Jona werd geroepen om de koning van Israël goed nieuws te brengen; later om in Ninivé (het huidige Mosul, Irak) het oordeel aan te zeggen. Jona was geroepen om op de smalle weg door het leven te gaan, maar hij koos voor een vluchtweg. Vluchtschepen liggen altijd gereed, op de kruisingen in ons leven. Nadat hij wakker is geworden op het schip, gaat zijn geweten spreken. Jona ziet in dat híj gezondigd heeft. Jezus gebruikt dit verhaal als illustratie; voor Hem ging er op Golgotha ook een boek dicht, maar zodanig dat er voor ons leven is in Zijn dood.
“Als de boeken opengaan…..”
Gemeente van onze Heere Jezus Christus, hier in de kerk, of thuis, alleen, verbonden, geliefden zou Paulus zeggen, lieve mensen,
Het zal hier in Reeuwijk wel net zo gaan als in Veenendaal en overal. Basisschool, groep 7, verkeersexamen. Belangrijk diploma. De dag ervoor de fiets nagekeken, doet alles het. ’s Morgens zie je jongelui naar school gaan. Verderop de dag zie je ouders op de kruisingen staan, met een blad met aantekeningen. En je ziet kinderen met een geel hesje. Verkeersexamen. Belangrijk. Ze moeten het vroeg leren. Misschien herinnert u zich nog dat kinderen voor het eerst naar school fietsten. Ze moeten het leren, in het verkeer. Kinderen, gevaarlijk kruising, duidelijk je richting aangeven, nooit met meer dan 2 fietsen. Allerlei regels voor het verkeer. Niet alleen kennen, ook toepassen. Elke dag.
In de Bijbel worden mensen die geloven ‘mensen van de weg’ genoemd. Met andere woorden: ook in het geloof ga je een weg op. We noemen dat het smalle pad, dat uitloopt op de hemelstad. De bijbel spreekt ook over de brede weg. Elke zondag een oefening: hoe vorder je? Soms is het goed om als het gaat over het verkeer met God, het gaan op die weg: hoe gaat het nou bij anderen? Makkelijk is het niet, dat begrijpen we. Het wordt niet voor niets een smal pad genoemd. Die brede weg is makkelijk, maar je verongelukt overal: in je huwelijk, werk, relatie met God. Hoe hebben anderen dat geleerd, hoe is het ze vergaan toen ze door de genade van God die weg opgingen? Is het een weg met alleen maar voorrang? Of ook gevaarlijke kruisingen? Hoe gingen ze daarmee om? We willen vanmiddag eens nagaan, hoe heeft Jona dat nou gedaan.
We kennen dat boekje met die vis en Ninivé. Maar er is nog iets. Al eerder heeft hij examen gedaan, kunnen we er uit afleiden. Dat moet een aantal jaren hier voor zijn geweest. Het ging goed in Israël. Mensen zeiden: zo kan het niet blijven, zo goed. We gaan vast en zeker een naar jaar tegemoet. Een profeet mocht naar het paleis: koning, maak u zich geen zorgen, het blijft zo. Het wordt een prachtig jaar. Jona. Mooie naam. Zijn naam betekent letterlijk ‘duif’. Dat past bij een man die boodschapper moet zijn. Eropuit gaan in het geloof, op dat smalle pad van het geloof, niet alleen voor zichzelf wandelen, maar ook aanwijzingen geven aan anderen. Let hier op, denk daaraan. Prachtig.
Zijn eerste opdracht: naar een paleis. En dan ook nog met zo’n prachtige boodschap. Wat zitten wij daarop te wachten. Dat eindelijk die getallen van de corona naar beneden gaan. Dat de ziekenhuisopnamen minder worden. Dat op de IC’s andere mensen ruimte krijgen. We hopen, bidden, kijken ernaar uit. Zo’n prachtig bericht te mogen verzenden. Jona mag het. 2 Koningen 14. Jona? Geslaagd als profeet.
Maar dan komt die tweede keer. En dan moet hij niet naar een paleis, vlakbij, maar een verre reis: Ninivé. In Babel. Irak. Tegenwoordig is het Mosul. Af en toe hoor je die naam nog in het nieuws. Mosul. Afgelopen jaren de residentie van IS. Vorig jaar moest IS het daar opgeven, hun terrein, toen bleek dat in die grote stad waren er nog een klein aantal christenen overgebleven die uit de sloppen en stegen en totaal platgebombardeerde flats en woningen tevoorschijn kwamen. Mosul.
