Hersteld Hervormde Gemeente, Driebruggen, 18.30 uur

 

Psalm 81:1

Belijdenis (Artikel 17 NGB, van de wederoprichting van de gevallen mens)

Psalm 145:3

Gebed

Schriftlezing Mattheus 15:21-28 (http://www.biblija.net/biblija.cgi?m=Matte%FCs+15%3A21-28&id47=1&l=nl&set=10&pos=0, “In Katwijk ben ik bezig met volgorde. Vanmorgen doopdienst, daarom ook sporen naar doop en opvoeding, maar dat zal, denk ik, niet hinderen. Het gaat over de Kananese vrouw”)

Psalm 86:3,8

Prediking

Psalm 81:12

Psalm 145:6

 

Preekaantekeningen

[19.02 uur] Gemeente, de eerste teksten van het gedeelte, vers 21 en 22, zijn gelijk al evangelieverkondiging. Meestal als we dit lezen zeggen we: bij vers 23 begint het. Het gesprek. Maar dan heb je al heel veel gemist, als je denkt dat het bij vers 23 pas echt begint. Het begint al echt in vers 21 en vers 22.

In vers 21 lezen we dat de Heere JEZUS naar Tyrus en Sidon gaat. Twee steden net over de grens. Twee havensteden. Rotterdam zouden we zeggen. Grote havensteden. Veel geld verdiend. Hele goddeloze steden. Vooral de profetieën van Ezechiël: de last van Tyrus. Bestraft vanwege overdaad. Slechte streek daar. Was de leefwereld van deze vrouw. Leefde in een van de meest slechte streken van de wereld.

In vers 22 nader aangeduid: Kananese vrouw. Werd ook Kanaän genoemd. Deut. 13:22. Woonden aan de zee. Klopt: waren zeeplaatsen. Hoorde deze vrouw dus bij. Daarom: Kananese vrouw. Ze woonde erbij. Laatste is ernstig. Want, de Kanaänieten, waren een volk, bijzonder lagen onder de vloek van God. Juist de Kanaänieten. Wat zei Noach? Vervloekt zij Kanaän. Hier staat: een Kananese vrouw. Extra nadrukkelijk. Niet zomaar. Nee, bij de vervloekte. Dat wil dit zeggen. Dus deze vrouw lag ook onder de vloek van God. Voor deze vrouw was geen hoop, geen toekomst. Ze kon maar een ding. Verloren gaan. En anders niks. En dan lezen we hier. Dat HJ uitgerekend deze streek van de vervloekten, uitgerekend slechtste gebied ter wereld, gaat daar naar toe. Is dat evangelie? Ik zei al: begint in vers 21. Dus vul in: Hij zoekt vervloekten op. Hij gaat vervloekten opzoeken. Daar in die stikdonkere verlorenheid. Daar vind je een van de prachtigste juwelen van genade. Zo’n groot geloof in Israël niet gevonden.

Geloof op aangrijpende manier gaat beproeven. U kent de geschiedenis. De vrouw komt met grote nood naar de Heere Jezus toe. Mijn dochter is deerlijk van de duivel bezeten. Je moet maar zo’n kind hebben. Helemaal in de greep van de satan. En ze gaat. Met die pijn. En die ontzetting. Naar de HJ toe. En het verdriet. En de angst. En de pijn is van d’r gezicht te lezen. Geloof je ’t niet? Het verdriet straalt uit d’r ogen. Ze is bijna radeloos. Wat moet je? Je zou maar een kind hebben, van de duivel bezeten.

