Thomas is ongelovig, hardnekkig en hoogmoedig – hij wil op zijn eigen voorwaarden geloven dat Christus is opgestaan. Christus zoekt als trouwe Herder dit afgedwaalde schaap op. Zo leren we Christus kennen. Dan breekt Thomas en belijdt hij heel hartelijk en spontaan dat Jezus zijn Heere en God is.
De belijdenis van Thomas
- Een ongelovige Thomas
- Een genadige en geduldige Heere
- Een heerlijke belijdenis
Een dienst als vanavond, belijdenis, is bijzonder. Allereerst, dit gaat de hele gemeente aan. Toen deze mensen werden geboren en gedoopt stond er in het formulier: het zijn kinderen van de gemeente. Niet alleen dat ze bij de gemeente horen maar ook dat de gemeente voor hen verantwoordelijk is. Dat zit ook in die uitdrukking. Niet alleen voor deze mensen maar ook voor alle kinderen hier. De gemeente is verantwoordelijk. Ik hoop dat u deze nieuwe lidmaten met uw gebeden en meeleven hebt omringt. We mogen dankbaar zijn dat het zover is gekomen. Ook ouders en grootouders. Het is niet vanzelfsprekend dat onze kinderen belijdenis doen. Er zijn jongeren die komen niet zo ver. Of komen niet meer in de kerk. Dat doet pijn. De Heere geeft dit. Niet omdat deze aardig en beter zijn dan de rest. Of omdat wij het beter aangepakt hebben als ouders. Nee, stil zeggen, dank U Heere. Er is niets van ons bij. Dank U dat U tot hiertoe hebt geleid.
Een bijzonder uur voor jullie. Deze winter met elkaar opgetrokken. Woord opengedaan. Gesproken over zonde en genade. Wie Christus is. Wat vergeving en bekering is. Over verzoening. Het was goed met elkaar. Al pratend gingen we zoeken. Steeds weer die Bijbel open. Ook de catechismus en Dordtse Leerregels en NGB. Ik hoop dat jullie zo voor jezelf verder gaan om net als Maria aan Zijn voeten te zitten. Dat je er maar geen genoeg van kan krijgen. Steeds weer door Hem onderwezen.
Ik weet dat jullie er ook mee geworsteld hebben. Het is geen formaliteit. Het geeft strijd. Hoe kan ik het doen als ik zie op mezelf? Ik hoop dat jullie worstelingen vragen je meer aan God heeft verbonden. Daarom doen sommigen vanavond geen belijdenis. We hopen en bidden dat de Heere voor hen een weg zal banen.
Wat is dat, belijdenis doen? Daar staan we bij stil aan de hand van Thomas. Het gaat uiteindelijk niet om Thomas. Wel over Thomas. Maar om die Christus. Van wie Thomas belijdenis mag doen.
1.
We leren vanavond Thomas kennen. Dat valt niet erg mee. Maar meer nog leren we Christus kennen. Thomas in Zijn zwakheid, dwaasheid en ongeloof. Maar ook wie Christus is, hoe Hij is. Wat Hij is.
Wie Thomas is? De ongelovige Thomas. De Heere is opgestaan. Paasavond. De Heere verscheen aan de discipelen. Dat was heerlijk en goed. Alleen niet voor Thomas. Dat was zijn eigen schuld. Hij was er niet bij. Thomas zat ergens apart. Te treuren. Geen behoefte aan gezelschap met broeders. Hij koos voor isolement. Hij wilde treuren tot zijn dood toe. Het was een grote vergissing gebleken. Toen Christus stierf hield voor Thomas het leven op. Toen Christus begraven werd, is voor Thomas nacht geworden. Het zou nooit meer dag worden. Je moet maar in de put zitten. Je kan hem misschien begrijpen. Als het van binnen dor en dood is heb je de neiging je terug te trekken. Daar wordt het niet beter van. Als we zo in de put zitten en moedeloos zijn, dan is niet de oplossing je terug te trekken en alleen te zijn. Maar juist de ander op te zoeken. De samenkomsten opzoeken. De Heere heeft op alleen zijn geen zegen beloofd. Op samenzijn wel.