Jona kreeg de opdracht: ga naar Ninivé. Niet om te zeggen: maakt u zich geen zorgen, het wordt een mooi jaar. Nee. Ga naar Ninivé: nog 40 dagen en dan is het afgelopen. Geen mooie boodschap maar een moeilijke boodschap. U weet het.
In plaats van Ninivé gaat Jona naar Tarsis, precies de andere kant uit. Dit doe ik niet. Dit kruispunt steek ik niet over. Met zo’n opdracht ga ik niet. Hij gaat naar de haven, zoekt een schip dat precies de andere kant uit gaat en hij vindt het. Om te onthouden. We hebben dat allemaal, op ons werk, in je huwelijk, of nu met al die sombere stemmen. Als je écht dat smalle pad gaat, de weg die God je wijst: ‘Al de weg wijst mij mijn Heiland’, niet met je hoofd naar beneden, maar hoofd omhoog, Zijn weg, aan Zijn hand. Hoe vaak zoeken wij vluchtschepen? Om aan je roeping te ontkomen? Moeilijk op je werk, studie, huwelijk. Of als het met een van de kinderen niet gaat. Hoe vaak als het onze roeping is om dat smalle pad van het geloof te gaan, ook in deze tijd. Ook als kerk, gemeente te blijven, als je elkaar rond de diensten spreekt. Langzaam maar zeker voel je dat je als kerk uit elkaar groeit en uit het oog verliest. Het is moeilijk om vindingrijk te zijn. Om kinderen te betrekken, aan kinderen duidelijk te maken: fantastisch dat je dat verkeersdiploma hebt gehaald, maar we vinden het nog mooier als je straks belijdenis mag gaan doen.
Jona krijgt zijn tweede opdracht. Te moeilijk. Slaat linksaf. Zoekt een schip. Onthoud: zulke vluchtschepen liggen altijd klaar. Er zijn altijd argumenten dat je kunt zeggen: dit is te moeilijk, dat doen we nu niet. Schepen om ons weg te voeren van de moeilijke opdrachten. Jona betaalt de prijs. Niet een ticket, zo staat het er niet. Een vrachtschip. Hij betaalt de vrachtprijs. Hij gaat er liggen, bij de vracht. Bij het goed. Alsof mensen moeten onthouden: als je de roeping van God om het smalle pad te gaan aan Zijn hand, als je de geboden van God naast je leer legt, dan verlaag je jezelf tot materie, tot materiaal. Dan praat je over: wat is nog zinvol? Als een mens alleen maar een lichaam heeft (zonder geest, hart)? Dan praat je over ongeboren leven alsof het materie is. We leven in een tijd waarin de gave van het lichaam, ook in alle gebrokenheid, niet gezien wordt. Wat een wonder als je blijft zien: ook dit kind (gehandicapt), ook deze moeder (dementerend) of deze man of vrouw (gehandicapt) zijn kinderen van God. In Gods oog even waardevol. Of misschien wel waardevoller. Als mensen door de genade van God ondanks hun handicap kunnen zeggen: al de weg leidt mij mijn Jezus.
Jona gaat in het schip. U kent het verhaal. Het gaat stormen. Het schip was van hout. Ze voeren nooit op volle zee, veel te gevaarlijk. Probeerden in de buurt van de kust te blijven. Met zulk weer zie je dat niet. De kust is dan bijna onzichtbaar. Zichtbaar houvast is er niet. Zo’n houten schip met zoveel vracht, in de storm, gaat natuurlijk kraken. Ondanks het kraken van het schip, slaapt Jona. Alsof hij het niet hoort. Terwijl je in dat krakende schip toch ook een roepstem kan horen, van God. Een alarm. Zit je wel op de goede weg? Of ben je terug op die brede weg? Je hebt toch een andere keuze leren maken? Het gekraak van het schip verhinderde Jona niet om te slapen, temidden van ballast, die straks overboord gaat. In de krakende wereld waarin we leven kan je alleen maar hopen dat we wakker worden. Dat je oog krijgt voor dingen: ik heb er zwaar aan getild, mijn derde en vierde vakantie: ballast. Of die hebbedingetjes, waar je voor spaarde. Totdat je ontdekte: als het gaat stormen in je leven, wat heb je aan al die mooie dingen als je niet die enige troost in leven en sterven mag kennen, die je op dat smalle pad gaat leren ontdekken.
