Zoals een hert, een hinde, verlangt naar de waterstromen, zo verlangt de dichter van Psalm 42 naar God. Het hert dat dreigt om te komen van de dorst en van de bergen af dient te dalen om bij de waterstromen in het dal te komen. Het geldt niet alleen de dichter maar de Kerk op aarde tot de jongste dag: een gelovig schreeuwen, een gelovig dorsten en een gelovig verlangen.

Psalm 42 vers 1-3: ‘[1] Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. [2] Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God! [3] Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan, en voor Gods aangezicht verschijnen?’.

Een levend verlangen om voor Gods aangezicht te verschijnen

  1. Een gelovig schreeuwen;
  2. Een gelovig dorsten;
  3. Een gelovig verlangen.

1. Een gelovig schreeuwen

Gemeente, Psalm 42 is de Psalm van het heimwee, naar de levende God. Heimwee is meer dan verlangen. Want verlangen kan er zijn zonder dat wij helder weten waarnaar. Bij heimwee ja dat niet zo. Wie heimwee heeft weet waar hij naar verlangt.

Heimwee bij deze dichter. Mijn ziel schreeuwt naar God. Wie is deze man? Er wordt wel David genoemd maar zeker weten wij het niet. Weten ook niets van de aanleiding. Wie is deze man die daar zijn knieën buigt in de woestijn en schreeuwt naar God.

Kerkvader Augustinus: in de Psalm horen wij de ene stem van de hele kerk. U begrijpt Kerk met een hoofdletter. De ene stem van de hele Kerk tot de jongste dag toe. Door alle eeuwen heen tot de jongste dag toe. Dat het hier niet gaat om de heimwee van de enkeling blijkt wel uit het opschrift.

Onderwijzing voor de opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. Livieten. Niet meegegaan in het verval van Korach, Dathan en Abiram. Deze ene stem geeft onderwijs tot aansporing, bemoediging. Daarnaar willen we vanmorgen luisteren. We horen in deze stem boven deze ene stem uit de stem van de Heere God. Die zijn hart heeft aangeraakt en doet verlangen naar God.

Hert dat verlangt naar de waterstromen. Hert, vrouwelijk, hinde. Heel vlug, behendig. Heel snel. Maar ook in de Schrift van zijn liefelijkheid. Niet ruw of gevaarlijk, gereed om aan te vallen maar eerder zacht, liefelijk. In deze tekst is de hinde er slecht aan toe. Dorst. Berijmde Psalm: bedreigd aan de jacht ontkomen. Is goed mogelijk. Jagers met hun jachthonden die het op de hinde voorzien hadden.

Ook deze dichter heeft spotters en vervolgers. Ze heeft dorst. Een dode toe afgemat. Afgemat, tong uit haar bek. Klagelijk en indringend klinkt haar roep om water. Waar zal ze die waterstromen vinden? In het Hebreeuws wijst het op een vallei. Langer gerekt gedeelte, tussen twee bergen of heuvels. Kan lang zijn zoals de Gelderse vallei in Nederland.

Om bij zo’n vallei te komen moest zo’n hinde een hele weg gaan. Helemaal over de berg. Helemaal beneden onderaan de berg om bij het water te komen. Onderaan struikgewas. Heel vermoeiende tocht. Misschien heeft een pijl van een jager wel de hinde verwond.

Het gebeurde in de zomermaanden dat het water uitdroogde. Stel je voor dat de hinde door het struikgewas uitkomt bij het vallei en er is geen water. Stroom opgedroogd, wat een teleurstelling. Schreeuwt naar water. Snakken, hijgen, jagen naar water. Aan deze dorst kan het dier sterven. Wat als ze beneden komt en er is geen water. Dat moet te vaker gebeuren anders heeft het dier geen kracht meer.

Zomers in Israël van grote droogte. Dieren rennend naar een beekje. Overweldigd door dorst. Dat terwijl een hinde uit zichzelf zo schuw is. Bij het minste geluid heft ze haar kop op en rent weg. Die levende tekening is de tekening van de ziel van de dichter. Zo hunkert de ziel van de dichter naar re Heere. Als Datheen: Als een hert gejaagd, o Heere, Dat verse water begeert, Alzo dorst mijn ziel ook zere, Naar U, mijn God hooggeëerd.

Eerst een vraag naar u, naar jou, naar mij. Hoe luister je naar die tekst? In gedachten denk aan een jongere of een oudere. Je komt echt niet ongewillig naar de kerk. In gedachten zie je die hinde staan met die uitgestoken kop. Kent u dit in uw eigen leven. In uw ziel naar de Heere toe. Is er zo’n schreeuw naar God. Die vragen voelen heel ongemakkelijk, dit voelt heel intens. Maar woorden snakken, hunkeren, hijgen. Het is bij u, bij jou veel gelijkmatiger, kalmer.