Dat zie je gebeuren. De discipelen waren bij elkaar. Thomas mistte het. Thomas zat in zijn eentje in het donker. Het was zijn eigen schuld. Als we niet de onderlinge bijeenkomsten opzoeken, kan er nooit leven gaan bloeien. We hebben elkaar nodig. Bij Thomas was het niet alleen moedeloosheid. Er was een verkeerde koppigheid. Als de discipelen blij naar hem toekomen en vertellen over de Heere. Thomas neemt niet eens de moeite te vragen hoe het was. Hij zegt bits: als ik het teken niet zie, zal ik het niet geloven. Het klinkt kwaad, verkeerd. In de grondtaal staat het dubbel: ik zal niet niet geloven. Wij hebben neiging ongeloof in bescherming te nemen. Proberen we te vergoelijken. Dan komen de argumenten. We willen dan begrip hebben voor ongeloof. Maar het is toch fout. Ongeloof is nooit goed te praten. Er is geen argument te noemen waarom we begrip moeten hebben voor ongeloof. Ongeloof is zonde.
Er zit zelfs bijna iets hoogmoedigs achter. Indien ik die tekenen niet zie en mijn hand er niet in zal steken, jullie kunnen praten wat je wilt, ik zal niet geloven. Er zit iets hoogmoedigs in. Thomas wist dat Christus zou opstaan. Psalm 16 en Jona. Hij had het onderwijs van de Heere Jezus Christus. Die woorden waren hem verteld. Hij had het woord en getuigenis van Christus. En het getuigenis van de discipelen. De Heere is waarlijk opgestaan. Een driedubbel getuigenis. Thomas schuift dat allemaal aan de kant. Waar komt hij mee aan? Met ik. Ik moet het zelf. Ik moet het zelf voelen. Anders is het niet waar. Thomas gaat de Heere als het ware een persoonlijke behandeling voorschrijven. Hij moest keer hebben. Dat is in Thomas te bestraffen. Thomas gelooft alleen zichzelf. Als ik het niet zie en voel…
Ongeloof: kijk uit. Het is pure hoogmoed. Wees niet ongelovig maar gelovig! Maar ondertussen… Wat is die houding voor ons herkenbaar. We gaan niet boven Thomas staan. Wij hebben een moeite om de Heere te vertrouwen. Het Woord te geloven. En daar dan genoeg te hebben. Eerst moet ik het wel zien. Eerst moet ik het wel voelen. Anders zou ik het niet geloven. Ze kunnen praten en preken wat ze willen. Zalig zijn zij die niet gezien hebben en nochtans geloofd hebben.
Nee ik zeg niet dat geloof buiten de beleving omgaat. Er wordt wat gezien en gevoeld, absoluut. Maar het is niet de grond van het geloof. Het gaat niet buiten gevoel en beleving om. Het is de valkuil van Thomas. Dat is drijfzand. Daarom waarschuwt de Heere ons ervoor. Waar richt het geloof zich anders op? Dan op de gewisse beloften van God?!
2.
Een genadige Heere. Hoe reageert de Heere op dat koppige en hardnekkige ongeloof? Het is bijzonder dat de Heere de moeite neemt om Thomas persoonlijk op te zoeken. Bij de tweede keer richt Hij zich speciaal tot Thomas. Thomas verstrikt in zijn ongeloof. Hij zoekt Thomas persoonlijk op. Het is Hem om Thomas begonnen. Thomas zoekt Hem niet. Dat ene lastige en afgedwaalde schaap. Wat een herder hè! Hij zoekt het op als een trouwe herder. Die ene ongelovige twijfelaar. Hij neemt de moeite hem op te zoeken.
Zo is de Heere nog steeds. Dat is de les en troost vanavond. Een genadige en geduldige Heere. Hij zoekt het schaap op. Nog steeds. Hij duwt ongelovige, tobberige twijfelaars niet weg. Maar Hij zoekt ze op. Ook vanavond. Hij zoekt u en jou op. Ik sta hier niet zomaar een toespraak te houden. Hij zoekt twijfelende en verdwaalde schapen op. Hij neemt de moeite ons op te zoeken. Hij doet twijfelaars niet weg.
Klaag Hem je dwaasheid, nood, tobberijen. Hij zal je niet wegdoen. In de wereld moet je je presenteren. Je zwakte wegpoetsen. Bij de Heere mogen we komen met gebrek, twijfel, verkeerdheid. Heere, mijn hart zit zo vol twijfel en duisternis. U hebt Thomas toch niet laten lopen..? O Heere, haal mij er ook uit.
