De apostel Johannes krijgt op Patmos een zicht op de hemel. Hij ziet een open deur in de hemel. Die deur is niet opengegaan, maar was al open. Christus is afgedaald naar de aarde omdat wij door de zonde de deur naar God in het slot hebben gegooid. Christus kwam aan onze kant van de deur. Hij baande de weg naar het Vaderhuis. De deur staat open; God wacht om ons genadig te kunnen zijn. Dat is voor Johannes een rijke troost – zeker omdat voor hem op de aarde deuren waren dichtgegaan.

Bemoediging in een angstige tijd door middel van een open deur

  1. Het feit van die open deur
  2. Het wonder van die open deur
  3. De troost van die open deur

1. Het feit van die open deur

Hij is er weer. Wie? Satan. Hij heeft het gemunt op een man: Johannes. Johannes op jaren gekomen. Bezig geweest in Efeze. Hij moet zijn mond houden. Hoe kan dat gebeuren? Een functie elders. De duivel weet waar hij zijn moet: op Patmos. Zo zien we de bejaarde prediker overgebracht wordt naar Patmos. Verbannen op een eenzaam eiland. Johannes op dood spoor gezet. Wat kan hij daar nou nog doen? Dat is nou de opzet van de vorst der duisternis. Waar kan hij mee bezig zijn? Uitgeschakeld. Satan heeft het kennelijk voor het zeggen.

De werkelijkheid is anders. God de Heer regeert. Nou, daar wist Johannes ook van. Dat blijkt ook wel. De duivel zegt: mond houden, Johannes. De Heere zegt: Johannes, aan het werk, je bent Mijn knecht toch? Eerst de zeven brieven schrijven, dat is nu achter de rug. Dan gaat het werk door. Vanuit het visioen krijgt Johannes het nodige te verwerken. Het begint met het kijken in de hemel. Een open hemel. De Heere Christus wil Johannes bemoedigen en sterken in het strijdperk van dit leven. Wees niet al te mismoedig. De duivel heeft je monddood gemaakt – dat is maar schijn. Ik ben degene die het heft in houden houdt. Ik ben de Overste Leidsman van de koningen der aarde.

Johannes krijgt indrukwekkende dingen te zien. Openbaring is er vol van. Zijn verschillende meningen over dit bijbelboek. Je voelt ook wel de ernst. Het begint met die open deur. Dat is voor Johannes heel bijzonder. Na deze zag ik, en ziet…! Ja. Moet je daar de nadruk op leggen? Wis en zeker. En ziet! Heel bijzonder. Dat is even geweldig. Daar moeten we op letten. Twee kleine woordjes: en ziet. Dat is vaak de rijkdom van het evangelie. Kijk nou toch eens. Een open deur nota bene in de hemel. Onverwacht en ongehoord. Alle deuren zijn achter Johannes dicht gevallen. Geen mogelijkheid te ontsnappen. Ingeklemd aan alle kanten. Toen hij aan wal stapte, ging als het ware de laatste deur dicht.

Een open deur in de hemel. Wat een blijdschap. Een voorbeeld voor de kinderen. Als je naar bed gaat, het is donker, de lichten gaan uit. Je kamerdeur gaat dicht. Het is donker. Papa en mama zitten beneden, maar daar zie je niets van. Je weet wel wat ik zeg. Papa, mama mag de deur een klein beetje open. Dan kan je er door kijken. Ja hoor, beneden zitten ze.

