In de tijd van Nehemia is Jeruzalem herbouwd: de muur rondom de stad en de tempel in de stad. En dan gaat het over wie daar in Jeruzalem wonen. Ze zijn onder te verdelen in drie groepen: oversten, mensen op wie het lot was gevallen en zij die zich vrijwillig aandienden. Jeruzalem wordt beschreven als de heilige stad. Daar vond de verzoening plaats: het offer van het Lam. Christus gaf alles op om vrijwillig naar deze wereld te komen. Hij heeft Sion werkelijk begeerd.

Nehemia 11 vers 1-3: ‘[1] Voorts woonden de oversten des volks te Jeruzalem; maar het overige des volks wierpen loten, om uit tien een uit te brengen, die in de heilige stad Jeruzalem zou wonen, en negen delen in de andere steden. [2] En het volk zegende al de mannen, die vrijwilliglijk aanboden te Jeruzalem te wonen. [3] En dit zijn de hoofden van het landschap, die te Jeruzalem woonden; (maar in de steden van Juda woonden, een iegelijk op zijn bezitting, in hun steden, Israël, de priesters, en de Levieten, en de Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo)’.

Jeruzalem de heilige stad

Gemeente, hier en thuis, we hoorden vorige week van die indrukwekkende verbondevernieuwing. Opnieuw van harte aan de Heere toegewijd. Hem opnieuw liefde en trouw beloofd. Zelfs schriftelijk met pen en papier bevestigd. Wij willen voor de Heere leven.

In hoofdstuk 11 komen we eigenlijk opnieuw een verbondsvernieuwing tegen. Te maken met alle terreinen van het leven. Wat is er aan de hand? Muren staan er weer. Binnen 52 dagen staan die muren weer binnen Jeruzalem. Niet te geloven. En die tempel staat er weer. Maar er woonden geen mensen. Nehemia 7 vers 4. Weinig volk. Handje vol mensen en de huizen niet gebouwd.

Er stond een muur en een tempel en voor de rest ongeveer niks. Jeruzalem, dat weten we allemaal, daar klopt het hart van Israël geestelijk en natuurkundig. Hoe kan dat als er geen mensen zijn? Eigenlijk een vreemde situatie: eigenlijk een lege stad. Hoe komt dat? Met duizenden terug uit Babel en gingen overal wonen behalve in Jeruzalem.

Vreemd?! Niet zo vreemd als je bedenkt dat Jeruzalem het brandpunt is van de haat tegen de Joden. Sanballat en Tobias we hebben het gelezen. Wie wil daar gaan wonen? Beter maar achteraf gaan wonen dan in Jeruzalem. En nog een andere reden: die muren waren er niet. Wie wil daar gaan wonen? Overal gaan wonen. Zeventig jaar. Dat is een tijd. Akkers weer een beetje klaar aan het maken. Hun wijngaarden aanleggen, zeventig jaar niets aan gedaan. Land was een wildernis. Na veel inspanningen zo dat land weer wat opgebouwd.

Wie heeft dan zin om dat te gaan verlaten? Dat achter te laten waar je al je tijd en energie aan hebt gegeven. En dan Jeruzalem spoorstad. Helemaal opnieuw beginnen. Ja ze zongen wel zoals wij vanmorgen: Jeruzalem dat ik bemin, wij treden uwe poorten in. Ze dienden hun eigen leven, eigen gemak. Jeruzalem, stad van God. Tempel, altaar. Jeruzalem daar woonde God.

Maar ze hadden eigenlijk geen zin bij God te wonen, uit verzoening te leven. God te dienen. Eigen leven opgebouwd en dat vonden ze best wel zo. Om met de Heere, voor de Heere en met de Heere te leven. Laat mij maar hier. Herkenbaar hè? Komt zo’n geschiedenis ineens dichtbij. Moet ik God gaan dienen? Ik heb mijn huis, gezin, liefhebberijen. Zondag ook nog naar de kerk maar laat mij verder met rust.

Helemaal op mijzelf gericht, mijn eigen leven. Paulus schrijft in Filippenzen 2 vers 21. Zij zoeken allen het hunne en niet wat van Christus is. Over die christengemeente, niet over de heidenen. Die christenen die gedoopt waren, misschien wel aan het Avondmaal. Christenen, ze zoeken allen het hunne en niet wat van Christus is. Lieve mensen, hoe is dat bij ons? Vorige week zat je hier. Wat heb je gezocht? Het mijne of het zijne?