Jona slaapt. De bemanning is actief. Zeer. Ze doen twee dingen: ze vouwen hun handen en steken ze uit de mouwen. Kunnen we van leren. Niet alleen je handen vouwen in deze krakende wereld; ook je handen uit de mouwen. Eenzame mensen opzoeken. Onderlinge contacten te bewaren en versterken en verdiepen. Handen gevouwen. En handen uit de mouwen.
Wat ze ook doen, hoeveel ballast en bagage ze ook over boord gooien: het werkt niet. De storm gaat niet liggen. Iemand zegt: er is nog een man. Die moeten we ook wakker maken. Het mooie wat ze dan met Jona doen: niet, steek je handen uit je mouwen. Maar: wil je ze ook vouwen. Misschien is dat wat de overheid, niet openlijk, vraagt, aan de kerk. Misschien dat jullie niet zoveel praktische hulp kunnen verlenen, maar het gebed van een rechtvaardige vermag veel. Laten we vooral ook al die mensen die zulke moeilijke beslissingen moeten nemen, niet met kritiek overladen, maar opdragen aan de God (die ook deze coronastorm het zwijgen op kan leggen).
Ze roepen hem, maken hem wakker. Het lijkt wel alsof er dan ook een ander boek opengaat bij Jona. Het boek van zijn geweten. Staat ook ergens in onze belijdenisgeschriften. Guido de Bres. Kort voordat hij de marteldood tegemoet ging: hoezeer hij er naar uit zag om geborgen te zijn in de vrede, aan het strand van de eeuwige rust. Ook al moest hij de tunnel van het martelaarschap doorgaan. De Bres zegt: de boeken gaan open, de gewetens van de mensen. Dat is wat we lazen in de laatste tekst, de Openbaring aan Johannes. Jona betekent duif. Johannes wordt altijd afgebeeld met een adelaar. Johannes was de evangelist met de scherpe ogen. De evangelist die de gaven kreeg om ver in de toekomst te kijken. De evangelist die door God gebruikt is om in deze wereld, ook in deze tijd (waarin we zoeken naar antwoorden, dat we worden stilgezet door een pandemie, terwijl onze wetenschap zó knap is, waarom moeten we er nu zo lang over doen voordat er een vaccin is, misschien is het betrouwbaar, misschien niet). Het boek van onze gewetens gaat open. Omdat we weten: aan het einde van je leven gaat dat boek open. Dat boek van je geweten. Alle werken, zegt Johannes, die we gedaan hebben, alles wat we met gevouwen handen en handen uit de mouwen gedaan hebben. Voor onszelf, voor het Koninkrijk en dienend voor anderen. De boeken gaan open.
Jona laat zien wat er dan gebeurt. Wat hij dan zegt? Als niet alleen het krakende schip hem wakker heeft gemaakt, als de bemanning hem heeft wakker gemaakt: geen enkele verdediging! Niet: we zijn met zoveel man aan boord, je kunt toch niet zeggen dat ik de enige zondaar bent? Gevaarlijk kruispunt! Waarom overkomt ons dit. Gevaarlijk om te zeggen: dat moet door jou zijn. Jona verdedigt zich niet. Jona zegt niet: ja maar ik ben zeker geen groter zondaar dan jullie. Jona zegt alleen maar: ik ben een Hebreeër. Ik dien de God die niet alleen de hemel, maar ook de aarde, en ook de zee heeft gemaakt. Natuurlijk kan je niet zeggen dat Jona de enige zondaar zou zijn. Natuurlijk kan je niet zeggen dat God straft naar onze zonden. We zingen graag: God straft níet naar onze zonden. Wel is waar: waren er geen zonden, waren er geen wonden. Maar wat moet er dan, die duizenden mensen in Ninivé? Die mannen hier aan boord? Die profeet van God, die nog mooie taken mag gaan doen? Maar hier even een verkeerde afslag nam? Prachtig als het boek van je geweten open gaat. Jona verdedigt zich niet. Zoekt niet naar argumenten. Eerlijk zegt dat hij op de vlucht was. Foute afslag. Zegt: hoe jullie relatie met God is, maar hoe die van mij is, weet ik wel.