Wat zegt de Heere Jezus dan? Als die vrouw voor Hem staat. Staat er zo koel: Hij antwoordde haar niet een woord. Da’s ook een antwoord he. Da’s ook een antwoord. Ze kreeg als antwoord geen antwoord. Antwoordde haar niet een woord. Verderop krijgt ze wel woorden. Gelukkig, wel iets beter. Nee, nee. Als Hij gaat spreker, dan erger, hopelozer, verschrikkelijker, onmogelijker. Waarom doet Hij dat? Waarom zo moeilijk? Waarom gaat Hij haar zo neerdrukken? Ach, dat kan niet. Te erg. Te zwaar. U vraagt van het arme vrouwtje teveel. U vindt het bijna onbarmhartig. Zo aangrijpend. U zegt het niet, maar denkt het wel. Waarom doet Hij dat?

Verschillende redenen te noemen. Een is duidelijk: zo des te heerlijker kracht van het geloof zichtbaar zou worden. Door beproeving doorstaan, hierdoor zichtbaar onzegbare kracht van het geloof. Allesoverwinnende kracht. 1 Johannes 5: dit is de overwinning, die de wereld overwint, ons geloof. Met geloof kun je een hele wereld overwinnen. 1 Johannes 5 vers 4 [citeert nogmaals]. Hele wereld mee kunt overwinnen. Een kracht! Werkelijk onoverwinnelijk.

Samuël Rutherford heeft een boekje over dit onderwerp: De beproeving en zegepraal van het geloof (http://www.iclnet.org/pub/resources/text/nederlandse/rutherford-bzg.html). Schrijft hij: in deze geschiedenis zien wij dat het geloof zelfs God overwint! Zal theologisch niet kloppen, maar het is wel waar. Is wel waar. In deze geschiedenis, weinig geschiedenissen in de bijbel, waar het zo doorbreekt, als deze geschiedenis. Daarom deze beproeving. Niet omdat de Heere houdt van somberheid, donkerheid (denken we wel eens, jongeren ook). Maar brengt mensen wel in moeite en beproeving. Opdat des te heerlijker de kracht van Zijn werk zichtbaar zou worden.

Als we deze geschiedenis niet zouden hebben gehad. Stel u voor: zou ontbreken. Dan hadden we toch een van de bemoedigende, opwekkende voorbeelden van geloofsoefeningen moeten missen! Daarom staat deze geschiedenis in Gods Woord. Zelfs onder de meest moedbenemende omstandigheden volhardt. Zich niet af laat wijzen. Maar dat het dwars door alles heen volhardt. En uiteindelijk ook alles ontvangt en niet beschaamd wordt. Da’s geloof.

Waarom gepreekt worden vanavond? Met maar een bedoeling. Opdat vanavond een moedeloze, een hopeloze, die in meest ellendige, verschrikkelijke omstandigheden verkeert, moed zou krijgen, hoop zou scheppen. Misschien moet je zeggen: in opvoeding zo weinig mee gekregen. Geloof, bekering, rechtvaardigheid. Ik heb het ook nooit mee gekregen. Ik weet het niet zo goed. Als ik het eens zoveel wist. Maar ja, dat heb ik niet. Als je maar weinig kennis hebt, ik heb ook al geen blijdschap, anderen hebben zekerheid. Maak ik nooit mee. Anderen krijgen een antwoord, ik nooit. Ik krijg alleen een afwijzing. Alleen afwijzing. Lijkt wel alsof de deur voor mij op slot zit. Deze geschiedenis leert ons dat ondanks alle omstandigheden, alle hoop laten varen, wie op Hem hoopt en op wie Hem aanhoudt, de nood kan hoog zijn, je zult niet beschaamd worden. Je zult krijgen wat je begeert. Zoals deze vrouw uiteindelijk gekregen heeft wat ze begeert. Groot is uw geloof. U geschiedde gelijk gij wilt.

Wat wil je nou? Vanavond? U geschiedde gelijk gij wilt. Wat wil je nou? Waarom naar de kerk gekomen? Wat wil je d’r mee? Waarom geeft u uw kinderen een christelijke opvoeding? Wat wil u daar mee? U geschiedde gelijk u wilt. Je lees uit de bijbel. Je bidt. Wat wil je ermee? Wat willen we nou? Ik wil dit: Heere, Gij Zone Davids, ontferm U over mij. Wil u het ook? Daarom al die dingen. Ontferm U mijner.