Als u in de kerk zo een paar keer geraakt wordt in het gevoel, in de emotie. Ach zo ervaart niet iedereen dat, en dat hoeft misschien ook niet. Als u die gedachte heeft, dan moet ik u zeggen dat u zich vergist. Waarom? U blijft bij de dichter staan. Calvijn: wij moeten ogen richten op God. Hij tilt het als het ware op en richt het op Zichzelf.

Als we dat overdenken, dan horen we in die stem van die ene dichter de stem van de hele Kerk door de eeuwen heen. Die door het Woord dat hart tot Zich trekt. Als de Heere trekt, en dat doet Hij altijd in het geestelijk leven. De Heere wil geen lui volk, maar dat luistert en volgt. Hij trekt onweerstaanbaar. Als de Heere gaat trekken, dan kan het niet anders of er ontwaakt ook in u, in jou een verlangen naar de levende God.

2. Een gelovig dorsten

Wat is eigenlijk het water waar deze dichter naar verlangt? Het water wijst naar de Drie-Enige God. Jeremia 2, springader van het levende water. Het wijst ook op de Zoon, denk maar aan het gesprek met de Samaritaanse vrouw. Water een bron springende tot in het eeuwige leven. Ook op de Heilige Geest. De dorst, een stroom van levend water, water op uw nakomelingen. In alle ernst worden wij geroepen: o komt alle u dorstigen, tot de waterstromen. Hoe kan de Heere dat zeggen?

Het is de Heere Jezus Christus in de Psalm. Ook op het kruis heeft Hij het geroepen: mij dorst. Wij zullen het nooit bevatten wat het Hem gekost heeft. Aan de eis van Gods wet te voldoen. Milde watervloed van het Evangelie geopend. Eeuwige dorst en honger weggenomen, Avondsmaalsformulier. Daarom mag ik het u aanzeggen in het Evangelie: o komt alle u dorstigen, tot de waterstromen.

Wie zijn die dorstigen? Eigenlijk ligt in ieder mens de dorst. Er ligt in ons mensenhart iets wat wij missen. We zijn het ons soms minder bewust, de ene week in en een andere week. Hoe komt dat die dorst? Wij hebben de Heere, de springader van het levende water, verlaten in het paradijs. Het verlaten gaat altijd gepaard met het verlangen naar het water bij de gebroken bakken.

Denkt u maar aan geld en goed. Eer van mensen. Sport en spel. Weer een ander stort zich helemaal in de verslaving van een zonde. Weer een ander, een jongere en het geldt ook oudere, verslijten uren op sociale media. Mijn ziel dorst naar de levende God. Het bewijst dat wij de levende God kwijt zijn. Niet op te vullen met wat godsdienst aan de buitenkant van ons leven.

Die gebroken bakken zullen ons eenmaal ontvallen. Als we niet meer hebben, zal het ons brengen in een eeuwige dorst in de buitenste duisternis zonder een druppel verkoeling van onze tong. Mijn ziel dorst naar de Heere. Nog een keer wijs ik naar de hinde. Beneden is er geen water. Het land is dor en doods. Ze roept klagelijk om water. Stijgt er zo een klagelijk roep op uit uw hart, uit jouw hart. Omdat u voor het eerst of opnieuw staat bij een opgedroogde stroom in uw leven.

Dat er geen verzadiging is bij een opgedroogde stroom of een gebroken hart. Maar het mensenhart is arglistig. We zien die hinde de heuvel overgaan. Wellicht een andere plaats. Ze dreigt om te komen van de dorst. Meer dan eens ruilen we de ene bron in voor de andere bron.

Een van de laatste bronnen die wij meer dan eens zoeken dan de springader van het Evangelie, is meer dan eens de eigen bak van onze tranen en gebeden. We hebben het niet over de mensen die met de armen over elkaar meerdere keren geklaagd hebben. Dan hebben we het over mensen die van het hun bidden en zuchten niet meer verwachten kunnen. Is dat klagen van de hinde niet een bewijs zaligmakend is gaan werken in het mensenhart?

Wat ligt op de bodem van het hart dat schreeuwt? Heere maak U Uzelf aan mij bekend maakt en ik heb genoeg voor eeuwig. Als U Uzelf aan mij niet bekendmaakt, dan kwijn ik weg voor eeuwig. Die schreeuw vinden we niet alleen bij het begin van het geestelijk leven. Het is de ondertoon van het geestelijk leven. Als u staat bij de opgedroogde stroom van uw bekering. Dan stijgt opnieuw een klagelijke roep op uit uw hart.

Wat maakt deze roep zo intens? Het besef dat ik verloren ben, blijf en ga, als deze God Zich aan mij niet bekendmaakt. Buiten deze God is voor mij geen leven maar een eeuwig zielsverderf. Zeg het eens, heeft die roep weleens uit uw mond geklonken naar God. Het geldt ook voor hen die dronken uit die waterstroom. U weet daar toch van?

