Na de opstanding uit de doden verschijnt de Heere Jezus Christus aan de Zijnen. Op de Paasdag gaan twee van de discipelen van Jeruzalem in het veld op weg naar Emmaüs. De Heere Jezus voegt zich bij hen in een andere gedaante. Hun ogen worden gehouden dat zij Hem niet kennen. Hoe maakte Hij Zich aan hen bekend? In het openen van de Schriften, Mozes en de Profeten, die van Hem getuigen. Bij de maaltijd worden hun de ogen geopend. Ze reageren: was ons hart niet brandende in ons als Hij tot ons sprak.

Gemeente, de Heere Jezus heeft na Zijn opstanding gezegd: zalig die niet gezien heeft en nochtans geloofd heeft. Dat was anders dan ervoor. Toen geloof nauw verbonden met het zien. Maar nu gaat het om het geestelijk zien. Dat geloof gaf de Heere Jezus ook aan de Emmaüsgangers. Daar willen we op deze eerste zondag na Pasen bij stilstaan.

Markus 16 vers 12 en 13: ‘[12] En na dezen is Hij geopenbaard in een andere gedaante, aan twee van hen, daar zij wandelden, en in het veld gingen. [13] Dezen, ook heengaande, boodschapten het aan de anderen; maar zij geloofden ook die niet‘.

De Opgestane Levensvorst is geopenbaard aan de twee discipelen

  1. De openbaring van de Zaligmaker [vers 12];
  2. De ongelovigheid van de discipelen [vers 13].

1. De openbaring van de Zaligmaker

Gemeente, vanaf Markus 16 vers 9 schrijft de evangelist Markus over drie verschijningen. In sommige uitgaven van de Bijbel staat dat er ook boven: drie verschijningen. Markus schrijft er overigens maar kort over. Calvijn: Markus heeft dit alles maar kort aangeroerd. Iemand vraagt waarom heeft Markus dit kort beschreven? Dit antwoord moeten wij schuldig blijven. Het is trouwens niet dat Markus haast heeft gekregen. We zien een belangrijke rode lijn: zeven keer lezen we over geloof. Maar, dat is aangrijpend, vijf keer gaat het ongeloof.

Dat is niet het ongeloof dat de discipelen later tegen zullen komen als ze de wereld ingaan. Maar heeft te maken met het ongeloof van degenen die de Heere vrezen. O wat heeft de Heere na Zijn opstanding een werk gehad aan Zijn discipelen. Wat stuitte het op ongeloof.

Markus schrijft over Maria Magdalena. Die vrouw zou, al was het toen nog niet geschreven, hartelijk in kunnen stemmen met de Catechismus: mij uit alle duisternis verlost heeft. Maar wat was ze in duisternis gekomen. De Heere liet haar niet aan haar lot over maar verscheen aan haar. Als Hij in Zijn Woord openbaart, dan is het effect ervan: verlevendigt het geloof, vernieuwt de hoop en verdiept de liefde.

Ze is gegaan. Met de boodschap Jezus leeft. O wonder van genade. Hij wil nog met de discipelen, weglopers als ze zijn, nog met hen te doen hebben. Maar in plaats van verwondering over Gods neerbuigende liefde, is hun antwoord koud en kil. Maar ze geloofden het niet. De woorden van Maria werden als ijdel geklap gezien. Ze bijten zich vast in hun eigen ongelovigheid.

Daarmee zijn we aangekomen bij onze tekst. Er volgt nog een verschijning. Vers 12. Over welke twee gaat het hier? Het is eigenlijk wel zo goed als zeker dat we bij deze twee moeten denken aan de Emmaüsgangers. Veruit de meeste verklaarders gaan ervan uit dat Markus schrijft over de Emmaüsgangers. Maar zegt iemand er staat twee die wandelden en in het veld gingen.

Rondom Jeruzalem akkers. Velden vol van oogst. Akkers waren niet rechtafgesneden zoals bij ons. Maar allerlei paadjes erdoor heen. De Heere Jezus ging door het bezaaide. Tussen het wuivende koren door. Het lijkt dat de twee, Kleopas en de andere, liever deze weg gingen dan de brede weg waarop vele anderen liepen. Ze hadden veel te bespreken.

