Na de opstanding van de Heere Jezus verschijnt Hij aan Zijn discipelen. Eerst is Thomas er niet bij maar bij de tweede keer wel. Het willigt zijn verzoeken in en bewijst daarmee dat Hij mildelijk geeft en niet verwijt. De belijdenis klinkt uit de mond van Thomas: mijn Heere en mijn God. Het is die ene Naam waarop  onze hope gesteld is.

Johannes 20 vers 27-28: ‘[27] Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand, en steek ze in Mijn zijde; en zijt niet ongelovig, maar gelovig. [28] En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn God’.

Gemeente, een dienst als vanavond is een bijzondere dienst. Allereerst, laat ik het maar heel breed trekken. Dit gaat de hele gemeente aan. Toen deze lidmaten gedoopt zijn, stond er in het formulier kinderen van de gemeente. Niet alleen van vader en moeder maar ook kinderen van de gemeente. De gemeente ook verantwoordelijk voor deze kinderen. Ook voor de kinderen der gemeente. Ik hoop van harte dat u met uw gebeden deze lidmaten omringd. Ook de vaders, moeders, grootouders misschien meeluisteren.

Het is niet bepaald vanzelfsprekend. Er zijn nogal wat jongeren die komen niet zover. Wat een pijn, wat een tranen. Dan mogen we als ouders, grootouders dankbaar zijn. Niet omdat ze beter zijn en wij het als ouders beter hebben gedaan. Dan kun je vanavond alleen maar zeggen: dank u Heere.

[…] Ter zake, vanavond, belijdenis doen wat is dat. Daar willen we naar gaan luisteren vanavond. Thomas doet belijdenis. Maar laten we er goed op letten, het gaat uiteindelijk niet om Thomas, al gaat het wel over Thomas, maar om wie Christus is.

De belijdenis van Thomas

1. Een ongelovige Thomas;

2. Een genadige en geduldige Heere;

3. Een heerlijke belijdenis.

In deze geschiedenis leren we Thomas kennen en dat valt niet mee. Maar meer nog de Heere. Wie Hij is, hoe Hij is, wat Hij doet. Bij Thomas.

1. Een ongelovige Thomas

Ik hoef er niet zoveel bij stil te staan. We kennen de geschiedenis. Zelfs een uitdrukking: ongelovige Thomas. Heere opgestaan, Paasavond. Wat was dat goed. Maar niet voor Thomas. Waarom niet? Hij was er niet bij. De discipelen zaten bij elkaar, maar Thomas ergens zat hij in een isolement. Eenmaal wilden Thomas treuren tot zijn dood toe. Toen Christus stief op Golgotha hield het leven voor Thomas als het ware op.

De zon van zijn leven ging als het ware onder. Donker en nooit meer dag. Aan de ene kant kun je Thomas een beetje begrijpen. Als het van binnen donker en dood is. Dan heb je de neiging om je terug te trekken maar daar word je niet beter van. Dat is een eerste les. Om in je verdriet juist de ander op te zoeken, de gemeenschap. Als we verlangen naar leven, dan moeten we de samenkomst opzoeken.

De Heere heeft op alleen zijn geen zegen belooft. Maar wel op het samen komen: waar twee of drie bij elkaar zijn, daar ben Ik. Thomas moest het missen. Bij de discipelen was het licht op gegaan maar Thomas zat in zijn eentje in het donker. Ik wil het niet hardop zeggen: het was zijn eigen schuld.

Bij Thomas was het niet alleen ongelovigheid. Maar ook een eigen koppigheid. Hij zegt alleen maar bits als antwoord op hun blijdschap en vreugde. Als ik niet mijn vinger steek in zijn handen. Klinkt boosheid in door.

In de grondtaal staat het dubbel: ik zal het niet, niet geloven. Thomas bijt zich als het ware vast in ongeloof. En daar hebben wij ook wel een handje van. Omdat we het bij onszelf herkennen. Maar hoe begrijpelijk het lijkt, het is toch fout. Ongeloof is nooit goed te praten. Er is geen enkel argument te noemen voor ongeloof. Ongeloof is zonde. Er zit zelfs zou je haast zeggen iets hoogmoedigs achter.

Er zit iets hoogmoedigs in. Hoe kom ik daarbij? Thomas wist de Schriften. Psalm 16. Zoals Jona drie dagen in de walvis. Jona had het woord. Al die woorden waren hem ook door Christus verteld. Getuigenis van Christus erbij. En daarbij ook de discipelen: de heerlij is waarlijk opgestaan. Drievoudig getuigenis had hij. Het Woord, getuigenis van Christus en getuigenis van de discipelen. Hoogmoedigs in.

Waar komt hij mee aan? Ik. Thomas gaat de Heere als het ware een eigen behandeling voorschrijven. Het eigen Woord van God, getuigenis van de Heere en van de discipelen was niet genoeg van hem. Thomas gelooft niemand, alleen zichzelf. Als ik het niet zie en als ik het niet voel. Ongeloof. Kijk uit, het is ten diepste zondig.