Vergis ik mij, legt Psalm 42 de vinger bij afgestomptheid van de Heere in het geestelijk leven. Hoe komt dat? U kunt het na ontvangen toch weer uithouden bij een andere bron, een zondige bron. Dan gebeurt het meer dan eens, dat de Heere u even laat gaan. Probeer het dan nog maar eens, en kom er dan nog maar achter dat die bak geen verzadiging biedt. O wat is ons hart arglistig. Allerlei argumenten. Het zijn maar uurtjes van korte duurtjes.

Zijn dat geen onverschilligheden. Zelf in gaan geloven. Als het zo ligt, dan hebben we onszelf ervan te bekeren. Voor het eerst en opnieuw. Als wij onszelf zo op de been proberen te houden, dan moet ik u de vraag stellen of u ooit werkelijk gedronken heeft uit die stroom van levend water. Er is geen groter verlangen dan het verlangen van een ziel naar de levende God. Om de Heere te proeven en te smaken.

De Heere kan het droog en dor maken van binnen. Hij kan u van buiten binnnenkomen. Met moeiten. Altijd moet het gaan om die dorst. Als ik zie op mijzelf, wat is daar een dorheid, een leegte. Als we zien op de wereld, wat is daar een macht van de duisternis. Wat zijn daar een gebroken bakken. Als we zo gaan verlangen naar de Heere, dan kan het niet anders of u stemt in met wat we eerst gaan zingen, Psalm 42 vers 1.

3. Een gelovig verlangen

In de laatste woorden van onze tekst leest u nog iets over het verlangen van de dichter. Wanneer zal ik verschijnen voor het aangezicht van God. Wijst naar het opgaan naar de feesten. Pasen, Pinksterfeest, loofhuttenfeest. Velen kwamen uit gewoonte, gelovigen kwamen om het aangezicht van de Heere te zien. De Heere heeft niet zo’n aangezicht als wij. Uw aangezicht heeft Zich in gunst tot mij gewend. Aldaar zal Ik bij u komen en tot u spreken.

Dat brengt ons bij de kern van het Evangelie. Hij die rein van ogen is. Hoe kan het dat Hij een liefelijk aangezicht toont? Dat kan toch alleen in de Zoon de Heere Jezus Christus. Hij is het uitgedrukte beeld van God. Dat heeft de dichter zelf gezien. Wanneer zal ik voor Gods aangezicht verschijnen? Hij mist iets. In het geestelijk leven is altijd een gebrek. Het is bij Gods kind altijd een tekort, de zonden.

Herkent u dat? Er is altijd wel een reden om als dat hert te schreeuwen naar de waterstromen. Kent u dat verlangen? U begrijpt dat gaat veel verder dan een algemeen verlangen naar de hemel. Een verlangen naar Gods aangezicht. Werd dat het doel van uw leven? Nog roept de Heere ernstig en welmenend: o alle dorstigen komt tot de wateren. Het is om niet te verkrijgen uit louter genade.

Er zegt iemand: het ligt allemaal zo overhoop in mijn leven. Waarom kwam u naar de kerk? Het opheffen van de gebeden, het ontmoeten van Gods aangezicht. Het komt in het dagelijks leven dat er iemand is die dringend vocht nodig heeft maar toch geen trek heeft. Herkent u het? Schreeuw tot Hem. Als u zegt ik ervaar geen nood. Het is niet de vraag wat u ervaart maar wat u nodig hebt. Om in leven te blijven of levend te worden.

Het is Pinksteren geworden. De Heilige Geest uitgestort in hart. Nu is het hart vervuld. Nu is in het hart ook de Heilige Geest die zucht met onuitsprekelijke zuchtingen. Zeker het is waar, die eenmaal gedronken heeft, die is verzadigd en zal in eeuwigheid niet dorsten. De wereld moet alles bij elkaar schrapen en kan het toch niet vol maken.

Tegelijkertijd blijft er een dorst over in het geestelijk leven. De Heere heeft het beloofd: zij zullen niet meer jongeren en dorsten. Want het Lam dat in het midden van de troon is zal hen weiden. Daar zal Gods aangezicht oorzaak zijn tot eeuwige vreugde en aanbidding.

Gemeente, Psalm 42 is een reislied. Waarheen bent naar op reis? Het is of geen gebrek of eeuwig geen druppel. Het is of geen gebrek of geen verkoeling van uw tong. Nog wijst de Heere ons op de geopende fontein. Komt drinkt van dit levende water om niet. Opdat uw ziel verzadigd zal worden. Om uw ziel te leren roepen: o Heere wanneer komt die dag dat ik bij U wezen mag, Uw aangezicht te zien en uit Uw waterstromen te drinken.

Amen.

 

 

Eeuwigheidszondag 21 november 2021 – Triumfatorkerk Herstelde Hervormde Gemeente Katwijk – ds. P.J.T. van den Herik – Schriftlezing Psalm 42