De dingen waarvan ook wij de afgelopen weken over gehoord hebben. De dingen aangaande Jezus de Nazarener. Overgeleverd aan Pilatus om gekruisigd te worden. Zeker ze hoopten wel dat Hij het was die Israël verlossen zou. Maar toen Hij daar stierf aan het kruis, stierf ook hun hoop.

Het lijkt erop dat ze alleen gelaten willen worden. Op weg zo 2,5 uur van Jeruzalem naar Emmaüs. We lezen niet dat ze op onderzoek zouden gaan. Ze hoorden toch ook van de vrouwen dat de Heere Jezus opgestaan is. Maar niets van dat alles. Blijkbaar is er ook in hun hart geen spoor van herinnering wakker geworden. Niets van dat alles lijkt bij hen aanwezig te zijn. Ze zitten vast in hun eigen gedachten. Het is een wonder dat de opgestane Levensvorst hen niet had laten gaan maar hen opzocht.

Stel u voor. Dan zou het licht van Pasen bij hen niet doorgebroken zijn. Dan zou de troost en kracht van de opstanding voor hen onbekend blijven. Wie in Katwijk moet dat toestemmen. Als Hij mij had laten gaan, de brede naar het eeuwig verderf. Is dat ook niet het wonder voor hen die de Heere vrezen. Dat de Heere u niet heeft laten gaan naar het goeddunken van uw eigen hart.

Is dat ook niet het wonder na ontvangen genade, dat de Heere niet alleen voor de eerste keer het licht laat opgaan, maar telkens het licht laat opgaan. Waar u het niet verder kunt brengen dan de duisternis en de dood. Het is pure genade dat de Heere hen tegenkomt en niet laat gaan. Na deze is Hij geopenbaard. Er staat in onze tekst niet dat deze twee mensen gevonden is door hen, alsof zij naar Hem op zoek waren.

Weet u, dat woordje openbaren gaat nog verder dan van Hem gezien te zijn. Bekend te maken. Jongens en meisjes, bij dat woordje openbaren kunnen wij wel denken aan het onthullen van een standbeeld. Bijvoorbeeld door de burgemeester. Zo ook bij de discipelen, ze zien Hem zoals ze Hem nog nooit gezien hebben. In de kracht van Zijn opstanding en majesteit over de dood. Verlevendigt het geloof, vernieuwt de hoop en verdiept de liefde.

Het staat in de grondtekst passief. Hij is aan hen geopenbaard. Paulus in Galaten 1: het heeft Gode behaagd de Zoon aan mij te openbaren. Dat doet de Vader. Dat is voor ons allen vanavond strikt noodzakelijk. Dat kan echt niet gemist worden. Wil het wel zijn op weg en reis naar de eeuwigheid, dan moet het zo zijn: het heeft Gode behaagd mij Zijn Zoon te openbaren.

Hopelijk bent u met vragen naar de kerk gekomen. Hoe wordt die Christus dan geopenbaard? Er staat nog bij vers 12. Er staat nog bij in een andere gedaante. Het woordje gedaante komt behalve in onze tekst, nog voor in Filippenzen 2. Gestalte van een dienstknecht aangenomen. Het lichaam dat Hij heeft aangenomen.

Nu zegt er iemand, de Heere Jezus heeft nog steeds hetzelfde lichaam. Hoewel het lichaam nog steeds hetzelfde lichaam is, heeft het een andere gedaante. Soms komt Hij plotseling in hun midden. De vertrouwelijke omgang van voor Pasen is niet meer teruggekomen. Nu zijn het alleen de verschijningen.

Dat was voor de discipelen een hele verandering. Ze waren aan Zijn aanwezigheid gehecht, ze wilden Hem bij zich houden. Waarom deed de Heere Jezus deed? Een belangrijke les voor ons. Dat het gaat om het zien niet met lichamelijke ogen maar met geestelijke ogen door het geloof. Thomas had daar grote moeite mee.