Johannes kan door de open deur kijken. Daar is Zijn Vader. De Heere ziet Hem. En geeft acht op Hem. Een open deur. Daar woont God. Door de open deur is er de gemeenschap met God. Dat is voor Johannes heel verrassend en verblijdend. Ook nog iets anders. Een open deur in de hemel is ook heel genadevol. Genadevol. Als het woord genade valt, weten we de tegenhanger: zonde. Een open deur naar een zondige wereld. De toegang tot God zou vanwege onze zonden toch afgesloten toegang moeten zijn? Een open deur naar God?! Kijk nou eens naar uw eigen leven. En ik naar het mijne. De deur zou toch dicht moeten zijn? Dat hebben we toch verdiend? We weten toch hoe die deur dicht ging. Eens was die deur open. Man en vrouw had God geschapen. Een plek in het paradijs. De Schrift in z’n geheel zien: het eerste en laatste Bijbelboek raken elkaar. Daar ook een open deur, hier ook. De deur is open geweest. Maar dichtgegaan. De verhouding tussen God en de mens is verstoord. Een heel aangelegen punt. In de beginne schiep God de hemel en de aarde. De hemel als troon voor Hem. Hij gaf de aarde aan de mensen. Er zat niets tussen. Een vrije toegang was er. Kunnen we dat voorstellen? God maakte Zijn wandelingen hier op aarde. Met mensen zoals u, jij, ik. Als we dat indenken, zeggen we: dat kan niet. Ik vind het moeilijk om je dat enigermate voor te stellen. Kijk naar de kinderen. Papa en mama, als je klein bent, geef je een hand. Papa en mama leiden je veilig over de straat. Met oversteken. Dat was toen niet nodig. Er was geen gevaar of zonde. Een ongestoorde verhouding tussen God en mens. De mens mocht omgaan en zijn hand geven aan de Heere. Geen deuren dicht. Wie kan vaststellen en doordenken wat dat geweest is. Kinderen aan de hand van de Vader. Rust en vrede.

Plaats dat eens in de wereld van vandaag: rust en vrede. Welke krant je ook pakt: rust en vrede?! Je moet zoeken. Opgejaagd zijn we. Bepalingen zijn opgeheven na corona. De bijzondere rust die daarvan uitging, die beperkingen, nu kan het weer… De mens is klaar om vanuit deze gedachte voort te gaan naar het oude moraal. Rust en vrede. Daar wel. Tot dat de zonde kwam. Hoe komt het nou, die toestand op de aarde? We weten het wel. Goed om tegen elkaar te zeggen. De zonde. Wij hebben de dienst aan de Heere opgezegd. Wij hebben gezegd: God moge de hemel hebben, wij willen minstens op de aarde de macht openbaren en de baas zijn. We grepen naar de macht. Hoogmoed. Als God willen zijn. Boven God uit willen komen. En kijk, gemeente, dat deed de deur dicht. Ons grijpen naar de majesteit, boven God.

God heeft niet tegen de mens gezegd: Ik wil je nooit meer zien of ontmoeten. Maar omgekeerd. Wij hebben tegen God gezegd: God, U kunt ons wat. Wij gaan onze eigen gang en weg. Door de zonde hebben wij de deur naar God toe dichtgegooid. Zonder de mogelijkheid die ooit weer te openen. Bij Jeremia lezen we: wij zijn heren, we zullen tot U niet meer komen. Wij zijn heren. Is dat uit uw levensboek? Wij gaan onze eigen weg. Dan zien we hoe het paradijs gesloten wordt. De cherubim houdt de wacht. Door de zonde hebben we de toegang afgesloten. Een dichte deur. Mensen zonder God en buiten Christus.

Wel eens gezien, gemeente, leven zonder God en buiten Christus? Hoe zit het met het avondmaal aanstaande zondag? Spreekt het ons aan, zijn we er mee doende? Wie zijn wij op deze grote wereld? U met uw grote ik? En ik? We verbeelden ons heel wat. We blazen ons op. Op de keper beschouwt zijn we een paria: een uitgestotene, een balling. Weg ermee. Hebben we nu onze zin? Nu gekregen wat we gehoopt hadden? God weggesloten achter de deur. Asaf zong er van: wij storten van de top van eer in eeuwige verwoesting neer. U zag misschien de foto van die flat in Amerika die instortte. Die eeuwige verwoesting wil ik daarmee onderstrepen. Je zult er bovenin gewoond hebben. In eeuwige verwoesting neerstorten… Komen we er achter? Er is toch geen echt leven mogelijk achter een dichte deur? Buiten God is het leven toch niet anders dan een gestadige dood. Zeker, mensen kunnen proberen het nodige ervan te maken. Maar er is geen richting meer in ons leven. Geen uitzicht, toekomst. We zitten opgesloten in een leven dat zijn begrenzing vindt, ja waar? In de dood. Ja. Dat geldt voor elk leven. Maar we accepteren het niet. God kan het wel zeggen, maar we gedragen ons er niet naar. We zijn God wel kwijt, zeker. De hemel kwijt. Maar we hebben wel iets achter de hand om mee bezig te houden. We kunnen proberen de hemel terug te winnen. Hemelbestormers zijn we gebleven. Wij willen graag de aarde hebben. De aarde alleen is ons te weinig. We willen de hemel niet kwijt.