Ze nemen Jona op. God kan ook met een kromme stok een rechte slag geven. Wat had die bemanning kunnen doen? En Jona? De zee bedaart. Het schip komt in evenwicht. De bemanning komt veilig aan wal. En Ninivé krijgt de boodschap van God te horen. Op de derde dag geeft de vis Jona terug aan zijn roeping. Proefexamen: gezakt. Nieuw examen: aangevraagd.
Heel bijzonder dat Jezus in het Nieuwe Testament hierop terugkomt. Heel bijzonder dat Jezus geen aandacht besteedt aan de vis, hoe groot dat keelgat moet zijn geweest, of het wel kan en zo. Veel belangrijker wat Jezus zegt: zoals Jona drie dagen in het ingewand van de vis was, zo zal Ik drie dagen in het ingewand van de aarde zijn. Dit bijzondere verhaal uit het Oude Testament wordt een prachtige toelichting op het werk van de Heere Jezus.
Als de boeken van ons leven opengaan, als u en ik gaan zien in de spiegel van Gods Woord hoeveel tekort we kwamen en komen, ook op Golgotha ging er voor Jezus een boek dicht. Mijn God, Mijn God, waarom hebt U mij verlaten? Voor Hem ging het boek van het leven dicht om voor ons genade, bevrijding, ons te brengen door het offer van Zijn leven op dat smalle pad, dat uitloopt op de hemelstad. Jezus Christus, die Zijn leven gaf, ook voor Jona. Hij is de Heiland die aan het einde van het oudkerkelijk jaar tegen ons zegt, als je je boek niet kunt afsluiten, het grootboek met al je werken, wat kwam ik veel tekort.
In andere gemeenten is het de gewoonte om vandaag de namen hoort van de overledenen. Wij mogen weer verder. De weg op. Het leven in. Hoewel, net als Jona, de moeilijke taken, de roeping van God: wat hebben we het laten afweten, soms. Wat zijn we soms een weinig leesbare brief geweest. Als het boek van je geweten open gaat, leg dat andere boek ernaast, over de werken van de Heere Jezus. Die werken waar je van mag weten, dat Hij het niet alleen heeft gezegd dat Hij niet alleen de weg wijst, maar ook de weg ís. Dat evangelie van verzoening, dat je moed geeft, om zelfs die donkere maand december in te gaan. Moed om er met elkaar bij stil te staan, dat Hij gekomen is. Jezus heeft zich laten inschrijven in Bethelehem, zomaar te midden van al die namen, in dat geboorteregister. Jezus, Zoon van David, Zoon van God. Wat een zegen dat we de weg weer mogen opgaan, de adventstijd tegemoet. Allerlei details met elkaar mogen overwegen. Zingen is wat moeilijk, fijn dat we 3 mensen horen zingen, ik hoop dat mensen thuis meezingen. God woont op de lofzang van Zijn volk. Laten we in deze tijd de lofzang gaande houden. En als we zeggen, ja maar, de weg weer opgaan? Het gewone leven weer ingaan? De zorg, de moeilijkheden, in onderwijs, thuiswerken terwijl je behoefte hebt aan contact? De nieuwe week in. De weg opgaan. En, tegenwoordig hebben we matrixborden. Ik heb er op gelet, er boven heen. Er staat meer op: blijf thuis, ga niet de weg op. Er stond: rijd MONO. Het zou buitengewoon zijn als er zou staan, op de snelwegen van deze tijd, zou staan, waar wij vanaf vandaag de nieuwe week mee willen ingaan:
‘Kom tot uw Heiland, toef langer niet
kom nu tot Hem, die redding u biedt
die ook voor u de hemel verliet
hoor naar Zijn roepstem, kom.’
Zo kunnen we de weg weer op. Amen.
Amen.
Doorgrond m’, en ken mijn hart, o HEER;
Is ’t geen ik denk niet tot Uw eer?
Beproef m’, en zie, of mijn gemoed
Iets kwaads, iets onbehoorlijks voed’;
En doe mij toch met vaste schreden
Den weg ter zaligheid betreden.
Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 22 november 2020 (Eeuwigheidszondag), 17 uur. Schriftlezingen 2 Koningen14:25, Jona 1:4-17 en Openbaring 20:11-13.
De God nu aller genade, Die ons geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, nadat wij een weinig tijds zullen geleden hebben, Dezelve volmake, bevestige, versterke, en fondere ulieden. Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.
– Zegen uit de eerste Petrusbrief, Petrus is ook in Mosul / Ninivé geweest