We komen een moeder tegen die worstelt voor d’r kind. Van de duivel bezeten. Is verschrikkelijk. Ik moet het toch zeggen: zijn we allemaal. Als we niet het bezit van God zijn, dan zijn we bezit van de boze. Als je niet kunt zeggen: ik ben bezit van God, dan ben je het van de boze. Is wat. Maar wat doet die vrouw? [2x] Gaat met hopeloze ellende naar Christus. Ontferm U mijner. Is dat nou je uitzien? Kom je daarom tot Hem? Blijf je daarom steeds maar weer tot Hem komen? Kun j je daarom niet meer bij Hem vandaan blijven? Deze vrouw niet meer weg te slaan.

Wat zijn we lauw he. Is dat de Heere aangrijpen? We zitten in de kerk, twee keer, heel goed. Lezen drie keer uit de bijbel, netjes leven. Is dat alles wat je wil? [2x] of wil je meer? Kun je Hem geen rust meer laten? Totdat Hij doet wat je wilt? Jonge mensen, wat wil je nou? Als je niks wil, krijg je niks. Deze vrouw. U geschiedde gelijk gij wilt. Ontferm u mijner. Ah, dat is die geschiedenis van vanavond wel zo’n uitermate bemoedigende en vertroostende geschiedenis. U geschiedde gelijk gij wilt. Wat is uw bede? Het zal u gegeven worden. Wat is uw verzoek? Het zal u geschieden. Dat zei Ahasveros he, die goddeloze tyran, tegen Esther. Wat is uw bede? Zal Ahasveros beter zijn dan God? Zal Hij dan niet doen wat ik verzoek? Hier zie je het bevestigd. [2x] Heb je genoeg aan reformatorisch zijn zonder God. Kan niet. Gebeurt wel. Zijn er zat die ’t proberen. En die het daar best in uit kunnen houden. U toch niet? Jij toch niet? Moet je toch niet willen. Tevreden met dooie buitenkant en lege binnenkant? Deze vrouw niet: ik wil alles. Als we daarmee tevreden zijn, dan ook waar: u geschiedde wat gij wilt. Als je zonder God wilt blijven, dan zul je ook zonder God zijn. Dan ook: geschiedde gelijk gij wilt. Da’s ook waar. Moet ik ook zeggen. Bijbel is niet zo ingewikkeld. Je krijgt wat je zoekt. Wat je niet zoekt, zul je ook niet krijgen. Dat leren we uit deze geschiedenis.

We gaan terug. Ik zou drie dingen willen noemen vanavond. Drie dingen. Eerste plaat: het geloof kan niet zwijgen, maar roept. Deze vrouw. Ze had alles tegen. Ze was een heidin. Een extra. Onder de vloek lag. Ze kon niet zwijgen. Ze zweeg niet. Hij antwoordde haar niet een woord. Maar ze zweeg niet. Toen Christus zweeg, zweeg zei niet! Als het ware tegenhouden, zodat Hij niet verder kon niet lopen. Haar gebed werd keer op keer niet verhoord. Maar ze zweeg niet. Al haar hoop en al haar verwachting op Hem gevestigd. Vast gegrepen. Vast besloten: ik laat U niet gaan. Gemeente, twijfel niet aan Christus. Twijfel niet aan Zijn macht, aan Zijn gewilligheid, al voel je geen vrede en blijdschap in je hart. Al heb je geen zekerheid. Nochtans: heb hoop op God. Deze vrouw. Als ze geen hoop had op God, dan was ze toch achter elkaar weg gelopen? Nog erger: tenslotte horen uit Gods eigen mond dat het voor haar niet was.

Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis van Israël. Ik ben alleen gekomen zegt de Heere daar voor Mijn volk en daar hoor jij niet bij. Ik ben voor jou niet gekomen. Zo staat het hier. Voor Mijn volk. Jij bent een heidin. Jij staat er buiten. Dat hoort deze vrouw letterlijk uit de mond. Ik denk dat het echt de enige keer in de Bijbel is dat er staat: het is niet voor jou. Iemand op de wereld reden had om radeloos te zijn, was het deze vrouw. Dominee, ouderling die dat zegt. Nee, ontzettend, uit Gods mond. Niet voor jou. Nou, als God dat letterlijk, hoorbaar zegt, dan moet je alle hoop laten varen. Ik ben echt voor eeuwig verloren. Als je eigen hart het niet zegt, maar God zelf zegt het hier. Dan kun je stoppen met bidden he. Stoppen met zoeken en vragen. Dan heeft het toch echt geen zin meer. Niet voor jou zegt de Heere.

En toen ging die vrouw heen, gebogen hoofd, tranen. Staat dat zo? Toen ging ze bedroefd en verslagen naar huis. Staat er niet! Ze zwijgt niet. Ze spreekt. Geloof spreekt. Heere, help mij. Alsof ze helemaal niet heeft gehoord wat Hij zei. Help mij. Het geloof redeneert niet, maar doet. Grijpt aan. Rutherford weer, in dat boekje: groot geloof om een verbergend God aan te grijpen en aan te blijven roepen. Een afwijzend, afstotend God. Wat een groot geloof.

Een hond he. Zo praten ze in Israël over de heidenen. Voor een heiden? Haal je je neus op. Hond, onrein. U krijgt huisbezoek van de week. En hij zegt: u bent een hond. Ik schat dat hij niet zolang binnen zal zitten. Zo is het echt tegen haar gezegd. Ik overdrijf niet. Letterlijk. Een onrein dier. Niet waard om aangekeken te worden. Nou, toen is die vrouw briesend van verontwaardiging weggelopen. Het zal maar gezegd worden. Wat zegt ze? Het is onvoorstelbaar. Ja Heere, kijk maar, ze wordt niet boos. Waarom niet? Omdat ze voelt dat Hij gelijk heeft. Een hond, een onreine, bevlekte, verdorven, schuldig, zwart, dat ben ik. Het is waar. [2x] Een onwaardige, een vuile. Ik ben het. Ze stemt toe. Waarom? Nou deze vrouw verwacht ook niet dat ze verhoord wordt omdat ze er recht op heeft. Eigenlijk wel heeft verdiend. Of omdat ze zo ernstig, verbroken kan smeken. Ze steunt niet op iets goeds in haar. Maar enkel en alleen op het hart van Jezus. En wat is dat voor een hart? In Nieuwe Testament: brandt van ontferming. Steunt niet op kracht van haar gebeden. Maar op kracht van Christus. Maar was ze diep bewust van volslagen rechteloosheid, vervloekte Kanaänitische, ja Heere, vervloekt, verhinderde haar gebeden niet. Zwijgt niet. Zelfs nu niet. Nochtans, nochtans, dwars door alle onmogelijkheden heen: Heere, help mij. Al zou je je de slechtste zondaar buiten de hel voelen, maar dit, dit gelovig, dit hopend, op genade, al maakt het gevoel van je eigen verdorvenheid en onwaardigheid je zo moedeloos en bedroefd, maar bid en bid! Zoals deze vrouw doet. Je verlossing hangt er niet van af. Niet wat u moet hebben en wat u moet zijn.

Gemeente, wij hoeven niet meer te zijn dan leeg. Opdat alles van Christus te ontvangen. Al laten wij nou vanavond niks zijn, ben je daar nou mee tevreden? Opdat Christus alles zou zijn. Genade te ontvangen hoef je niet meer te zijn dan een hond. De slechtste. De minste. Maar zwijg niet. Deze geschiedenis leert: onze God verhoort zelfs honden. Het geloof zwijgt niet. Al heeft het duizend redenen om te zwijgen. Nochtans roepen.

