wordt op een gegeven moment minder, als je niet snel hout erbij legt, gaat het uit. Zo gaat dat bij vuur. Precies dat valt hier op. Het verteert niet. Mozes zegt: dit is heel bijzonder. Laat ik gaan kijken.
Hij wordt geroepen. Mozes, Mozes! Kom niet dichterbij. Kom niet verder. En schoenen uit. De plaats waar je staat is heilige grond. Schoenen uit is teken van diep respect. Ontzag. Dat doe je allen voor een heel belangrijk persoon. Wie is er zo belangrijk dat Mozes zijn schoenen uit moet doen? Ik ben de God van je vader. Van Abraham, Izak en Jacob. Dan weet Mozes het: hier is God aanwezig. Hij bedekt zijn gezicht. Hij kent God uit de verhalen van thuis – treffend vind ik dat. Hij is mogelijk maar 3 jaar thuis geweest. Maar genoeg om dit te doen beseffen. De God van mijn vader. Vader Amram had daar blijkbaar over verteld. Dat was blijven hangen. Een aansporing en bemoediging. Er zat zomaar 36 jaar tussen, maar het was blijven hangen. Mozes loopt hier al tegen de 80. Spreek erover, hoe klein je kinderen ook zijn.
Mozes beseft dat hij niet te dichtbij kan komen. Blijf op afstand. God komt heel dichtbij. Zo dichtbij dat Mozes Hem hoort. Maar toch afstand. Waar Ik kom, is toch afstand. Verbonden en tegelijkertijd niet te ver. Want Ik ben heilig. Dat gebeurt als je God ontmoet, dan raak je onder de indruk van God.
Dan begint God te vertellen waarom Hij Mozes roept. Ik weet hoe zwaar Mijn volk lijdt. Misschien denk je dat Ik het niet zie. Ik ben neergekomen. Ik wil ze brengen naar een ruim en goed land. Van slavendienst naar voorspoed. Ik ben neergekomen, zegt God. God komt in beweging. Iets om gewoon even tot je door te laten dringen. Het volk Israël weet nog van niks. Dat schreeuwt het uit: God, waar bent U, hoort U het wel. God zegt: Ik ben al lang in beweging gekomen, allang bezig je te verlossen. Misschien zit u in de nood. Ik zie niets van God?! Juist nu het zo donker is. Misschien is God allang neergekomen, aanwezig om te verlossen, nog voordat je het weet.
God zegt: Ik ga jou gebruiken. Jij moet op pad, terug naar Egypte. Jij moet naar de Farao. In het verleden was Mozes een moedige man. Eindelijk, Mozes je mag! Hij sloeg een Egyptenaar dood. Joeg een groep herders weg in Midian. Blijkbaar had hij overwicht. Maar nu: wie ben ik? God, dat kan ik niet. Hier ben ik niet voor geschikt.
Een vraag die kan spelen in je leven: wie ben ik eigenlijk? Zeker als iets niet lukt. Of als het anders ging dan gehoopt of gedacht. Kun je tegen jezelf aanlopen. Juist ook als je jong bent. Als het je teveel wordt. Onze maatschappij doet er een schepje bovenop. Jij moet jezelf gelukkig maken. Buit je talenten op. Jij moet het doen. Red jezelf. Ongenadig! Kun je op stuklopen. We zien het om ons heen gebeuren. Misschien kent u uit ervaring: ik ben mezelf kwijtgeraakt.
Precies daar is Mozes mee bezig. God geeft de opdracht. Mozes zegt: ja, maar ik… God zegt: Ik ga met je mee. Ja, maar ik… Ik kan dat niet. Ik ben geen goede prater. Hij probeert het eindeloos. Wie ben ik. Kan een vraag zijn van je hart. Over het leven met God. Durven vertrouwen op de beloften. Ja maar wie ben ik. Hoe weet ik dat het voor mij is? Hoe weet ik dat zeker? Kan ik dat wel? Als ik naar mezelf kijk, wie ben ik? God leert een les: je zit op een verkeerd spoor. Niet: wie ben ik? Maar: met wie ben ik.
