Gods beloften zullen volbracht worden
Het is de Heilige Geest die Elizabet doet zingen bij de ontmoeting met haar nicht Maria. Als deze twee aanstaande moeders elkaar ontmoeten, dan springt het kindje Johannes op in de buik van Elizabet omdat Maria in verwachting is van de Zoon van God. Maria is bevrucht door de Heilige Geest en is gezegend onder de vrouwen omdat uit haar de Heere Jezus, de Zaligmaker, geboren is. Elizabet jubelt het uit dat de dingen, die haar van de Heere gezegd zijn, zullen volbracht worden. Het geloof in haar gewerkt ankert in het Woord en vindt zijn grond in Gods beloften. Dat geldt ook voor vandaag de dag: zalig is de mens die geloofd heeft én telkens weer geloofd.
Lukas 1 vers 45: ‘En zalig is zij, die geloofd heeft; want de dingen, die haar van den Heere gezegd zijn, zullen volbracht worden‘.
Inderdaad gemeente, onze tekst aan de vooravond van de Kerst 1989, is een woord van Elizabet. Elizabet de vrouw die toch nog moeder zou worden. U zult het ongetwijfeld weten dat haar huwelijk kinderloos was gebleven. Wat het was voor haar en haar man laat zich moeilijk beschrijven. Sommigen onder ons weten er ook van. Het kruis van de kinderloosheid dulden en dragen. De gang naar een dienst als deze, waarin kinderen worden gedoopt, is niet altijd een gemakkelijke gang. Nog moeilijker is het in de dingen van alle dag te moeten constateren dat er altijd weer lieden zijn die menen weer pijnlijke, kwetsende opmerkingen te maken. Over het feit dat men geen kinderen heeft. Ik ga daar nu niet verder op in. Alleen: wilt u zich alstublieft hoeden voor zo’n liefdeloze houding? Bedenk liever dat als je wel kinderen hebt dat dat een dubbele verantwoordelijkheid hebben. Hebben we daar niet genoeg aan?
Elizabet toch nog moeder. Zes maanden in verwachting als haar nichtje op bezoek komt. Haar nicht. Maar ook en eerst, zo lazen we, dienstmaagd des Heeren. Zo heeft Maria het zelf ootmoedig uitgesproken tegen de engel die haar die wonderlijke boodschap zou brengen. Ook u moeder worden, moeder Gods. Zoon baren, naam Jezus, Zoon van de Allerhoogste. O nee, het was geen ongeloof. Alleen maar onuitsprekelijke verbazing. Hoe zal dat wezen omdat ik geen man beken? Ze bedoelde: ik ben niet getrouwd. Alleen maar verloofd. Toen gaf de engel dat wonderschone antwoord: de Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen. Dat was genoeg voor Maria. Ze beleed: zie de dienstmaagd des Heeren, mij geschiedde naar Uw woord. Eenvoudiger kon ze het niet zeggen en niet dieper. Doet denken aan de oude dichter Jan Luiken. ‘Wanneer de hemel schijnt van ene milde zomerregen, dan valt de gave wel overal maar al wat hoog is en verheven, daar komt het water afgedreven, en het vloeit in het allerlaagste dal. Hier valt wat schoons voor mij te leren, zo vloeit de milde Geest des Heeren in het nederig en ootmoedig hert [hart*]. O nederigheid zo hoog te roemen, wat draagt uw grond als schone bloemen, opdat mijn berg een diepte werd.’
Gemeente, als in de Adventsprediking van de Heilige Schrift één ding wel hele bijzondere nadruk krijgt, is het dit. De hemel heeft het kleen [klein*] verkoren. Dat is voor u en ook voor jou dit vaak denk: ik kan eenvoudig niet in tel zijn bij God. Dat dunkt me ook voor u en jou een bemoedigend, een heerlijk ding. Zoals dat voor Elizabet is. Wanneer ze Maria bij haar thuis krijgt in het gebergte van Juda. Vanwaar komt mij dit? Dat de moeder des Heeren tot mij komt. Goed verstaan. Niet Maria op de troon en Christus op het voetbankje. Geen sprake van. Ze geloofd en is verzekerd dat Maria Gods Zoon onder het hart draagt. Dat gelooft ze. Dat vertrouwt ze. Mijn nicht draagt Gods Zoon onder het hart. Je hoeft niet op ouderwetse, Roomse manier met Maria weg te lopen wanneer je net als Elizabet zegt: gezegend bent u onder de vrouwen. Calvijn: je kunt de lof van Christus niet zingen door te erkennen wat een grote eer God aan Maria bewezen heeft toen Hij haar vergunde moeder van Zijn eerstgeboren Zoon te zijn. Elizabet noemt Maria gezegend omdat het Kind gezegd is. Omdat het heet en is: Immanuël. God met ons. Een Naam om je aan vast te klemmen, om erop te vertrouwen. Ook met het oog op je kinderen en kleinkinderen. Dat mag ik toch wel benadrukken in een doopdienst? Want niet voor niets heeft God Zijn Naam aan ons en onze kinderen verbonden. Vastgeklemd. Een Naam om aan vast te klemmen.