Tweede punt. Geloof redeneert niet. Dat ook nog. Geloof aanbidt. Vers 22. Vers 25: ze bidt. Heere, help mij. Geloof smeekt, maar niet redeneren. Helemaal niet twisten met God. Wat U nou zegt, kan niet, da’s te hard. Als geloof gaat redeneren, is het geen geloof meer. Stop vervloekte rede, zei Pascal. Zwijg vervloekte rede. Onderwerp u aan God. Had ik maar zus en zo, hele avond redeneren, heeft niks met geloof te maken.

Deze vrouw redeneert niet. Geloof is God niet langer tegenspreken. Het eens zijn met God. Zonder tegenwerpingen. Zonder voorbehoud. De Heere zegt: je bent een hond. Wat zeg je? Ja Heere, dat ben ik. De Heere zegt: het hoort niet dat brood voor kinderen aan onreine dieren wordt gegeven. Is waar Heere, ik heb er geen recht op. Wat de Heere zegt en doet, ze is het eens. Spreekt Hem geen ene keer tegen. Krijgt meest verschrikkelijke antwoorden. Wat de Heere ook zegt, wat de Heere ook doet, ze is het met Hem eens. Gaat als het ware aan Zijn kant staan tegenover haarzelf, erkent Zijn soevereiniteit. Volstrekt met God eens. Zegt niet: ja, maar. Ja maar, als. Of: maar, zou. Nee, niks he. Geen tegenspreken. Geen tegenwerpingen. Als die wet nou vanavond zegt: je bent schuldig. Mee eens. Je bent het onwaardig. Ja, Heere. Opdat alle mond gestopt worde. En de gehele wereld verdoemelijk zij. Voordat die mond gestopt is. Wat doen kinderen en pubers, tegenspreken. Voordat vader en moeder uitgesproken zijn, blaffen ze al weer. Wat een wonder als het tegenspreken eens gestopt worde, gaat zwijgen. Is er een moment gekomen dat je bent gaan zwijgen? Dat het klaar was? Dat je alleen nog maar kon zeggen: Ja Heere? Niet slaafse onderwerping. Niet uit onmacht. Maar uit hartelijk erkennen. Het is waar. Een hartelijke goedkeuring. Mond gestopt worde.

We willen nog wel wat evangelie. Daarmee wel eens, met evangelie. Maar niet eens met de wet. We willen veel evangelie, liefst weinig wet, of helemaal geen wet. Ben je het eens geworden met de wet? Die tegen mij is? Ik ben slecht en de wet is goed. Ja, wij draaien het om. Totdat mijn mond gestopt wordt. Romeinen 7. Alzo is dan de wet heilig… Zeg je daar Amen op? Het brood is wel voor de kinderen, niet voor jou. Ja Heere.

En dan het derde punt vanavond. Het geloof zwijgt niet. Redeneert niet. Weet je wat God wel doet? Het derde: het geloof pleit. Want al krijg je de meest moedbenemende antwoorden die ooit iemand heeft kunnen krijgen. Toch heeft ze hoop. Toch heeft ze moed. Het is waar. Ik ben een hond. Maar Heere, U bent toch Zelf naar dit land gekomen? Vers 21 en vers 22. U bent toch Zelf hierheen gekomen? Ik ben een hond. Maar, zegt ze. Maar nu gaat het geloof vindingrijk worden. Maar ik ben geen hond van de straat. Maar onder de tafel. Ik was een hond van de straat, zover was ik van U vandaan. Maar nu tot U gekomen. Een volle tafel. Overvloedige evangeliemaaltijd. Heere, dan zijn er toch wel wat voor mij? En voor m’n dochter? Ik ben een dochter, akkoord, maar wel onder de evangelietafel. Heere, U bent toch niet met overvloed gekomen om mij te laten verhongeren?

