Jezus geneest de schoonmoeder van Petrus. Hij bestraft de koorts (zoals Hij ook een onreine geest bestraft) omdat er in Gods Koninkrijk geen plaats voor is. Jezus wil ons genezen, naar lichaam en ziel. Wij mogen bidden om genezing van onze kwalen. Maar bidden is geen verlanglijstje indienen, maar alles aan God voorleggen. En alles meteen met Hem te bespreken, zoals de discipelen in deze geschiedenis doen.
Bidden helpt
Het thema van de preek is: ‘Bidden helpt.’ Drie gedachten, kernwoorden zullen centraal staan:
- Gebed
- Ziekte
- Geloof
1. Gebed: voortdurend met God in gesprek zijn
Gemeente van Christus, dat doet u vanmorgen toch zeker ook wel, dat je straks met Jezus naar huis neemt. Zoals Petrus Jezus mee naar huis neemt. Met Hem. Dat je Hem niet verliest, als je straks de kerk uitgaat en dan over van alles en nog wat spreekt. Als je straks koffiedrinkt. Maar dat je Hem meeneemt; je leven afstemt op Hem. Persoonlijk, als gezin en als gemeente.
Hoe dat gaat? Luister maar? Petrus, Jacobus en Johannes (de eerste discipelen) zijn naar de synagoge gegaan. Het is sabbath. Jezus had hun kortgeleden weggeroepen bij hun vissersboten. Jezus had gepreekt. Dat was heel bijzonder geweest. Een preek vol leven. Dat was totaal anders dan de Schriftgeleerden. Vol van gezag, kracht en macht. En de mensen in de synagoge hadden gemerkt dat het niet zomaar mensenwoorden waren, maar dat Gods stem erin door klonk.
Dat had er zo sterk in door geklonken, dat een duivelse geest (die een man beheerste) het geheim opmerkte. Vers 24: ik weet wie U bent, namelijk de heilige van God. Kennelijk houdt de boze geen halt bij de deur waar de gemeente samenkomt. Zat hij zelfs ín de synagoge. En nu het woord van God met gezag klonk, voelde de geest zich bedreigd in zijn macht. Jezus treedt niet gesprek met de onheilige geest. Vers 25: Jezus bestrafte hem. Legde hem het zwijgen op. Zo zien we in het begin van de omwandeling, waarvoor Jezus gekomen is. Het Koninkrijk van God stuit op het koninkrijk van de boze en overwint het. De mensen zijn verbaasd. Ze zeggen: wat voor nieuwe leer is dit? Het echode al rond in de omgeving wie Jezus is en wat Hij doet.
En als de synagogedienst voorbij is, vragen Petrus en Andreas Jezus mee naar huis. Je zou kunnen zeggen: het gaat van het leerhuis naar het woonhuis. Blijkbaar is Petrus in het huis van zijn vrouw ingetrouwd. Er staat in vers 30, onze tekst: de schoonmoeder van Petrus lag met koorts op bed. Het woord dat voor koorts gebruikt wordt, blijkt dat de situatie medisch gezien ernstig is. Wat gebeurt er nu? Die vier discipelen zijn onder zó de indruk van wat Christus in de synagoge gedaan heeft, dat ze meteen met Hem spreken over de schoonmoeder van Petrus. Je zou kunnen zeggen: die vier vrienden, ze zijn nauwelijks in het huis, of ze beginnen met hun Meester te praten.
Onze tekst zegt: en ze spraken meteen met Hem over haar. Mooi is dat he. Dat is nou bidden. Met Hem spreken over haar. Dat je alles aan de Heere God verteld. Gewoon verteld. Niet omslachtig of met dure woorden of met bepaalde houding of toontje. Nee: meteen spraken ze met Hem over haar. Zoals later Martha en Maria zeggen: Heere, hij die u liefheeft, Lazarus, is ziek. Meer niet.
Is dat niet een beetje weinig, simpel, om bidden zo te benoemen? Nou, weet u: het is eerder veelzeggend. Want valt u niet op dat er niet staat dat ze vragen of de pijn minder mag worden of de koorts mag zakken. Nee. Ze spraken meteen met Hem over haar. Dat wil zeggen: ze vertellen over die zieke vrouw en geven het verder in geloof aan Hem over. Alsof ze aanvoelen: we hoeven Hem niet bij de knieën te grijpen, niet te huilen om medelijden. Hij zal doen wat het beste voor ons is. ‘Beveel gerust uw wegen, al wat u ’t harte deert’, dat doen ze discipelen.