Geen wonder dat uit Elizabets mond een zaligspreking komt. Spontaan. Zalig is zij, zegt ze, die gelooft heeft. Dat zou waar wezen. Dat is helemaal in de lijn van het Woord van onze God. Zalig, zeg maar zielsgelukkig, zijn we door het geloof. Onzalig en daarom verloren zijn we als we niet geloven. Niet geloven de dingen die van de Heere gezegd zijn. Die in feite niets aan Zijn spreken laten gelegen liggen. Het Woord van God niet wezenlijk laten gelden. Niet het Woord van de wet en ook niet het Woord van het Evangelie. Eerlijkheidshalve moet je wel onder ogen zien dat dat onze eigenlijke kwaal is: dat ongeloof. Dat is ook de reden dat de viering van Christus’ geboorte doorgaans niet meer is dan het vieren van wat vrije dagen. Nu dan wel zo maar drie of nog wat meer achtereen. Dagen die we wat oppoetsen, wat gladstrijden. U begrijpt mij wel. Maar waarachtig geloven, het Woord laten spreken. Zo gezaghebbend. Zo zegenend. Het Woord laten spreken. In die grote vrees die dat oproept maar ook in de grote blijdschap. Zou het er ditmaal bij mogen wezen? Doorgaans ligt het zo niet.
Dat zal hem ook en juist daarin zitten dat wij het Kind in de kribbe, dan moet u goed luisteren, scheiden van Zijn Geest. Ik bedoel van Zijn Heilige Geest. We hebben dan wel het kerkelijk jaar. Kijk maar in de agenda. Keurig op een rijtje: Kerstfeest, Paasfeest, Hemelvaart, Pinksterfeest. Ze blijven er staan met wat data erachter. Als wij bijvoorbeeld elkaar duidelijk willen maken dat dit of dat absoluut niet kan, dan zeggen we: nou goed, als Pasen en Pinksteren op één dag vallen. Dan gebeurt het natuurlijk nooit. Maar Bijbels gezien, uit de Schrift bekeken, moet je zeggen: de heilsfeiten staan niet los van elkaar. Pasen zonder Pinksteren kan niet. Kribbe zonder kruis dat gaat niet aan. De Geest is het die levend maakt. De Geest is het ook die Christus Advent doet houden. Doet komen als het heilige dat uit Maria geboren zou worden. Maar ook de Geest is het die Elizabet de lofzang doet zingen. U moet eens opletten hoe vaak juist de Heilige Geest het is die wordt genoemd. Die bezig is, heilzaam bezig is. Eigen aan Zijn werk. Het gaat de Heilige Geest om de Heere Jezus en om niets en niemand anders. Om Hem aan te wijzen, om Hem aan te prijzen. En als het dan om de Heere Jezus gaat, dan gaat het om ons behoud en om onze kinderen.
Wil je wat hebben aan het komend Kerstfeest, dan moet je het hebben, nee niet van kaarslicht hoe mooi dat ook kan schijnen, maar dan moet je het hebben van Geesteslicht. Net als Elizabet van wie je leest dat ze vervuld met de Heilige Geest. In Lukas 1 is er niet alleen een lofzang van Maria en een lofzang van Zacharias, er is ook een lofzang van Elizabet. Een lofzang die ze niet zelf bedenkt. Maar die ze vol van de Heilige Geest, van die Geest, overneemt. Als er ook in onze tekst een zaligspreking wordt gedaan, dan kun je zeggen: die komt uit Elizabets mond. Uit haar verheugd gemoed, jawel. Dan moet je er meteen bij zeggen: die zaligspreking heeft ze niet van haarzelf. Niet een ander spreekt zalig. Rome meent dat dat wel kan. Maar dat is onbijbels, Godonterend. Want zalig spreken doet Hij, God de Heilige Geest. Het moet ons een lief ding zijn om te staan naar het licht van de Heilige Geest. Ook en juist als het je gaat om de Geborene, de Zaligmaker Christus de Heere. Als het je om Hem te doen is. Ook ouders met het oog op dit kind.