Maar wat zegt de Heere Jezus tegen Thomas? Omdat u Mij gezien hebt, zo hebt u geloofd. Uw geloof was afhankelijk van het zien. Dat was een bewijs dat het zwak was. Zalig zijn zij die niet gezien hebben en nochtans geloofd hebben. Misschien zegt een jongen of meisje wel, was ik daar maar bij. Als ik zag hoe Hij de doden opwekte, melaatsen reinigde. Wat is de grote les? De zaligheid is niet wat wij met onze ogen zien of handen tasten, maar door het geloof erkennen als de door God gegeven Zaligmaker.

Weet u hoe lang de Emmausgangers Hem hebben gezien? Maar een fractie van een moment gezien. Ogen werden gehouden dat zij Hem niet kenden. Waarom heeft de Heere dat gedaan? Omdat het niet gaat om het zien maar om het geloven. Omdat Hij eerst hen vanuit de Schrift over Mozes en de Profeten wilde onderwijzen.

Door het Woord te openen voor hun harten. Dat hebben de Emmausgangers goed begrepen. Als Hij weg was uit hun gezicht. Was ons hart niet brandende ons als Hij tot ons sprak. Niet: was ons hart niet brandende toen Hij het brood brak. Nee, toen Hij tot ons sprak. Nu gaat het om het Woord, heel persoonlijk. Is dat ook voor u en mij niet van het allergrootste belang. In een andere gedaante tot de Heere tot ons: door het Woord.

De een heeft een droom gehad en vertrouwd daar op. Een ander een visioen. Weer een ander meningen en gedachten over hoe het moet gaan. Dat alles is drijfzand. Zet alles wat achter alles wat buiten het Woord omgaat, maar een groot vraagteken. Maar zet achter het Woord een groot uitroepteken. Hoe is het dat de Heere openbaart? Dat is niet anders dan dat Hij een dieper en rijker inzicht geeft in wie Hij is. Dat maakten hun hart brandende.

Het is alweer de twee zondagavond na Pasen. Zit hier iemand die zo’n binnenbrandje heeft gehad. Door het Woord zien van de weg van Zijn vernedering en verhoging. Daarom moeten wij het van dat Woord verwachten. Wie aan dat Woord voorbij leeft, leeft voorbij aan de wijze waarop Christus zich bekendmaakt. De Christus der Schriften.

Als dat woord weerklank in je hart vindt, zul je dat Woord dicht laten? Of vanwege de haast maar een Psalm leest omdat die korter zijn. Nee, dan is elke bladzijde nieuw. Al is het soms nog met een sluier bedekt. Ach, wat is mijn kennen beperkt. Wat is het alles te kort in mijn leven. Welke weg zal Hij anders wijzen dan het Woord? U hebt het aan het begin van de dienst gezongen: want de opening van Uw woorden zal gewis. Want nabij u is het Woord, in mijn mond. Als u daar iets van beleeft, dan zal het toch zijn waar we eerst van gaan zingen Psalm 85 vers 3.

2. De ongelovigheid van de discipelen

Gemeente, onder onze tekst schreven we ‘de Opgestane Levensvorst is geopenbaard aan de twee discipelen’ met ten eerste de openbaring van de Zaligmaker en punt twee de ongelovigheid van de discipelen.

Als de ogen van de Emmausgangers worden verlicht en de nevels op doen klaren, krijgen ze haast. De dag al gedaald. Hadden al 2,5 gelopen. De boodschap dringt. Het kan niet wachten op de volgende morgen. Nee, de discipelen zitten in dezelfde duisternis. Ze kunnen, net als we lezen van de apostelen in Handelingen, niet nalaten te spreken. Gemeente, wat denk u, zal het verschil niet groot geweest zijn. Op de heenweg bedroefd, op de terugweg verblijd. Op de heenweg spraken ze over een gestorven Jezus, op de terugweg over een opgestane Jezus. Een levende hoop in het hart gelegd. Op de heenweg kwam Hij bij hen, op de terugweg in hun hart in het Woord dat hun ontsloten was.

Het viel mij op dat het bij het woordje boodschappen altijd gaat over wat persoonlijk beleefd is. Niet uit een boekje. Praktijk van de Godzaligheid. Hoort wat Hij heeft gedaan. De Schrift is geopend. De opgestane Heere heeft heel dat Oude Testament voor hen opengelegd. Zo vol en rijk dat zij er niet over kunnen zwijgen.