Nou, gemeente, van dat bidden, van dat meteen met Jezus spreken, wat Petrus en Andreas doen, kan ik veel van leren (kan ik eerlijk zeggen). Mijn eigen bidden, ja, mijn bidden lijkt nogal eens op een verlanglijstje indienen bij Sinterklaas. Wilt U mij bij de preek helpen, bij het gesprek lezen, bij mijn stem wezen… Bidden is toch vragen? Ook! Maar, als bidden niet meer is dan vragen?! Soms kom je mensen tegen die zeggen: ik bid niet elke dag, alleen als ik het nodig heb, bid ik Hem. Stel je voor dat jullie, jongens en meisjes, alleen maar met je ouders spreekt als je iets nodig hebt (snoep, zakgeld), maar verder nooit wat zou zeggen. Dat zou toch vreemd zijn. Dan zouden je vader en moeder zich toch ergeren. Zo ga je toch niet met je vader en moeder om! Zo gaan kinderen van God toch niet met hun Hemelse Vader om. Kinderen van God spreken met Hem over alles. Dat zegt onze tekst. Ze stemmen hun hele leven af op Hem.
Dat is bidden: voortdurend met Hem in gesprek. Alles aan Hem voorlegt. Je hart voor Hem uitstort (Psalm 62). Niet met een dwingend toontje (als U dit of dat doet, ga ik niet meer naar de kerk…). Nee zegt onze tekst: ze spraken met Hem over haar. Dat is dus gewoon alles zeggen. Je vreugde en je dankbaarheid, zorgen en ziekten. Vertel het aan Jezus. En laat het dan ook vervolgens met een gerust hart aan Hem over.
De bekende opwekkingsprediker Spurgeon zegt in een preek over onze tekst: ‘We moeten er genoeg aan hebben als we Jezus over de kwestie hebben verteld. Als we onze weg aan de Heere in gebed hebben toevertrouwd, dan moeten we zo wijs zijn om stil te zijn. En te wachten tot God zal spreken. Hij is niet onrechtvaardig of onvriendelijk.’
Ik kan me voorstellen dat u dat best moeilijk vind – ik vind dat zelf ook moeilijk. Om alleen maar met God te spreken en dan het alleen maar van Hem te verwachten. En overlaten. En toch proberen: meteen spraken zij met Hem over haar.
Vindt u het niet ontroerend dat Petrus zo met zijn schoonmoeder omgaat? Dat hij voor haar bidt. Mogen wij niet zo met elkaar omgaan? Hebben wij ook niet iemand thuis of in onze omgeving, over wie we nodig eens met de Heere Jezus moeten praten? Misschien uw kind, dat niet veel meer doet met het geloof. Of je man of vrouw, die Christus nog niet persoonlijk kent. Vertel het de Heere maar. Of neem anders die vriend of gemeentelid, voor wie je bidt. Over wie je meteen met Jezus spreekt.
Het woordje ‘meteen’ (of ’terstond’ in SV) is een belangrijk woordje in Markusevangelie. Hij gebruikt het maar liefst 42 keer. Het betekent hier: het bidden niet uitstellen. Direct, onmiddellijk, het kan geen uitstel lijden. Breng je zorgen vandaag nog bij God. Wacht niet af tot morgen. Of tot je er een keertje aan toe bent. Als je wilt wachten, als je er aan toe bent, om te bidden, dan zeg ik u: dan ben je er nooit aan toe. Er is altijd wel een verhindering. De reformator Maarten Luther zei: ‘Ik heb het vandaag zo druk, ik ga eerst drie uur bidden.’ En hij stond om vier uur op in de morgen. Dat is veel, zegt u, drie uur bidden. Ik kom hoogstens tot drie minuten? Hou dat dan vol: meteen alles tegen de Heere zeggen. Direct naar Jezus gaan. Echt bidden helpt.