Een mooi voorbeeld, nou ja, mooi…? Kinderen kennen het wel. Mensen die bezig geweest zijn een toren te bouwen. Een hoge toren. Tot in de hemel, zeiden ze. De Heere zei: jullie moeten overal gaan wonen. De mensen zeiden: dat doen we niet. Een hoge toren, die kunnen we altijd zien. Daar moeten we zijn, zeiden ze. Een hoge toren bouwen is mensenwerk. De Heere komt en vindt het maar niks. De Heere reageert zoals in Psalm 2: die in de hemel woont, zal lachen. Alsof dat het zou zijn… God belacht de raad van de mensen. Wat een uitzichtloze toestand als je blijft steken in de dood. Alle deuren dicht. Wat zal het voor de mensen geweest zijn in de tijd van de zondvloed? Toen de deur achter Noach gesloten werd. Toen wilden ze wel naar binnen. De gelijkenis van de wijze en dwaze maagden. De wijze gingen mee naar binnen. De dwaze maagden, ja, geen olie. Olie kopen, ze kwamen terug, en toen was de deur dicht.

Johannes dacht: alle deuren dicht. En dan een deur geopend, in de hemel nog wel. Dat is de rijkdom van de genade en ontferming. Achter de deur was het leven – voor Noach en de wijze maagden. Daar komt een mens nooit meer als het gaat om de verhouding met God. Aan onze kant zit geen deurklink dat je de deur open kunt doen. Als Johannes in verrukking roept: een deur geopend! In het verlengde daarvan niet ons kennen, kunnen en bezig zijn. Hoe ver komen wij? Nergens meer. Een dichte deur. We zingen daarvan eerst, Psalm 90 vers 4.

Door Uwen toorn vergaat ons kwijnend leven;
Uw gramschap doet ons hart van doodsschrik beven,
God, als Gij, in majesteit verheven,
Het onrecht, dat w’ in ’t openbaar bedreven,
En ’t kwaad, door ons in ’t heimelijk verricht,
In ’t licht stelt voor Uw glansrijk aangezicht.

2. Het wonder van die open deur

Gemeente, even terugschakelend waar we net stopten: een dichte deur naar de hemel toe. Hoe komt dat op u over? Wat doe je daar nou mee, meisje, jongen? Beamen we dat? Zo is het. Maar je kunt wel verder? Het gaat toch ook wel met eigen krachten en bezig zijn? Hoewel de deur door onze schuld gesloten is en op slot zit. Een heleboel mensen leven zo dat eruit blijkt: we kunnen toch wel verder. Ja, dan zeg je, je moet toch wel. We kunnen toch niet uit het leven stappen? Dat is een permanente onmogelijkheid, dat gaat niet. Jawel. Maar hoe dan? Een vraag die ons moet bezighouden. Ook voorbereiden voor de tafel des Heeren: hoe dan?

Hoe verder in het leven? Als het hier maar goed gaat? Je draai vindt. De Heere komt nabij, bij onze kinderen, in deze tijd van voorbereiding. Wat vind je nou van het leven? Wie is God in je leven? Ben Ik er, in je leven, zo vraagt de Heere? Als het op ons af komt, is het heel wat. Een heilig God. Hoe is dat? Wij zijn zo verbonden met de zonde dat we ons niet voor kunnen stellen dat God zonder zonde is. Heilig is zonder zonde. Wat we ook maar aanpakken. Net als die ontsmettingsmiddelen. Overal waar je aan zit, geeft mogelijkheid voor besmetting. Zo is het met de zonde. Ons leven is ermee bedekt en bevlekt. Een heilig God tegenover je eigen leven; hoe ver ligt het uit elkaar? Verder dan het oosten verwijderd is van het westen. God de hoge heilige en u en jij en ik een zondig mensenkind. Ons bestaan is niet anders dan een gestaag sterven. Dat klinkt niet zo aantrekkelijk. Een baby dat geboren is; de eerste ademhaling is er eentje van de grote hoeveelheid die het kind zal mogen doen. Eentje minder, twee minder. Na een dag een x aantal minder. Een dalende lijn. Ja? Die eindigt, ja, als je 62 bent. Of 83. Of 12. Of 100. Ja? Maar dat is gegarandeerd het slot.