Ik zei vanmorgen in de doopdienst, doopdienst onder de evangelietafel. Als rechtelozen, dat is waar. En als onreine, dat is waar. Mijn kind van de duivel bezeten. Maar onder de evangelietafel. Hond op straat krijgt niks. Wij zitten niet op straat, maar onder de evangelietafel. Onder de tafel van Gods verbond zei ik vanmorgen. Maakt het dan verschil uit? Hond van de straat of onder de tafel? Ik denk het wel. Hond onder evangelie en verbond? Romeinen: voordeel van de jood? Besnijdenis. Doop. Paulus: nuttigheid. Wat is het nut? Veel. Op allerlei wijzen. Op heel veel verschillende manieren. Dit is wel het eerste: woorden Gods toebetrouwd. Gods beloften. Evangelie. Christus aangeboden gekregen. Christus is ons geschonken.

Vorige week in Katwijk preken over de Doop. Maakt het veel uit of je gedoopt bent? Veel uit, weinig uit of niks uit? Paulus zegt: het maakt veel uit. Deze vrouw had dat begrepen. Waarom zegt ze: waarom zou de Heere nou naar mij toekomen met tafel van het evangelie? Waarom mij geven vanuit de volheid? Vol evangeliebeloften, -vermaningen, -onderwijzingen, vol van Christus. Al Zijn schatten. Spreuken 9: die tafel, tafel toegericht, zij nodigt, komt, eet van het brood, drink van de wijn die ik gemengd heb.

Toen zei ik vanmorgen: ouders, vertel wat een volle tafel ons geschonken is. Vertel ons van de overvloed die ons wordt aangeboden. Deze vrouw, onder de tafel, zegt ze. Wij zitten, ik zeg het met eerbied, wij zitten onder de tafel bij Christus. O zegt deze vrouw, dan moet er toch een kruimel, een kruimel Heere zij. Ik ben een grote zondaar. Wel een zondaar die u de genade hebt bewezen dat die het evangelie mag horen. Wij mogen zeggen: wij mogen het evangelie horen. Belofte zelfs verzegeld aan de doop. Hand op ons gelegd. Was niet die dominee, maar God. Heere, als U mij nou zo opzoekt, wat voor bedoeling zou U daarmee hebben? Wel horen, maar niet ontvangen? Zo dicht tot mij gekomen met als bedoeling mij te verwerpen? Volle evangelietafel zo dichtbij gebracht om mij voor eeuwig te verhongeren. Toch gekomen: opdat ze leven en overvloed zouden hebben. En dat is waar het geloof van deze vrouw op steunt. Ze stond overal buiten. Nergens recht op. Maar, een ding, ik zit bij U onder de tafel. Wat een wonderlijke geloofspleitgrond. Wat een wonderlijke verbondspleitgrond. Wij zitten onder de tafel. En met die wonderlijke pleitgrond heeft ze Christus overwonnen.

Nog een keer Rutherford: hier zien we dat de Heere oprechte waagstukken beloond. En ze heeft een overvloed ontvangen. Gemeente, nog een keer. Wij zitten bij Christus, ik durf het bijna niet te zeggen, doe het in alle eerbied,

Wij zitten aan tafel, kinderen aan tafel, verbondsvolk. Zo zal ik het eigenlijk moeten zeggen. We zitten in de gemeente en niet buiten. Maakt dat verschil? Paulus zegt: veel, op allerlei wijze. Die vrouw kreeg zo’n hoop en zo’n moed. Zulk een vriendelijke, goede, royale gedachten van God. Dat is nou geloof. Goed denken van God. Niet oppervlakkig. Wij moeten niet oppervlakkig denken van God. Sommige mensen denken dat. Niet doen hoor, oppervlakkig doen. Goed denken van God. Artikel 7, onze goede God. Zelfs toen Adam en Eva grootste zonde hadden bedreven.