Ik zeg niets teveel als ik Elizabet een lofzang toedicht. Ze riep uit met grote stem. Lukas noemt het. Ze riep uit met grote stem. Wat moet ik mij daarbij voorstellen? Dat is het Woord op de verhoogde toon. Dat is duidelijk de lofzang. Die uitmondt in dat machtig rijke: zalig is zij die geloofd heeft. Dat moet je meemaken. Werkelijk, dat moet je meemaken. Ik bedoel dat zalig zijn iets machtig rijk is. Zalig is eigenlijk naar de letter van het woord: vol van. In de zin van: ik kan het niet op. Ik kan het niet op. Om het te zeggen met die oude versregels, die u ook kent: ‘Ik kan het niet bevatten dat God Zijn eigen Zoon en al Zijn schatten mij toezond van Zijn troon. Zalig zijn is vol van Christus wezen.
Wij zeggen het ook wel eens in onze verhoudingen. O zij, dat zeg je nu zo, daar vraag je nu naar, maar zij is vol van hem. Of ook: hij? Hij kan zijn geluk niet op. Hij kan zijn geluk niet op. Nu gemeente, dat kan Maria en Elizabet in feite al evenmin. Dat kan geen mens die geloofd heeft. Wat geloofd heeft? De dingen die van de Heere gezegd zijn. Kort en goed: de belofte van de Zaligmaker. Het heilige dat uit Maria geboren zou worden. Bij God zou geen ding onmogelijk zijn zoals de engel zei. Daar heeft zij in geloof aan vastgehouden. Maria heeft, anders gezegd, zich van wat God gezegd heeft gewonnen gegeven. Nu kan ze het gewoon niet op. Je hoort het haar zeggen, je hoort haar zingen: Mijn ziel verhoogt de Heere en mijn Geest verheugt zich in mijn Zaligmaker omdat Hij de nederheid van Zijn dienstmaagd heeft aangezien. Me dunkt: hier kun je wat van leren, veel leren. Zalig is hij die geloofd heeft, dat zegt Elizabet? Nee, dat zegt in feite de Geest van God. Nog eens: er valt hier veel te leren. En het eerste is toch wel dit, ik heb er reeds op gewezen en ik kom erop terug: zalig, gelukkig, zielsgelukkig zijn we door het geloof. U moet om dat enigszins te vatten wel heel goed weten dat je wezenlijk geluk niet ligt in dit of in dat. Het ligt zelfs niet in je huwelijk. Het ligt zelfs niet in je gezin. Je kinderen. Hoe rijk dat allemaal ook kan zijn. En dat metterdaad, door de genade van God, ook is. Maar nee, toch het diepste geluk ligt daar niet in. Ligt ook niet in je werk waar je met hart en ziel aan verknocht kunt zijn. Het ligt ook niet in je bedrijf. Je bezit. Je, enfin. Noem maar op. We denken vaak van wel. Maar het is een verschrikkelijk misverstand. Een afschuwelijke vergissing die je, als je ‘m niet tijdig onderkent, je op een nare manier, en nu druk ik mij nog eufemistisch uit, opbreekt. Wezenlijk geluk, zielsgeluk, wordt je geboden door God. In Zijn Woord. In de dingen die je door de Heere gezegd zijn. Wat gezegd? Gezegd zijn over jouw zonden maar ook over Gods genade. Gezegd zijn over jouw schuld maar ook over Gods vergeving. De woorden die gezegd zijn over jouw vlees zijn maar ook over de Geest van God. Over jouw armoede maar ook over Christus’ rijkdom. Als het je daarom te doen is, dus over wat de Heere in Zijn Woord je gezegd heeft, en nog altijd zegt ook in dit uur, als het je daarom te doen is naar jezelf toe, naar je kinderen toe, naar je kleinkinderen toe, dan heb je de gave van het geloof nodig. Die kun je niet missen, integendeel.