2. Ziekte: Jezus geneest met het doel Hem te dienen
Het tweede wat er gebeurde, dat was wat de Heiland tot genezen bracht. Er staat in vers 31: Hij gaat naar haar toe, pakt haar hand, en meteen verliet de koorts haar, en zij diende hen. Wonderlijke is dat die schoonmoeder onmiddellijk van haar bed kan opstaan. Dat komt eigenlijk nooit voor. Als je koorts hebt gehad (misschien afgelopen week wel), dan voel je je eerst nog zwak in begin. Gaan een paar dagen overheen, voordat je oude krachten terugkrijgt. Hier is iets anders aan de hand. De koorts verliet haar. Lukas 4:39, daar horen we dat Jezus de koorts bestrafte (net als die schreeuwgeest, van net). Die ziekte is als een bezetenheid, een kwaad, dat moet worden uitgeworpen. Christus werpt de ziekte uit – als een macht die niet thuishoort in het Koninkrijk van god. Hij hoort het gebed en geneest de schoonmoeder van Petrus.
Merkt u, bidden is dus niet vragen om dingen die je toch nooit krijgt. Discipelen leggen haar voor Jezus neer. En de vrouw geneest. Ja, zegt u, waarom zij wel? Ik heb mijn knieën kapot gebeden, maar genezing, vergeet het maar. Mijn omstandigheden veranderden niet. Ik kom even terug op wat ik zei: gemeente, bidden is geen verlanglijstje inleveren bij de Heere God. Het is alle dingen aan de Heere vertellen, heel je leven op Hem afstemmen. Niet alleen maar dat ene probleem of verlangen, maar heel je leven, met alles wat je wel en niet doet.
Belangrijk is de vraag: waarom wil je genezing? Maar dat geldt voor alles wat je vraagt. Wat wil je ermee? Jacobus zegt er iets over in zijn brief (ik besef, het kan hard overkomen wat hij zegt): u bidt wel, maar ontvangt niet, omdat u verkeerd bidt, met het doel het in uw hartstochten door te brengen. Ziet u, je kunt blijkbaar verkeerd bidden en verkeerd verlangen. Daarom de vraag: wat wil je met genezing of met wat je graag wilt hebben? Gemeente, wat wil je ermee?
Die schoonmoeder van Petrus die ontving genezing omdat het gebed van de discipelen niet verkeerd was, blijkbaar. Ze werd genezen zodat ze des te beter Jezus kon dienen. In vers 31 staat heel nadrukkelijk: en zij diende hen. Er zijn ook handschriften (van het Nieuwe Testament) die lezen: en zij diende Hem. Jezus. Dat wil zeggen, daarvoor geneest Hij dus. Dat is het doel, om Hem te dienen, haar leven lang. Waarschijnlijk is deze schoonmoeder gaan horen bij die groep vrouwen (van wie we bij Lukas lezen) dat ze Jezus dienden vanuit hun bezittingen. Gemeente, is dat niet de bedoeling van uw, jouw en mijn leven? Dat je Hem dient, eert, verheerlijkt? Daar bidden we toch om in de kerk? Dat je wordt toegerust, niet voor jezelf, maar om God te dienen. Dat mag je Hem voorleggen. Wilt U mij vandaag helpen (op school, gezin, werk) om U te dienen. Helpt U me om dat zware kruis, ziekte, pijn te dragen zodat U door mij heen verheerlijkt wordt. En zij diende hen. En zij diende Hem.
Merkt u, als Jezus het gebed verhoord, dan stopt het niet, dan hebben we het niet binnen, maar dan is dat voor een leven in Zijn dienst. En als Hij ons niet beter maakt? Nou, vraag dat eens aan iemand als Joni Eareckson Tada, die vanwege duiken in ondiep water in een rolstoel terecht kwam. Een dwarsleasie, verlamd geraakt. Zij schrijft in Een stap verder het volgende: ‘Ik begrijp niet dat God dat toe kon laten, dat ik mijn nek gebroken had. Maar nu wel. Want de Heere God heeft zoveel meer eer ontvangen door mijn verlamd zijn dan toen ik nog gezond was. Geloof me, u wilt niet geloven hoe rijk ik me voel. Wanneer God u wil genezen, als verhoring, is dat geweldig, dank Hem ervoor. Als het anders is: dank Hem even goed. U kunt er zeker van zijn dat Hij het beste met u voor heeft.’
Ja, gemeente, daar werd ik wel even heel erg stil van, toen ik dat las. Dat is heel wat. Daar ben ik niet zomaar aan toe, zeg ik heel eerlijk. Toch, de Geest wil het ons leren. Meer en meer, en des te beter Hem te dienen. Afgestemd te zijn op Hem. Ook als het niet zijn weg is om mij te genezen.