Hier zitten vaders en moeders: heb nou maar geen goede gedachten van jezelf en van je kinderen. Honden, ja Heere. Maar heb verwachting van God. Spreek met je kinderen met verwachting over God. Opdat zij en wij allen zouden bidden met verwachting, zoeken met verwachting, kloppen met verwachting. Al ben je dan een hond. Want, zegt Psalm 86, want Heere, Gij zijt goed. Gaarne vergevende. In dat oudhollands. Gaarne vergevende. Zo is God. Van grote goedertierenheid. Zelfs tot honden die U aanroepen. Als er dan bij de Heere zo’n overvloed van genade is, en gewilligheid, zal Hij dan te karig zijn om een kruimel te geven aan een hongerige hond? Voor die vrouw was die ene kruimel meer waard dan tienduizend werelden. Die ene kruimel, dat vroeg ze ook voor haar kind. Een kruimel van Christus. Wat zoeken wij voor onszelf? Wat zoeken wij voor onze kinderen? Kijk uit, dat is de andere kant, dat je de evangelietafel niet veracht.

In de woestijn zeiden ze, over dat manna, Psalm 78 zegt: de Heere richtte een tafel aan. Weet je wat ze zeiden? Onze ziel walgt van dit zeer lichte brood. Ontzettend. Verwaardigd om van de tafel te mogen eten, meer dan kruimels. Weet je wat ze deden? Ze walgden ervan. Ze zeiden: geef maar Egypte. Kijk uit, kijk uit, dat we het niet verachten. Het manna. Het manna is Christus. Hij die uit de hemel is neergedaald. Het leven geeft. Christus. Bijna te erg om te zeggen, onze ziel walgt van Christus, ten diepste zeiden ze dat. En ze zeiden: geef mij maar Egypte. Kan dat? Kan dat? Vanavond? Dat je walgt van Christus. Eigenlijk te vreselijk om te zeggen. Ja, dat kan. Als je zijn tafel veracht. Zijn genade veracht. Zijn gezelschap, gemeenschap veracht. Als je zegt: geef mij maar Egypte.

Ik zei vanmorgen in Katwijk: ik ben bang, ik ben bang, dat er hier veel zitten die meer belangstelling hebben voor Egypte dan de evangelietafel. Ik ken deze gemeente niet. Ben je meer bezig met Egypte? Waar het meest mee bezig? Afgelopen week? Thuis, op je werk, school, heel goed. Tijd nodig voor ontspanning. Tijd over had je ook. Waar toen je hart? Bij de tafel of bij Egypte? Wat je krijgt wat je zoekt. Heel eenvoudig. Hier Egypte zoekt, zal je de eeuwigheid er doorbrengen, verloren Egypte. Hier de tafel zoekt, boven aanzitten. Deze geschiedenis onweerlegbare bewijs. Het zal Tyrus en Sidon, Mattheus 11, verdraaglijker zijn in de dag van het oordeel, als je dat veracht. Zie dan toe dat je dien die spreekt, niet verwerpt. Die nodigt. Niet verwerpt. Die vrouw.

We gaan eindigen. Die vrouw hield aan. Kreeg een volle tafel. Nu zit ze voor eeuwig aan die tafel. Groot is uw geloof. U geschiedde gelijk gij wilt. Wat was nou het grote geloof van die vrouw? Veel verwachtte van God. Geloof is niet ingewikkeld. Veel verwachtte van God. Kon niet zwijgen. Ik hoop dat je aan die kenmerken beantwoordt. U geschiedde gelijk gij wilt. Spurgeon over deze preek zei: deze vrouw kreeg wat een carte blanche. Wat u wil, gebeurt. Een blanco volmacht. Invullen wat ze wilde hebben. Nou ga ik eindigen. Wat gaat u invullen? U krijgt een blanco volmacht mee naar huis. Wat ga je nou invullen? De Heere zegt vanavond: Opent uwen mond… Op grond van Mijn trouw verbond. Heere, mij ontbreekt anders. Hindert niet, hindert niet. Al wat u ontbreekt, schenk Ik zo gij ’t smeekt. Mild en overvloedig. Zo is God. Amen. [20.00 uur]