Gemeente, dat speelt zich af in een wereld vol gejacht en gedoe. Opgejaagd worden. Hebben we toch meegemaakt in coronatijd en nog wel? Enerzijds dingen wel en niet. Onrustige wereld. Is het aantal besmettingen weer toegenomen. De druk wordt weer opgevoerd? Of versoepelingen? In andere landen zie je het: de touwtjes weer aangetrokken. In China, wat wordt daar gedaan? Rusland. Ontmoeting tussen Poetin en de president van Amerika. Noemt u maar op. Onrustig. Augustinus: je hart is onrustig in je, totdat het rust vindt in God. Als we ontdekt worden aan onze verhouding met God. Die heilige God en ons onheilige leven. En daar tussen die dichte deur. Je komt uit het paradijs. Een gesloten geheel. We lezen onze schuld af. De hemel gesloten. Je bent God kwijt. Een ander kan zeggen wat ‘ie wil. Niemand kan ons God overdragen. Je kunt God leren kennen, zeker. Dan is er overdracht nodig – maar dan is het Lam nodig. De Heere Jezus Christus. Hij die de zonde van een mensenkind wil overnemen. De hemel dicht, een veroordeeld leven, de wet die je schuldig stelt, alles moet eindigen in de dood. Geen inzicht en uitzicht op de heerlijkheid aan de andere kant van de deur. Ja? Aan onze kant: nee.

Aan Gods kant: God achter de deur. God zit op ons te wachten. God heeft u en mij niet nodig. God is wat we zeggen: de volzalige in zichzelf. God kan niets van ons erbij gebruiken. God heeft niets van ons nodig. Je kunt proberen woorden te zoeken. Ik kom niet verder. God heeft ons helemaal niet nodig. Zou God onrechtvaardig zijn als Hij de hemeldeur voor altijd dicht gelaten had?

Het wonder van genade, gemeente. Een verrassende aangelegenheid, maar ook genadevol. Want God heeft de verbinding weer aangebracht. En dat mag Johannes zien in die open deur. God heeft niet alleen de open deur naar Hem en de gemeenschap opengezet, maar God heeft dat al van oude tijden af al gedaan. Al was het nog niet zo duidelijk toen, als hier nu voor Johannes. God zette de deur al op een kier in de hof. Hij zocht Adam. Hij riep: waar zijt gij? Waar ben je, mens? God wilde de mens kennelijk niet kwijt. God wilde de verbinding leggen. De deur op een kier. God wilde Zijn schepsel niet kwijt. In de belofte toen gezegd: eenmaal zal de deur helemaal en voorgoed open. Heel het beloftewoord is er vol van.

God heeft in de volheid van de tijd Zijn woord vervuld. In de winternacht van onze verlorenheid heeft Hij de deur geopend. Gemeente, wie kwam daar? Gods eigen Zoon. De Heiland, de Verlosser, de Zaligmaker van zondaren. Hij kwam naar deze wereld. Bij Zijn komst jubelden de engelen: Ere zij God. Waarom? Het Kind is er. De eer is aan God terug! Vrede op aarde. De vredevorst is er. Een welbehagen in mensen. Zoveel engelen. De hemel open. Ze gingen terug. En de hemel weer dicht. Gesloten. Dichter als ooit tevoren? Dicht voor Gods eigen Kind…! Voor Hem de deur dicht. Hij ligt in de kribbe. Hij kwam in onze verlorenheid om te ervaren wat of het zeggen wil om te leven onder een gesloten hemel. Dat er geen toegang is tot de troon van God. Voor Hem een dichte deur als Borg. In de plaats van anderen. Nergens duidelijker geworden dan op Golgotha. Voor Hem geen doorgang. Geen deur in Zijn diepste lijden. Mijn God, Mijn God, waarom hebt Ge Mij verlaten? We zien Zijn hand als het ware, uitgestrekt naar de hemel, naar de deur. Dicht. Geen antwoord.