Gericht op mijzelf. Bezig met mijzelf. Ik niks te kort kom, maar de Heere op alles te kort komt. Ik ben er fel op als ik iets te kort kom. Maar lig je er ook wakker van als de Heere wat te kort komt? Of je nou zestien bent of oud bent. Ze hadden geen behoefte bij de verzoening in Jeruzalem, bij het Lam te zijn. Of zegt dat Lam je niks?

Heb je deze week gedacht aan het Lam, gebeden om het Lam? Of heeft het Lam je niks te zeggen. Kijk uit als je zo druk bent met jezelf bent, want dat loopt slecht af. Wie ver van U de weelde zoekt, vergaat. Het staat er en gebeurt ook echt. Als je zo doorgaat ga je verloren. Het staat er echt. Maar dan Asaf: maar het is mij goed, mijn zaligst lot, nou wat? Wat is het heerlijkst wat je kunt bedenken? Nabij te wezen bij mijn God. Laat mij maar in Jeruzalem wonen, en die anderen maar bij hun centen. Ik heb wat beters.

De hadden geen zin in Jeruzalem te wonen. Want dat kostte teveel: jezelf. Die prijs vonden ze te hoog. Maar er is er Een geweest die heeft Sion werkelijk bemind. Voor Hem was die prijs niet te hoog. Hij was bereid alles te verlaten. Zijn kroon en troon. Alles prijsgeven voor Sion. Zo lief had Hij zondaars, Sion. Genade. Genade voor Zijn zondbloed verwierf, liefde, liefde dat u hebt gedaan.

Hij had alles over om in Sion te wonen. Wat een zegen dat het niet van ons afhankelijk is. Maar die Ene Hij bleef trouw. Hij heeft de fundamenten van Sion gefundeerd in Zijn bloed. Jesaja 28 vers 16. Zegt de Heere: Ik leg een Grondsteen in Jeruzalem, een beproefde Steen. Wie is het? Een kostelijke Hoeksteen. Moet ik het nog zeggen? Dat is Christus. Die wel vast gegrondvest is. Daar kan de duivel tegenaan beuken maar blijft staan, is vast. Hij bewaart en vermeerdert Sion. Hij zorgt voor bloei.

Want Sion wordt van God begeerd. Dat kleine landje op de kaart. Hier sprak Hij die het al regeert. Daar zal Ik wonen naar Mijn lust. Hier is in eeuwigheid Mijn rust.

Wat zal men antwoorden aan de bode van het volk? Dat de Heere Sion gegrondvest heeft. Opdat de bedrukten van Zijn volk daarin een toevlucht zouden hebben. Een bedrukte, een moedeloze, een hopeloze, die zegt het is verloren, het is voorbij. Dat de Heere Sion gegrond heeft. Dat de bedrukte daarin een toevlucht zou hebben om Christus’ wil. Dat tegen een moedeloze gezegd wordt: kom tot Sion. De plaats tot behoud. De plaats van zaligheid.

We gaan verder. Wie gaan daar wonen in dat onbewoonde Sion. Drie soorten mensen. Oversten. Mensen die ingeloot worden. En vrijwilligers. Allereerst die oversten. Dat waren de leiders van het volk. Als wij weer werkelijk Jeruzalem weer Jeruzalem moeten maken, dan moeten we niet op het volk wachten maar zelf het voorbeeld geven. Zij hebben werkelijk alles verlaten om in Jeruzalem te gaan wonen uit liefde tot de Heere en Zijn dienst en Zijn kerk.

Wat hebben onze jonge mensen dringend behoefte aan goede voorbeelden. Woorden hebben we genoeg. Maar nog meer dan woorden levende voorbeelden. Dat ze van dichtbij, hopelijk in eigen huis, wat het is de Heere te dienen. Dat ze weten van de aanvechtingen en vreugde. Dat ze het kunnen zien van dichtbij. Niet alleen kunnen horen maar ook kunnen zien. Ben ik als vader of moeder een voorbeeld? Dat die kinderen zeggen dat ze graag willen zijn als vader, als moeder.

Als ambtsdragers. Wij zijn de leiders. Oversten. In alle bescheidenheid. Wij staan vooraan. Broeders, zijn wij voorbeelden in Godsvrucht? Er worden hier in Katwijk nog altijd namen genoemd. Veertig, vijftig jaar na hun dood worden die mannen nog genoemd. In al hun eenvoudigheid, misschien amper de lagere school. Mensen met misschien ook wel hun gebreken maar je proeft het die Godsvrucht. Soms met twee drie zinnen genoeg en geen preek nodig om te zeggen.