Weet u, een mens en een ding, die moeten wij zien. Op de markt van dit leven moeten de mensen de dingen om zo te zeggen betast en bekeken kunnen worden. Maar God en Zijn Woord die moeten worden geloofd. Die moeten worden vertrouwd. In dat geloven, in dat vertrouwen, zijn we zalig. Hebben we een Zaligmaker. Voor vandaag en morgen. Voor tijd en eeuwigheid. Nee, dat geloof verdient de zaligheid niet. Nee, dat doet Christus. In Zijn komen in de kribbe. In Zijn gaan naar het kruis. Maar als hier staat, in de tekst, zalig is zij die geloofd heeft want de dingen die van de Heere gezegd zijn zullen volbracht zijn, dan betekent zulks dat Gods beloften, ook gedaan in het sacrament van de doop voor ons en onze kinderen, slechts dan geldingskracht hebben indien wij geloven. God houden voor een eerlijk man, met eerbied gezegd. Ongelovigen, zo zegt Calvijn, zijn niet waard de vrucht van de beloften te genieten. Daarom leert de Schrift ons dat alleen het geloof ze ons tot zaligheid doet gedijen.
Intussen dat gebeurt, mag ik het nog eens onderstrepen, eerst en met name door de prediking van het Woord. Ja maar dan ook door de bediening van het sacrament. Dan worden Gods beloften, zonder onderscheid, aan ieder onzer aangeboden. Aan ouderen en jongeren, aan ouders en kinderen, aan klein en groot. En niet maar aangeboden, ze zijn ook zo oprecht gemeend. Niet voor niets kreeg de apostel Paulus van de Heilige Geest dit machtig mooie woord in de pen: God wil dat alle mensen zalig, zielsgelukkig, worden. Daarom is het zielsnoodzakelijk dat je de beloften van God niet links laat liggen. Want dan kunnen ze echt je eigendom niet worden. Dan kan de Heere Jezus je niet eigen zijn. Dan gaat Kerst 1989 aan je voorbij. Dan gaat Hij aan je voorbij. Maar het geloof, dat maakt hart en ziel voor het Woord van God vatbaar. Op onbegrijpelijke wijze maar het gebeurt. Het geloof, niet als oogst van eigen akker, maar als gave van Gods Geest. Een gave waar een mens nooit tevergeefs naar vraagt, want, en ook dat heb ik u reeds gezegd, het gaat de Geest altijd om de Heere Jezus. En in Christus om ons mensen en om onze zaligheid, om ons zielsgeluk van onze kinderen ook.
Inderdaad zielsgelukkig worden we door het geloof. Door ons gewonnen te geven aan wat God tot ons zegt. Door het waar te laten wezen wat de Heere tot ons spreekt. Door te vallen voor Zijn Woord of hoe het ook maar zeggen wilt. Maar ook door ons overtuigd te houden dat de Heere doen zal wat Hij ons beloofd heeft. Zoals Elizabet ons ervan overtuigd houdt, hoe kan ze anders in onze tekst stellen dat de dingen die van de Heere gezegd zijn volbracht zúllen worden? Het geloof dat ankert in het Woord vindt zijn grond in Gods beloften. Het is een stellig weten, een vast betrouwen dat je met deze God niet bedrogen uitkomt. Wat dan ook blijkt in de Advent van Christus zijn Gods beloften heerlijk vervuld. Dat liegt er toch niet om? Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken. Wat van de Heere gezegd is en nog altijd gezegd in Woord en sacrament. Daarvan raakt niets bij Hem in het vergeetboek. Dat wordt volbracht in de kribbe en aan het kruis. In hart en huis. Dat kost nogal wat. Wat zeg ik? Dat kost God Zijn Kind. En, met eerbied gesproken, Hij had er maar één. Maar zó, zó lief heeft God de wereld, zozeer gaan de zondaren die we zijn ter harte. Wat is het een onzalig ding om op zo’n groot geluk, om op dit heil des Heeren, geen acht te slaan. Dat begrijpt u toch wel? Zalig is die geloofd heeft en telkens weer geloofd. Dat wil ook en eerst zeggen: zalig die daarom treuren. Om soms dat zo kille hart. Die soms steenkoude ziel. Zalig want ze zullen vertroost worden. Door Gods Geest. Met Gods Kind. Want de dingen die van de Heere gezegd zijn zullen volbracht worden. Amen.
Zondag 24 december 1989 – Oude Kerk Putten – ds. R.E. Kuus [dienaar te Putten] – Lukas 1 vers 45 – bediening van het Woord en sacrament van de Heilige Doop