3. Geloof: Jezus nodigt om vandaag nog bij Hem te komen
Dat is het derde. Nu wordt niet alleen maar die schoonmoeder van Petrus genezen, in Markus 1, maar onze tekst (vers 32) zegt, dat er nog meer mensen worden genezen. Maar dat er aanvankelijk verhinderingen zijn om naar Jezus te gaan. Niet, zoals de discipelen, meteen met Hem te spreken.
In vers 32 staat: toen het nu avond geworden was, en de zon onder gegaan was, brachten ze zieken bij Hem en die door demonen bezeten waren. Merkt u, deze mensen komen pas als de avond van de sabbath is aangebroken. Als de sabbath voorbij is. Waarom niet overdag, toen Hij in het huis was van Simon Petrus? Markus laat zien met behulp van die dubbele tijdsbepaling wat er aan de hand is. De joodse wet verbood het om met een zieke op de sabbath naar een dokter gaan. Daarom komen ze in de avond. Maar Jezus had nota bene op de sabbath in de synagoge en in het huis mensen genezen? Het gebod betekende toch niet dat je geen mensen mag genezen? De sabbath wees heen naar het Koninkrijk van God, waar niemand zal zeggen: Ik ben ziek. Het sabbathsverbod verhinderde die mensen. Ze bleven weg totdat de zon was ondergegaan.
En wij, gemeente? Spreken wij meteen met Jezus over hem, haar, onszelf? Of herken je dat, wat die mensen hadden, verhinderingen om te gaan? Ja, zeg je, daar zit het probleem. Ik voel verhinderingen om te gaan en met Hem te spreken. Als ik naar Jezus ga, mijn leven toevertrouw, wat heb ik dan nog aan het leven? Ik wil er graag zoveel mogelijk uithalen. Anders is mijn leven saai. Ik ben nog jong. Als het avond is, kan het ook nog wel toch? Als de zon is ondergegaan… Maar zou je Jezus willen afschepen met een restje van je leven? En als dat niet komt? Als je jong sterft. Dan is er geen dag voor de Heere geweest om je te redden en genezen. Ja, zegt u, ik voel verhinderingen om te gaan om alles toe te vertrouwen want ik heb meegekregen dat het niet zomaar gaat. God is heilig en ik ben onheilig. En jij zegt: de Heere ziet me aankomen met die zonde. Het gaat wéér fout. Wat zal Hij denken? Mijn drukke bezigheden verhinderen mij. Ik vind gewoon niet de rust. Ik ben zo moe dat ik nauwelijks tot bidden kom. Is dat niet heel herkenbaar? Dat je verhinderingen voelt. Net als die mensen, hier in de tekst.
Wat is het dan een zegen dat de tekst wel de weg wijst daarin. Jezus nodigt ons juist om meteen met Hem te spreken. Jezus heeft alles wat je nodig hebt. Verwacht alsjeblieft niet te weinig van Hem. Hij, de Redder en Heiland wil niet alleen maar je gezondheid herstellen en probleem oplossen, maar Hij wil je helemaal genezen, naar lichaam en ziel. Het gaat om onze totale verlossing. Die genezingswonderen verwijzen ergens naar. Tekenen van de totale verlossing. De Heere God wil je niet alleen maar tijdelijk redden. Maar voor eeuwig behouden. Jezus wil ons reinigen en genezen van onze hartkwaal. Van onze zonde, die zo diep zit. Gemeente, aan die kwaal sterf je als je niet ermee naar Jezus gaat en er met Hem over spreekt.
Vanmorgen komt de uitnodiging naar ons toe: om meteen met Jezus te spreken. Om niet te wachten. Om te zeggen:
‘Heer, ik kom tot U
hoor naar mijn gebed
Vergeef mijn zonden nu
en reinig mijn hart.’
En al hebt u, jij lang uitgesteld om naar Jezus te gaan met je sores en wonden, kijk eens naar vers 34. Als mensen ’s avonds naar het huis gaan zegt Jezus niet, je had overdag moeten komen, toen was Ik er. Nee, Hij gaat verder met preken en genezen. Hij wil ons leven genezen zodat we Hem dienen. Daarom is mijn gebed voor u en jou, dat je net als Petrus en Andreas met Jezus naar huis gaat, en dat je meteen met Jezus spreekt en alle dingen van je leven op Hem afstemt. Als je dat doet, zegt dat lied:
‘Zo zal Hij alles maken,
dat ge u verwond’ren moet’
Want, gemeente, God is een grote hoorder van het gebed. Amen.
Hervormd Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 3 februari 2019, 9:30 uur. Schriftlezing: Markus 1:21-34.