Zalig zijn zij die niet gezien hebben en nochtans zullen geloven. Maar wat is het herkenbaar. We gaan maar niet boven Thomas staan. Wat hebben wij er een moeite mee de Heere te vertrouwen. Eerst moet ik het wel zien en wel voelen. Ze kunnen praten en preken wat ze willen. De Heere zegt vanavond: zalig zijn zij die niet gezien hebben en nochtans zullen geloofd hebben. Ik zeg niet dat het geloof buiten de beleving gaat. Er wordt wat gezien en beleefd. Maar het is niet de grond.

Dat is de valkuil van Thomas. De zekerheid in het gevoel. Maar dat is drijfzand. Zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en nochtans zullen geloofd hebben. Waar rust het geloof anders op dan op de gewisse belofte van de Heere.

2. Een genadige en geduldige Heere

Hoe reageert de Heere op dat koppige, hardnekkige hart van Thomas. Het eerste is dat de Heere hem op wil zoeken. De tweede keer als Thomas er wel bij is richt de Heere Zich meteen tot Thomas. Dat is wel ontroerend. Hij komt hem persoonlijk opzoeken. Thomas zoekt Hem niet maar Hij zoekt Thomas. Dat ene afgedwaalde schaap. Maar wat een Herder.

Die ene ongelovige twijfelaar is Hem zoveel waard om hem op te zoeken. Dat is de les en troost. Zoals Hij toen dat afgedwaalde schaap opzocht. Hij duwt ongelovige twijfelaars niet weg maar zoekt ze op. Ook vanavond, dat is toch prediking. Vanavond zoekt de Heere jou op. Ik sta hier niet zomaar een toespraak te houden. Hij doet de moeite ze op te komen zoeken. Klaag Hem maar je nood, je verwarring en tobberijen. Hij zal je niet verachten.

In de wereld moet je het goeddoen. Zwakke kanten proberen een beetje weg te moffelen. Maar bij de Heere mag je het vertellen. Mijn hart zit zo vol met ongeloof en duisternis. U hebt hem er toch uitgehaald. En wat doet de Heere nog meer?

Hij zoekt hem op maar bestraft hem ook. Hij doet het wel zo liefdevol dat je bijna niet in de gaten heb dat het een bestraffing is. Hij bestraft Thomas. Ik lees in deze tekst geen harde verwijten. Geen boze woorden. Een les voor ons. Toen ik hiermee bezig was, toen ook betrekken op mijzelf. Wat kun je als dominee soms harde woorden zeggen. Niet maar zo wat zachte woorden spreken. Dat doet de Heere ook niet. Wat kunnen we mensen met harde woorden om de oren slaan.

Als je de woorden leest: ik moet eerst mijn vinger in Zijn wond steek, en hand in Zijn zijde. Hij meende het ook. Hoe durf je dat te zeggen, Thomas. Dat is een absurde eis. Dat is toch wel heel ongepast, dan zal ik het heel netjes zeggen. Maar de Heere berispt hem niet. Wat doet de Heere? Hij komt hem heel geduldig tegemoet. Thomas kom dan maar.

De Heere hurkt naast Thomas neer op het niveau van zijn verdwaasde ongeloof. En Hij zegt er achteraan: wees niet ongelovig maar gelovig. Zo gaat Hij met zijn absurde eisen om. Hoe diep wilde de Heere bukken. Ik lees hier geen verwijten. Indien iemand vanavond wijsheid nodig heeft, vul maar in, geloof nodig heeft, dat hij ze van God begere, die mildelijk geeft, en nu komt het, niet verwijt. Thomas is het levende bewijs. Die met zijn schuld tot Hem vlucht.

Anders zou je wegblijven. Als je naar iemand toegaat en je weet het regent verwijten. Had je niet beter op kunnen letten. Dan ga je niet meer. Het is wel erg met je, maar zul je niet wegblijven? Er is een Heere die mildelijk geeft en niet verwijt. Gelooft u, geloof jij, dat de Heere ook vanavond zo is?

Wat hebben wij vaak harde gedachten van God. Bij een God waar we beter uit de weg kunnen blijven. Die je toch niet hoort en tranen niet ziet. Maar hier vanavond zien we hoe de Heere werkelijk is. Zou dat geen aanmoediging zijn om met ons ongeloof tot Hem te komen en op Zijn ontferming te hopen.

[…] Het klaagt me zo aan. Hier zitten er wat die belijdenis hebben gedaan. Twintig jaar geleden. Zestig. Al die jaren. Wat heb ik ervan terechtgebracht? Mijn jaren een berg van schuld. Maar denk dan niet aan Thomas maar aan de Heere die Thomas opzocht.

