Een dankdag van een goede boodschap

Toen de stad Samaria belegerd was en de koning van Syrië erop uit was het volk van Israël uit te hongeren, waren er vier melaatsen die buiten de poorten van de stad waren. Ook zij hadden geen eten en besloten naar het leger van Syrië te gaan voor eten. Daar troffen ze lege tenten met overvloed aan voedsel. Ze begonnen voor zichzelf te eten en de goederen te verstoppen. Totdat een zei tegen een ander: wij doen niet recht, deze dag is een dag van goede boodschap en wij zwijgen stil. Het is het beeld van de verkondiging van het Evangelie, de blijde boodschap. Zwijgen wij erover of vertellen wij anderen deze goede boodschap? Vandaag is het dankdag voor gewas en arbeid én van een goede boodschap.

2 Koningen 7 vers 9a: ‘Toen zeiden zij, de een tot den ander: Wij doen niet recht; deze dag is een dag van goede boodschap, en wij zwijgen stil’.

Heb jij ook een goed bericht vandaag of houd je je mond?
1. De inhoud van dat bericht;
2. De brengers van dat bericht;
3. De ontvangers van dat bericht.

1. De inhoud van dat bericht

Jongeren, stel je voor je opa en oma of tante en oom komen op bezoek, en hebben zo’n grote puntzak snoep meegenomen met allerlei smaken. Maar zegt oma of opa: denk erom dat je ‘m niet alleen opeet maar uitdeelt. Al je broers, vriendjes, vader houdt ook van snoep. Denk erom dat je ook uitdeelt. Maar ja, je hebt er een paar geproefd en de een is nog lekkerder dan een andere. Wat zou het fijn zijn als je alles voor je zelf houdt. Daaraan denken vanmiddag bij de preek. Dat gebeurt hier.

Samaria is de hoofdstad van het tienstammenrijk. Van tweestammenrijk Jeruzalem en Juda. Samaria was belegerd. Het leger van de vijand lag erom heen. Syrië de vijand. Hé dat ken ik wel: Syrië vandaag de dag in het nieuws. Misschien wel in het dorp hier Syrische vluchtelingen. Vijanden van Israël destijds. Koning Benhadad. Wilde het voegen bij het eigen land. Samaria was een sterke stad. Gebouwd op heuvels. Dat kostte de vijand al moeite. Ze hadden dan geen enkele verdediging, verschansing. Daarom heeft Benhadad een list bedacht. Een manier: belegeren, af te sluiten zonder eten en drinken naar de stad gebracht. Uithongeren.

Jongeren, daar moet je over nadenken. Als je trek hebt, of dorst, dan ga je, eerst netjes vragen, naar de koelkast en je kunt het zo nemen. Koelkast vol. Maar ja als die koelkast leeg is. Dan nog geen probleem. Dan ga je naar de supermarkt. Genoeg te eten en te drinken. Stel je voor dat je naar de supermarkt gaat en alle schappen zijn leeg. Je springt op je fiets naar Ermelo of Nijkerk en ook daar schappen leeg. Geen eten te vinden. Zo erg was het in Samaria.

Een kop van een ezel werd verkocht voor tweejaarsalarissen. Wat kun je daar nu nog van eten? Het werd gegeten. Er werd zelfs duivenmest verkocht, poep, en dat werd gegeten. Verdund met water. Grof voor betaald. Maandsalaris. Zo’n honger hadden de mensen. Als je de verhalen leest in het vorige hoofdstuk, 2 Koningen 6, het is zo erg, ik durf het bijna niet te zeggen. Maar omdat de Bijbel het verteld, moet ik het vertellen.

Twee vrouwen gingen hun eigen baby opeten. Eerst de ene, daarna de andere. Maar toen kon de andere vrouw niet meer. Ik kan het niet meer. Zo’n honger hadden ze. Tot alles toe in staat. Als de nood zo hoog is, gebeurt er iets bijzonders. Vier melaatsen. Die waren ziek en het was besmettelijk. Mocht niet meer in de stad leven. Het gevaar was dat de ziekte zich verder zou verspreiden. Buiten de poort leven. De vier melaatsen zaten als het ware tussen het leger van Israël en Syrië in. Gebeurde niet veel. Tactiek was uithongeren.

Hadden deze vier melaatsen nog om te eten? Wat zeggen ze tegen elkaar: als we hier blijven, sterven we van de honger. In de stad mogen we niet en is ook geen eten. Dan sterven we. We maken de meeste kans als we naar de tenten van de Syriërs gaan. Misschien zijn ze ons genadig. Ze gaan naar het leger van de Syriërs. Daar is de eerste tent en het tentzeil wordt opgehaald. Maar de tent is leeg. De andere tenten ook. Er zijn geen mensen maar er is volop eten.