2. Met wie ben ik?
Ik zal met je zijn! Dat zegt God als antwoord. Het gaat niet om wat jij kunt of jouw capaciteiten. Ik zeg toch dat Ik het doe. Het is toch mijn volk. Het gaat toch om mét wie je bent. Wie bent U dan? Wat is Uw naam.
Ik kan me die vraag wel voorstellen. Je moet bijvoorbeeld iets heel spannends doen. Papa of mama zegt: je hoeft niet alleen. Wie gaat ermee dan? Mozes heeft het hier precies hetzelfde. Naar de Farao, heel spannend, dat kan alleen maar verkeerd aflopen. Ik ga met je mee. Maar wie bent U? Waar kan ik op rekenen? Wat is Uw naam?
Stel dat jongeren dat aan u vragen. Ze komen naar je toe. Vertel eens: wie is God eigenlijk? Daar heeft u wel een antwoord op, toch? Stel dat je drie woorden moest gebruiken. Wie is God eigenlijk? Gewoon even over doordenken of doorspreken straks. Hoe zou je Hem noemen?
God gaat 3 antwoorden geven op de vraag.
- ‘Ik ben die Ik ben’ of ‘Ik zal zijn die Ik zijn zal’
- ‘Ik ben’
- ‘Ik ben de HEERE, de God van uw vaderen, de God van Abraham, Izak en Jacob.’
Je kunt ze samenvatten met God als onnoembaar, aanwezig, verbonden.
- Onnoembaar. Ik ben die Ik ben. Gewoon even voorstellen. Wie ben je? Nou, ik ben wie ik ben, zegt iemand. Ja, maar wie ben je? Gewoon wie ik ben. Ja, wat weet je dan? Nou, daar staat Mozes. Vertel me wie U bent. Ik ben die Ik ben. Raadselachtig. Ik noem dat maar: onnoembaar. Niet in woorden te vangen. Niet te vergelijken. Hij is uniek. Zoveel groter dan wie ook. We kunnen niet zeggen: God is zo en zo. God is altijd groter. Groter dan ik in woorden kan zeggen of kan bedenken. Bedenk het grootste wat je bedenken kunt, God is nog groter. Ergens is dat dus verborgen. Wij kunnen daar niet bij, wij kunnen dat niet vatten. Mozes moet een stapje terug doen. We staan op heilige grond. Soms hebben we teveel woorden, alsof we het in de vingers hebben. Zo is God. God zegt: geen stap verder. Dit is heilige grond. Ik ben die Ik ben.
- Maar ook: Ik ben heel dichtbij. Ik kom in je aanwezigheid. Ik laat me wel zien. Dat is die tweede naam. Zeg maar tegen Israël ‘Ik ben’ heeft mij gezonden. Ik ben erbij. Of zoals in vers 12: Ik zal met je zijn. Ik ben die God die erbij is. De God die leeft. Hoe merk je dat dan? Nou, door wat God doet. Hoe Hij zich zichtbaar maakt. Daarom lezen we die oude verhalen, maar ook in ons leven. Zo moet je de Bijbel lezen. Dat je zegt, ja maar, wie is God nu, wat zie ik hier van God? Ik hoor nog wel eens: we zijn gestopt met bijbellezen bij het eten. Moest altijd snel. Niemand wist na een half uur waar het over ging. We zijn er maar mee gestopt. Moet je niet doen. Pak het weer op. Neem even 4 minuutjes met elkaar. Stel elkaar 1 vraag: wat laat deze geschiedenis zien van God? Daar heb je het dan even met elkaar over. Zo leer je God kennen. God wie bent U? Moet je je in oefenen. Dit gebeurt het hele Oude Testament door. Denk terug aan die tijd bij Egypte, denk terug aan die Verbondsnaam. Die Gods van verlossing. Een refrein heel de bijbel door: aan de daden weet je dat Ik de Heere ben! Het eerstvolgende is dat Hij bevrijdt en verlost. Kijk naar Mij, wie ik ben. Wat doet Hij? Verlossen. God wie bent U? Ik ben je bevrijder. Dat is Johannes 17 ook. Vader, Ik heb Uw naam bekend gemaakt. Jezus geeft zich over, laat Zich aan het kruis hangen. Ik ben je verlosser. Noem mij Uw naam. Ik ben die God die je bevrijdt. God met ons.