3. Een heerlijke belijdenis

Als de Heere zo vriendelijk en zacht die ongelovige Thomas opzoekt, dan kan die koppige Thomas daar niet tegenop. Dan moet hij het prijsgeven. Dan mag hij het zo hartelijk en spontaan belijden: Mijn Heere en mijn God. Spurgeon: een hartelijke belijdenis komt altijd uit een verbroken hart. Wat is Thomas klein geworden. Toen hij zag wie hij was, toen brak zijn hart. Onvernuftig hart, toen werd Thomas klein. Toen verdampte zijn redeneren. Nu gaan jullie belijdenis doen met een verbroken hart. Met een hart dat klein geworden is.

Toen had Thomas geen bezwaren meer. Dan is belijdenis doen niet moeilijk meer. Ik zou haast zeggen: dan gaat het haast vanzelf. Mijn Heere en mijn God. Dat geldt niet alleen de belijdeniscatechisanten. Maar als wij vanavond de knieën buigen, met een verbroken hart. Dan kun je het met Thomas alleen maar stamelen: mijn Heere en mijn God.

Is dat eigenlijk wel een belijdenis? Het staat er haast karig. Mijn Heere en mijn God. Is dat nou zo’n bijzondere belijdenis. Een paar algemene woorden. Kijk uit, kijk uit. Als Thomas het zo mag uitroepen, dan is het niet anders dan zeggen: Heere U bent mij alles. Asaf: wat zou mijn hart wat zou mijn oog nevens u toch lusten, Heere u bent mij alles.

Lieve mensen, ik hoop dat u het alles wel eens mee hebt gemaakt, onder een preek, of thuis, de Heere overkwam en je hart brak. Dat je het net als Thomas alleen maar uit kon snikken: mijn Heere en mijn God. Bij Thomas wordt het waar. Vele laatsten zullen de eerste zijn. Thomas was echt de laatste. Maar let op, nou wordt Thomas de eerste. In een keer is hij al die andere broeders ver voorbij.

Hij wordt de eerste die hartelijk belijdt dat de Heere God is. Petrus heeft het uitgeroepen: U bent de levende God. Bij Thomas wordt het persoonlijk: mijn Heere en mijn God. Een persoonlijke belijdenis. Die bruid uit het Hooglied. Mijn liefste is mijn en ik ben Zijne. Dat woordje mijn draait het om. Als je dat niet zegt, zeg je ten diepste niks. Geloof en liefde doet zeggen: mijn. Dat ik zoveel in Hem mag zien. Zo aan Hem mag overgeven.

Gemeente, hebben wij ons zo aan Hem overgeven. En mijn hart toevertrouwd? Asaf: mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed. Zijn er momenten in je leven geweest dat je het niet kon verzwijgen. Dat kleine woordje mijn. Maar tegelijkertijd, dat moet ik erbij zeggen, kijk uit dat je bij dat woordje mijn blijft steken. Mijn Heere, Mijn God. Zeg dat alsjeblieft niet oppervlakkig. Daar gaat de kerk aan ten onder. Als je dat op goede gronden kan zeggen. Kijk wel uit. Al is de worsteling goed, maar kijk wel uit.

Het gaat om dat woordje dat er achter staat. Het woordje Christus. Om die Heere en die God. Anders kun je bij dat woordje mijn blijven hangen. Als je vanavond daar mee blijft tobben. Mijn Heere en mijn God. Dan moet je zijn bij die Heere en God. Ga dan naar die Heere en die God. Die ook het mijne wil doen horen en laten geloven. Hij heeft het Thomas ook geleerd. Maar Hij kwam en de Heere werd alles.

Toen durfde Thomas te zeggen: mijn. Vanwege die Naam die er achterstaat. Er bij blijven hangen en je komt er een leven niet verder mee. Dat kleine woordje mijn stelt in verbinding. Heere tot U vlucht ik, tot U zucht ik, op U vertrouw ik, op U bouw ik. Dat woordje mijn. Het gaat om die namen die er achter staan.

Het gaat erom, laat ik het zo zeggen, dat je het niet zegt maar gebruikt. Gebruiknaam. Niet inlijsten. Het zal je niet verder helpen als je het niet gebruikt. Zoals Thomas. Dat doet delen in de volle vreugde. De volle naam zit erin opgesloten.

Hebreeën 7 vers 25. Omdat Hij volkomen kan Zaligmaken die door Hem tot God gaan. Hij is een God van volkomen verlossing en vergeving. Dat is belijdenis. Dat gaat onze naam onder. Laat Uw Naam alles zijn. Mijn hoop, mijn grond. Zegt die dichter: omdat U het hebt gedaan, verwacht Uw trouwe hulp van boven. Uw waarheid, Uw trouw, over mijn trouw zal in het maar niet hebben, zal bestaan. Uw Naam is voor het oprecht gemoed van al Uw gunstvolk goed.

Amen.

 

Zondag 24 april 2022 – Triumfatorkerk Herstelde Hervormde Gemeente Katwijk – ds. P. den Ouden – Schriftlezing Johannes 20 vers 26-31 – belijdenis van het geloof met Heidelbergse Catechismus vraag en antwoord 54 en 55