Wat doet de Heere nog meer? Hij bestraft Thomas ook eerlijk. Maar op zo’n vriendelijke manier. Je hebt amper in de gaten dat het om een bestraffing gaat. Hij is een zorgvolle herder. Geen bedreiging of harde woorden. Liefdevol. Is een les voor ons. Wat kunnen wij harde en scherpe woorden soms gebruiken. Ik betrok dit deze week op mezelf. Soms als dominee zo hard en scherp in je preek. Niet dat je zacht en zalverig moet zijn. Wel eerlijk zijn. Jezus was niet slap hier. Dat zeggen we niet. We kunnen in de preek hard en scherp zijn dat mensen daarmee bij God worden weggeslagen.
Hoe gaat de Heere met Thomas om? Thomas ging ver over de schreef. Eerst de vinger in Zijn wond steken… Moet je je voorstellen. En mijn hand in Zijn zijde. Dat meende hij. Thomas, hoe durf je! Dan ga je toch te ver. Je vinger in Zijn wonden? Werkelijk? Dat is toch ongepast? De Heere berispt hem niet. Niet: Thomas wat dwaas en goddeloos. Hij zegt: kom dan maar. Steek je vinger maar in Mijn wonden. De Heere hurkt naast Thomas neer op het niveau van zijn ongeloof. Hij komt Thomas tegemoet. Wees niet ongelovig, maar gelovig. Dat is Zijn antwoord.
Hoe diep wil de Heere bukken! Om die diepgevallen Thomas op te rapen. Indien iemand wijsheid van node heeft… Of geloof. Vul maar in. Dat hij ze van God begere. Die mild geeft en niet verwijt! Ik lees hier geen verwijt. Zo is de Heere nog steeds. Wie met schuld en armoede en ongeloof tot Hem komt. Hij verwijt niet. Anders zou je wegblijven. Als het verwijten zou regenen, dan ga je niet hè. Als je een partij verwijten zou krijgen, ga je niet. Zul je niet wegblijven schrijft Jacobus. Er is een Heere die mild geeft en niet verwijt.
Geloof jij dat de Heere ook vanavond nog steeds zo is? Wat hebben wij vaak harde en strenge gedachten van God. Dat je maar beter kan wegblijven?! Dat Hij er niet van weet? In deze geschiedenis komen te weten wie Hij werkelijk is. Is dat voor ons geen aanmoediging! Met onze zwakheid tot Hem gaan. Op Zijn ontferming te hopen. Heere, help mij!
Belijdeniscatechisanten, ik kan me voorstellen dat je er tegenop zag vanavond. Sta je voor in de kerk. Voor God ook. Kan op je af komen. Is niet vreemd. Hoe kan ik belijdenis doen? Wie ben ik? Hoe kan ik ambtsdrager zijn? Je kunt zo bedroefd en beschaamd zijn. Als de Heere nou zo genadig en geduldig is…! We leren hier Christus kennen. Dan mag je toch een beetje hoop hebben. En moed grijpen. Als Hij zo is, om zo belijdenis te doen. Dan is mijn hoop en verwachting van U alleen. Dat mag je er zeker van zijn dat Hij jullie te hulp wil komen zoals Hij Thomas te hulp kwam. Als je jezelf tegenvalt, hoe heb ik ooit belijdenis durven doen? Het klaagt me zo aan? Twee of twintig jaar geleden? Of zestig jaar geleden? Al die jaren…. Wat heb ik er van terechtgebracht. Mijn ja-woord is een berg schuld. Denk niet aan Thomas maar aan de God van Thomas. Breng dan dit dwaze, dwaalzieke schaap weer terecht.
3.
Een heerlijke belijdenis. Als de Heere zo vriendelijk en zacht Thomas tegemoet treedt, dan breekt zijn hart. Dan moet hij zijn ongeloof prijsgegeven. Dan in een keer zo spontaan zeggen. Een hartelijke belijdenis komt altijd uit een verbroken hart (Spurgeon). Thomas is hier klein geworden. Hij zag wie hij was en wat hij gezegd had. Toen brak zijn hart. O Heere, wie ben ik geweest! Ik was een onvernuftig beest. Toen smolt zijn ongeloof. De redenering verdampte. Dat de Heere met zo’n dwarsligger te maken wilde hebben. Een hartelijke belijdenis uit een verbroken hart.
Ik hoop dat jullie belijdenis doen met een verbroken hart. Een klein hart. Een belijdenis is dan niet moeilijk meer. Eerst was het dit en dat. Maar als de Heere komt, smelten de voorwaarden als sneeuw voor de zon. Dan gaat belijdenis doen vanzelf. Het kostte Thomas helemaal geen moeite meer. Dat geldt niet alleen de belijdeniscatechisanten. Als wij onze knieën buigen vanavond, dat we dat doen met een verbroken hart. Dan kan je alleen maar stamelen in je gebed. Mijn Heere en mijn God!