Heere, mag ik zo een voorbeeld zijn voor anderen? Heere, bewaar mij ervoor dat ik door mijn gedrag een verhindering zou zijn. Dat kan ook. Als kinderen zeggen, als ik zie hoe mijn vader en moeder leven, dan ben ik klaar met het christelijk geloof. Paulus: wees mijn navolgers. Dat zou ik niet durven zeggen, Paulus wel. En de anderen tot een voorbeeld hebt. Ik zou het niet hardop durven zeggen maar dit is eigenlijk de norm hè. Paulus was een voorbeeld en God geve door genade dat wij voorbeelden zijn.

Tweede groep: die uitgeloot worden. Een uit tien en die negen dan elders wonen. Toen procent. Het moet wel gebeuren maar niet door mij. Laat een ander dat maar doen. Het is goed dat het gebeurt maar niet door mij. Goed dat het gebeurt. Evangeliseren in Den Haag. Dat is toch goed dat het gebeurt? Anders stonden er hier driehonderd mensen, anders drie. Kerkvoogdij. Praktisch. Moet wat gebeuren. Moet wat gebeuren, maar niet door mij.

Eentiende zal naar Jeruzalem verhuizen. Dat is wat. Alles achter laten. Het is ook wel heel aangrijpend geweest. Van de grond af aan beginnen. En met vreemden uit heel Israël daar samen wonen. Er wordt geloot, de tienden. Zo krijgt de Heere Zijn deel.

Eigenlijk was niet tien procent voor de Heere? Van de oogst. Eigenlijk meer. Hoeveel meer dan? 50%? Of heeft de Heere recht op 100%? Eigenlijk niet op tien procent, maar alles. Nu is de Heere zo goed dat Hij zegt tien procent is voor Mij en het overige mogen jullie in overvloed van leven. Zelfs de oudste zoon moest gelost worden. Alles was van de Heere.

Het was eigenlijk een belijdenis: eigen horen wij allemaal in Jeruzalem. Dat kan niet het hele volk daar wonen. Maar die tien procent wees erop, alles voor de Heere. En de loting lieten ze aan de Heere. Dat is een les vanmorgen. Lodestein zei het al in een gedicht: wat ik denk en wat ik doe, behoort het al de hemel toe. Huis, ik woon daar om de Heere te dienen. Portemonnee schrijf daar maar op: voor de Heere. Ja eten en drinken kopen, maar alles voor de Heere. Mijn vrije tijd, mijn geld. Dan steel je. Je mag het wel gebruiken. Maar het is alles van Hem.

En dan nog een derde groep: er zijn er die zich vrijwillig aanboden. Eigen, spontane keuze. Vers 2. Dat is wat geweest. Vrijwillig gegaan. Hoe kwamen ze erbij? Om daar vrijwillig voor te kiezen. Verbrand al je schepen achter je. Dat kan maar een ding zijn geweest: diepe liefde tot God en diepe liefde tot Christus. Tempeldienst. Dat moet doorgaan. Ze hadden alles los willen laten omdat de Heere alles voor hen geworden was. Ze zouden graag in Jeruzalem gaan wonen. Want daar is God. Als een jongen en meisje elkaar lief hebben, dan willen ze graag bij elkaar zijn. Daar in Jeruzalem, daar is God.

Daar stond het altaar. Die verzoening. Daar wil ik wonen. Mijn hart o hemelmajesteit is tot uw dienst en lof bereid. We zingen het en is het waar? Of is het een leugen? Niet tot Uw dienst bereid, liever iemand anders. Drie vrijwilligheid is een van de kenmerken van het geloof. Die vrijwilligheid is een van de kenmerken. De Heere wil nooit gediend worden uit dwang, uit verplichting. Als iemand denkt het moet maar van die Bijbel horen.

Als er liefde is. Jongen en meisje. Jongen zegt niet: nu moet ik naar mijn meisje. Bij liefde verdwijnt al het moeten. Iemand zei eens: ‘De Heere houdt er alleen maar vrijwilligers op na’. Psalm 110: Uw volk zal zeer vrijwillig zijn. Op de dag van Uw heerkracht. Dat betekent op de dag dat Hij mij te sterk wordt, die liefde.