Wat is er gebeurd? Waar zijn de Syriërs gebleven? Ik dacht aan mijn eerste gemeente Barneveld. We zaten in een kantoorpand. Was eigenlijk te klein. Een andere kerk had een nieuwe kerk gekregen en het oude kerkgebouw stond leeg. Opgebeld: kunnen wij dat kerkgebouw niet gebruiken? De eigenaar zei: kom maar kijken. Wij daar kijken. Alles stond er nog. Leek net dat de mensen net weg waren. Zo ook in Samaria. Er was geen kip te zien. Wat doen die melaatsen? Die beginnen te eten. Ik kom weer bij die zak snoep. Goud en zilver ligt er ook. Die gaan ze verstoppen. Eten, goud en zilver. Maar ze gaan het niet delen. Ze houden de hele zak snoep voor zichzelf.

Daar zijn ze mee bezig en dan zegt de een tegen de ander: wij doen niet recht. Dit gaat niet goed. Deze dag is een dag van goede boodschap. Van goed bericht en wij zwijgen stil. Dit moet iedereen horen. Nou zijn we gered van de honger en van de vijand. Wat is de Heere goed voor ons. Uitkomst gegeven. Dat moet toch iedereen horen. Dat moet toch aan iedereen verteld worden? Of: zagen ze het niet? Dat de Heere hen geholpen had? Zagen ze wel het wonder maar niet Degene die het wonder gewerkt had? Het gaat om de inhoud van het goede bericht. Eten en drinken. Alles wat nodig is voor ons leven.

2. De brengers van dat bericht

De Joodse Rabbijnen, en dat is nog niets eens zo’n vreemde gedachte, in hoofdstuk 8 komt Gehazi tevoorschijn. Knecht van Elisa. Wilde er geen geld voor als de knecht van Naäman genezen was. Gehazi wel en werd ervoor gestraft. Joden dachten dat Gehazi met drie zonen buiten de poort leefden en deze vier melaatsen waren. Zij weten dat ze moeten sterven. Ze redden het niet. Ze overleven het niet. Ze staren de dood in zijn ogen. In de stad is geen eten. Buiten de stad is geen eten. Er blijft maar een mogelijkheid over. Door de nood gedreven.

Dan is de grote vraag voor u, jou en mij: kennen wij iets van de nood? De nood dat ons de dood voor ogen staat. Als de Heilige Geest door Zijn overtuigende en ontdekkende werk laat zien dat wij tegen de Heere hebben misdaan. Dat er schuld ligt. Het afgelopen seizoen schuld hebben gemaakt. Omdat wij vaak zo klein van de Heere denken. Deze mannen kijken de nood in de ogen. Gaan naar het leger van de Syriërs.

Waar zijn ze gebleven de Syriërs? De Heere heeft een groot geluid laten horen van wagens en paarden. De koning van Israël heeft vrienden ingehuurd, van Egypte en Hethieten. Zo’n machtig leger ontstaan en gaan verliezen. Ze horen het geluid en slaan op de vlucht. Maar was er dat leger? Nee. Hebben ze zich vergist? Nee. Wie heeft ervoor gezorgd dat het geluid werd gehoord? De Heere. De Heere heeft gezorgd voor uitredding in de grote nood. Dat ze in het leven konden blijven. Dat is toch een groot wonder. Dat is een goed bericht. Dat moet toch iedereen horen?

Dat de Heere Zijn Zoon gegeven heeft. Het liefste wat Hij had. Verzoening. Vergeving is er. Ze krijgen overvloed. Buik vol kunnen eten. Eten. Goud en zilver. Kleding. Maar al die schatten verbergen ze zodat niemand het weet. De hele zak snoep voor zichzelf. Leg ‘m onder mijn kussen zodat niemand het ziet en weet. Maar er gebeurt iets bij deze mensen. Dat ze zeggen: stop, dit kan niet. De Bijbel vertelt het niet wat het was. Ik stel voor dat het het stemmetje was. Je geweten. Ik heb het vaker gezegd: die meneer met die grote vinger. Het gaat niet goed zo. Ze zien het. Ze komen tot een ander inzicht. Ze krijgen spijt van wat ze gedaan hebben.

Dat heet bekering. Als God je gaat bekeren, dan ga je het zien. Wat je dacht dat je goed deed, gaat de Heere laten zien dat het fout is. Waar je eerst een hekel aan had ga je fijn vinden en andersom. Bekeren gaat je leven van onderste boven. Bekeren betekent omkeren. Gezicht naar God toe staan. Het doortrekt je hele leven. Ze zeggen het: het is een dag van een goed bericht, een goede boodschap. Er is redding. We zijn gered. Is dat dan niet een goed bericht? Omdat de Heere heeft gezorgd? Omdat de Heere een wonderlijke redding heeft gegeven? Het leek hopeloos. De Heere heeft de stad gespaard.

En nu jullie, jongeren. Heeft de Heere ook niet voor jullie gezorgd het afgelopen seizoen? Dat er eten en drinken was. En op z’n tijd een ijsje en snoep. De Heere heeft ervoor gezorgd dat je kleding had en dak boven je hoofd. En naar school kon. De Heere heeft voor alles gezorgd. En niet alleen dat. Ook de Bijbel dat je Hem kunt kennen. Dat zo iedere zondag de verkondiging plaatsvond. Is dat niet een goed bericht dat iedereen moet horen? Heb je dan een goed bericht vandaag? Dat je mag zeggen: zo heeft de Heere ook voor mij gezorgd? Dat zijn de brengers van het bericht.