- Alsof dat nog niet voldoende is, noemt God een derde naam. Ik ben de HEERE, de God van uw vaderen, de God van Abraham, Izak en Jacob. De God die zich verbindt aan mensen. Ik hoor bij Abraham, Izak en Jacob. Daaruit ken je Mij. Mensen die twijfelen, falen, de andere kant uitliepen. Mensen die door God werden teruggeroepen. Op het spoor gezet. De God die verbindt. De God van je vaderen. Ik ben de God van… Vul je eigen naam maar in. De God die Zich verbindt.
Zo ben ik: te groot voor woorden, er helemaal bij én met je verbonden. Daar moet het volk het mee doen. Daar moet je de week mee in.
3. Hoe ben ik met Hem?
Hoe ben ik met Hem verbonden? Als het maandag, dinsdag is? En vrijdag? Nog steeds verbonden? 3 concrete dingen: aanroepen, doorvertellen en loven.
- Aanroepen. Hoe raakt Israël weer met God verbonden? God komt om te redden. God zegt: Ik heb hun geschreeuw gehoord. Ze hebben naar me geroepen. Als je iemands naam niet kent, is roepen heel moeilijk. Juf, meester, als hij niet wist hoe je heette. Jij?! Jij met dat rode shirt. Lastig. Roepen zonder naam. Daarom zegt God: Ik zal je Mijn naam noemen. Je kunt naar me roepen. Ik ben de God die luistert. God verlos ons, red ons! Dan krijg je grote beloften van de Heere. Handelingen 2:22, een ieder die de Naam aanroept, zal zalig worden. God hoort! Roep naar God, dan raak je verbonden.
- Doorvertellen. God zegt tegen Mozes: Mozes, Ik ben de God van je vader. Blijkbaar wist Mozes dat, wie de God van zijn vader was. Mozes kende God van horen zeggen. Hoe gaat het bij ons? Van horen zeggen. Hoe leren de kinderen en jongeren God kennen? Door horen zeggen. Spreek over God en Zijn daden. Vertel het door. Zo en zo is God. Zo winterwerk ingaan, samen de schriften openleggen, we zijn op heilige grond, God laat zich hier kennen. Met elkaar lezen, naar elkaar vragen, wie is God?
- En dan samen de lofzang zingen. Daar gaat het God om. Dit is voor eeuwig Mijn naam, ter gedachtenis, van generatie op generatie. Gedachtenis is verbonden met dankbaarheid in het Oude Testament. In Deuteronomium 32 zegt Mozes: denk aan de daden van vroeger; is Hij niet uw Vader, die u verworven heeft? Denk aan God! Erken Hem voor Zijn daden. En loof Hem om wie Hij is. Dat je daar zo door onder de indruk raakte.
Als Hij zich zo aan mij verbindt, dan leer ik op Hem te vertrouwen. Met Hem te leven. Onze God Hij is de God die Zich laat kennen. Onnoembaar, aanwezig, verbonden. De God die zegt: Ik ben er, Ik zal er zijn. Ik zal met jou zijn. Dat zegt God vanavond. Ik maak Mijn naam bekend. Roep maar. Loof maar. God van Israël. Voor ieder die gelooft. De meest intieme naam in Jezus Christus. God. Zo dichtbij, zo verbonden. ‘Hoe wonderlijk mooi is Uw eeuwige naam.’ Ik ben, Ik zal er zijn! Dan zeg je alleen nog maar: ‘O, Naam aller Namen, aan U alle eer!’ Amen.
Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 8 september 2019, 18:30 uur. Schriftlezing: Exodus 3:1-15, Johannes 17:1-6 en 25-26.