Wat een genade als je Hem dáár mag zien, door het werk van de Geest. Als Borg. Zoals het aan de tafel des Heeren tot uitdrukking wordt gebracht: Ik voor u. Hij in onze nameloze verlorenheid. Hij geen toegang tot de hemel. Is Hij u dierbaar geworden in de schuld van uw leven? In de dood en de hel en godverlatenheid is Hij afgedaald. Ons leven eindigt in de dood, als het goed is. Ook aanstaande goed is, ook in de voorbereiding. Wij komen om in de schuld en zonde. U staat voor de onmogelijkheid om binnen te komen. Hij wordt in uw plaats buitengesloten. God heeft in Hem een Naam gegeven waardoor je kunt zalig worden. Een Naam onder de hemel. Dat is aan onze kant. Niet: boven de hemel. Daar kan ik niet kijken, niemand. Maar onder de hemel. Hoort u hoe dat de deur open gaat? Voor u en jou, verloren mensenkind. Als de Heere dat nou niet geopenbaard had, dan was er geen plaats in de hemel of verlossing. De Naam onder de hemel is de waarborg voor het feit dat er een weg terug is. Namelijk in het bloed van het Lam. De beker der dankzegging is de gemeenschap aan het bloed van Christus. Op Golgotha leek het er niet op dat de deur open zou gaan. De deur dicht. Een zoekende hand van de Zoon. Als het graf gedolven is, na de graflegging, er wordt een grote steen voor gewenteld. Nooit leek de hel sterker dan juist toen. Dicht. Gesloten. Geen gemeenschap met God. Juist daar is het geweldige keerpunt. De derde dag breekt aan. Het graf is open. De deur is opengegaan. Daarvoor heeft Christus aan het kruis gehangen. Toen Hij uitriep: het is volbracht. Er gebeurde iets wonderlijks. Er scheurde een deur. Het voorhangsel. Als een deur tussen het heilige en heilige der heiligen. Het voorhangsel wat in de tempel hing – voor het allerheiligste. God deed de deur Zelf open, als het ware. De gemeenschap met Hem – een open aangelegenheid.

Er is een vrije toegang tot de troon van de genade. Met Pasen is er weer een deur geopend geworden. En op Hemelvaart nog een. Christus neemt Zijn volk mee naar Zijn Vader. Een open deur. Een verse en levende weg tot de genade. Voor wie? Voor u, jou. Mensen als wij. De deur is open. De nodiging gaat uit. Het werk is vast en zeker. Het is gefundeerd in het bloed van het Lam van God. Johannes mag dat straks gaan zien. Het is voor een ieder die in het geloof op Christus ziet. Een openbaring: een open deur. Een toegang tot God. De opening tot de tafel, aanstaande zondag. Mensen die veroordeeld zijn, ingekapseld in alles. De Heere zegt: kijk, de deur is open. De gemeenschap met God kan werkelijkheid zijn. Door Christus is de deur open gegaan voor verloren zondaren.

Zit u ermee? Je wordt misschien heen en weer geslingerd? Geen deur? Je loopt vast. Alle deuren en poorten zitten dicht. Onze werken schieten tekort. En tegelijk: ik kan God niet missen. Ik kan niet buiten Hem. Hoor wat Johannes zegt: hij ziet die deur niet alleen voor zichzelf, maar hij mag die ook zien voor de ander. Ik zag en ziet een deur was geopend. Een stem als het geluid van een bazuin. Kom hier op en Ik zal u tonen wat er geschieden moet. Je mag de hoop doorgeven, op grond van de open deur. Zondaren zullen zalig worden. Als de Heere Zijn belofte vervuld, er is een plaats bij Mij! Wilt u dat meenemen in uw overwegingen deze week? Ziet, er is plaats bij Mij. Dit is de poort des Heeren. We zingen Psalm 118 vers 10.

Dit is, dit is de poort des HEEREN;
Daar zal ’t rechtvaardig volk door treên,
Om hunnen God ootmoedig t’ eren,
Voor ’t smaken Zijner zaligheên.
Ik zal Uw naam en goedheid prijzen;
Gij hebt gehoord; Gij zijt mijn geest,
Door Uw ontelb’re gunstbewijzen,
Tot hulp, en heil, en vreugd geweest.

3. De troost van die open deur

Wat een zegen dat u volop zingen mag! Er is een tegenzang nodig als we een en ander van buiten horen. We zijn niet beter he, maar wel anders, om van deze Koning te zingen. Zijn Naam groot maken! Die Naam is blijvend. Alles in deze wereld is voor een ogenblik. Hij en Zijn Koninkrijk is tot in eeuwigheid.