Altijd maar het minimum. Altijd uitvluchten om maar niet de Heere te dienen. Maar als Zijn genade een werkelijkheid wordt. Wat Hij voor mij deed, dan alles voor Hem over. Wat ik voor Hem over heb is toch niets bij wat Hij voor mij deed. Als Hij zo bitter wilde lijden, wat kan ik dan voor Hem doen? Bij het kruis wordt iedereen een vrijwillig. Dat dierbare Lam. Dan kijk je anders tegen je tijd aan, spullen aan, je gezin aan. Dan krijg je echt een hele andere kijk. Op de achtergrond dat Lam. Dan kijk je anders tegen die bezwaren aan om Hem te volgen. Dat lijden, smaad, verlies. Als het licht van Christus erover is gaan schijnen.

Als Zijn liefde van Hem over je is uitgestort, dan ga je Hem liefhebben. Steeds weer naar dat Lam. Mag ik nuttig zijn. In dat Godgewijd leven is zo’n zegen en rijkdom. Zou je het willen? Vrijwilligers gezocht. We zijn hier niet van de Pinkstergemeente. Steek je hand maar op. Dat gaan we niet doen. Maar er moet een antwoord komen. Een vraagteken is de Heere niet tevreden mee.

Ann Judson. Rond 1800. Vader was schatrijk. Elk weekend dansfeesten. Kon niet op. Leven van luxe en genieten. Negentien jaar. Wonderlijke wijze gered. Ze had negentien voor zichzelf geleefd, nu wilde ze in de zending. Kwam zendeling Judson tegen.

Naar Birma te gaan, Myanmar. In de buurt bij Vietnam. Zag de anderen nooit meer terug. Wil je met mij meegaan? Niet oud wordt. Medische zorg nul. Ben je bereid om met mij te gaan om daar het Evangelie te brengen?

Ik voel mij volmaakt gewillig om al mijn vrienden en aardse genoegen op te geven, als ik de vreemde de nabijheid van God maar mag genieten. Door te brengen in de dienst van God, of dat in Birma of Amerika is. Om een eeuwigheid lang in Zijn tegenwoordigheid door te brengen. O Jezus, mag ik voor U leven en verder niets. Negentien jaar. Dat is wat. Ze is 36 jaar geworden. Om de Heere een eeuwigheid te dienen. Daar is ze nu mee bezig met eerbied te spreken. Kan ook in Amerika zeggen bij wijze spreken. En ik duizenden andere voorbeelden noemen. Heere, ik verlang voor u te leven en verder niets. Is dat uw gebed?

Nog een ding. Vers 1 en verder in vers 18. De heilige stad Jeruzalem. Het komt niet vaak voor in de Bijbel. Jeruzalem niet zomaar een stad maar een heilige stad. Omdat God daar woonde. Omdat alles en iedereen gericht is op God. Net zoals in de hemel, alles op God gericht. Dat is heilig. Wees heilig, want Ik ben heilig. Dan moet je bij Christus zijn geweest, bij die verzoening. Geheiligde mensen zijn niet mensen die het steeds beter gaan doen, maar die Hem steeds meer lief gaan krijgen. Dat wordt zichtbaar in een geheiligd leven. Zo was dat bij die vrijwilligers in Jeruzalem.

Hier in Katwijk. Een geheiligd leven hoef je gelukkig niet voor naar Jeruzalem. Een christen beschouwt iedere plaats als een heilige plaats omdat God overal is. Waar ik woon en waar ik ben. Want God is overal. Zo gaat hij verder: zo behoort hij elk onderdeel als een heilige roeping te zien omdat elk onderdeel voor God is. Er is geen andere vroomheid, dan in de gewoonheid van het dagelijkse leven. Elke taak geheiligd. Hoeft niet naar Birma. Jeruzalem, de heilige stad. Laten we eerlijk zijn: dat klinkt mooi maar daar is wel bitter weinig van terecht gekomen.

Als je de Heere mag dienen, dan is het je verdriet dat er zo bitter weinig van terecht komt. Daarom verlangen naar die hemelse stad Jeruzalem. Daarom zijn zij voor de troon van God en dienen Hem dag en nacht. En die voor de troon Zijn zullen Hem overschaduwen dag en nacht. Lieve gemeente, verlangt u naar dat Jeruzalem?

Amen.

Zondag 13 februari 2022 – Triumfatorkerk Herstelde Hervormde Gemeente Katwijk – ds. P. den Ouden – Schriftlezing Ezra 1:1-5 en Nehemia 11:1-3