Je kan je voorstellen, dat je zegt: een korte belijdenis? Geen heel verhaal of ontboezeming. Is dit nou zo’n bijzondere belijdenis? Een paar algemene woorden? Kijk uit. Thomas roept dit hartelijk uit. Heere, U bent mijn alles. Dat zit erin opgesloten. Wat is belijdenis doen? Met Thomas zeggen: Heere, U bent mij alles. Asaf: Wien heb ik nevens U omhoog? Niets is er waar ik in kan rusten. Lieve mensen ik hoop dat we het wel eens hebben meegemaakt. Dat je met het woord bezig was thuis. Of onder een preek. Dat de Heere erin mee kwam. Dat je hart brak. Dat Hij alles voor je werd. Dat je uit kon snikken: Mijn Heere en mijn God! Dat machtige wonder.
Bij Thomas wordt het waar: vele laatsten zullen de eerste zijn. Hij was de laatste van de discipelen. Hij is in een keer de andere broeders ver voorbij. Hij is de eerste die hartelijk belijdt dat Christus de Zone Gods is. Hij belijdt het ook: mijn Heere en mijn God. Die andere discipelen hebben de opstanding beleden. Petrus beleed Christus als de Zone Gods. Hier is het ‘mijn’. Heel hartelijk en persoonlijk. Dus niet een algemene belijdenis. Mijn liefste is mijn en ik ben zijn (Hooglied). Het draait om ‘mijn’. Als je dat niet zegt, zeg je ten diepste niets. Geloof en liefde doen zeggen: ‘mijn’. Zoveel in Hem zien. Ons aan Hem toevertrouwen. Hebben we dat al gedaan? Asaf: Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed? Zijn er momenten geweest dat je het niet meer kon verzwijgen. Dat kleine woordje ‘mijn’, daarin zit de volle rijkdom van Christus.
Kijk wel weer uit dat je al te veel bij ‘mijn’ blijft steken. Kan je zeggen: ‘mijn’ Heere? Zeg het niet te oppervlakkig. De kerk gaat eraan ten onder. Al is de worsteling goed, blijf er niet in steken. Dan blijf je steken bij ‘mijn’ en kom je niet verder. Het gaat om wat er achter staat. ‘Mijn’ stelt in verbinding met of doet delen in: Christus. Het woordje is cruciaal. Maar het gaat om die Heere en God. De oplossing ligt in die naam erachter. Als je nou tobt, je moet zijn bij die Heere! Ga naar die Heere en God! Die wil dat doen leren zeggen en geloven. Hij is zo genadig en barmhartig en geduldig. Thomas kon het eerst ook niet. Maar daarna wel. Hij zag op die Naam. Kijk uit dat je niet bij dat ‘mijn’ blijft hangen. Ga naar die Naam. Heere, God, Ontfermer. Het ‘mijn’ stelt met Hem in verbinding en doet delen in Christus’ rijkdom. Tot U vlucht ik! Tot U zucht ik. Op U bouw ik. Op U vertrouw ik. Het gaat niet zozeer om dat je het kunt zeggen, maar dat je er gebruik van maakt. Niet om te bezitten en in te lijsten. ‘Mijn’ is een woordje om te gebruiken. Hem eerbiedig aanroepen!
Het hele evangelie zit in die Naam: omdat Hij die Heere is. Hebreeën 7:25: omdat Hij volkomen kan zalig maken die door Hem tot God gaan. Hij is een God van volkomen zaligheid. Belijdenis doen is dat. Laat alles van mij maar vergaan. Laat Uw Naam voor mij alles zijn. Mijn hoop, grond en troost. Mijn alles. U zal ik eeuwig loven. Omdat Gij het hebt gedaan. Ik verwacht Uw trouwe hulp van boven. Dan kan het hè. Ik verwacht Uw trouwe hulp van boven. Uw waarheid, trouw (over mijn trouw zal ik het maar niet hebben) zal bestaan. Uw Naam is van al uw gunstvolk goed.
Amen.
Hersteld Hervormde Gemeente Katwijk, Triomfatorkerk, zondag 24 april 2022, 18.00 uur. Schriftlezing Johannes 21:26-31. Belijdenis met Heidelbergse Catechismus vraag 54 en 55.