Johannes mocht de troost ondervinden. Jezus deed de deur niet dicht toen Hij thuiskwam bij Zijn Vader. Dat is nou genade. Hij heeft de deur niet alleen voor Zichzelf geopend maar voor allen die in Hem geloven. Die deur is een rijke nodiging naar ons jonge leven toe. Mijn zoon, dochter, geef Mij je hart. Zie je God in die deur? God die Zijn woord laat klinken. Wend u naar Mij toe! God sluit niemand uit van het aanbod van genade. U bent hartelijk welkom in een weg van recht en gerechtigheid. Daar krijgt het werk van Christus gestalte in je hart, bij het begin en verdere voortgang. Jezus herstelt de verbinding. En die houdt Hij in stand nu Hij verheerlijkt is.

Dat is een rijke troost voor Johannes. Twee dingen worden daarvan duidelijk:

  1. De eerste stem, als van een bazuin, zei: kom hier op en Ik zal u tonen wat geschieden moet. Voordat Johannes naar boven kijkt, is er Een die naar beneden kijkt. Zijn Heere en Koning! Christus heeft Johannes veel eerder ontdekt dan andersom. Het begint voor Johannes in de hemel. Hij zag Johannes toen hij nog bang was. Die deur ging niet open omdat Johannes zo ernstig gebeden heeft. Heere, doe toch een deur open! Ik kan U niet zien? En dan genadig verhoord? Nee. Johannes ziet niet dat er een deur open gaat, maar dat er een deur open staat. Alleen, Johannes zag het nog niet in zijn moedeloosheid en zorg. Is dat een moment voor u van troost? We kunnen zo verward en verstrikt in onszelf? Het is zo nodig dat de Heere er zelf aan te pas komt, ook in een week van voorbereiding. Ons geknutsel, daar schiet je niets mee op. Als je alles kwijt bent. Waar Hij zich openbaart. Als je geen opening hebt in jezelf; Hij komt er aan te pas. Om de ogen van een blinde te openen. Zie, kijk nou toch! Een deur was geopend in de hemel. In uw strijd en aanvechting. De duivel zegt: die deur is niet voor jou open. Die deur is dicht en blijft dicht. Dat zou hij wel willen. Maar ons staat een Sterke Held terzij, zong Luther. Satan, je bent een overwonnen vijand. Er is contact van Boven naar beneden en wederkerig.
  2. Het tweede, wat een troost is. Hij kijkt naar binnen. Hij hoort een stem als van een bazuin. Ik zal u tonen hetgeen na deze geschieden niet. Jezus kondigt zich aan als de Zoon van God, de Zaligmaker van de wereld. Wat Johannes te zien krijgt, laten we voor wat het is. Een taal in rijke beelden en grote heerlijkheid. Allerhande symbolen. Johannes ziet de troon waarop Iemand ziet. De hoge en heilige God. God de Heer regeert, Johannes. Die troon is tot sterkte, onderbouwing en bemoediging. Al ben je in een donkere kamer. Al is de wereld gesloten. Nood en strijd om je heen. Toch, wat een troost als u gewezen wordt naar die open deur. De deur die open was.

Misschien zegt u: ik ben bezig geweest om te bedelen of de deur open mocht gaan. Maar U was al bezig! De Heere wacht om genadig te zijn. De deur staat open. Hij verwacht Zijn volk en kinderen aan Zijn tafel om de grootheid van Zijn dienst uit te zeggen en te zingen. Leven uit het nochtans van het geloof. En toch. De Heere is de grote Overwinnaar. Nochtans. De deur open. Geen vruchten. Nochtans van vreugde opspringen, zei Habakuk. Je verheugen in de God van het heil. De Heere maakt het waar. Een open deur. Hij zal alle veroordelen die geneigd zijn, nee, die geweigerd hebben de weg te gaan die de Heere preekte. De weg van leven en genade. Als we geweigerd hebben die weg te gaan. Heden, verhard u niet! Ik las van de week: de duivel zegt, morgen. De Heere zegt: vandaag. Nu is de welaangename tijd. Dit is de poort des Heeren, dat zingen de geheiligden. Vandaag, de week van voorbereiding en hopelijk ook aanstaande zondag. Amen.

Uw hand, o God, heeft veilig mij geleid,
Ik ben gered; nu is mijn hart bereid,
Het is bereid, om U, mijn God, te loven;
Nu wordt Uw naam door mij met vreugd verbreid;
Mijn psalmgezang klimm’, tot Uw roem, naar boven.

– Psalm 57 vers 5 (berijming 1773)

Gereformeerde Gemeente Woerden, Bethlehemkerk, zondag 16 januari, 16.30 uur.