3. De ontvangers van dat bericht

Want gemeente, als het gaat over de ontvangers, jongeren. Dan gebeurt er iets pijnlijks. 2 Koningen 7 begint met Elisa. Die Elia heeft opgevolgd. Door diezelfde Geest gedreven. Hoort het woord des Heeren. Toen was er nog geen zicht op redding en uitkomst. Zo zegt de Heere. Niet de woorden van Elisa maar wat de Heere zelf zegt. Morgen zal er weer verkocht worden. Groot wonder. Morgen omtrent deze tijd. Morgen al. In de poort van Samaria. En dan staat er een hoofdman, rechterhand van de koning, en antwoordde de man Gods: dat is zeker een grapje. De Heere moet wel ramen maken in de hemel. Zal deze zaak geschiedden?

Elisa zegt: u zult het wel zien. U zult het meemaken. Maar u zult er niet meer van eten. Elisa belooft iets in de Naam van de Heere. Jongeren, vaders en moeders, goed onthouden: als de Heere uitkomst geeft doet Hij dat altijd door een belofte te geven. Waarom? Omdat Hij zo graag wil dat wij Hem nodig hebben en aanroepen op die belofte. Morgen zal het geschieden. Misschien wel het moeilijkste als het zo dichtbij ligt. De belofte van het eeuwige leven ligt nog ver weg, maar belofte voor morgen. Zo dichtbij.

De Heere belooft het. Morgen zal het gebeuren. De Heere zal uitkomst geven. Als wij Hem zo verwachten, Zijn gunst verwachten, dan zal Hij uitkomst geven. Nou daar komen die melaatsen. Die komen bij de stadsmuur aan en vertellen het tegen de portier. Kom maar mee naar het paleis. Dat moet de koning horen. Wonderlijk verhaal. Dat moet de koning horen. De koning heeft zo zijn vragen. Zou het niet een list zijn van de Syriërs. Zouden ze niet even de tenten hebben verlaten en even verderop liggen. Een valstrik. De hoofdman had het al gezegd dat er ramen in de hemel moeten zijn. Hij zal het wel zien maar zal er niet meer van eten. Het volk vertrad hem bij de poort. De Heere heeft de stad gered en de Heere heeft het gegeven.

Hoe zou het in de stad gelegen hebben? Zouden ze het verwacht hebben? Erom gebeden? Ze dienden de afgoden. Ze vroegen niet meer naar de Heere en Zijn sterkte. Dat maakte het wonder nog groter. Ondanks dat het volk Hem niet nodig had, dat de Heere Zich aan hen betoont. De stad had de Heere niet nodig. Maar heb jij de Heere nodig? Dat je zonder de Heere geen dag kunt leven? Misschien moet je wel zeggen op deze dankdag: had ik de Heere wel nodig? Er waren wel spannende dingen. Zou er regen komen? Grondwater. Spanningen in de wereld. Zou er eten zijn? Zou er eten zijn?

Misschien wel niet over nagedacht. Geen wonder dat er iedere dag een snee brood op je bord lag. Maar de Heere heeft het gegeven. Een dag van goed bericht, van een goede boodschap. Deze dankdag. De Heere laat het zien dat Hij het is die alle dingen geeft. Uit Zijn hand ontvangen. Alles wat wij hebben van de Heere is. Waarom wil Hij dat wij erkennen dat alles van Hem is gekregen? Dat doet Hij opdat wij Hem weer nodig hebben. Voor morgen, voor overmorgen. Daarom heb jij een goed bericht vandaag van de Heere. Omdat Hij zo goed is.

Misschien wel omdat je iets gezien heb van Zijn Zoon de Heere Jezus Christus. Ik kan het onmogelijk. Ik kan niet zijn wie ik moet zijn. Daarom heeft Hij Zijn Zoon gegeven. Daarom kan de Heere nog met jou en mij van doen hebben. Daarom geeft Hij zoveel. Daarom mogen wij hier vanmiddag zijn om Hem te erkennen. Als je ziet dat de Heere je zoveel geeft, dan zeg je tegen je vriendje of die naast je zit, wij zwijgen niet. Deze dag is een dag van goed bericht. Maar wij houden onze klep.

Hoe goed de Heere is. Dat ik zonder Hem niet leven kan. Ondanks dat ik niet naar Hem heb gevraagd, doet Hij het. Pijn in het hart dat ik zo met Hem omga. Maar de Heere doet Zijn belofte: Ik zal u niet begeven en verlaten. Zo wordt die belofte nog verkondigd. Hij doet niets liever dan voor je zorgen. Voor de tijd en straks het eeuwige leven hebben in Zijn Naam. Daarom staat deze geschiedenis in de Bijbel. Kom, deze dag, een dag van goede boodschap, zul je niet zwijgen?! Amen.

 

Woensdag 6 november 2019 – Hersteld Hervormde Kerk Putten – ds. R. van de Kamp – Schriftlezing 2 Koningen 7 – jaarlijkse dankdag voor gewas en arbeid en van een goede boodschap