We weten dat de Duitse prediker Kohlbrugge een diep verlangen had. Hij wilde er graag bij zijn op de weg naar Emmaus. Niet uit nieuwsgierigheid maar heilsverlangen. Na de zondeval is ons hart verscheurd met duizend verschillende verlangens. Maar dit ene verenigt het hart. Niet die dubbelhartigheid.

Een ding heb ik van de Heere begeerd. Dat zal ik zoeken. Want Uw Woord ofschoon ik alles mis. Mijn hart en zinnen strelen.

Dat is nu zo’n binnenbrand. Omdat het Woord opengaat voor ons hart en ons hart opengaat van dat Woord. Als dat er is, dan is het vreemd dat een ander daar niet vol van is.

Als de Heere Jezus aan Maria verschijnt is het vroeg in de morgen. En in de avond aan de Emmausgangers. En in de middag aan Simon Petrus verschenen. Dat is wat de Emmausgangers te horen krijgen. De Heere is opgestaan en van Simon gezien. Die Simon Petrus die Hem driemaal verloochend heeft. We weten niet waar en wat er gezegd is. Maar dat er tranen gevloeid hebben, dat weet een ieder uit Katwijk aan wie veel vergeven is.

De zon van Pasen verblijd een ieder over wie die Zon is opgestaan. De discipelen verstonden toen nog niet hoe noodzakelijk het was dat Hij die weg door de dood naar het leven ging, van Gethsemané naar Gabbatha, Golgotha. Hun hart nog gesloten. Naar de eis van Gods Hij de vloek op Zich moest nemen. Voor een van hen zijn de banden al gebroken maar bij hen nog duister.

We zien op verschillende manieren het ongeloof bij de discipelen. Vers 11. Boodschap van Maria. Als ijdel geklap, lege praat. Niet een die bedacht dat had de Heere gezegd, dat moest begeren. Wat is de vrucht van drie jaar discipelschap? Dat ze nog steeds dat zondige vlees hebben. Dat wat Paulus zegt, ik ellendig mens. Ze kunnen het zelf niet. Maar dan verschijnt de Heere Jezus aan Petrus.

Petrus had zichzelf op het randje van de afgrond gebracht. Want de Heere Jezus had gezegd, wie Mij zal verloochenen voor de mensen, zal Ik verloochenen voor de Vader. Maar het volle licht is er pas als de Heere het Zelf openbaart.

Calvijn schrijft dat het licht van Pasen maar uiterst moeizaam doorbreekt. Hoe is het nu, daar is de diezelfde traagheid. De Heere kan het volle licht in een keer op laten gaan. Maar de gewone gang is toch vaak in een geleidelijke weg zoals ook in het rijk van de natuur groei geleidelijk ontstaat.

Wanneer is de duisternis het sterkst? Octavius Winslow zegt zo mooi in zijn boekje: vlak voor het licht doorbreekt, is de duisternis het sterkst. Hij die de banden van de dood wist te ontbinden, zal ook de banden van het ongeloof breken. Hoop en vrees. Soms is er hoop, dan vrees. Hij is van Simon gezien. En dan vrees, als Hij komt menen ze dat het een geest is en zijn ze bevreesd.

Matthew Henry: de Heilige Geest spreekt in het hart geen andere taal dan in het Woord. Hij komt in een andere gedaante. De Heere wil verder leiden. Niet dat het blijft schuchter. Hij wil verder leiden. Door het Woord. Wat hebben wij alle reden om het Woord getrouw te lezen. Als u zegt ik heb daar geen tijd voor, dan vrees ik dat u ook geen tijd hebt om gered te worden. Dan hebt u blijkbaar alle tijd om verloren te gaan. Dan wacht de eeuwige duisternis. Zalig die niet gezien heeft en nochtans geloofd zal hebben.

Amen.

 

Zondag 1 mei 2022 – Triumfatorkerk Herstelde Hervormde Gemeente Katwijk – ds. P.J.T. van den Herik – Schriftlezing Markus 16 vers 9-18